Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 april 2012
Op 29 maart 2012 zijn in «Science» twee onderzoeken gepubliceerd die beide betrekking
hebben op (subletale) effecten van neonicotinoïden. Ik vind deze studies met praktijkrelevantie
van groot belang.
-
• Eén studie is verricht naar hommelvolken die bloot zijn gesteld aan pollen en nectar
met imidacloprid. De hommels zijn 2 weken gevoerd met uitsluitend gecontamineerd stuifmeel
en suikeroplossing. Deze studie concludeert dat een subletale dosis voor hommels een
negatief effect heeft op de groei van het volk en de productie van koninginnen.
-
• De andere studie is uitgevoerd met bijen die zijn blootgesteld aan de werkzame stof
thiamethoxam via voeding met suikerwater. Daar wordt geconcludeerd dat een subletale
dosis voor bijen het fourageersucces vermindert omdat bijen de weg terug naar de korf
niet vinden.
Werkzame stoffen, zoals imidacloprid en thiamethoxam, worden in de EU geharmoniseerd
beoordeeld, door EFSA (European Food and Safety Authority) en de lidstaten en goedgekeurd
na een positieve beoordeling.
De bovengenoemde studies zijn, omdat het studies betreft naar werkzame stoffen, vrijdag
30 maart 2012 door de Europese Commissie voorgelegd aan de EFSA met het verzoek om
vóór 30 april 2012 een wetenschappelijk oordeel te geven over de relevantie en kwaliteit
van de studies voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen.
De rapporterende lidstaten van de 2 werkzame stoffen, Duitsland en Frankrijk, zijn
eveneens op vrijdag 30 maart jl. benaderd. Zij zijn verantwoordelijk om valide inzichten
uit recent onderzoek met de andere lidstaten (waaronder NL) te delen. Zij komen, zo
is nu het vooruitzicht, op korte termijn met een opinie.
Direct na de publicatie van de onderzoeken heb ik het Ctgb verzocht te kijken naar
de relevantie van het onderzoek voor de Nederlandse situatie en toelatingen. Hierop
heb ik inmiddels een reactie ontvangen (bijlage 1)1. De eindconclusie van het Ctgb luidt dat «de onderzoeksresultaten van de studies
geen gevolgen hebben voor de toelaatbaarheid van de momenteel in Nederland beschikbare
middelen.
Er is geen aantoonbaar verband tussen de voorkomende blootstelling bij het toegelaten
gebruik en de geconstateerde effecten op de Nederlandse bijenpopulatie, zodat op dit
moment een ingrijpen door het Ctgb op de lopende toelatingen in Nederland niet gerechtvaardigd
is.»
Zodra ik nadere informatie heb ontvangen van de Europese Commissie en EFSA en/of uit
Duitsland of Frankrijk en deze informatie aanleiding geeft om aanvullende maatregelen
in de Nederlandse toelatingspraktijk te treffen, zal ik terstond het Ctgb daartoe
verzoeken.
De staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie
H. Bleker