32 317 JBZ-Raad

Nr. 873 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 28 februari 2024

De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Ministers van Justitie en Veiligheid en voor Rechtsbescherming en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over de brief van 23 februari 2024 over de Geannoteerde Agenda JBZ-Raad 4-5 maart 2024 (Kamerstuk 32 317, nr. 872), over de brief van 2 februari 2024 over het Fiche: Mededeling Een verenigd Europa tegen haat (Kamerstuk 22 112-3878) en over de brief van 5 februari 2024 over het verslag van de JBZ-Raad 25 en 26 januari 2024 (Kamerstuk 32 317, nr. 869).

De vragen en opmerkingen zijn op 26 februari 2024 aan de Ministers van Justitie en Veiligheid en voor Rechtsbescherming en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid voorgelegd. Bij brief van 28 februari 2024 zijn de vragen beantwoord.

De fungerend voorzitter van de commissie, Van Nispen

Adjunct-griffier van de commissie, Nouse

Inhoudsopgave

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersoon

2

Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie en reactie van de bewindspersoon

2

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie en reactie van de bewindspersoon

7

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie en reactie van de bewindspersoon

10

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie en reactie van de bewindspersoon

13

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersoon

Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie en reactie van de bewindspersoon

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben kennisgenomen van de voorliggende geannoteerde agenda. Zij hebben hier meerdere vragen over.

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zien dat de Verordening ter voorkoming en bestrijding van seksueel kindermisbruik (CSAM) op de agenda staat. Zij steunen de ambitie om online kindermisbruik te bestrijden en preventieve maatregelen te nemen om kinderen beter te beschermen online. Deze leden sluiten zich echter aan bij de zorgen en kritiek van onder andere privacywaakhonden, juridisch experts en kinderrechtenorganisaties over de proportionaliteit van de verordening. Ook herinneren deze leden de Minister eraan dat een meerderheid van de Kamer de Minister meermaals heeft verzocht niet in te stemmen met het voorstel als deze het postgeheim geweld aandoet. Het beperken van end-to-end-encryptie, de foutgevoeligheid van kunstmatige intelligentie (AI) bij client-side scanning en de massale schaal van de voorgestelde surveillance achten zij een buitenproportionele inbreuk op fundamentele mensenrechten. Kan de Minister ingaan op ieder van deze zorgen? Kan de Minister daarbij onderbouwen hoe zij de weging maakt tussen de effectiviteit van de voorgestelde maatregelen en de beperkingen die zij leggen op mensenrechten? Kan de Minister de stelling onderbouwen dat de CSAM-verordening niet zal leiden tot onterechte opsporing van onschuldige mensen die foutief zijn aangemerkt als verdacht? Welke expertkennis op het gebied van privacy en mensenrechten heeft de Minister geraadpleegd bij het formuleren van het kabinetsstandpunt? Hoe geeft de Minister bij de JBZ-raad uitvoering aan de motie-Van Ginneken (Kamerstuk 26 643, nr. 1011) die oproept om chatcontrol te allen tijde uit te sluiten in dit voorstel? Op welke manier werkt de Minister samen met gelijkgestemde landen om privacybeperkende maatregelen uit de verordening te halen, zoals de motie de Minister opdraagt? Hoe ziet de Minister de voortgang van de verordening verlopen met de verkiezingen en het benoemen van een nieuwe Europese Commissie in aantocht? Welke vertraging verwacht de Minister?

Antwoord

Het kabinet dankt de leden van GroenLinks-PvdA-fractie voor hun steun in de ambitie om online kindermisbruik te bestrijden. Het kabinet begrijpt de zorgen over de proportionaliteit van de verordening. Het kabinet deelt deze zorgen en bekijkt het voorstel kritisch. Zoals uw Kamer in een brief d.d.1 is medegedeeld wordt de motie-Van Raan (Kamerstuk 26 643, nr. 885), waarin de regering wordt verzocht end-to-end encryptie in stand te houden en (Europese) voorstellen die dat onmogelijk maken niet te steunen, uitgevoerd. Daarnaast verwijst het kabinet u naar de brief2 waarin aan uw Kamer een toelichting is gegeven over de motie-Van Ginneken.

Op dit moment is bepaalde technologie om client-side scanning toe te passen beschikbaar, maar verschilt de betrouwbaarheid ervan. Bij bestaand materiaal bestaat een zeer beperkte kans op vals-positieve resultaten. Voor nieuw materiaal en grooming is momenteel nog geen technologie beschikbaar die betrouwbaar genoeg is om het middel van een detectiebevel proportioneel in te zetten, reden waarom Nederland de detectie van nieuw materiaal en grooming buiten de Verordening wil houden. Dit is ook de inzet bij de onderhandelingen.

Mogelijk zal het Belgische voorzitterschap met nieuwe voorstellen komen om alsnog tot een algemene orientatie te komen. Hiertoe zal zij dan nieuwe voorstellen doen. Wij zijn in afwachting van deze voorstellen. Ondertussen is een akkoord bereikt om de interim- derogatie van de ePrivacy-Richtlijn3 met 20 maanden te verlengen. Hierdoor blijft het detecteren van materiaal van online seksueel kindermisbruik door bedrijven mogelijk zolang de onderhandelingen rondom de CSAM-Verordening lopen.

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie verwijzen ook naar het gezamenlijke statement van de European Data Protection Board (EDPB) en de European Data Protection Supervisor (EDPS), gepubliceerd op 14 februari. Deze leden sluiten zich aan bij de nogmaals geuite zorgen. Kan de Minister een reactie geven op het gezamenlijke statement? Is de Minister bereid om samen met andere kritische lidstaten de zwaarwegende inbreng van de Europese privacywaakhonden serieus te nemen en hun zorgen te beantwoorden bij de onderhandelingen over de CSAM-verordening? Hoe kijkt de Minister naar de reacties van onder andere Offlimits en de Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen (AFKORTING?)die ook aangeven bezorgd te zijn over de effectiviteit en proportionaliteit van de verordening? 4 5 Is de Minister van mening dat het huidige voorstel te weinig aandacht heeft voor preventieve maatregelen? Deze leden vragen verder of de Minister bekend is met de uitspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) van 13 februari 2024 (no. 33696/19), waarin wordt geconcludeerd dat het beperken van end-to-end-encryptie leidt tot een ontoelaatbare beperking van mensenrechten. Kan de Minister reageren op dat vonnis in relatie tot de CSAM-verordening? Wat betekent deze uitspraak voor de privacybeperkende maatregelen in de verordening? Kan de Minister de gevolgen van deze uitspraak voor de verordening ter sprake brengen bij de JBZ-raad?

Antwoord

Het kabinet heeft kennisgenomen van gezamenlijk statement van de European Data Protection Supervisor (EDPS) en European Data Protection Board (EDPB). Het kabinet neemt deze inbreng zeer serieus en betrekt de daarin uitgebrachte zorgen bij de onderhandelingen. Het kabinet kijkt kritisch naar de aspecten van het voorstel waarmee inbreuk wordt gemaakt op een aantal grondrechten. Een inbreuk op het recht op privéleven, het recht op gegevensbescherming, het recht op vrijheid van meningsuiting en het telecommunicatiegeheim van burgers mag alleen als deze noodzakelijk is en overigens voldoet aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit en de bijzondere eisen die de Grondwet aan beperkingen op grondrechten stelt.

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zien dat in het kader van het bestrijden van drugshandel en de georganiseerde criminaliteit wederom de Havenalliantie op de agenda staat. Deze leden achten het van grote meerwaarde dat het voorkomen van de rekrutering van kinderen en jongeren door criminele netwerken een van de zes hoofdprioriteiten is waar het Belgische voorzitterschap dit semester op inzet. Kan de Minister concreet ingaan op voorstellen die in het kader hiervan in de Havenalliantie kunnen worden gemaakt? Kan de Minister toelichten of de afspraken ook structurele controles behelzen, zoals het scannen van containers die op de havens aankomen dan wel vanuit de havens vervoerd worden? Kan de Minister toelichten welke effectieve initiatieven Nederland of andere lidstaten in het kader hiervan zouden moeten overnemen en welke wet- en regelgeving dan zou moeten worden aangepast?

Antwoord

Op 24 januari 2024 is de EU-havenalliantie, voorvloeiend uit het initiatief van Nederland en België, gelanceerd in Antwerpen waar de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid bij aanwezig was. Het kabinet onderstreept het belang van publiek-private samenwerking in de strijd tegen drugshandel en verwelkomt daarom dit initiatief van de Commissie. Op dit moment is de Commissie nog bezig met de concrete uitwerking van de havenalliantie maar de focus zal niet liggen op het tegengaan van het rekruteren van jongeren. Nederland heeft de Commissie meegegeven graag actief betrokken te worden bij deze uitwerking, gezien onze ervaringen op het thema. Daarnaast worden de best practices zoals geïdentificeerd in de thematische Schengenevaluatie over drugssmokkel via logistieke knooppunten gebruikt. Voor deze evaluatie is er tevens een bezoek gebracht aan Rotterdam, waardoor succesvolle Nederlandse initiatieven zoals het hebben van een nationaal plan van aanpak tegen drugssmokkel, het hebben van een HARC-team en het opzetten van publiek-private samenwerkingen zijn opgenomen. Nederland blijft de Commissie meegeven dat het belangrijk is dat Europese havens weerbaarder worden tegen drugssmokkel, mede om waterbedeffecten binnen Europa te voorkomen. Een verscherping van de internationale havenbeveiligingswet de International Ship and Port Facility Code (ISPS-code) of gelijke richtlijnen van de interpretatie van deze wet kunnen hierbij behulpzaam zijn. Deze wet focust zich nu namelijk op het tegengaan van risico’s van terrorisme op haventerreinen, Nederland en België pleiten ervoor om in de focus ook de risico’s van georganiseerde criminaliteit mee te nemen. Op die manier worden havens verplicht om zichzelf te weren tegen risico’s van georganiseerde criminaliteit.

Daarnaast riep het verslag van de informele bijeenkomst van de JBZ-raad op 25 en 26 januari 2024 in Brussel nog enkele aanvullende vragen op bij de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie. De Minister schrijft hierin dat zowel in Nederland als in andere landen veel onderzoek is gedaan naar preventie van (georganiseerde en ondermijnende) jeugdcriminaliteit, en dat hierdoor goed zicht is op de algemene risico- en beschermende factoren voor (jeugd)criminaliteit. Hoe worden deze inzichten meegenomen in de afspraken binnen de Havenalliantie en welke lessen kunnen hieruit getrokken worden voor het Nederlandse (preventie-)beleid? Worden de inzichten van het European Crime Prevention Network in de Havenalliantie en binnenlands beleid over preventie van jeugdcriminaliteit voldoende meegenomen?

Antwoord

De inzichten uit zowel nationaal als internationaal onderzoek worden actief gedeeld en besproken met alle deelnemende gemeenten aan de brede preventieaanpak »Preventie met gezag». Een voorbeeld hiervan is de (in opdracht van het Ministerie van Justitie en Veiligheid) door Bureau Beke uitgevoerde kennissynthese van nationaal en internationaal onderzoek naar risico- en beschermende factoren voor ingroei en rekrutering van jongeren in de georganiseerde criminaliteit. Samen met gemeenten en onze partners bespreken we hoe lokale interventies aansluiten op deze factoren. Tegelijkertijd zoeken we ook de verbinding met het European Crime Prevention Netwerk (EUCPN) via onder andere een actieve bijdrage van Nederland aan expertsessies en het EUCPN congres op 17 en 18 april a.s., en delen we relevante inzichten uit deze bijeenkomsten en het netwerk via onze lerende aanpak met de gemeenten.

De Havenalliantie focust zich specifiek op de samenwerking met Douane, Politie en private partijen om drugssmokkel via logistieke knooppunten tegen te gaan. Het rekruteren van jongeren valt daarom niet binnen de scope van de alliantie. De Commissie heeft het wel gedefinieerd als prioriteit voor hun brede strategie om georganiseerde criminaliteit tegen te gaan.6

De leden van GroenLinks-PvdA hebben met grote belangstelling kennisgenomen van het bereikte akkoord over de richtlijn ter bestrijding van geweld tegen vrouwen en van huiselijk geweld op 6 februari 2024. Zij lezen dat vrouwelijke genitale verminking, gedwongen huwelijken, het zonder instemming delen van intieme beelden, cyberstalking, cyberintimidatie en online aanzetten tot haat of geweld met de nieuwe richtlijn EU-wijd strafbaar worden gesteld. Deze leden willen echter nogmaals hun verbazing en enorme teleurstelling uiten over het feit dat het op EU-niveau strafbaar stellen van verkrachting mede door toedoen van Nederland uiteindelijk de tekst niet gehaald heeft. Kan de Minister uitleggen of dit ook in de ministerraad is besproken?

Antwoord

Zeker, de geannoteerde agenda voor de JBZ-raad op 8 en 9 juni 2023, waarin het Nederlandse standpunt wordt weergegeven, is op gebruikelijke wijze voorbereid, namelijk via de interdepartementale Coördinatie Commissie voor Europese integratie- en associatieproblemen (CoCo), gevolgd door de ministerraad.7

Deze leden lezen, in navolging op de opmerkingen die de Minister hierover in de Tweede Kamer heeft gemaakt, dat er twijfels rezen of het EU-verdrag daar een passende rechtsbasis toe biedt. Zij vragen de Minister, die bij deze leden bekendstaat als voorvechter van vrouwenrechten binnen onze landsgrenzen, of zij bereid is om druk te blijven uitoefenen in Brussel om te bezien of en hoe deze juridische twijfels kunnen worden weggenomen zodat verkrachting op termijn alsnog op EU-niveau strafbaar kan worden gesteld, ook als dat niet binnen het huidige akkoord is. Hoe staat de Minister hiertegenover? Hoe gaat de Minister ervoor zorgen dat met de huidige richtlijn Nederlandse vrouwen beschermd worden in de EU-landen die het minder nauw nemen met het Verdrag van Istanbul en met de aangenomen richtlijn waar verkrachting – zoals wij dat hebben gedefinieerd als seks zonder toestemming – niet in is opgenomen?

Antwoord

De richtlijn betekent voor de vrouwen en meisjes in de Europese Unie veel winst. Dit geldt vooral voor de slachtoffers van geweld. Specifiek voor de bescherming van slachtoffers van seksueel geweld includeert de richtlijn maatregelen voor de preventie van het geweld, het effectief beoordelen van de beschermingsbehoeften van geweldsslachtoffers, het voorkomen van herhaald slachtofferschap en het organiseren van gespecialiseerde hulpverlening voor alle slachtoffers van seksueel geweld, ongeacht de nationale delictsomschrijving van verkrachting. Met deze EU-richtlijn worden belangrijke en ook verplichte stappen gezet ter bescherming van Nederlandse vrouwen in alle lidstaten van de EU.

Het delict verkrachting is in alle lidstaten van de EU opgenomen in hun wetboek van strafrecht. Het kabinet acht het wenselijk dat het delict verkrachting op basis van gebrek aan instemming in alle EU-lidstaten wordt opgenomen in het strafrecht en wil tevens de bepalingen uit het Werkingsverdrag inzake de EU (VWEU) ten aanzien van strafbaarstelling van delicten in EU-wetgeving respecteren. Daarbij wijs ik erop dat Nederland deel uitmaakt van een meerderheid die dit verdrag op deze manier wil respecteren en dat gezien de stemverhoudingen dit overigens betekent dat het standpunt van Nederland niet doorslaggevend is geweest voor de exclusie van het delict verkrachting. Artikel 83 van het VWEU maakt het mogelijk de lijst van EU-delicten uit te breiden. Daarvoor is eenparigheid van stemmen in de Raad nodig en goedkeuring van het Europees Parlement. Verder moet voldaan worden aan de criteria van artikel 83, eerste lid, in het VWEU, namelijk dat het bijzonder zware criminaliteit betreft met een grensoverschrijdende dimensie die voortvloeit uit de aard of de gevolgen van deze strafbare feiten of uit een bijzondere noodzaak om deze op gemeenschappelijke basis te bestrijden. Als in de toekomst een uitbreiding van de lijst van EU-delicten aan de orde zou komen, dan zal het kabinet de Kamer daarover tijdig informeren. Een eventueel concreet voorstel kan dan in het gebruikelijke overleg tussen het kabinet en de Kamer op zijn merites worden beoordeeld.

Nederland blijft werken via het Verdrag van de Raad van Europa inzake het voorkomen en bestrijden van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld (het Verdrag van Istanboel). In dit verdrag is de verplichting tot strafbaarstelling van het delict verkrachting op basis van gebrek aan instemming opgenomen. De Raad van Europa volgt via GREVIO (Group of Experts on Action against Violence against Women and Domestic Violence) de implementatie van het Verdrag van Istanboel. Er worden geregeld rapporten uitgebracht over de stand van zaken in de deelnemende staten. Deze rapporten zijn openbaar en maken het dan ook zichtbaar als staten achterblijven. Het kabinet maakt zich internationaal hard voor de ratificatie en het daadwerkelijk implementeren van het verdrag. Over deze inzet is uw Kamer op 22 januari 2024 geïnformeerd.8

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie en reactie van de bewindspersoon

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het verslag van de JBZ-raad van 25 en 26 januari en van de mededeling over het EU-stappenplan ter bestrijding van drugshandel en georganiseerde criminaliteit, alsmede het BNC-fiche over de mededeling «Een verenigd Europa tegen haat». Zij stellen nog enkele vragen.

Verslag JBZ-raad 25 en 26 januari

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling in het verslag van de JBZ-raad gelezen dat er brede steun onder de lidstaten was voor de oprichting van een gericht netwerk van gespecialiseerde officieren van justitie op het gebied van georganiseerde misdaad. Zij steunen de lijn van de Minister om hiervoor bestaande netwerken te gebruiken. Hoe verhoudt deze steun voor oprichting van een netwerk zich tot de Havenalliantie? Deelt de Minister de mening van deze leden dat nationale opsporingsdiensten in het algemeen niet zitten te wachten op een nieuw overleggremium waarvan de taken en bevoegdheden niet geheel duidelijk zijn?

Antwoord

Het voorstel voor het inrichten van een gespecialiseerd magistratennetwerk is een uitwerking van een van de acties uit het Europees stappenplan tegen drugshandel9 en heeft als doel betere justitiële samenwerking in de aanpak van criminele netwerken. Dit voorstel staat los van de zogeheten Havenalliantie.

Bij de gesprekken over het magistratennetwerk blijft het Kabinet benadrukken dat belangrijk is om te bezien wat er al mogelijk is via bestaande structuren zoals bijvoorbeeld EMPACT, Eurojust en in concrete zaken in Joint Investigation Teams (JITs) en dat er binnen die verbanden ook op thema gewerkt kan worden. Het lijkt er echter op dat een meerderheid van lidstaten de voorkeur heeft om een nieuw gespecialiseerd netwerk op te richten. Het Voorzitterschap is voornemens dit voorstel de komende maanden verder uit te werken. Hierbij benadrukt het Kabinet dat het belangrijk is dat de bevoegdheden en taken helder worden omgeschreven en dat overlap met andere netwerken wordt voorkomen. Nederland pleit ook voor een goede organisatie van een dergelijk netwerk en stelt voor dat Eurojust hier een ondersteunde rol en daarbij passende middelen krijgt.

De leden van de VVD-fractie vragen of de Minister kan bevestigen dat zij bij gesprekken over de wenselijkheid van het betreffende netwerk, waar het gaat om de rol van het Europees Openbaar Ministerie (EOM), nog steeds handelt conform de motie van de leden Van Dam en Van Toorenburg (Kamerstuk 35 429, nr. 8) die is aangenomen bij de invoeringswet van het EOM. Deze leden vragen of zij aldus waakt voor een verdere uitbreiding van het EOM-mandaat en in ieder geval niet zonder expliciet voorafgaand overleg met de Kamer stappen zet.

Antwoord

De Minister kan inderdaad bevestigen dat de regering nog steeds conform de door u aangehaalde motie handelt. Overigens is uitbreiding van het mandaat van het EOM op dit moment niet aan de orde. De Europese Commissie is niet voornemens stappen in deze zin te zetten voorafgaand aan de evaluatie van de EOM-verordening die is voorzien in 2026.

Zij vragen ook welke rol Eurojust zou moeten vervullen bij het netwerk en wat de exacte inzet is van Nederland bij gesprekken over de verdere uitwerking en omschrijving van het gespecialiseerde netwerk.

Antwoord

Zie de beantwoording over het magistratennetwerk en de rol van Eurojust hierboven.

Zij vragen verder wanneer Zweden en Polen feitelijk zullen toetreden tot het EOM en ook een openbaar aanklager zullen leveren, en of het voorzienbaar is dat andere EU-lidstaten de komende jaren ook zullen toetreden. Ook vragen zij of de ervaringen die het EOM sinds het operationeel is heeft opgedaan met het bevriezen en confisqueren van tegoeden ook kunnen bijdragen aan het verbeteren van de afpakketen in Nederland, en zo ja, in welke mate. een nadere bevestiging dat de Minister.

Antwoord

De verwachting is op dit moment dat Polen en Zweden voor het eind van 2024 zullen toetreden. Net als bij alle andere deelnemende lidstaten zal er dan een Europese aanklager uit deze beide lidstaten moeten worden benoemd. Naar verluidt overweegt ook Ierland nu op termijn toe te treden. De inzet vanuit het EOM is nadrukkelijk gericht op het doen van vroegtijdig onderzoek naar vermogen en het daarop tijdig beslag leggen met het oog op de mogelijkheid tot ontnemen na de veroordeling. Tot op heden hebben de ervaringen van het EOM op het terrein van bevriezen en confisqueren geen nieuwe inzichten opgeleverd voor het Nederlandse beleid ten aanzien van afpakken.

Fiche: Mededeling «Een verenigd Europa tegen haat»

De leden van de VVD-fractie hebben met instemming kennisgenomen van de mededeling van de Europese Commissie van 6 december 2023 «Een verenigd Europa tegen haat», als aanvulling op het bestaande instrumentarium voor de bestrijding van racisme en xenofobie. Deze leden zijn het er zeer mee eens dat de recente toename van haatuitingen, met name gericht op Joodse burgers in de EU directe aanleiding is om niet alleen op nationaal niveau, maar ook op Europees niveau gecoördineerd beter samen te werken om bescherming te bieden en betrokkenheid van de samenleving vergroten.

De leden van de VVD-fractie onderschrijven de noodzaak voor een gezamenlijke Europese aanpak en steunen de actielijnen die worden genoemd in de mededeling. Op welke wijze wordt de Nationaal Coördinator Antisemitismebestrijding betrokken bij de geïntensiveerde Europese aanpak die de Europese Commissie vorm wil geven?

Antwoord

De Nationaal Coördinator Antisemitismebestrijding maakt deel uit van het EU netwerk van antisemitismecoördinatoren, waaronder de coördinator die door de Europese Commissie is aangesteld. Uit dien hoofde wisselt hij ervaringen uit met andere lidstaten die waar nuttig en relevant in Nederland in de praktijk gebracht kunnen worden.

Non-Paper Pyrotechnics Directive

De leden van de VVD-fractie hebben voorts met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de JBZ-raad en de bijbehorende documenten. Zij stellen nog een enkele vraag over de bijlage «Modify the pyrotechnics Directive for the sake of public order and safety». Is de Minister bereid samen met Duitsland, Frankrijk en België een gezamenlijke stuurgroep te vormen indien er op de aankomende JBZ-raad gebrek aan draagvlak is om zo snel mogelijk de Pyro-richtlijn aan te passen conform het non-paper?

Antwoord

Naast draagvlak binnen de JBZ-raad is de dit jaar te verwachten uitkomst van de evaluatie van de Europese Commissie over de zogeheten Pyrorichtlijn van belang voor het verdere proces. Afhankelijk van de uitkomsten bepaalt de Europese Commissie of er een herziening volgt. Een mogelijke herziening biedt mogelijkheden om het draagvlak te verbreden en onze ambities conform het non-paper te agenderen. Uiteraard proberen wij met andere landen gezamenlijk hierin op te trekken.

Kan de Minister bevestigen dat de inzet van Nederland is op de kortst mogelijke termijn de ambities die worden geschetst in het non-paper te verwezenlijken? Wat is daarvoor nodig?

Antwoord

Nederland streeft ernaar om de non-paper zo snel mogelijk te agenderen en de ambities te verwezenlijken. Hierbij is de steun van andere landen cruciaal. Niet alle landen ervaren dezelfde problematiek rondom de handel en het misbruik van vuurwerk. Dit heeft invloed op de snelheid van het proces. Om hierin stappen te maken is de evaluatie van de Pyrorichtlijn van belang. Ook worden er bilateraal gesprekken gevoerd met verschillende landen die dezelfde problematiek ervaren.

Kan de herziening in 2024 worden afgerond?

Antwoord

De evaluatie van de Pyrorichtlijn wordt dit jaar door de Europese Commissie afgerond, of er een herziening volgt en op welke termijn is aan de Europese Commissie. Nederland pleit voor de een herziening van de richtlijn.

Op welke termijn kunnen Europese afspraken over de herziene Pyro-richtlijn in de praktijk het verschil maken om het aantal explosies terug te dringen?

Antwoord

De herziening van de Pyrorichtlijn in lijn met de ambities in het non-paper draagt bij aan meer transparantie in de gehele keten en een aanscherping van de regels rondom de productie van vuurwerk. Hiermee wordt niet direct het aantal explosies teruggebracht, maar worden barrières toegevoegd in de keten die vermoeilijken dat het vuurwerk in de illegaliteit weglekt. Het is slechts één instrument dat bijdraagt aan de aanpak van illegaal vuurwerk en niet op zich los staand. Daarnaast wordt er door de politie en ILT al tal van acties ondernomen om te voorkomen dat vuurwerk de illegaliteit ingaat. Zo vinden er bijvoorbeeld controles plaats bij de postpakketpunten en werken de politie en het OM nauw samen om de handel in vuurwerk zo dicht mogelijk bij de bron aan te pakken. Hierin wordt al veel samengewerkt met andere landen.

Europese aanpak crimineel vermogen

De leden van de VVD-fractie vragen hoe het staat met de Europese aanpak ten aanzien van het afpakken van crimineel verkregen vermogen. Kan de Minister de laatste stand van zaken schetsen? Wanneer wordt hierover verder gesproken tijdens een JBZ-raad?

Antwoord

Op 12 december jl. is er door het Europees Parlement (EP), het Spaanse voorzitterschap van de Europese Raad (Raad) en de Europese Commissie een politiek akkoord bereikt over een nieuwe EU richtlijn betreffende ontneming en confiscatie van vermogensbestanddelen (hierna: confiscatierichtlijn).

In het verslag van de JBZ-raad van 4 en 5 december 2023 is Uw Kamer nader geïnformeerd over dit politieke akkoord. In het verslag van de JBZ Raad van 4–5 maart ontvangt uw Kamer een nadere beoordeling van de implicaties van het bereikte akkoord in vergelijking met de onderhandelingsinzet zoals omschreven in het BNC fiche van 1 juli 202210. De verwachting is dat de tekst van de confiscatierichtlijn voor de zomer ter goedkeuring kan worden voorgelegd in deze beide organen. Indien zowel het EP als de Raad formeel met het akkoord instemmen, wordt het akkoord gepubliceerd in het Publicatieblad van de EU. Het is nog niet duidelijk tijdens welke Europese Raad de formele tekst van de confiscatierichtlijn zal worden geagendeerd.

Daarnaast is het goed om het op te merken dat de Europese Commissie in het EU-stappenplan ter bestrijding van drugshandel en georganiseerde criminaliteit specifiek aandacht besteedt aan het verstoren van criminele geldstromen. In het BNC Fiche11 over dit stappenplan is aangegeven dat Nederland deze initiatieven verwelkomt en uitkijkt naar de verdere uitwerking van de Commissie van plannen voor het ontwikkelen van nieuwe instrumenten voor het opsporen van financieel-economische criminaliteit. Nederland zet bovendien in op een verdere versterking van de Europese aanpak ten aanzien van crimineel vermogen, zoals is toegelicht in het non-paper over georganiseerde criminaliteit die op 23 februari met Uw Kamer12 is gedeeld.

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie en reactie van de bewindspersoon

Algemeen

De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de stukken over de JBZ-raad van 4 en 5 maart 2024 en hebben nog enkele vragen. In zijn algemeenheid horen deze leden graag wat de prioriteiten van de Minister voor de komende tijd op EU-gebied zijn. Deze leden verwijzen onder andere naar een brief van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) van 20 december 2023 waarin de EU-prioriteiten op het terrein van SZW met de Kamer zijn gedeeld. Komt de Minister ook met een uiteenzetting van de prioriteiten op het gebied van Justitie en Veiligheid? Zo ja, op welke termijn kan dit worden verwacht?

Antwoord

Het kabinet heeft er voor gekozen uw Kamer met de bij de geannoteerde agenda gevoegde non-papers te informeren over de JenV-prioriteiten voor de komende Commissie. Gezien de demissionaire status van het kabinet sluiten de non-papers voor de nieuwe Commissie aan bij de bestaande JenV-prioriteiten in Europa: de bestrijding van georganiseerde criminaliteit en terrorisme, migratie, rechtsstatelijkheid en digitalisering. Overkoepelend blijft het kabinet zich in de verschillende beleidsterreinen hard maken voor een gecoördineerde aanpak en voldoende aandacht voor implementatie van wetgeving. De verwachting is dat deze onderwerpen ook in de komende legislatuur van de Commissie een belangrijke rol blijven spelen.

Zoals uw Kamer bekend, zet het kabinet zich in Europa al geruime tijd in voor de bestrijding van georganiseerde criminaliteit en terrorisme ter versteviging van de interne veiligheid van de EU. De non-papers over het tegengaan van georganiseerde criminaliteit, de bestuurlijke aanpak, het tegengaan van voortgezet handelen in detentie en het tegengaan van illegaal vuurwerk vertegenwoordigen ieder een element van deze inzet. De non-papers over GPS-tracken van voertuigen in andere lidstaten en het codificeren van het verzamelen van persoonsgegevens doen concrete voorstellen om rechtshandhaving beter in staat te stellen een bijdrage te leveren in de strijd tegen criminaliteit.

Zoals toegelicht in de aanbiedingsbrief van de geannoteerde agenda, onderstrepen de vier non-papers over asiel en migratie wat Nederland op dit moment verwacht van de nieuwe Commissie op deze prioriteit van het kabinet. Het non-paper over rechtsstatelijkheid bevat geen concrete wensen voor de nieuwe Commissie, maar beargumenteert dat bestendigen van de rol van de JBZ-Raad in het rechtsstaatmechanisme bijdraagt aan de versterking van dit mechanisme en daarmee het werk van de Commissie op dit vlak ondersteunt.

Het belang dat Nederland hecht aan een gecoördineerde aanpak van veiligheid, paraatheid en crisismanagement wordt nogmaals onderstreept met concrete voorstellen in het betreffende non-paper over interne veiligheid. In dat kader verwijst het kabinet uw Kamer ook naar het non-paper over een strategisch crisismanagement in de EU dat op 14 december j.l. aan uw Kamer is gestuurd als bijlage bij de brief over crisisbeheersing.13

Met de ministeries van Economische en Buitenlandse Zaken wordt gewerkt aan een gezamenlijke inzet op cybersecurity.

Voorkoming en bestrijding van kindermisbruik

De leden van de D66-fractie constateren voorts dat de EDPB op 13 februari 2024 een statement heeft gepubliceerd over het aangepaste voorstel voor de CSAM-verordening. In het statement geven de EDPB en de EDPS een analyse van het rapport van het Europees Parlement (EP) uit november. Deze leden constateren dat de EDPB en de EDPS beiden aangeven dat er – ondanks de welkome voorgestelde wijzigingen van het EP – nog steeds ernstige zorgen zijn bij het voorstel. De zorgen in het statement zien onder andere op het gebrek aan criteria voor het besluiten tot het volgen van individuen en groepen die mogelijk CSAM-materiaal verspreiden, waardoor dit op basis van algemeenheden en willekeur kan worden ingesteld. Deze leden zien graag een reactie van de Minister op dit statement. Waar ziet de Minister mogelijkheden om het scenario van willekeur te voorkomen? In hoeverre heeft dit statement – maar bijvoorbeeld ook de eerder geuite zorgen van de Autoriteit Persoonsgegevens, en de uitspraak van het Europese Hof voor Rechten van de Mens van 13 februari 2024 (no. 33696/19) dat het verzwakken van encryptie niet is toegestaan – gevolgen voor het standpunt van het kabinet over deze verordening?

Antwoord

Het kabinet is bekend met het gezamenlijke statement van de EDPB en EDPS en deelt deze zorgen. Het kabinet neemt de punten van het statement mee in de onderhandelingen tijdens de Raadswerkgroep. De kaders uit het kabinetsstandpunt over deze verordening zijn ongewijzigd en leidend voor de Nederlandse inbreng. Het kabinet zal conform het Nederlands standpunt en de afwegingen die daaraan ten grondslag liggen tijdens de onderhandelingen blijven uitgedragen.

Strijd tegen georganiseerde criminaliteit en drugshandel: aspecten van justitiële samenwerking

De leden van de D66-fractie merken op dat het EOM sinds een aantal jaar operationeel is. Deze leden vragen zich af wat tot nu toe de resultaten zijn. Kan de Minister hier inzicht in geven en hierbij aangeven wat de toegevoegde waarde is ten opzichte van de situatie waarin het EOM nog niet operationeel was? Deze leden wijzen er ook op dat de slagkracht van het EOM groter wordt als er meer landen toetreden. Deelt de Minister dit standpunt? Wat is de agenda van de Minister om ervoor te zorgen dat meer lidstaten zullen toetreden tot het EOM?

Antwoord

Het derde jaarverslag van het EOM, dat eerdaags zal worden gepubliceerd en vanuit het EOM ook uw Kamer zal toegaan, zal concreet inzicht bieden in de operationele resultaten van het EOM over 2023. Los daarvan kan in zijn algemeenheid echter vast worden gesteld dat de komst van het EOM ertoe heeft geleid dat er veel meer aandacht is gekomen voor het belang van effectieve bestrijding van EU-fraude binnen de deelnemende lidstaten. Dat laatste was ook een belangrijk element voor de afweging van het Kabinet in 2018 om te besluiten tot deelname van Nederland aan het EOM. Daarnaast ligt de grote meerwaarde van de EOM-verordening met name in het feit dat deze grensoverschrijdende justitiële samenwerking binnen het EOM veel eenvoudiger maakt dan het geval zou zijn als er gebruik zou moeten worden gemaakt van meer traditionele instrumenten voor justitiële samenwerking als wederzijdse erkenning of zelfs rechtshulp. Het Hof van Justitie heeft in zijn arrest van 21 december jl. in de zaak G.K. het uitgangspunt bevestigd dat het mechanisme voor grensoverschrijdende samenwerking in de EOM-verordening tot doel heeft de samenwerking zo effectief mogelijk te laten verlopen. Dat oordeel strookt grosso modo met de inbreng van Nederland in deze procedure. Het kabinet deelt uiteraard uw standpunt dat de slagkracht van het EOM groter wordt naarmate er meer lidstaten aan deelnemen. Het kabinet is dan ook bijzonder verheugd dat Polen en Zweden hebben aangegeven deel te willen nemen en dat Ierland dit naar verluidt nu ook overweegt. Gezien de specifieke uitzonderingspositie van Denemarken op JBZ-gebied is het niet heel waarschijnlijk dat deze lidstaat deel zal kunnen nemen. Dan resteert nog Hongarije, dat wel in de praktijk goed samenwerkt met het EOM, maar nog altijd vanwege politieke bezwaren weigert zelf toe te treden. Net als het kabinet in het verleden heeft uitgedragen, blijft het streven dat ook Hongarije uiteindelijk deel gaat nemen aan he EOM en dat zal Nederland waar mogelijk blijven benadrukken.

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie en reactie van de bewindspersoon

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de JBZ-raad voor 4 en 5 maart 2024 en de overige stukken op de agenda. Deze leden danken de regering hiervoor en maken graag van de gelegenheid gebruik om nog enkele vragen te stellen.

Besluit van de Raad tot vaststelling van aanbevelingen over goede praktijken die zijn vastgesteld tijdens de thematische Schengenevaluatie van de strijd tegen drugssmokkel

De leden van de CDA-fractie lezen dat de Europese Commissie naar verwachting een voorstel gaat presenteren tot vaststelling van aanbevelingen over goede praktijken die zijn geïdentificeerd tijdens de evaluatie over de aanpak van drugssmokkel in de havens. Deze evaluatie vond in 2023 plaats, onder andere door middel van een gericht aantal bezoeken aan grote havens in lidstaten door een evaluatieteam. Deze leden vragen of de Minister kan reflecteren op dit bezoek en of de regering kan verduidelijken wat deze evaluatie voor Nederland betekent. Op welke punten zal naar verwachting verbetering moeten volgen? Deze leden vragen ook of de andere lidstaten die over grote havens beschikken het voorstel van de Europese Commissie eveneens zullen steunen en de aanbevelingen zullen implementeren.

Antwoord

Het thema van deze eerste thematische evaluatie, conform de herziene Schengenevaluatieverordening, was de aanpak van drugssmokkel in de havens en de beoordeling van de praktijk in lidstaten in dat kader. Alle lidstaten zijn geëvalueerd door middel van een uitgebreide vragenlijst, waarbij het evaluatieteam een aantal lidstaten, waaronder Nederland, bezocht vanwege de focus op de grootste drugsstromen in het Schengengebied. Uit de gehele evaluatie is een aanzienlijk aantal goede praktijken voortgekomen die uiteenvallen in vier thema’s: 1) maatregelen van strategische aard; 2) het verkrijgen van overzicht van de verschillende drugsstromen en ketens; 3) het onderbreken en aanpakken van criminele netwerken, zowel binnen het Schengengebied als daarbuiten en 4) ten slotte het creëren van barrières en het versterken van logistieke knooppunten.

Het kabinet kijkt positief terug op het bezoek van het evaluatieteam aan Nederland. Het bezoek werd gezamenlijk georganiseerd door het Ministerie van Justitie en Veiligheid en alle betrokken uitvoeringsorganisaties en private partners. Deze gezamenlijke organisatie sloot goed aan bij de Nederlandse aanpak, waarbij samenwerking, coördinatie en uitwisseling centraal staat. Het evaluatieteam werd meegenomen langs alle facetten van het Nederlandse beleid en de uitvoeringspraktijk op het gebied van de aanpak van drugssmokkel in de havens. Ook werd de Rotterdamse haven aangedaan tijdens het bezoek om bepaalde praktijken direct te bekijken. Er is gekozen om de Rotterdamse haven te bezoeken aangezien het de grootste haven van Europa is en tevens binnen de EU een koploper is als het gaat om de aanpak van drugssmokkel via logistieke knooppunten. Een deel van de lijst met goede praktijken is daarom gebaseerd op de Nederlandse praktijk. Dat betekent dat niet alle praktijken zullen moeten worden geïmplementeerd, waarmee de gevolgen van de evaluatie mee lijken te vallen voor Nederland. Bovendien was het onderliggende doel van de evaluatie het identificeren van goede praktijken in het Schengengebied. Het is vervolgens aan de lidstaten om te bezien of een bepaalde goede praktijk van toegevoegde waarde is om te implementeren in de specifieke nationale context. Na het aannemen van het raadsbesluit zal het kabinet beoordelen in welke mate dat het geval is voor de Nederlandse situatie. Om waterbedeffecten binnen Europa te voorkomen, zal Nederland bij de Europese Commissie aandringen dat het wenselijk is dat havens die minder goed beveiligd zijn, worden ondersteund om de geïdentificeerde goede praktijken over te nemen. De verwachting is dat het voorstel kan rekenen op voldoende steun in de Raad.

Voorkoming en bestrijding van kindermisbruik

De leden van de CDA-fractie lezen dat naar verwachting het Belgische voorzitterschap de contouren wil schetsen hoe zij de discussie over de CSAM-verordening verder wil brengen, nu de onderhandelingen op de ontwerpverordening zijn vastgelopen. Deze leden vragen wat de inzet van Nederland zal zijn tijdens dit gesprek en op welke manier de Minister gaat inzetten op een spoedige overeenkomst wat betreft de aanpak ter voorkoming en bestrijding van online seksueel kindermisbruik. Wat zijn de gevolgen van de verlenging van de ePrivacy-Richtlijn met 20 maanden en verwacht de Minister dat na deze periode wel een overeenstemming wordt bereikt over de CSAM-verordening?

Antwoord

Het kabinet is positief over het akkoord tot een verlening van de interim- derogatie van de ePrivacy-Richtlijn met 20 maanden. Een verlenging van de interim- derogatie is belangrijk, zodat het detecteren van materiaal van online seksueel kindermisbruik door bedrijven mogelijk blijft zolang de onderhandelingen rondom de CSAM-Verordening lopen. Een zorgvuldig proces rondom de CSAM-Verordening is belangrijk: niet de timing van het resultaat maar het behalen van een inhoudelijk goed en stevig resultaat is van belang. Daar moeten we zoveel tijd voor nemen als nodig is. Het kabinet zal zich blijvend inzetten om samen met het Voorzitterschap zo spoedig mogelijk tot een acceptabel permanent wettelijk kader te komen om seksueel misbruik van kinderen aan te pakken.

Strijd tegen drugshandel en georganiseerde criminaliteit: veiligheidsaspecten

De leden van de CDA-fractie lezen met instemming dat de Minister het belang onderstreept van publiek-private samenwerking in de strijd tegen drugshandel en de positieve grondhouding jegens de EU-havenalliantie. Deze leden vragen hoe andere Europese lidstaten hierin staan.

Antwoord

Tijdens de lancering van de EU-havenalliantie op 24 januari 2024 bleek dat een meerderheid van de lidstaten voorstander is van de oprichting van de EU-havenalliantie. Nederland is binnen de EU koploper op het gebied van publiek-private samenwerking, zowel op lokaal niveau in bijvoorbeeld de Rotterdamse haven als op nationaal niveau zoals de Verklaring die Nederland en België met vijf van de grootste rederijen op 17 februari 2023 heeft afgesloten. Om overlap te voorkomen, pleiten Nederland en andere lidstaten hierom dat de Europese Havenalliantie focus moet aanbrengen, bijvoorbeeld door een samenwerking met een andere sector aan te gaan. Deze lidstaten geven aan actief betrokken te willen zijn bij de verder uitwerking door de Commissie van de Havenalliantie.

De leden van de CDA-fractie lezen dat Minister de agendering van de bestuurlijke aanpak verwelkomt, omdat preventie en bestuurlijke aanpak essentieel zijn om effectief georganiseerde criminaliteit aan te pakken. Nederland roept andere lidstaten op om een dergelijke aanpak te ontwikkelen en vraagt om een verkenning voor versterking van de bestuurlijke informatie tussen lidstaten. Deze leden vragen of een verzoek om een dergelijke verkenning kans van slagen heeft en of de regering verwacht dat andere lidstaten hier ook positief tegenover staan.

Antwoord

De oproep om een bestuurlijke aanpak te ontwikkelen is zeker kansrijk. De gezamenlijke aanpak van georganiseerde ondermijnende criminaliteit heeft grote urgentie binnen de Europese Unie. Onderdeel van die aanpak is de bestuurlijke aanpak. Gemerkt wordt dat andere lidstaten ook inzetten of in willen zetten op de bestuurlijke aanpak. Dat komt onder andere naar voren in de gesprekken die worden gevoerd binnen het European Network on the Administrative Approach (ENAA). Samen met een aantal andere voorlopende lidstaten op het gebied van de bestuurlijke aanpak proberen we bovendien ook te onderzoeken op welke wijze we tussen lidstaten beter met elkaar kunnen samenwerken. Criminaliteit stopt immers niet bij de grens.

Strijd tegen georganiseerde criminaliteit en drugshandel: aspecten van justitiële samenwerking

De leden van de CDA-fractie lezen dat de lidstaten in grote lijnen dezelfde positie als Nederland onderschrijven wat betreft de aanpak van drugsmokkel. Ten aanzien van het leggen van politieke druk op derde landen als EU-blok meent de Minister dat het niet de juiste weg is om justitiële samenwerking te verbeteren. Deze leden vragen of de Minister andere lidstaten aan haar zijde vindt als het gaat om dit standpunt.

De leden van de CDA-fractie lezen dat er eensgezindheid bestaat over het belang van intensivering van de strijd tegen georganiseerde criminaliteit, maar over de oplossingen lopen de lidstaten vooralsnog enigszins uiteen. Deze leden vragen of de regering kan schetsen waar de lidstaten uiteen lopen in de aanpak van georganiseerde criminaliteit en op welke manier het Nederlandse standpunt verschilt van buurlanden Duitsland en België.

Antwoord

Het kabinet meent dat het leggen van politieke druk op derde landen als EU-blok niet de juiste weg is om justitiële samenwerking met derde landen te verbeteren omdat dit de intensieve bilaterale relaties die zijn opgebouwd mogelijk in de weg kan staan. Een aantal lidstaten is hier ook geen voorstander van, terwijl enkele lidstaten dit wel als oplossing ziet. Het Belgische voorzitterschap is voornemens de mogelijkheden verder te verkennen in samenwerking met de EU External Action Service om daarna verder te bespreken in JBZ-verband.

Voor het overgrote deel zijn Duitsland, België en Nederland eensgezind over het belang van en de te zetten stappen in de aanpak van georganiseerde criminaliteit. Nederland werkt intensief samen met deze landen binnen de zogeheten Coalitie van zes landen tegen georganiseerde criminaliteit en aan de uitvoering van verschillende acties die onder deze Coalitie hangen. Zo wordt er met deze buurlanden bijvoorbeeld intensief samengewerkt op bestuurlijke aanpak en de aanpak in de havens.

Weerbaarheid van het rechtsstelsel tegen criminele inmenging

De leden van de CDA-fractie lezen dat het Belgische voorzitterschap voornemens is een gedachtewisseling te faciliteren over de rechtsstaat, met als focus het verzekeren van weerbaarheid van judiciële systemen jegens criminele organisaties. De Minister schetst hierbij ook de Nederlandse situatie, zoals bedreigingen en intimidatie ten aanzien van officieren, rechters en andere medewerkers in de strafrechtketen in relatie tot georganiseerde criminaliteit. Deze leden sluiten zich aan bij de regering met de constatering dat het van groot belang is dat de dragers van onze democratische rechtsorde hun werkzaamheden veilig en zonder vrees moeten kunnen uitoefenen, en dat criminele organisaties die de rechtsstaat ondermijnen moeten worden aangepakt. Deze leden lezen een aantal maatregelen dat in Nederland wordt genomen, maar vragen of Nederland ook van andere lidstaten kan leren wat betreft de versterking van de weerbaarheid.

Antwoord

De weerbaarheid van het rechtssysteem tegen bedreigingen, intimidatie en andere vormen van inmenging door georganiseerde criminaliteit is een uitdaging voor alle lidstaten. De georganiseerde criminaliteit kent geen grenzen. Juist daarom is het van belang hierover van gedachte te wisselen in de JBZ-Raad. Best practices, aandachtspunten en ervaringen van andere lidstaten kunnen waardevolle inbreng geven voor het versterken van onze aanpak voor de weerbaarheid van de judiciële organisaties en professionals. De belangrijkste uitkomsten van deze gedachtewisseling zullen als gebruikelijk gedeeld worden in het verslag van de JBZ-Raad.


X Noot
1

Tweede Kamer, vergaderjaar 2022–2023, 26 643, nr. 908

X Noot
2

Tweede Kamer, vergaderjaar 2022–2023, 26 643, nr. 1022

X Noot
3

Verordening betreffende een tijdelijke afwijking van sommige bepalingen van Richtlijn 2002/58/EG.

X Noot
6

Zie ook het EU stappenplan tegen drugshandel, Kamerstukken II 2023–2024, 22 112, nr. 3842.

X Noot
7

Kamerstukken II, 2022/2023, 32 317, nr. 830

X Noot
8

Kamerstukken II, 2023/2024, 30 420, nr. 388.

X Noot
9

Zie actie 5 uit het EU stappenplan tegen drugshandel, Kamerstukken II 2023–2024, 22 112, nr. 3842.

X Noot
10

Kamerstukken II 2023–2024, 22 112, 22 112 nr. 3467.

X Noot
11

Kamerstukken II 2023–2024, 22 112, nr. 3842.

X Noot
12

Kamerstukken II 2023–2024, 32 317 nr. 872.

X Noot
13

Kamerstukken II 2023/24, 29 517, nr. 251.

Naar boven