32 317 JBZ-Raad

Nr. 860 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 20 oktober 2023

De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Ministers van Justitie en Veiligheid en voor Rechtsbescherming en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over de volgende brieven:

  • Geannoteerde agenda JBZ-Raad 19 en 20 oktober 2023 (Kamerstuk 32 317, nr. 855);

  • Verslag van de informele JBZ-Raad van 20–21 juli 2023 (Kamerstuk 32 317, nr. 848);

  • Antwoorden op vragen commissie over de geannoteerde agenda informele JBZ-Raad van 20 en 21 juli 2023 (migratieonderwerpen) (Kamerstuk 32 317, nr. 849);

  • Antwoorden op vragen commissie over de geannoteerde agenda informele JBZ-Raad van 20 en 21 juli 2023 (migratieonderwerpen) (Kamerstuk 32 317, nr. 847);

  • Verslag van de extra ingelaste JBZ-Raad van 28 september 2023 (Kamerstuk 32 317, nr. 853);

  • Geannoteerde agenda JBZ-Raad op 28 september 2023 (Kamerstuk 32 317, nr. 851);

  • Antwoorden op resterende vragen commissie over de geannoteerde agenda JBZ-Raad op 28 september 2023 (Kamerstuk 32 317, nr. 854);

  • Antwoorden op vragen commissie over o.a. de geannoteerde agenda JBZ-Raad op 28 september 2023 (Kamerstuk 32 317, nr. 852).

De vragen en opmerkingen zijn op 13 oktober 2023 aan de Ministers van Justitie en Veiligheid en voor Rechtsbescherming en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid voorgelegd. Bij brief van 17 oktober 2023 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Kat

Adjunct-griffier van de commissie, Nouse

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersonen

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken op 19 en 20 oktober 2023. Zij hebben hierover enkele vragen en opmerkingen.

De leden van de VVD-fractie lezen dat het Voorzitterschap zal rapporteren over de vorderingen die het namens de Raad maakt in de trilogen met het Europees Parlement over de verschillende wetsvoorstellen uit het asiel- en migratiepact. De verwachting wordt hierbij uitgesproken dat de lidstaten het Voorzitterschap zullen aansporen tot spoedige overeenkomst hierover met het Europees Parlement (EP) te komen. Deze leden vragen wat de termijn is waarop verwacht wordt dat deze overeenkomst met het EP er zal komen. Kan de Staatssecretaris hier een verwachting over uitspreken? Deze leden vinden het daarbij wel van belang dat het streven naar een snel onderhandelingsresultaat niet betekent dat belangrijke punten voor Nederland worden opgegeven. Zo zijn deze leden van mening dat bijvoorbeeld de Raadsafspraken over screening, grensprocedures (inclusief voor kansarme aanvragen), snelle terugkeer, en Dublin-afspraken minimaal in stand moeten blijven. Welke prioriteiten en eventueel rode lijnen geeft Nederland mee aan het Voorzitterschap?

Antwoord

Na de vaststelling van de Raadspositie voor de Crisisverordening zijn de triloog-onderhandelingen nu op alle onderdelen van het Asiel- en Migratiepact (opnieuw) van start gegaan. Zowel de Raad als het Europees Parlement (EP) streven naar een afronding van de onderhandelingen voor de EP-verkiezingen van 2024. Het kabinet is het met de leden van de VVD-fractie eens dat een snel onderhandelingsresultaat niet ten koste mag gaan van de inhoud van dat resultaat. Voor Nederland zullen de afspraken over verplichte screening, asielgrensprocedures, effectieve Dublin-afspraken, evenals een gebalanceerd solidariteitsmechanisme, belangrijke uitgangspunten zijn voor een eindakkoord. Nederland brengt deze aandachtspunten dan ook voortdurend onder de aandacht van het Voorzitterschap, overige lidstaten, en de Commissie. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid bracht op 9 oktober jl. ook een bezoek aan het Europees Parlement, alwaar hij op uitnodiging van het LIBE-comité met enkele parlementsleden een gedachtewisseling had over de nationale opvangsituatie en over het belang van Europese oplossingen voor deze situatie en de bovengenoemde prioriteiten.

De leden van de VVD-fractie lezen dat er op de aankomende Raad mogelijk gesproken zal worden over vertrouwelijk te nemen maatregelen onder artikel 25bis van de Visumcode. Deze leden sporen de Staatssecretaris aan dit instrument zo veel en snel mogelijk in te zetten tegen landen die niet meewerken aan de terugkeer van eigen onderdanen. Is dit ook de inzet van de Staatssecretaris?

Antwoord

Zoals eerder gecommuniceerd aan de Tweede Kamer, is mede dankzij inzet van Nederland in artikel 25bis van de Visumcode een koppeling tussen het visum- en het terugkeerbeleid opgenomen. Het kabinet vindt artikel 25bis van de Visumcode dan ook een belangrijk instrument om terugkeersamenwerking met derde landen te verbeteren. Nederland zal zich gedurende de bespreking in de Raad inzetten voor het effectief gebruik van het instrument, evenals concrete vervolgstappen. Naar verwachting wordt deze Raad niet besloten over de definitieve inzet van het instrument ten aanzien van derde landen. In algemene zin moet de verwachte effectiviteit om de terugkeersamenwerking te verbeteren als criterium vooropstaan. Daarnaast moet volgens het kabinet rekening worden gehouden met de verwachte impact op andere doelstellingen en belangen zoals de brede relatie met het land. Het kabinet is daarom ook voorstander van een op maat gemaakte aanpak per land.

Deze leden lezen ook dat in de geest van Team Europe erop aangedrongen wordt alle instrumenten in te zetten voor het sluiten van brede, duurzame en gelijkwaardige partnerschappen. Is de Staatssecretaris nu eindelijk bereid er niet alleen voor te pleiten om deze instrumenten in te zetten als positief drukmiddel, maar ook als negatief drukmiddel, bijvoorbeeld voor het wegnemen van handelsvoordelen en het verminderen van ontwikkelingssamenwerking? Nu de asielcrisis zo groot is in meerdere Europese lidstaten: is de Staatssecretaris ertoe bereid hier stevig voor te pleiten?

Antwoord

Het kabinet is inderdaad van mening dat bij het ontwikkelen van partnerschappen alle instrumenten ingezet kunnen worden, zowel in positieve zin als uiteindelijk ook in negatieve zin. Omdat een partnerschap een positieve benadering voorstaat, dringt het kabinet aan om partnerschappen te ontwikkelen die voor beide partijen voordelen biedt. Wanneer een land onvoldoende meewerkt – aan bijvoorbeeld terugkeer – kan inderdaad gedacht worden aan negatieve maatregelen. Het kabinet zet zich er bijvoorbeeld voor in om in de herziening van het Algemeen Preferentieel Stelsel, waaronder bepaalde ontwikkelingslanden tariefpreferenties genieten, een koppeling op te nemen over terugkeersamenwerking. Ook zet het kabinet blijvend in op het gebruik van het visuminstrument wanneer terugkeersamenwerking achterblijft.

Het is de leden van de VVD-fractie opgevallen dat er geen specifieke benoeming gemaakt wordt in de geannoteerde agenda van de Tunesiëdeal. Recentelijk is bekend geworden dat Tunesië geld terugstort aan Europa, mede vanwege een conflict over de invulling van de deal. Kan de Staatssecretaris aangeven wat de gevolgen van dit besluit zijn voor de onderhandelingen tussen Tunesië en de Europese Unie (EU) op het gebied van migratie? Kan de Staatssecretaris ook aangeven wat de redenen zijn geweest voor de Tunesische regering om tot dit besluit te komen? Wat is nu de reactie van Nederland en de EU? Is de Staatssecretaris van mening dat alsnog een constructieve poging moet worden gedaan om de deal uit te voeren, of is juist een stevige reactie vanuit de EU gewenst? De EU zou kunnen overwegen om handelsvoordelen en ontwikkelingsgelden aan Tunesië stop te zetten, om te laten zien dat de EU zich niet laat chanteren.

Antwoord

Tunesië heeft kenbaar gemaakt van mening te zijn dat de eerste uitbetaling van 127 miljoen euro niet in lijn zou zijn met de afspraken uit het Memorandum of Understanding (MoU). Volgens Tunesië doet dit bedrag geen recht aan de omvang van de potentiële EU-steun voor Tunesië, dat werd aangekondigd in het comprehensive partnership package van 11 juni jl. dat ten grondslag ligt aan het MoU.1 Onderdeel van de eerste uitbetaling van 127 miljoen euro was een component begrotingssteun ter waarde van 60 miljoen euro, dat reeds in 2021–2022 werd onderhandeld met Tunesië maar nog niet tot uitbetaling was gekomen. Dat Tunesië dit bedrag, dat strikt genomen geen deel uitmaakt van het MoU of het comprehensive partnership package, heeft teruggestort aan de EU, toont aan dat het geen makkelijke gesprekken zijn, maar wil niet zeggen dat de samenwerking daarmee is beëindigd. De EU en Tunesië blijven werken aan de uitwerking van alle vijf pijlers van het MoU. Het is nu aan de Commissie om de vervolgstappen te bepalen voor de implementatie van het MoU.

De leden van de VVD-fractie lezen dat er ook zal worden gesproken over de Staat van Schengen en binnengrenscontroles. Deze leden hebben er eerder via de motie van het lid Brekelmans (Kamerstuk 36 200 VI, nr. 23) voor gepleit om «samen met gelijkgezinde EU-lidstaten te werken aan een gezamenlijke aanpak voor intensievere bewaking van de binnengrenzen.» Hoe gaat de Staatssecretaris uitvoering geven aan deze motie tijdens de aankomende JBZ-Raad? Is de Staatssecretaris ook bereid om ertoe op te roepen al vooruitlopend op de nieuwe Schengengrenscode deze afspraken bilateraal voor te bereiden, zoals het kunnen terugsturen van asielzoekers aan de binnengrenzen van de EU?

Antwoord

Het kabinet verwelkomt het feit dat het Europees Parlement recent het rapport heeft aangenomen waarmee het positie bepaalde ten aanzien van het voorstel voor herziening van de Schengengrenscode. Nu kunnen de onderhandelingen tussen de Raad, Commissie en het Europees Parlement van start gaan. Het kabinet zal zich daarbij in het bijzonder inzetten om de bepaling die het eenvoudiger maakt om aan de binnengrens aangehouden illegaal verblijvende derdelanders terug te sturen, te behouden. Personen die een verzoek voor internationale bescherming indienen of in een andere EU-lidstaat een lopende of afgewezen asielprocedure hebben, vallen onder het regime van de Dublinverordening. Voor deze groep gelden andere vereisten. Eerder heeft Nederland samenwerkingsafspraken gemaakt met zowel Duitsland (MoU 2019) als België (MoU van 2021), om enkele van de in de Dublinverordening neergelegde procedurele termijnen in te korten. Met als doel om de Dublinoverdracht sneller te realiseren. Daarnaast zal het kabinet zich inzetten voor behoud van de juridische en operationele kaders die zijn gecreëerd voor het tegengaan van secundaire migratie en dat als laatste redmiddel het mogelijk is dat er om die reden binnengrenscontroles ingesteld kunnen worden. Het kabinet zal het Voorzitterschap oproepen vaart te maken met de onderhandelingen.

Het kabinet pleit in Schengenraad-verband al enige tijd samen met gelijkgezinde EU-lidstaten voor versterking van het Schengengebied door betere opvolging van geconstateerde tekortkomingen en kwetsbaarheden in het grensbeheer van lidstaten. Het debat hierover in de Schengenraad heeft onder andere geleid tot een vernieuwde Schengen Barometer. Dit is een belangrijk stuk dat de basis vormt van discussies in de Schengenraad en dat een situatieschets geeft van het Schengengebied en in kaart brengt op welke gebieden er verbeteringen noodzakelijk zijn. De komende tijd zullen hierin verder stappen in worden gezet door de Commissie, EU-agentschappen en lidstaten om de Barometer nog inzichtelijker en concreter te maken. Het kabinet juicht dat toe. De juiste informatie over de situatie in het Schengengebied zou de discussie over oplossingen immers moeten voeden.

Vervolgens kan de Schengenraad dan maatregelen en acties nemen. De bespreking over de aanpak van mensensmokkel tijdens de aanstaande JBZ-Raad is daar een goedvoorbeeld van. Acties die onder andere worden voorgesteld zijn betere informatie-uitwisselingen tussen agentschappen en EU-lidstaten, betere operationele samenwerking in het kader van opsporingsonderzoeken en onderzoek naar criminele geldstromen. De Schengenraad zal na instemming met de acties de voortgang ervan monitoren.

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken van 19 en 20 oktober en hebben hier nog enkele vragen en opmerkingen over.

De leden van de CDA-fractie hechten groot belang aan betere samenwerking met lidstaten binnen de Schengenzone, met name om een hardere gezamenlijke aanpak in het tegengaan van mensensmokkel te creëren en hiermee ook irreguliere en secundaire migratie te verminderen. Dit onderwerp staat bij meerdere lidstaten hoog op de agenda, waarbij ook afspraken met derde landen van belang zijn. Deze leden vragen daarom of er nog gesproken wordt over afspraken met derde landen van Schengen specifiek op deze JBZ-Raad en of het de Staatssecretaris daarop in gaat zetten binnen deze JBZ-Raad. Daarnaast vragen deze leden op welke manier er een intensivering van de implementatie van de huidige initiatieven en actieplannen van de Commissie plaats kan vinden om zo hopelijk spoediger resultaat te zien.

Antwoord

Het kabinet zet volop in op versterkte samenwerking met derde landen en is voornemens dit ook te benoemen tijdens deze JBZ-Raad. Het gaat dan onder andere om meer mogelijkheden om informatie tussen lidstaten, agentschappen en derde landen veilig te delen. Dat doet het kabinet onder andere in de context van brede en integrale migratiepartnerschappen op EU-niveau. Daarnaast heeft het de voorkeur om informatiestromen zoveel mogelijk via de EU-agentschappen te laten verlopen. Hierop zijn ook alle EU-lidstaten aangesloten. Er zal in dit kader niet specifiek gesproken worden over specifieke afspraken met derde landen.

Het kabinet zal ook oproepen tot adequate monitoring van alle concrete acties die lidstaten overeen zullen komen in de Schengenraad. Wat het kabinet betreft valt daaronder ook de Commissie verder oproepen een overzicht van de implementatie van het Actieplan (2021–2025) tegen mensensmokkel op te stellen. Naast monitoring van de implementatie van het Actieplan heeft dit als doel additionele acties te identificeren en tot meer harmonisering te komen op EU-niveau.

De leden van de CDA-fractie achten de implementatie van het Entry/Exit Systeem (EES) van groot belang om snellere informatie-uitwisseling te kunnen creëren tussen lidstaten. Een dergelijk systeem zal optimaal functioneren wanneer lidstaten het systeem zo gelijk mogelijk kunnen implementeren en het systeem makkelijk te implementeren is. De Staatssecretaris schrijft dat er aankomende JBZ-Raad een tijdslijn gepresenteerd zal worden voor de EES. Deze leden vragen of deze tijdlijn gedeeld kan worden middels het verslag van deze Raad.

Antwoord

Volledigheidshalve wijs ik uw Kamer erop dat de tijdslijn onderdeel is van de stukken voor de JBZ-Raad die toegankelijk zijn via het Delegates Portal. In het verslag van deze Raad zal ik u informeren over de bespreking van de tijdlijn.

De leden van de CDA-fractie hechten grote waarde aan de voortgang van de trilogen om het asiel- en migratiepact te kunnen realiseren. De afronding van de trilogen op de verschillende verordeningen die uit het asiel en migratiepact voortvloeien zou dan ook de hoogste prioriteit moeten hebben. Gezien het belang van de spoedige overeenkomst hierop vragen deze leden of de Staatssecretaris de urgentie van het snel tot stand komen van een overeenkomst zal benadrukken en tevens hoe breed gedeeld dit standpunt is onder de andere lidstaten. Tevens vragen deze leden of er een update over de voortgang hierop opgenomen kan worden in het verslag van deze Raad.

Antwoord

Over de gedeelde urgentie (en het tijdspad) van de afronding van de onderhandelingen over het asiel- en migratiepact verwijst het kabinet naar de beantwoording van een gelijksoortige vraag van de leden van de VVD-fractie. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid is voornemens op de JBZ-raad het belang van snelle totstandkoming van een overeenkomst benadrukken. Uw Kamer zal via (o.a.) de verslagen van de Raad worden geïnformeerd over de voortgang van de onderhandelingen.

De leden van de CDA-fractie zien steeds meer instabiliteit rondom Europa, hetgeen nieuwe vluchtelingenstromen op gang brengt. Ook hebben deze leden kennisgenomen van het feit dat Tunesië het geld van de migratiedeal met de EU heeft teruggestort. Het is van belang dat er effectieve migratiepartnerschappen worden gesloten met derde landen rondom de Unie om grip op migratie te krijgen. De meeste lidstaten onderschrijven het belang van migratiepartnerschappen en een integrale benadering van de migratieproblematiek, toch zien deze leden weinig voortgang op het creëren van duurzame partnerschappen met derde landen. Deze leden vragen daarom welke voortgang de Commissie boekt op het creëren van dergelijke brede migratiepartnerschappen en op welke termijn het de Staatssecretaris verwacht dat er voortgang geboekt kan worden om uiteindelijk meer grip op migratie te krijgen.

Antwoord

Het kabinet zet blijvend in op ambitieuze, duurzame partnerschappen met belangrijke landen van herkomst, transit en bestemming en met oog voor wederzijdse belangen – en roept de Commissie daar doorlopend toe op – zo ook deze JBZ-Raad. Dat vraagt om een op maat gemaakte aanpak per land. Op verzoek van de Europese Raad in het najaar van 2021 zijn Actieplannen opgesteld voor prioritaire landen in de focusregio’s van de EU (Noord-Afrika, Sub-Sahara Afrika, Midden-Oosten en Westelijke Balkan). Deze actieplannen bouwen voort op eerdere voortgang en combineren een geïntensiveerde dialoog met concrete acties en tastbare steun om internationale samenwerking te versterken. In de eerste helft van 2022 is in de Raad een operationeel coördinerend mechanisme opgezet voor de externe dimensie van migratie (Mocadem) om de strategische en operationele benadering richting partnerlanden verder uit te werken. Mede door deze aanpak is migratie centraler komen te staan in de bredere EU-bilaterale en regionale relaties en is de politieke dialoog versterkt met een aantal landen. Nederland levert hier een actieve bijdrage aan. Voorts heeft Nederland zich er onder andere via de bijzondere Europese Raad van februari 2023 voor ingezet dat de Commissie werk maakt van brede partnerschappen middels een zogenaamde «whole-of-government approach». Nederland heeft in dit verband de brede benadering van de Commissie, door een breed MoU overeen te komen waar migratiesamenwerking met Tunesië onderdeel van is, verwelkomd. Nederland zal in het kader van de Team Europe benadering een constructieve bijdrage blijven leveren aan de afspraken die tussen de Commissie en Tunesië zijn gemaakt. Zo zullen de Minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op korte termijn een bezoek brengen aan Tunesië, om de brede aanpak van de Commissie zichtbaar kracht bij te zetten.

Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

Asiel- en migratiepact, incl. voortgang trilogen

De leden van de SP-fractie constateren dat er nu wordt gekoerst op een spoedig akkoord op het asiel- en migratiepact. Het is van groot belang dat de Kamer zeggenschap heeft over het pact en dit waar nodig bij kan sturen. Kan de Staatssecretaris exact aangeven op welke momenten de Kamer inspraak heeft?

Antwoord

Via de verschillende BNC-fiches is uw Kamer geïnformeerd over de inzet van het kabinet op de verschillende wetsvoorstellen onder het Asiel- en Migratiepact2. Uw Kamer is vervolgens via de Geannoteerde Agenda’s en verslagen van de JBZ-Raden geïnformeerd over de voortgang van deze onderhandelingen. Uw Kamer heeft ook diverse moties aangenomen, bijvoorbeeld met oproepen tot het boeken van snelle voortgang op het bereiken van een eindakkoord.3 Nu de Raadsposities op de verschillende voorstellen bereikt zijn, onderhandelt het Voorzitterschap namens de Raad met het Europees Parlement en houdt het de andere lidstaten op de hoogte van de voortgang. Nederland onderhoudt actief contact met het Voorzitterschap over de voor Nederland belangrijke elementen. Over het eindresultaat van de trilogen zal een formeel besluitvormingsmoment plaatsvinden op een Raad. Uw Kamer zal daarover via de gebruikelijke weg worden geïnformeerd, voorafgaand aan besluitvorming. Het staat uw Kamer vrij om aanvullende momenten van informatievoorziening of debat te organiseren, naast de hiervoor genoemde gebruikelijke momenten.

De Raad heeft op 4 oktober een Raadspositie aangenomen op de crisisverordening, nadat men er in de vorige Raad Justitie en Binnenlandse Zaken (JBZ-Raad) nog niet uitkwam. Bijna drie jaar na het BNC-fiche ligt er nu een definitieve versie. De leden van de SP-fractie maken de balans op en hebben de volgende vragen. Wat zijn de waarborgen tegen misbruik van het etiket «crisis», dan wel wat zijn de (ook door het kabinet gewenste) «objectieve criteria»? Hoe wordt bepaald of lidstaten «te weinig capaciteit hebben om grensprocedures te voeren» (dat is immers mede afhankelijk van wat desbetreffende lidstaat daarin investeert)? Hoe is de controle door de Tweede Kamer op de inzet van de bevoegdheden van deze verordening geregeld?

Antwoord

Er zijn in de Raadspositie van de Crisisverordening verschillende waarborgen opgenomen tegen het oneigenlijk gebruik van het etiket «crisis». Zo is allereerst een definitie van het begrip crisis geformuleerd. Er kan bijvoorbeeld alleen sprake zijn van een crisis wanneer de ontstane situatie gevolgen heeft voor het functioneren van het Europees asielstelsel als geheel, en indien de betreffende lidstaat vóór die crisis beschikte over een goed voorbereid en ingericht asielsysteem. Dat geldt ook voor de beschikbare capaciteit voor de grensprocedures. De beschikbare capaciteit die een lidstaat moet inrichten wordt bepaald zoals afgesproken in de raadspositie op de Asielprocedureverordening: aan de hand van het Europees afgesproken minimumtotaal en een verdeelsleutel op basis van irreguliere grensoverschrijdingen en toegangsweigeringen. Daarnaast zijn verschillende waarborgen opgenomen in de besluitvormingsprocedures over crisismaatregelen. Een lidstaat kan zich niet eenzijdig op een crisis beroepen, maar dient hiervoor een met redenen omkleed verzoek naar de Commissie te sturen, waarin ook wordt aangegeven welke maatregelen al zijn genomen om de situatie aan te pakken, en waarin een rechtvaardiging wordt gegeven waaruit blijkt dat zijn systeem, hoewel goed voorbereid en ondanks de reeds genomen maatregelen, niet in staat is gebleken de situatie aan te pakken. De Commissie doet vervolgens op basis van eigen onderzoek een voorstel aan de Raad. Via een Raadsbesluit zal worden besloten of en zo ja voor welke solidariteit en crisismaatregelen de betreffende lidstaat in aanmerking komt. Indien een dergelijk besluit op de agenda van de JBZ-raad voorligt, wordt uw Kamer hierover en over het voorgenomen kabinetsstandpunt via de gebruikelijke wegen (bijvoorbeeld de Geannoteerde Agenda) geïnformeerd.

Externe dimensie van migratie

De leden van de SP-fractie erkennen het belang van goede afspraken met derde landen, maar deze leden zien dat de gemaakte afspraken met Tunesië elke waarborg missen waarmee mensenrechten worden beschermd. Het kabinet schrijft «het vanzelfsprekend van groot belang [te achten] dat binnen dergelijke samenwerkingsverbanden nadrukkelijk aandacht is voor de bescherming van fundamentele rechten en dat de afspraken binnen internationaalrechtelijk kader worden opgesteld en uitgevoerd». Bij een vage term als «aandacht» is de prangende vraag natuurlijk wel: hoe dan? Welke monitorings- en handhavingsmechanismen zijn er afgesproken?

Antwoord

De afspraken die zijn gemaakt met Tunesië vallen binnen internationaalrechtelijke kaders, en moeten met inachtneming van mensenrechten worden uitgevoerd. Bij de nadere uitwerking van deze afspraken en het vormgeven van de samenwerking met Tunesië zet Nederland zich actief in, zoals dat geldt voor alle EU-programmering op het gebied van ontwikkelingssamenwerking, voor bescherming van fundamentele rechten, door te bepleiten dat risicoanalyses en due diligence, onafhankelijke monitoring van derde partijen en degelijke en humane onderschepping, opvang en bescherming van migranten onderdeel uitmaken van de EU-aanpak. Nederland stelt daarnaast het belang van mensenrechten aan de orde in bilaterale gesprekken met de Tunesische autoriten.

De antwoorden tot nu toe van de Staatssecretaris op deze vragen zijn volstrekt onvoldoende. De leden van de SP-fractie zien veel vrijblijvende teksten, zoals «het kabinet is van mening» en «de regering roept op», maar missen concrete stappen om de afspraken te verbeteren. Inmiddels hebben de Tunesische autoriteiten aangekondigd om EU-geld terug te storten. Kunnen we concluderen dat de met veel poeha door premier Rutte aangekondigde Tunesiëdeal ter ziele is? Zo nee, wat is de exacte status?

Antwoord

Zie beantwoording van gelijksoortige vraag van de leden van de VVD-fractie. Het kabinet benadrukt dat de afspraken met Tunesië allereerst nog nader moeten worden uitgewerkt door de Commissie en dat Nederland de hierboven benoemde aandachtspunten doorlopend uitdraagt in EU-verband. Dat Tunesië een tranche begrotingssteun, dat formeel niet deel uitmaakt van het MoU, terugstort aan de EU wil niet zeggen dat de samenwerking daarmee is beëindigd. De EU en Tunesië blijven werken aan de uitwerking van alle vijf pijlers van het MoU. Het is nu aan de Commissie om de vervolgstappen te bepalen voor de implementatie van het MoU.

De leden van de SP-fractie stellen nog een vraag over terugkeer van uitgeprocedeerde asielzoekers. Zoals bekend is terugkeer vaak feitelijk onmogelijk vanwege ontbrekende (vervangende) reisdocumenten. Wordt er met landen van herkomst gesproken over afspraken om terugkeer mogelijk te maken op basis van de vastgestelde nationaliteit, in plaats van de identiteit van betrokkenen?

Antwoord

Het is de inzet van het kabinet om met landen van herkomst bestendige afspraken te maken over effectieve terugkeer van hun onderdanen. Waar mogelijk worden deze afspraken vastgelegd in Standard Operating Procedures (SoP’s), Memoranda of Understanding (MoU’s), verdragen en/of bredere migratiepartnerschappen. Identiteits- en nationaliteitsvaststelling liggen in de praktijk in elkaars verlengde en zijn voorwaardelijk aan de afgifte van een vervangend reisdocument.

De leden van de SP-fractie constateren dat het kabinet hoopt dat de Tunesiëdeal voorloper is van meerdere deals. Zo was de Staatssecretaris onlangs in Egypte. Kan hij de stand van zaken met betrekking tot een mogelijke overeenkomst met dat land schetsen?

Antwoord

Het kabinet roept de Commissie op tot het ontwikkelen van brede, wederkerige partnerschappen om irreguliere migratie tegen te gaan en terugkeer te bevorderen, in de regio’s Noord-Afrika, Midden-Oosten en Sub-Sahara Afrika. De afspraken met Tunesië zijn een voorbeeld van een dergelijk partnerschap, maar uiteindelijk vraagt elk land om een op maat gemaakte aanpak. De Commissie werkt eveneens al reeds samen met Egypte op het gebied van migratie. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was van 2-3 oktober in Egypte om migratie te bespreken, zowel vanuit Europees als bilateraal perspectief om de migratiesamenwerking te versterken. De Staatssecretaris sprak met de Minister van Buitenlandse Zaken, de Minister van Lokale Ontwikkeling, de Minister van Emigratie en de viceminister van Binnenlandse Zaken. In de gesprekken is de volle breedte van de migratiesamenwerking aan de orde gesteld, waaronder werkgelegenheid, grensmanagement, opvang en bescherming in de regio en het tegengaan van mensenhandel- en smokkel, het versterken van legale migratie en terugkeersamenwerking. Aandachtspunt is de huidige economische situatie in Egypte – de noodzaak om te investeren in de economie en ontwikkeling van Egypte werd dan ook door alle Egyptische gesprekspartners onderstreept. Een uitgebreider verslag van dit bezoek komt uw Kamer binnenkort separaat toe.

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA- en GroenLinks-fractie

De leden van de PvdA- en GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda.

De leden van de PvdA- en GroenLinks-fractie maken zich zorgen over de aangenomen Raadspositie op de crisisverordening. Deze leden maken zich zorgen over de positie die de Raad heeft ingenomen over de verplichte grensprocedure voor mensen uit een groot scala aan landen (in deze: met een erkenningspercentage <75%). Deze leden maken zich grote zorgen over het feit dat de verhoging van de drempel voor grensprocedure, gecombineerd met een verlenging van beslistermijnen, het ontstaan van grootschalige detentiecentra in de hand kan werken. Op welke manier gaat het asielsysteem volgens de Staatssecretaris waarborgen dat zulke detentiecentra niet ontstaan en de rechten van migranten en de menselijke waardigheid, in het bijzonder van kinderen, te allen tijde worden gehonoreerd?

Antwoord

In de Raadspositie van de Crisisverordening is een breed scala aan maatregelen opgenomen die mogelijk geactiveerd kunnen worden ten tijde van een crisis. Het zal afhankelijk zijn van de aard en oorzaak van de migratiecrisis welke instrumenten een lidstaat kunnen helpen om grip op de situatie te (her)krijgen. Het kabinet verwelkomt daarom dat naast de optie om de scope van de grensprocedure tijdelijk te verkleinen ook een optie is opgenomen om de scope te verbreden. Maatregelen moeten wel proportioneel zijn. De termijn voor afwikkeling van de asielaanvraag in de asielgrensprocedure is in de Raadspositie op de Asielprocedureverordening (APR) gemaximeerd op 16 weken. In de Raadspositie op de Crisis-verordening is opgenomen dat ten tijde van crisis een maximale verlenging tot 20 weken mogelijk is. Indien een asielgrensprocedure niet binnen dat tijdsbestek is afgerond, zullen personen uit de asielgrensprocedure doorstromen naar reguliere asielprocedures. Hier kunnen lidstaten ook toe besluiten wanneer de verplichte capaciteit (zoals vastgesteld in de Raadspositie op de APR) van lidstaten voor het uitvoeren van grensprocedures is bereikt. Daarnaast zijn in zowel de Asielprocedureverordening, als in de Crisisverordening waarborgen opgenomen over waar de opvang van migranten, en in het bijzonder die van kwetsbare groepen zoals minderjarigen, aan moet voldoen. De Commissie en de agentschappen krijgen, tot slot, een rol in de monitoring van de naleving van fundamentele rechten.

De leden van de PvdA- en GroenLinks-fractie hebben tevens kennisgenomen van het nieuws over het terugstorten van Europees geld door Tunesië. Deze leden merken op dat volgens het MoU onderhandelingen over de uitvoering van het memorandum of understanding (MoU) in het derde kwartaal zouden zijn voltooid. Kan de Staatssecretaris aangeven wat de stand van zaken is?

Antwoord

In het MoU staat niet dat de integrale onderhandelingen over de implementatie moeten zijn afgerond in het derde kwartaal. Het MoU benoemt specifiek ten aanzien van de pijler macro-economische stabiliteit dat in het derde kwartaal van 2023 wordt besproken hoe de EU Tunesië kan helpen bij maatregelen ter bevordering van economische groei, met inbegrip van door Tunesië uitgewerkte sociaaleconomische hervormingen. Deze gesprekken zijn nog niet afgerond.

De leden van de PvdA- en GroenLinks-fractie vragen aan de Staatssecretaris daarnaast of er een evaluatie komt van de totstandkoming van het MoU en de daaropvolgende onderhandelingen. Zo ja, wordt deze openbaar gemaakt?

Antwoord

Het is nu eerst aan de Commissie om de afspraken met Tunesië te concretiseren en te implementeren. Het kabinet acht het in deze fase, tot beter zicht is op de uitgewerkte afspraken, niet opportuun om een evaluatie te verrichten. De technische gesprekken met Tunesië over de implementatie van het MoU bevinden zich nog in een vroeg stadium.

De leden van de PvdA- en GroenLinks-fractie vragen aan de Staatssecretaris hoe het staat met de EU Associatieraad met Tunesië, die in het najaar van 2023 zou plaats vinden. Gaat deze nog door? Zo ja, gaat de Staatssecretaris in EU-verband inzetten op de naleving van het internationaal recht en respect voor de menselijke waardigheid van migranten door Tunesië? Zo ja, hoe gaat het kabinet de Tunesische president daarvan overtuigen?

Antwoord

In het kader van de onderhandelingen over het MoU is ook gesproken over het belang van het hervatten van de Associatieraad. De EU en Tunesië zijn in het MoU nog geen datum overeengekomen voor een Associatieraad in het najaar. Het kabinet is voorstander van het hervatten van de Associatieraad, benadrukt in EU-verband doorlopend het belang van respect voor internationaal recht en mensenrechten van migranten, en zal dit ook doen in aanloop naar een Associatieraad. Nederland stelt voorts het belang van mensenrechten aan de orde in bilaterale gesprekken met de Tunesische autoriteiten.

Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda en het verslag hebben naar aanleiding daarvan enkele vragen.

Ten aanzien van het bereikte akkoord over de migratiecrisisverordening, zouden de leden van de ChristenUnie-fractie willen vragen of de Staatssecretaris beseft wat de gevolgen zijn van de gemaakte afspraak dat aan migranten uit landen met een erkenningspercentage <75% de grensprocedure met detentie kan worden opgelegd. Kan de Staatssecretaris op basis van een rekenvoorbeeld op basis van de huidige aantallen die bijvoorbeeld in Italië aankomen, aangeven hoeveel mensen er dan in detentiekampen voor maximaal twintig weken vastgehouden kunnen worden? Zijn de lidstaten hierop voorbereid en acht de Staatssecretaris dit een wenselijke aanpak in crisissituaties?

Antwoord

Het kabinet verwijst u naar de beantwoording van een gelijkluidende vraag van de leden van de fracties van GroenLinks en PvdA. Het kabinet wenst te benadrukken dat indien een asielgrensprocedure niet binnen het maximale tijdsbestek is afgerond, personen uit de asielgrensprocedure zullen doorstromen naar reguliere asielprocedures. Hier kunnen lidstaten ook toe besluiten wanneer de verplichte capaciteit (zoals vastgesteld in de APR) van lidstaten voor de uitvoering van grensprocedures is bereikt. Het is niet mogelijk om op basis van de huidige voorstellen een cijfervoorbeeld te geven, omdat dit onder andere afhangt van de invulling van de verdeelsleutel die in de Asielprocedureverordening is afgesproken. Hierover zijn door de Commissie nog geen cijfers gepubliceerd.

Relocatie wordt in de verordening niet verplicht, lezen de leden van de ChristenUnie-fractie. Kan de Staatssecretaris aangeven in welke situaties Nederland tot relocatie over zal gaan? Hoe denkt de Staatssecretaris wat dat betreft over de huidige instroom in Italië via Lampedusa? Is er volgens de Staatssecretaris nu sprake van een crisis in Italië volgens de definitie van de verordening?

Antwoord

Het kabinet ziet vanwege de druk op de nationale asielopvang momenteel geen mogelijkheid om bij te dragen aan herplaatsing van asielzoekers, ook niet vanuit Italië. Nieuwe relocatieverzoeken zullen te zijner tijd opnieuw gewogen moeten worden, onder andere tegen de dan bestaande situatie in de nationale opvang. Het is van belang dat wanneer een lidstaat zichzelf in een crisissituatie acht, het hiervan een onderbouwd verzoek indient bij de Commissie, die dit verzoek zal verifiëren en beoordelen. De lidstaten kunnen vervolgens op grond van die informatie tot een Raadsbesluit komen.

Ook zouden de leden van de ChristenUnie-fractie willen weten hoe de parlementaire controle op de inzet van de bevoegdheden van de migratiecrisisverordening is vormgegeven.

Antwoord

Het kabinet verwijst u naar de beantwoording op een gelijkluidende vraag van de leden van de SP-fractie.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de Staatssecretaris wat nu de status is van de zogenoemde Tunesiëdeal. Deze lijkt mislukt, op verschillende punten, niet in de laatste plaats op de gegarandeerde bescherming van mensenrechten. Kan de Staatssecretaris aangeven wat er op dit aspect ondernomen is richting de Tunesische regering? Kunnen deze leden er vanuit gaan dat deze overeenkomst feitelijk niet meer bestaat? Kan de Staatssecretaris een analyse geven van de oorzaken van het mislukken van deze overeenkomst?

Antwoord

De EU en Tunesië blijven werken aan de implementatie van het MoU. Het is daarbij primair aan de Commissie om vervolgstappen te bepalen en tot concrete uitwerking van afspraken te komen, die in lijn moeten zijn met internationaal recht en mensenrechten moeten eerbiedigen. Voorts benadrukt Nederland in bilaterale contacten met de Tunesische autoriteiten het belang van eerbiediging van mensenrechten.

Zie ook beantwoording van een soortgelijke vraag van de leden van de VVD-fractie.

Vragen en opmerkingen van de leden van de Volt-fractie

Asiel en migratiepact, incl. voortgang trilogen

De leden van de Volt-fractie hebben in het vorige overleg al hun zorgen uitgesproken over de invulling van de crisisverordening door de Raad en de mogelijkheid om af te wijken van wettelijke asielprocedures. Daarbij merken zij op dat instrumentalisering geen vorm van crisis is en daarom ook geen onderdeel mag zijn van de crisisverordening. Zij roepen de Staatssecretaris dan ook op er in Europees verband voor te pleiten de verwijzingen naar instrumentalisering te schrappen uit de crisisverordening. Daarnaast vinden deze leden het onacceptabel dat minderjarige kinderen voor langere tijd in detentie kunnen worden gezet. Deze leden hebben daarom nog de volgende vragen, waarvan zij vragen dat ze één voor één en los van elkaar beantwoord worden. Welk bewijs of aanleiding heeft de Staatssecretaris dat asielzoekers minderjarige kinderen mee zullen nemen op de gevaarlijke overtocht, indien minderjarige kinderen niet in detentie worden geplaatst? Is dit vaker voorgekomen? Zo ja, in hoeveel procent van de gevallen gebeurt dit?

Antwoord

De kern van een goed werkende asielgrensprocedure is wat het kabinet betreft dat personen die geen rechtmatige gronden voor verblijf in de EU hebben hierover reeds aan de buitengrens snel duidelijkheid verkrijgen, zodat ook wordt voorkomen dat zij toch toegang krijgen tot EU-grondgebied. Het is daarvoor cruciaal dat lidstaten instrumenten in handen hebben om de persoon om wie het gaat beschikbaar te houden voor de procedure. Het zou naar opvatting van het kabinet niet wenselijk zijn als deze instrumenten lidstaten niet ter beschikking staan als het gaat om een gezin met minderjarige kinderen. Het kabinet maakt zich zorgen over de recente toename van minderjarige asielzoekers in Nederland. Uiteraard dient er binnen de asielgrensprocedures zorgvuldig oog te zijn voor het belang van het kind. Als niet aan de ondergrenzen wordt voldaan betekent dat dat in die gevallen detentie niet mogelijk is en zal moeten worden geïnvesteerd om te zorgen dat de wijze waarop zij worden ondergebracht voldoet aan internationale normen.

Kan de Staatssecretaris aantonen dat het vastzetten van minderjarige kinderen in detentiecentra ertoe heeft geleid dat er minder kinderen aankomen via illegale routes?

Antwoord

Het kabinet verwijst naar het bovenstaande antwoord.

Hoe verhoudt het tot wel twintig weken in detentie plaatsen van kinderen zich tot het Verenigde Naties (VN) Kinderrechtenverdrag?

Antwoord

Het VN-Kinderrechtenverdrag uit 1952 sluit het in detentie plaatsen van kinderen niet uit. Ook het EVRM sluit detentie van minderjarigen niet uit, mits voldoende zorg voor de omstandigheden van minderjarigen wordt betracht.

Hoe staat de Staatssecretaris tegenover het inzetten op een onafhankelijk monitoringsmechanisme bij de toepassing van grensprocedures om fundamentele rechten van asielzoekers te waarborgen, en zal hij hiervoor pleiten in Raadsverband?

Antwoord

Het kabinet acht het van belang dat de naleving van de fundamentele rechten voor asielzoekers wordt gemonitord. Het verwelkomt daarom dat in het voorstel voor de Screeningsverordening een verplichting voor lidstaten tot het aanwijzen c.q. oprichten van een onafhankelijk monitoringsmechanisme is opgenomen in de Raadspositie.

In de beantwoording van het schriftelijk overleg over de JBZ-Raad van 28 september 2023 antwoordde de Staatssecretaris voorstander te zijn van grensdetentie in het geval van asielzoekers met een kansarm verzoek, afkomstig uit landen met een inwilligingspercentage lager dan 20%, zo lezen de leden van de Volt-fractie. De Raad heeft echter opgenomen dat grensdetentie ook opgelegd kan worden aan asielzoekers uit landen met een inwilligingspercentage onder de 75%. Heeft Nederland hiermee ingestemd? Vindt de Staatssecretaris het proportioneel om grote groepen asielzoekers voor mogelijk twintig weken in grensdetentie te plaatsen? Hoe verhoudt zich dit tot de Europese en internationale verdragen, alsook de Opvang- en Procedurerichtlijn?

Antwoord

Het kabinet verwijst u naar de beantwoording van een gelijkluidende vraag van de leden van de SP-fractie. De ratio van de Crisisverordening is dat in specifieke en uitzonderlijke situaties tijdelijke en proportionele afwijkingen van o.a. de Procedureverordening mogelijk zijn, om lidstaten in staat te stellen weer grip te krijgen op de situatie. De toepassing van de grensprocedures dient te allen tijde in lijn te zijn met de Europese en internationale verdragen.

Verder merken de leden van de Volt-fractie op dat de crisisverordening in werking wordt gesteld door middel van een besluit van de JBZ-Raad. Daarbij beslist de Raad ook over de termijn dat deze maatregelen gebruikt mogen worden. Dit heeft het risico dat lidstaten voor langere tijd aanspraak zullen maken op deze uitzondering. Deze leden merken daarom op dat parlementaire controle noodzakelijk is. Zij vragen de Staatssecretaris daarom hoe de parlementaire controle op de inzet van de bevoegdheden van de migratiecrisisverordening wordt vormgegeven.

Antwoord

Het kabinet verwijst u naar de beantwoording van een gelijkluidende vraag van de leden van de SP-fractie. Daarnaast geldt voor via een Raadsbesluit vastgestelde crisismaatregelen een maximale termijn van zes maanden. De maatregelen kunnen eenmalig met zes maanden verlengd worden.

De leden van de Volt-fractie merken ook op dat de Raad het solidariteitsmechanisme in de crisisverordening in lijn heeft gebracht met haar positie op de Asylum and Migration Management Regulation (AMMR), waardoor relocatie ook afgekocht kan worden of ondervangen door andere vormen van hulp. Hierdoor blijven toch al overvraagde grensstaten afhankelijk van de goede wil van hun mede-lidstaten, terwijl juist in tijden van crisis en een uitzonderlijke hoge migratie-instroom de lasten gelijk verdeeld zouden moeten worden en verplichte relocatie dus essentieel is. Is de Staatssecretaris het hiermee eens? Zo ja, gaat de Staatssecretaris dan in Raadsverband pleiten voor een verplicht solidariteitsmechanisme? Zo nee, hoe gaat Nederland andere landen met een uitzonderlijke hoge instroom helpen in tijden van crisis?

Antwoord

Wat het kabinet betreft is in het solidariteitsmechanisme van de AMMR een goede balans gevonden tussen verplichte deelname en flexibele invulling van solidariteit. Deze balans is ook nodig om het draagvlak binnen de Raad te behouden. Daarbij merkt het kabinet op dat de flexibiliteit in de invulling geenszins betekent dat het solidariteitsmechanisme vrijblijvend is. Het kabinet vindt de stelling van de leden van de fractie van VOLT dat solidariteit «afgekocht» kan worden ook te kort door de bocht. Lidstaten kunnen er op basis van de AMMR in eerste aanleg voor kiezen om solidariteit te bieden in de vorm van herplaatsing, financiële steun of operationele steun. Indien dat er echter toe leidt dat op EU-totaalniveau het wettelijk vastgestelde minimumaantal herplaatsingen niet wordt gehaald, treedt het mechanisme in werking dat lidstaten het ontbrekende aantal moeten compenseren met de overname van de verantwoordelijkheid van asielverzoeken van Dublinclaimanten die zij anders zouden overdragen naar de op solidariteit aanspraak makende lidstaat. Dit kan maximaal oplopen tot het aandeel herplaatsingszaken waar de lidstaat voor verantwoordelijk zou zijn geweest. De voorstellen in de crisisverordening zijn hiermee in lijn.

Daarnaast spreken de leden van de Volt-fractie hun zorgen uit over de onduidelijke definities van crisis en overmacht in de Raadspositie. De vage definities laten veel over aan de interpretatie van lidstaten en kaderen niet duidelijk af in welke zwaarwegende gevallen het crisismechanisme in werking kan worden gesteld. Dit is volgens deze leden niet proportioneel, zeker gezien de zwaarwegende gevolgen voor de rechten van asielzoekers indien de crisisverordening wordt aangewend. Zij roepen de Staatssecretaris op om er in Raadsverband voor te pleiten om zeer duidelijke en afgekaderde definities vast te stellen wanneer er sprake is van crisis en force majeure.

Antwoord

In de onderhandelingen over de Raadspositie heeft de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid zich er voor ingezet dat een crisis zoveel mogelijk op basis van een objectieve definitie wordt vastgesteld en dat de Raad een doorslaggevende rol krijgt in besluitvorming over de te nemen maatregelen. Het kabinet verwijst de leden van de VOLT-fractie naar een gelijkluidende vraag van de leden van de SP-fractie.

Externe dimensie van migratie

De leden van de Volt-fractie merken op dat de vragen over de Tunesiëdeal in het vorige schriftelijk overleg niet volledig beantwoord zijn. Zij stellen deze vragen daarom opnieuw en vragen daarom de Staatssecretaris om alle vragen dit keer één voor één te beantwoorden en indien dit niet mogelijk is, per vraag uiteen te zetten waarom de vragen niet beantwoord kunnen worden. Kan de Staatssecretaris aangeven of het demissionaire kabinet, na haar val, nog steeds van mening is dat een partnerschap met Tunesië voortgezet moet worden?

Antwoord

Het kabinet blijft inzetten op het ontwikkelen van brede partnerschappen met belangrijke landen van herkomst, transit, en bestemming. Samenwerking met Tunesië, onder andere op het gebied van migratie, ligt in het verlengde van deze kabinetsinzet.

Kan de Staatssecretaris aangeven of Nederland haar steun voor de Tunesiëdeal zal opzeggen als mensenrechten geschonden worden door Tunesië?

Antwoord

Voor het kabinet is het van belang dat zorgen over mensenrechten, inclusief behandeling van migranten aangekaart worden bij Tunesië. Daar vraagt Nederland aandacht voor, zowel in bilaterale contacten als in EU-verband. De bredere afspraken met Tunesië, ook over het belang van het hervatten van de Associatieraad, bieden een platform om dat met de Tunesische autoriteiten te bespreken.

Gaat de Staatssecretaris er bij de Europese Commissie op aandringen dat de mensenrechtenparagraaf in de MoU afdwingbaar gemaakt wordt? Zo ja, hoe? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

Het kabinet zet zich ten aanzien van alle EU ontwikkelingssamenwerkings-programmering, en dus ook in het kader van het MoU tussen de EU en Tunesië, actief in voor de noodzakelijke aandacht voor mensenrechten, risicoanalyses en due diligence, onafhankelijke monitoring van derde partijen van door de EU gefinancierde projecten en degelijke en humane onderschepping, opvang en bescherming van migranten.

Klopt het dat Tunesië zich niet coöperatief opstelt in de wederzijdse uitvoering van deze deal? Hoe kijkt de Staatssecretaris naar de recente uitspraken van Kais Saied dat hij de betaling van 127 miljoen zal weigeren?

Antwoord

Zie ook eerdere beantwoording van een gelijksoortige vraag van de leden van de VVD-fractie. Tunesië heeft kenbaar gemaakt van mening te zijn dat de eerste uitbetaling niet in lijn zou zijn met de afspraken uit het Memorandum of Understanding (MoU). Dat Tunesië geld terugstort aan de EU toont aan dat het geen makkelijke gesprekken zijn, maar wil niet zeggen dat de samenwerking daarmee is beëindigd. De EU en Tunesië blijven werken aan de uitwerking van alle vijf pijlers van het MoU. Het is nu aan de Commissie om de vervolgstappen te bepalen voor de implementatie van het MoU.

Verder lezen de leden van de Volt-fractie dat de Staatssecretaris pleit voor «mensenrechten, risicoanalyses en due diligence bij EU-programmering, onafhankelijke monitoring van een derde partij door de EU gefinancierde projecten en degelijke en humane onderschepping, opvang en bescherming van migranten.» Zij willen echter graag weten welke gevolgen er worden verbonden als uit deze onderzoeken blijkt dat er inderdaad sprake is van mensenrechtenschendingen, zoals duidelijk het gevolg is met de pushbacks naar de Libische woestijn? Worden de betalingen stopgezet? Wordt de deal gestopt? En hoe worden de mensen geholpen die slachtoffer worden van dergelijke schendingen?

Antwoord

De afspraken die met Tunesië zijn gemaakt vallen binnen internationaalrechtelijke kaders, en moeten met inachtneming van mensenrechten worden uitgevoerd. Voor zover de afspraken uit het MoU nader zijn uitgewerkt in EU-programmering en er uit monitoring van deze door de EU-gefinancierde programmering zou blijken dat de programmering bijdraagt aan van mensenrechtenschendingen, dan zou moeten worden bezien welke gevolgen dit heeft specifiek voor de uitvoering van de betreffende programmering. Het kabinet benadrukt echter dat migratie slechts één van de pijlers is van het MoU, dat ook ziet op macro-economische stabiliteit, duurzaamheid, people-to-people contacten en handel en investeringen.

Daarnaast lezen de leden van de Volt-fractie ook dat een bijdrage geleverd zal worden van migranten in Tunesië en de terugkeer van migranten vanuit Tunesië naar herkomstlanden. Zij vragen daarom hoe de EU erop toe gaat zien dat deze asielzoekers een eerlijk, individueel proces krijgen. Zal Nederland er ook op staan dat deze asielzoekers, die «onderschept» zullen worden, een proces krijgen dat voldoet aan de Europese standaarden uit de Opvangrichtlijn en de Procedurerichtlijn? Zo nee, welke garanties hebben Nederland en de EU dan om er zeker van te zijn dat deze mensen geen recht hebben op asiel, zeker gezien de duidelijke mensonterende en discriminerende praktijken tegen zwarte Afrikanen van Kais Saied?

Antwoord

Tunesië is aangesloten bij het Global Compact on Migration en het Global Compact on Refugees. Op dit moment heeft Tunesië nog geen asielwet doorgevoerd ter implementatie van deze internationale afspraken en standaarden. Nederland vindt het wel belangrijk dat dit gebeurt. Migratiesamenwerking, als onderdeel van dit bredere strategisch partnerschap, biedt de mogelijkheid om het Tunesisch migratiebeleid te helpen verbeteren. Nederland dringt er dan ook voortdurend op aan, en dat zal het kabinet tijdens deze JBZ-Raad eveneens doen, dat de Commissie bij de uitwerking van de afspraken moet inzetten op samenwerking op een functionerend en coherent Tunesisch asiel- en migratiebeleid, ook met het oog op adequate bescherming van migranten en vluchtelingen. Nederland dringt er dan ook voortdurend op aan, en dat zal het kabinet tijdens deze JBZ-Raad eveneens doen, dat de Commissie bij de uitwerking van de afspraken moet inzetten op samenwerking op een functionerend en coherent Tunesisch asiel- en migratiebeleid, ook met het oog op adequate bescherming van migranten en vluchtelingen. De Opvangrichtlijn en Procedurerichtlijn zijn van toepassing op het grondgebied van de Europese Lidstaten en kennen geen extraterritoriale werking.

De leden van de Volt-fractie lezen dat de afspraken die met Tunesië zijn gemaakt binnen internationaalrechtelijke kaders vallen. Zij vragen de Staatssecretaris echter of hij bekend is met artikel 2 van het EU-Tunesië Associatieakkoord. Kan hij reflecteren op de vraag hoe het sluiten van een deal met een dictator, waarvan het bekend is dat hij het parlement ontmanteld heeft en onder andere politieke opposanten en journalisten gevangenzet en martelt, aansluit bij dit artikel, namelijk dat alle relaties tussen de partijen gebaseerd moet zijn het respect voor mensenrechten en democratische principes en dat dit onder andere leidend moet zijn voor binnenlands en internationaal beleid? Is de Staatssecretaris zich ervan bewust dat deze deal door de Tunesische bevolking gezien wordt als een schending van dit artikel? Kan de Staatssecretaris hierop reflecteren?

Antwoord

Het kabinet is bekend met de Euro-mediterrane associatieovereenkomst tussen de EU en Tunesië. Het kabinet benadrukt dat in de context van het nastreven van een versterkt partnerschap tussen de EU en Tunesië niet alleen afspraken zijn gemaakt met respect voor mensenrechten en internationaal recht, maar dat juist ook beoogd is om een open en gelijkwaardige dialoog teweeg te brengen waarin politieke en institutionele ontwikkelingen aangaande democratie en rechtsstaat bespreekbaar gemaakt kunnen worden. In die context is Nederland ook voorstander van het hervatten van de Associatieraad.

Kan de Staatssecretaris daarnaast aangeven of hij het verstandig vindt een deal te sluiten met een dictator, die politieke opposanten gevangen zet en martelt, zo vragen de leden van de Volt-fractie. Is de Staatssecretaris het eens met de stelling dat het respecteren van de mensenrechten een voorwaarde moet zijn, alvorens er zelfs maar over deals gesproken kan worden? Zal Nederland zich er hard voor maken dat alle politieke gevangen vrijgelaten worden en het parlement in ere hersteld wordt, voor er ook maar één cent overgemaakt wordt naar Tunesië? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

Het kabinet steunt het streven van de Commissie naar een versterkt partnerschap tussen de EU en Tunesië in het licht van de gezamenlijke uitdagingen, zoals op het gebied van energiezekerheid, voedselzekerheid, (macro-economische)stabiliteit en migratie.

Het kabinet benadrukt dat uitwerking van de afspraken met Tunesië met respect voor mensenrechten dient te gebeuren. Voorts is het kabinet van mening dat een open en gelijkwaardige dialoog met Tunesië essentieel is, zowel bilateraal als op EU-niveau, om politieke en institutionele vraagstukken, zoals op het vlak van democratie, mensenrechten en rechtsstaat, bespreekbaar te kunnen maken. Nederland stelt het belang van democratie en mensenrechten ook aan de orde in bilaterale gesprekken met de Tunesische autoriteiten.

Is de Staatssecretaris het eens met de leden van de Volt-fractie dat het handelen van de dictator Kais Saied ervoor heeft gezorgd dat er een steeds grotere toestroom van Tunesische vluchtelingen en andere vluchtelingen naar Europa komt? Zo nee, waarom niet? Hoe rijmt de Staatssecretaris dit met de deal die nu voorligt?

Antwoord

Bij de keuze van Tunesiërs en niet-Tunesiërs om naar Europa te migreren speelt een groot aantal factoren mee, variërend van de mogelijkheden die voorhanden zijn om de reis te maken, tot de kansen die men in Europa verwacht te hebben en de kansen die men in het land van herkomst heeft. Het beleid dat in dat herkomstland gevoerd wordt kan daarin ook een rol spelen. Dat is ook de reden dat Nederland en de EU inzetten op brede partnerschappen zoals het MoU dat de EU en Tunesië op 16 juli jl. sloten en dat het kabinet continu pleit voor een brede implementatie van alle vijf de pilaren, met respect voor mensenrechten en internationaalrechtelijke kaders. Ook is het de inzet van het kabinet om structurele verbeteringen te bepleiten in het asiel- en migratiemanagement van Tunesië, onder andere met het oog op adequate bescherming van vluchtelingen.

De leden van de Volt-fractie zijn van mening dat deze deal niet alleen niet werkt, hetgeen ook blijkt uit de nog steeds groeiende aantallen vluchtelingen die aankomen uit Tunesië, maar ook een dictator financiert die zelf de oorzaak is van de hogere migratie-aantallen en daarmee dus de grondoorzaken van migratie versterkt, in plaats van aanpakt. Dit blijkt ook uit het feit dat Europese ontwikkelingsgelden nu worden ingezet voor grensbewaking, in plaats van het aanpakken van de grondoorzaken van migratie.


X Noot
2

Kamerstuk 22 112, nr. 2190, 26 augustus 2016; Kamerstuk 22 112, nr. 2955, 4 november 2020; Kamerstuk 22 112, nr. 2957, 5 november 2020;

X Noot
3

O.a. Kamerstuk 36 200 VI, nr. 33; Kamerstuk 32 317, nr. 793; Kamerstuk 32 317, nr. 839.

Naar boven