32 372 Wijziging van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden in verband met de implementatie van Europese regelgeving op het gebied van het op de markt brengen en het duurzame gebruik van gewasbeschermingsmiddelen

Nr. 93 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 mei 2012

In uw brief doet u mij de verzoeken toekomen van het lid Ouwehand die zij deed tijdens de regeling van werkzaamheden van uw Kamer op 3 april 2012. Hierna ga ik in op deze vier verzoeken.

Als eerste het verzoek om te reageren op de twee artikelen in Science over neonicotinoïden en bijen/hommels. Ik heb in een aparte brief (d.d. 17 april 2012, TK 32 372, nr. 92) aan uw Kamer mijn reactie op deze twee wetenschappelijke artikelen gegeven.

Vervolgens het verzoek om de precieze onderzoeksopdracht te sturen die ik aan Wageningen UR heb gegeven. De onderzoeksopdracht aan Wageningen UR voor het literatuuronderzoek «Neonicotinoïden en fipronil en sterfte van bijen en bijenvolken» treft u aan als bijlage I1. Ik hecht eraan op te merken dat – integenstelling tot wat mevrouw Ouwehand beweert – de auteurs van het onderzoeksrapport niet ontkennen dat neonicotinoïden gevaarlijk kunnen zijn voor bijen.

Ten derde heeft mevrouw Ouwehand verzocht om inzage in de correspondentie tussen mij en Universiteit Utrecht. De brief van 6 oktober 2011 die ik aan Universiteit Utrecht heb gezonden treft u aan als bijlage II1. Wageningen UR meldt mij dat zij hebben gesproken met de onderzoekers van Universiteit Utrecht. In dat gesprek hebben de onderzoekers van Universiteit Utrecht nadrukkelijk aangegeven geen bemoeienis te willen hebben met het rapport «Neonicotinoïden en fipronil en sterfte van bijen en bijenvolken». De Utrechtse onderzoekers gaven wel toestemming hun inhoudelijk commentaar op een conceptversie van het rapport – genoemd in hun brief van 26 september 2011, die onder andere is gestuurd aan Wageningen UR – te gebruiken. De auteurs van het rapport hebben in overeenstemming met deze wens gehandeld bij het voltooien van het rapport.

Tot slot het verzoek om een reactie op de klacht die bij de Raad van Bestuur van Wageningen UR is ingediend door een toxicoloog dat allerlei relevante studies niet zouden zijn meegenomen in het genoemde literatuuronderzoek. De Raad van Bestuur van Wageningen UR meldt mij desgevraagd dat zij tot de conclusie is gekomen dat de ingediende klacht ongegrond is. De algemene conclusie uit het onderzoeksrapport over deze klacht is dat de onderzoekers:

« (...) hebben wetenschappelijk integer en acceptabel gehandeld bij de literatuurselectie voor hun artikel en is van een schending van de wetenschappelijke integriteit geen sprake. Een review houdt niet in dat alle beschikbare literatuur over het onderwerp moet worden meegenomen. In het onderhavige geval is een duidelijke verantwoording afgelegd over de afbakening van het behandelde terrein en de onderwerpkeuze. Daardoor was het begrijpelijk dat de door (...) aangedragen literatuur niet is meegenomen. Ook de claim van (...) dat zijn artikelen onontbeerlijk zijn wijs ik af, rapporten van geconsulteerde deskundigen zowel als de hoofdredacteur van Ecotoxicology, geven aan dat dit niet het geval is. Daarnaast zijn enige artikelen en rapporten, genoemd door (...), niet opgenomen omdat deze op het moment van het afsluiten van het review nog niet beschikbaar waren (maar ze zijn wel opgenomen in het later afgeronde Nederlandstalige rapport) of omdat deze rapporten niet peer reviewed waren.»

Ik heb kennis genomen van de reactie van de Raad van Bestuur van Wageningen UR. Ik laat de ontstane discussie graag plaatshebben in de wetenschappelijke arena, waar deze mijns inziens ook thuishoort. Ik vind het niet wenselijk om hierin te interfereren.

De staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, H. Bleker


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven