32 317 JBZ-Raad

Nr. 516 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID EN VOOR RECHTSBESCHERMING EN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 juni 2018

Met deze brief bieden wij u het verslag aan van de bijeenkomst van de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken van 4 en 5 juni 2018 te Luxemburg.

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, M.G.J. Harbers

Verslag van de bijeenkomst van de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken, 4 en 5 juni 2018 te Luxemburg

Belangrijkste resultaten

Immigratie en Asiel

Toepassing beginselen verantwoordelijkheid en stabiliteit in context GEAS

De Ministers hielden informele besprekingen over de toepassing van de beginselen van verantwoordelijkheid en solidariteit in het kader van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel. Het Bulgaarse voorzitterschap en de Commissie concludeerden dat een akkoord op Dublin IV nodig is om Schengen te helpen herstellen omdat het enige alternatief, Dublin III, niet werkt. De lidstaten waren verdeeld langs de bekende breuklijnen. Deze besprekingen zullen samen met de laatste compromistekst de basis vormen van de verdere werkzaamheden in aanloop naar de bijeenkomst van de Europese Raad van 28 en 29 juni.

Herziening visumcode

De Ministers bespraken het Commissievoorstel tot herziening van de Visumcode en in het bijzonder de mogelijke inzet van het visuminstrument ten behoeve van medewerking aan terugkeer door een derde land. Een meerderheid van de lidstaten gaf de voorkeur aan negatieve prikkels om medewerking te bevorderen op het gebied van terugkeer van irreguliere migranten en aan een uitvoeringshandeling van de Raad. Het Bulgaarse voorzitterschap gaat verder met de technische uitwerking van de Raadspositie, zodat de triloog spoedig kan aanvangen.

Stand van zaken migratie

Tijdens deze informele werklunch bespraken de aanwezige Ministers de ontwikkelingen op de voornaamste migratieroutes, waarbij de lidstaten de aandacht vestigden op de externe dimensie en de versterking van de EU-buitengrenzen, waarbij de relatie werd gelegd met het realiseren van effectieve terugkeersamenwerking.

Veiligheid en Justitie, Grondrechten en Burgerschap

Insolventie

Aan de orde kwamen de onderdelen «tweede kans», «efficiëntiemaatregelen voor de afwikkeling van een faillissement» en «verzameling van statistieken». Ten aanzien van deze onderdelen is een partiële algemene overeenstemming aangenomen. De Commissie riep de lidstaten op ook voort te maken met bespreking van het onderdeel «herstructurering» zodat spoedig een algemene oriëntatie op het gehele voorstel kan worden bereikt.

Elektronisch bewijs

Het Voorzitterschap heeft geconcludeerd dat uitbreiding van de reikwijdte van de verordening met «real time interceptie» en directe toegang op technisch niveau nader moet worden onderzocht. Uitbreiding van de reikwijdte komt weer aan de orde in de Raad van oktober. De Raad riep de Commissie op om spoedig een onderhandelingsmandaat voor een EU-VS overeenkomst in relatie tot de Cloud-act te presenteren.

Europees Openbaar Ministerie

De Commissie hoopt de benoeming van de interim- administratief directeur af te ronden voor de zomer en de vacature voor de Europese hoofdaanklager zal op korte termijn worden gedeeld met de Raad. Zowel de Commissie als de Raad zijn verheugd met de notificatie van deelname door Nederland. De notificatie zal met spoed worden behandeld.

I. Gemengd Comité

Gemengd Comité

1. Wijziging van Verordening tot vaststelling van een gemeenschappelijke Visumcode

= beleidsdebat

In maart heeft de Commissie de herziening van de Visumcode gepresenteerd om het reizen van bonafide reizigers naar de EU te faciliteren en migratierisico’s te bestrijden. Uw Kamer ontving hierover een BNC-fiche (Kamerstuk 22 112, nr. 2547). Een belangrijk aspect in de herziening van de Visumcode is het opnemen van de inzet van het visuminstrument ten behoeve van medewerking aan terugkeer door een derde land.

Het Bulgaars voorzitterschap had ter bespreking van dit aspect twee vragen gesteld:

  • 1. Willen de lidstaten gebruik maken van zowel positieve als negatieve prikkels richting derde landen die structureel niet meewerken aan terugkeer?;

  • 2. Willen de lidstaten voor het voorstellen van maatregelen een uitvoeringshandeling van de Raad of van de Commissie?

Meerdere lidstaten onderschreven het belang van het gebruik van prikkels om terugkeersamenwerking te bewerkstellingen. Verreweg de meeste lidstaten bepleitten het gebruik van negatieve prikkels, omdat deze objectiever en eenvoudiger kunnen worden opgelegd. Positieve prikkels werden door meerdere lidstaten beschouwd als niet eerlijk tegenover derde landen die nu al meewerken en daarmee moeilijk te beheren. Daarnaast worden via visum-facilitatie al positieve maatregelen geboden aan landen die goed meewerken aan terugkeer.

Een meerderheid van de lidstaten was voorstander van een uitvoeringshandeling van de Raad om politieke weging van eventuele maatregelen te waarborgen (Kamerstuk 32 317, nr. 499).

Ook Nederland steunde het voorstel van de Commissie voor negatieve prikkels. Nederland wees echter ook op het mogelijke nut van het toepassen van positieve prikkels, waarbij het tegelijkertijd aantekende dat volgens de voorliggende voorstellen landen die goed samenwerken een nadeel zouden ondervinden van de toepassing van positieve prikkels. Verder sprak Nederland zich uit tegen de mogelijkheid tot het aanvragen van visa aan de buitengrenzen, vanwege de veiligheidsrisico’s die dit met zich meebrengt omdat daarmee controle voordat men zich aan de grens van het Schengengebied meldt, vervalt.

Het Bulgaars voorzitterschap concludeerde dat de meerderheid van de lidstaten een aanpak gebaseerd op negatieve prikkels voorstaat en een uitvoeringshandeling van de Raad wenst. Het werk zal op technisch niveau worden voortgezet om binnen afzienbare tijd een raadspositie te bewerkstelligen.

II. Immigratie en Asiel

Raad wetgevende besprekingen

2. Voorstel Herziening Gemeenschappelijk Europees Asielstelsel /Toepassing beginselen verantwoordelijkheid en stabiliteit in context GEAS

Het Voorzitterschap introduceerde het compromisvoorstel Dublin IV als een goed uitgangspunt voor een evenwichtige oplossing met elementen van verantwoordelijkheid en solidariteit. In de Procedureverordening is het concept van veilige derde land belangrijk en er moet daarom een Europese lijst komen. Het Voorzitterschap vroeg tevens een mandaat voor de Procedureverordening voorafgaand aan de Europese Raad van 28 en 29 juni. Daarnaast benadrukte het voorzitterschap het belang van een pakketbenadering voor alle GEAS-voorstellen en vroeg het ten slotte aan lidstaten om voornamelijk te beschouwen op dat wat hen bindt. De Commissie was het met het voorzitterschap eens dat het compromisvoorstel een gebalanceerd uitgangspunt is en dat er in de afgelopen periode vooruitgang is geboekt. Daarnaast wees de Commissie op het belang van het hervormen van Dublin III omdat de actuele situatie de Schengenruimte in gevaar brengt.

Een aantal lidstaten, waaronder Nederland, pleitte voor de noodzaak van het vinden van een compromis om een duurzaam systeem voor de toekomst met efficiënte asielprocedures te waarborgen. Het Dublinvoorstel moet gebalanceerd en asielvergunninghouders dienen in de verordening te worden opgenomen. Verschillende lidstaten, waaronder Nederland, stelden dat het niet bereiken van een akkoord inzake de Dublinverordening, het streven van de Commissie om «Terug naar Schengen» te gaan, bemoeilijkt.

Een aantal andere lidstaten benadrukte het belang van solidariteit en beschouwde in dat licht de stabiele verantwoordelijkheid van 8 jaar als te lang. Ook werd door meerdere lidstaten gepleit voor een pakketbenadering en het voorkomen van splitsing van de verschillende voorstellen. Verder werd door een aantal lidstaten belang gehecht aan de lijst veilige derde landen, omdat er een systeem moet komen dat afschrikwekkend werkt en misbruik voorkomt. Sommige lidstaten legden juist de nadruk op het versterken van de buitengrenzen en spraken hun weerstand tegen een verplichte herverdeling van asielzoekers uit.

Het Bulgaarse voorzitterschap concludeerde dat er brede steun is voor een gezamenlijke lijst veilige derde landen, maar dat deze lijst nog geen onderdeel kan vormen van het vast te stellen mandaat voor de triloog. Met betrekking tot Dublin heeft het voorzitterschap kennis genomen van alle standpunten en deze zullen de basis vormen voor verdere werkzaamheden richting de Europese Raad eind juni.

3. Werklunch dag 2 met als thema «migratie»

De lunchbespreking ging over de laatste ontwikkelingen op de voornaamste migratieroutes. De Commissie riep de lidstaten op om meer gebruik te maken van de recent gerealiseerde terugkeerafspraken met derde landen. Daarnaast vestigde de Commissie aandacht op de Westelijke Balkanroute en het financieringsverzoek van Bosnië-Herzegovina om de instroom daar het hoofd te kunnen bieden, alsmede op de toegenomen instroom via de Westelijke Mediterrane route.

Een aantal lidstaten pleitte voor een versterkte inzet op de externe dimensie en een verscherpte aandacht voor de versterking van de buitengrenzen, in het licht van het uitblijven van een akkoord op het GEAS. Ook werd gepleit voor een sterkere relatie tussen extern beleid en terugkeer. Nederland vroeg aandacht voor een versterking van de monitoring van de Libische kustwacht, een verbetering van de omstandigheden en, op termijn, sluiting van Libische detentiecentra, alsmede het intensiever engageren met Jordanië via onder meer een compact EU-Jordanië. De Commissie besloot met de conclusie dat de EU de laatste jaren grote vooruitgang heeft geboekt, zoals in het geval van het Europese grens- en kustwachtagentschap, maar dat een nadruk op louter nationale belangen deze vooruitgang in het gevaar kan brengen. Daarbij is een herziening van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel nodig om een volgende migratiecrisis te kunnen voorkomen.

III. Veiligheid en Justitie, Grondrechten en Burgerschap

Raad wetgevende besprekingen

4. Contractenrecht

= uitwisseling standpunten

Het Voorzitterschap heeft de Raad drie vragen voorgelegd:

  • 1. Zijn lidstaten het erover eens dat alle goederen door een en dezelfde set regels moeten worden beheerst en zijn zij het er in dat kader over eens dat:

    • a. «Smart goods» in het «sale of goods-voorstel» moeten worden geregeld?

    • b. Dat de regels van het «sale of goods-voorstel» zodanig moeten worden ingericht dat zij toekomstbestendig zijn?

    Alle lidstaten beantwoordden deze vraag bevestigend. Zij drongen erop aan dat de zogeheten «smart goods» of goederen met «embedded software» in het «sale of goods-voorstel» worden geregeld. De wens van het EP om te komen tot een gesplitste benadering waarin «smart goods»/goederen met «embedded software« worden geregeld in de richtlijn inzake levering van digitale inhoud, werd door geen enkele lidstaat omarmd.

  • 2. Zijn lidstaten van mening dat in het geval van non-conformiteit de rechtsmiddelen die de consument ten dienste staan in lijn moeten worden gebracht met die welke zijn voorzien in het voorstel voor een richtlijn inzake de levering van digitale inhoud zoals dat er thans uitziet na de triloog? Alle lidstaten beantwoordden deze vraag bevestigend, met uitzondering van een lidstaat die opmerkte dat de consument zou moeten kiezen welke remedie hij/zij gebruikt.

  • 3. Zijn lidstaten van mening dat het niveau van harmonisatie ten aanzien van de lengte van de garantieperiode in lijn moet zijn met datgene wat daaromtrent is bepaald in het voorstel voor een richtlijn inzake de levering van digitale inhoud zoals dat er thans uitziet na de triloog, zulks met het oog op het bereiken van een zo groot mogelijke flexibiliteit? Alle lidstaten beantwoordden deze vraag bevestigend.

Het Voorzitterschap concludeerde dat de lidstaten het erover eens zijn dat «smart goods/embedded software» in het «sale of goods-voorstel» moet worden geregeld. Ook concludeerde het dat de Raad het er over eens is dat er een hiërarchie van rechtsmiddelen moet bestaan en het huidige niveau van consumentenbescherming zoveel mogelijk intact moet blijven.

5. Voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende preventieve herstructureringsstelsels, een tweede kans en maatregelen ter verhoging van de efficiëntie van herstructurerings-, insolventie- en kwijtingsprocedures, en tot wijziging van Richtlijn 2012/30/EU.

= Gedeeltelijke algemene oriëntatie

Het Voorzitterschap lichtte toe dat thans wordt beoogd een gedeeltelijke algemene oriëntatie te bereiken op de onderdelen «tweede kans», «efficiëntiemaatregelen voor de afwikkeling van een faillissement» en «verzameling van statistieken». De Commissie riep de lidstaten op nu voort te maken met bespreking van het onderdeel «herstructurering» zodat spoedig een algemene oriëntatie op het gehele voorstel kan worden bereikt.

Alle lidstaten gaven te kennen te kunnen instemmen met de thans voorliggende tekst.

Nederland dankte het Voorzitterschap voor het harde werk en de bereidheid te luisteren naar veel van de Nederlandse zorgen. Nederland meldde de tekst te kunnen aanvaarden ondanks initiële moeilijkheden met digitaliseringsparagraaf en het streven van een spoedige afronding van dit voorstel te delen, maar kwaliteit boven snelheid te verkiezen.

Het Voorzitterschap concludeerde dat de lidstaten het eens zijn over de gedeeltelijke algemene oriëntatie.

6. Brussel II bis verordening; herziening

= beleidsdebat

Het Voorzitterschap lichtte toe dat de besprekingen over de herziening van Verordening Brussel IIa lopen sinds 30 juni 2016. Onder meer worden de bevoegdheidsregels inzake ouderlijke verantwoordelijkheid herzien, alsmede de regeling voor de tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen uit de ene lidstaat in een andere lidstaat. Daarnaast wordt de regeling voor samenwerking tussen de contactpunten van de verschillende lidstaten (centrale autoriteiten) verduidelijkt en worden extra regels opgesteld in aanvulling op het Haags Kinderontvoeringsverdrag. Het Voorzitterschap informeerde de JBZ-ministers over de voortgang van het dossier tot nu toe en vroeg daarnaast om richtlijnen voor de toekomstige onderhandelingen op de volgende onderwerpen:

  • 1. de mogelijkheden om voorlopige beschermende maatregelen genomen in de ene lidstaat, mee te nemen naar een andere lidstaat;

  • 2. de (pleegzorg)plaatsing van een kind in een andere lidstaat, en

  • 3. de vormgeving van het afschaffen van exequatur.

Ad a. Beschermende maatregelen

Het Voorzitterschap legde uit dat het onder de huidige verordening niet mogelijk is om voorlopige en beschermende maatregelen genomen in een lidstaat zonder gewone rechtsmacht, te laten erkennen en ten uitvoer te leggen in een andere lidstaat. Het Voorzitterschap stelde voor om het in kinderontvoeringszaken mogelijk te maken dat het gerecht dat beslist over de terugkeer van het kind ook voorlopige en beschermende maatregelen kan nemen. Dit zou de terugkeer van kinderen naar het land van herkomst kunnen faciliteren. Deze maatregelen zouden vervolgens ook in een andere lidstaat ten uitvoer moeten kunnen worden gelegd (bijvoorbeeld: een ontvoerd kind moet terug naar het land van herkomst, maar tegelijkertijd wordt een voorlopige zorg- en contactregeling voor de ouders vastgesteld). Alle lidstaten reageerden positief op de mogelijkheid van het nemen van voorlopige beschermende maatregelen die een veilige terugkeer van het kind kunnen bewerkstelligen. Een aantal lidstaten merkten op dat systeem van het Haags Kinderontvoeringsverdrag niet moet worden doorbroken.

Ad b. Plaatsing van een kind in een andere staat

Het Voorzitterschap lichtte toe dat onder de huidige verordening toestemming moet worden gevraagd voor de plaatsing van een kind in een andere lidstaat in een pleeggezin of een instelling. In de praktijk blijkt dit toestemmingsvereiste niet goed te werken, doordat het lang duurt voordat toestemming wordt gegeven en doordat een definitie van pleegzorg ontbreekt. Door het ontbreken van een uniforme definitie bestaat in sommige gevallen verwarring of voor een bepaalde plaatsing toestemming moet worden gevraagd. Het Voorzitterschap stelde om die reden voor te verduidelijken dat toestemming noodzakelijk is voor iedere vorm van plaatsing, ongeacht of daar in het nationaal recht de tussenkomst van een autoriteit voor is vereist. Alle lidstaten reageerden positief op dit voorstel.

Ad c. Vormgeving afschaffen exequatur

Het Voorzitterschap lichtte toe dat het eerder heeft voorgesteld om de exequaturprocedure (rechterlijk verlof om een buitenlandse rechterlijke beslissing ten uitvoer te leggen) af te schaffen voor alle beslissingen op het terrein van het ouderlijk gezag, met behoud van de mogelijkheid om op te komen tegen de tenuitvoerlegging als aan bepaalde minimumeisen niet is voldaan. Dit omdat de exequaturprocedure burgers confronteert met extra kosten en soms fors tijdverlies bij het tenuitvoerleggen van beslissingen. Het Voorzitterschap bracht in herinnering dat in de JBZ-raad van 7 en 8 december 2017 alle lidstaten hebben aangegeven de afschaffing van de exequaturprocedure te steunen, mits omkleed met voldoende waarborgen. Het gaat daarbij om de belangen van het kind, de rechten van de verdediging en de eerbiediging van de jurisprudentie van het Europees Hof van Justitie en het Europees Handvest voor de Rechten van de Mens. De belangrijkste vraag die het Voorzitterschap aan de Raad stelde is of de verordening een systeem moet omvatten voor erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid waarin twee alternatieve manieren bestaan om sommige beslissingen ten uitvoer te leggen (terugkeerbeslissingen en omgangsbeslissingen).

Alle lidstaten brachten vervolgens in herinnering dat zij hebben ingestemd met de afschaffing van de exequaturprocedure, mits voldoende waarborgen blijven bestaan.

Daarbij bleek verschil van mening tussen lidstaten met name te bestaan over de vraag op welke wijze de exequatur zou moeten worden afgeschaft. Voor een minderheid van de lidstaten bleek het wederom niet acceptabel dat een eenvormig systeem in de plaats komt van het thans bestaande systeem van geprivilegieerde beslissingen, i.e. beslissingen die nu al zijn vrijgesteld van de exequatur (zoals omgangsbeslissingen). De desbetreffende lidstaten wensen dat systeem te behouden in combinatie met een daarvan afwijkend regime voor de overige beslissingen. Het overgrote deel van de lidstaten gaf te kennen een eenvormig systeem te wensen, waarbij Nederland aangaf het acceptabel te vinden als tegemoet wordt gekomen aan de bezwaren van de eerdergenoemde minderheid van de lidstaten mits de herziening van de verordening in zijn geheel een verbetering vormt.

Veel lidstaten riepen op tot verdere technische uitwerking op raadswerkgroep-niveau.

Het Voorzitterschap trok vervolgens de conclusie dat er genoeg steun bestond om het werk op technisch niveau voort te zetten.

7. Verbetering van grensoverschrijdende toegang tot elektronisch bewijs

a) Verordening inzake Europese bevelen tot overlegging en bewaring van elektronisch bewijs in strafzaken

b) Richtlijn wettelijke vertegenwoordigers voor bewijsvergaring

= uitwisseling standpunten

Het Voorzitterschap leidde de besprekingen in en vroeg de lidstaten ten eerste hun positie ten aanzien uitbreiding van de reikwijdte van de verordening e-evidence met directe toegang en «interceptie in real time» (tappen) en de modaliteiten waaronder dit mogelijk nader besproken zou kunnen worden. Ten tweede vroeg het Voorzitterschap aan de lidstaten te bevestigen dat de EU op korte termijn met de VS in onderhandeling zou moeten treden over een uitvoeringsovereenkomst en de Commissie te verzoeken om een aanbeveling voor een onderhandelingsmandaat. Lidstaten werden tevens uitgenodigd de Commissie te verzoeken om een aanbeveling op te stellen voor een onderhandelingsmandaat ten behoeve van het tweede aanvullende protocol bij de Budapest-conventie.

De Commissie presenteerde in april de voorstellen over e-evidence na een lang proces van consultaties met experts en heeft uiteindelijk besloten «directe toegang» niet in het voorstel op te nemen. Ten aanzien van «interceptie in real time» stelde de Commissie dat dat een nieuw onderwerp is en dat dit niet is besproken tijdens de expertconsultaties. Dit onderwerp is wel opgenomen in de richtlijn inzake het Europees onderzoeksbevel (EOB). De Commissie sprak de zorg uit over het feit dat opname van beide onderwerpen gevolgen heeft voor een snelle vaststelling van de algemene oriëntatie. Om die reden adviseerde de Commissie de beide onderwerpen niet op te nemen. Ten aanzien van de internationale ontwikkelingen werd ook de Cloud Act genoemd. De Commissie streeft ernaar dat er de komende maanden een gezamenlijke EU-positie wordt vastgesteld voor e-evidence. Dat zal een internationale standaard zetten en de positie van de EU versterken, zowel in de relatie met de VS als in de Raad van Europa. De Raad steunde in maart een gezamenlijke aanpak ten aanzien van de Cloud Act, hetgeen in lijn is met het EU-recht. De Commissie heeft dit vervolgens besproken met de VS-autoriteiten. Een coherente EU-aanpak richting de VS zorgt voor consistentie, voorkomt fragmentatie en is beter voor het bedrijfsleven. Als er voldoende voortgang is in de onderhandelingen over e-evidence, zal de Commissie overwegen om een aanbeveling voor een onderhandelingsmandaat voor een EU VS overeenkomst te presenteren.

Nederland stelde dat de voorstellen zullen bijdragen aan een effectievere en efficiëntere samenwerking bij bewijsvergaring. Daarbij hecht Nederland sterk aan een balans tussen de effectiviteit van het voorstel en passende waarborgen. De betrokkenheid van andere lidstaten door de verzoekende lidstaat is van groot belang. Hoewel het belangrijk is rechtshandhavingsautoriteiten voldoende bevoegdheden te bieden voor de bestrijding van georganiseerde misdaad en terrorisme, moeten de administratieve lasten voor Internet Service Providers (ISP’s) zoveel mogelijk worden beperkt. In het bijzonder moet, wat Nederland betreft, rekening worden gehouden met het Midden- en Kleinbedrijf en met startende bedrijven. Daarnaast moeten de voorstellen in lijn zijn met de fundamentele rechten en vrijheden van burgers. Nederland erkende het belang van zowel directe toegang als «real time interceptie». Die laatste maatregel is evenwel zeer ingrijpend. Verder liet Nederland weten de keuze en overwegingen te begrijpen om directe toegang niet op te nemen in het voorstel. Nederland stelde dat vaststelling van een algemene oriëntatie voor het einde van dit jaar niet mogelijk zal zijn, als deze onderwerpen worden opgenomen in de verordening. Besluitvorming daarover is wat Nederland betreft prematuur en behoeft nadere reflectie. Om die reden moeten deze onderwerpen op expertniveau verder worden besproken en moeten de onderhandelingen zich richten op het huidige voorstel. Nederland sprak zijn steun uit voor het starten van onderhandelingen over een EU-VS overeenkomst op korte termijn. Ook heeft Nederland preliminair een positieve grondhouding ten aanzien van een onderhandelingsmandaat voor het tweede aanvullende protocol bij de Budapest-conventie. Nederland gaf aan de reikwijdte van de beide onderhandelingsmandaten nauwkeurig te zullen bestuderen. Tot slot stelde Nederland dat de onderhandelingen over een overeenkomst met de VS de voortgang van de onderhandelingen over e-evidence niet mogen vertragen.

Diverse landen dankten de Commissie voor de voorstellen over e-evidence en lieten weten te hechten aan een compromis waarmee grensoverschrijdende verkrijging van e-evidence substantieel wordt bespoedigd. Enkelen benadrukten het belang van een omvattende bescherming van fundamentele rechten tijdens de gehele procedure. De rechtsbescherming van gebruikers moet in het voorstel worden verbeterd en een grotere betrokkenheid van de autoriteiten in de betrokken lidstaten is gewenst, in het bijzonder ten aanzien van verkeers- en inhoudsgegevens. Dit geldt nog meer wanneer sprake is van «interceptie in real time». Een tweetal lidstaten sprak hun expliciete steun uit voor de opname van «directe toegang». Ten aanzien van de opname van «interceptie in real time» dan wel verdere bespreking daarvan was meer steun maar ruim een derde van de lidstaten, waaronder Nederland waren tegen opname van beide onderwerpen in de verordening e-evidence. Voor de totstandkoming van een gezamenlijke EU-VS overeenkomst was ruime steun, ook vanuit Nederland. Wel dienen alle gerelateerde juridische knelpunten goed bestudeert te worden. Wederkerigheid is daarbij in het bijzonder van belang. Een handvol lidstaten, waaronder Nederland sprak ook steun uit (onder voorbehoud) voor een onderhandelingsmandaat voor het tweede aanvullende protocol bij de Budapest-conventie. Enkele anderen stelden dat een dergelijk mandaat prematuur is.

De Commissie verwelkomde de steun voor de voorstellen e-evidence en wees ten aanzien van de onderhandelingen op de bredere context, zowel internationaal als inter-institutioneel. De wens van de Commissie is om nog een politiek akkoord te bereiken met het huidige Europees Parlement en daarmee te voorkomen dat het «raam van opportuniteit» verloren gaat. De Commissie dankte voor de sterke steun voor een gecoördineerde aanpak in de richting van de VS en beloofde daar snel op terug te komen bij de Raad.

Het Voorzitterschap concludeerde dat de Raad instemt met een bespreking op expertniveau (in een groep van de Commissie) van de mogelijkheid van uitbreiding van de reikwijdte met directe toegang en real time interceptie. Daarbij moet rekening worden gehouden met de voortgang van de onderhandelingen over e-evidence. De Raad zal deze punten dan in oktober opnieuw kunnen bespreken en besluiten of de reikwijdte wordt uitgebreid. Verder werd geconcludeerd dat De Raad een EU-VS overeenkomst steunt. Er is een exclusieve EU-bevoegdheid hetgeen een bilaterale gang onmogelijk maakt. De Raad riep de Commissie op snel een aanbeveling voor een onderhandelingsmandaat te presenteren, liefst voor het zomerreces. Ook ten aanzien van het Tweede aanvullende protocol bij de Budapest-conventie riep het Voorzitterschap, namens de Raad op, om zo snel mogelijk een onderhandelingsmandaat te presenteren.

Raad niet-wetgevende besprekingen

8. Europees Openbaar Ministerie verordening: implementatie

= stand van zaken

Het Voorzitterschap liet weten verheugd te zijn met de Nederlandse EOM-notificatiebrief aan de Raad en de Commissie. Het Voorzitterschap sprak de hoop uit dat Malta ook snel zal notificeren. Deze maand wordt de regeling voor de selectie van de Europese hoofdaanklager en Europese aanklager vastgesteld. Daarnaast hoopt het Voorzitterschap dat de benoeming van de interim- administratief directeur en van de interim- hoofdaanklager snel kan worden afgerond.

Eurocommissaris Jourová dankte het Bulgaarse voorzitterschap voor al het werk en was verheugd over de ontvangst van de Nederlandse notificatiebrief. Ze stelde dat ze deze met grote urgentie zal behandelen. Ook hoopte ze dat Malta snel zal notificeren. Daarnaast informeerde de Commissie dat de termijn voor sollicitaties voor de interim- administratief directeur is gesloten. Ze verwachte dat de selectie voor de zomer kan worden afgerond. De vacature voor de Europese hoofdaanklager zal op korte termijn worden gedeeld met de Raad. Verder dankte de Commissie Luxemburg opnieuw dat het gebouw kosteloos wordt verstrekt. Ook benadrukte het dat lidstaten hun nationale wetgeving in lijn moeten brengen met de EOM-verordening, zodat het EOM goed wordt ingebed in de nationale rechtssystemen. Verder gaf de Commissie aan dat het een voorstel tot wijziging van de OLAF-verordening heeft gepresenteerd waarmee de relatie tussen OLAF en het EOM wordt geregeld zodat een goede samenwerking kan worden gegarandeerd.

Diverse lidstaten gaven aan hoe belangrijk ze de oprichting van het EOM vinden. Enkele lidstaten vroegen om extra aandacht voor het talenregime bij het EOM en de taalvaardigheden van de toekomstige Europese hoofdaanklager. Een andere lidstaat riep er toe op om het interne reglement van het EOM moet zo snel mogelijk gereed te krijgen en ook zouden de kosten van de huisvesting van het EOM goed in het oog moeten worden gehouden.

9. E-Justice: nieuwe strategie

= informatie van het voorzitterschap

Het Voorzitterschap informeerde de Ministers over de voortgang van de besprekingen op het terrein van e-Justice. Bij de lopende besprekingen over het e-Justice actieplan is duurzaamheid het uitgangspunt. De andere beginselen zijn: vrijwillige deelname, decentralisatie en interoperabiliteit. Verder moeten de aanbevelingen in het actieplan gebaseerd zijn op EU-prioriteiten op het terrein van burgerlijk, administratief- en strafrecht. Ook moeten ze van nut zijn voor alle stakeholders en geografisch de hele EU beslaan. Tot slot is bij de eerder genoemde besprekingen e-codex aan de orde gekomen en de gevolgen voor Europese gebruikers.

De Commissie dankte het Voorzitterschap voor de voortgang die is geboekt ten aanzien van de e-Justice strategie 2019–2023. Hoe meer lidstaten er deelnemen, hoe groter de voordelen voor een ieder zijn. Het voorstel van Commissie voor een digitale EU geeft ruimte voor de facilitering daarvan. Daarnaast moeten lidstaten openstaan voor vooruitgang op het terrein van bijvoorbeeld kunstmatige intelligentie. De Commissie ziet uit naar de afronding van de strategie onder het volgende Voorzitterschap.

Nederland dankte het Voorzitterschap voor het noemen van e-Codex. Destijds werd door onder meer Nederland aangegeven dat de Commissie idealiter het programma zou moeten overnemen, zodat het duurzaam kan worden voortgezet. Nederland vroeg de Commissie naar de stand van zaken op dit punt. In reactie op Nederland, informeerde de Commissie dat e-Codex intern zeker een onderwerp van bespreking is maar dat nog geen besluit is genomen.

10. Diversen: Facebook en Cambridge Analytica

Dit punt werd vlak voor de Raad door Duitsland geagendeerd en betrof misbruik van Facebook-gegevens. Het Voorzitterschap introduceerde dit punt door te refereren aan de recente problemen met gegevensbescherming op sociale media platforms, waaronder de zaak Facebook/Cambridge Analytica.

Duitsland uitte zijn zorgen bij de algoritmes die worden gebruikt door sociale media platforms. Deze zijn niet transparant, zelfs voor experts, omdat het gaat om zelflerende systemen. Duitsland wilde meer informatie over hoe deze algoritmes werken. Ook stelde Duitsland voor dat monitoring door de Commissie van Facebook en andere internetgiganten nuttig zou zijn. Tijdens de monitoring zou dan gekeken moeten worden in hoeverre aan de algemene verordening gegevensbescherming (AVG) wordt voldaan.

De Commissie gaf aan dat de Facebook/Cambridge Analytica zaak velen wakker heeft geschud. Niet alleen vanwege de feiten, maar ook omdat deze zaak bredere gevolgen heeft. De zaak komt op een goed moment, omdat nu niemand meer kan twijfelen aan de noodzaak van de inwerkingtreding van de Algemene verordening Gegevensbescherming (AVG), zowel binnen als buiten de EU. In de Commissie-strategie over de digitale economie wordt de verantwoordelijkheid van bedrijven benadrukt. De Commissie verwelkomde dan ook het werk dat nationale toezichthouders momenteel uitvoeren naar aanleiding van deze zaak. In het gesprek dat de Commissie met Facebook voerde, heeft de Commissie Facebook opgedragen transparanter te zijn en alle benodigde informatie te verschaffen, alsmede de gegevensbescherming van gebruikers te versterken. De sleutel van de AVG, te weten handhaving door nationale autoriteiten, is essentieel in deze zaak. De Commissie riep lidstaten daarom nogmaals op hun wetgeving zo snel mogelijk in lijn met de AVG te brengen.

Nederland deelde de Duitse zorgen en stelde dat de tot dusverre door Facebook verstrekte antwoorden, onvoldoende waren. Nederland heeft dit vorige week ook besproken met Facebook. De vraag kwam op of de implementatie van de AVG voldoende waarborgen biedt om dit probleem het hoofd te bieden. Lidstaten en Commissie moeten nauw samenwerken om de druk op Facebook te verhogen en de noodzakelijke wijzigingen aan te brengen.

Diverse lidstaten sloten zich aan bij de Duitse zorgen en lieten weten dat het essentieel is om lessen te trekken uit de Facebook/Cambridge Analytica-zaak. Ook riep men op om dit onderwerp op de politieke agenda te houden. Deze zaak raakt aan een breder kader dan alleen de AVG en het is essentieel dat gegevens veilig zijn. Een enkele lidstaat noemde de Facebook/Cambridge Analytica-zaak een grote inbreuk op zowel de fundamentele rechten als op de rechtsorde. Daarnaast is sprake van een probleem ten aanzien van de nationale veiligheid, te weten een propagandaoorlog met Rusland.

Het Voorzitterschap concludeerde dat de EU en andere landen voor grote uitdagingen staan. De wetgeving op het terrein van gegevensbescherming moet worden versterkt.

11. Slachtoffers van terrorisme

= uitwisseling van standpunten

Het Voorzitterschap benadrukte dat solidariteit met en ondersteuning van slachtoffers van terrorisme van groot belang is. Hiervoor bestaat al een sterk EU-kader met de richtlijn minimumstandaarden voor slachtoffers en de richtlijn terrorismebestrijding. Het Voorzitterschap wees daarnaast ook op de richtlijn compensatie. In zijn algemeenheid stelde het Voorzitterschap dat radicalisering met alle kracht moet worden tegengegaan.

Eurocommissaris Avramopoulos benadrukte het belang van een goede ondersteuning aan slachtoffers van terrorisme. Dit kan beter in de EU. Sommige slachtoffers wachten jaren op hulp. De commissaris prees de ondersteuning van de slachtoffers van Luik. Verder sprak hij steun uit voor de voorgestelde raadsconclusies. De Commissie riep lidstaten op de richtlijn terrorismebestrijding tijdig te implementeren, niet alleen in wetgeving, maar ook in de praktijk. Verder zal de Commissie een oproep doen om voorstellen in te dienen voor de oprichting van het EU-coördinatiecentrum voor slachtoffers van terrorisme. Het budget zal ongeveer € 1 miljoen bedragen.

Diverse lidstaten bevestigden het belang van ondersteuning van slachtoffers van terrorisme. Er werden globaal twee uitdagingen onderscheiden bij de implementatie van de richtlijn terrorismebestrijding: de coördinatie tussen de betrokken partijen en de opvolging richting slachtoffers. Verder werd steun uitgesproken voor de oprichting van het coördinatiecentrum.

De Europese Contra terrorisme coördinator (EU CTC) stelde dat de compensatie van slachtoffers van terrorisme onvoldoende is en dat de procedures daarvoor moeten worden versneld. Hij steunde tevens de oprichting van het coördinatiecentrum en vond het daarnaast wenselijk dat de samenwerking met verzekeringsmaatschappijen wordt verbeterd. De EU CTC zei uit te zien naar de voorstellen die de speciaal Commissie-gezant voor compensatie van slachtoffers, Milquet, zal presenteren.

Het Voorzitterschap concludeerde dat de raadsconclusies inzake slachtoffers van terrorisme zijn vastgesteld.

12. Terrorismebestrijding: verbetering samenwerking tussen competente autoriteiten / aangesloten diensten

= uitwisseling van standpunten

De vertegenwoordiger van de Counterterrorism Group (CTG) bevestigde de inzet van de aangesloten diensten om met de EU-instellingen en -agentschappen samen te werken. Hij presenteerde een overzicht van recente werkzaamheden van CTG en ging in het bijzonder in op de samenwerking met Europol.

Ook de Commissie onderstreepte het belang van samenwerking en wees op het uitkomen van de voortgangsrapportage over de Veiligheidsunie waarin ook aanbevelingen op dit terrein zullen worden opgenomen. De EU Contra-terrorisme Coördinator (CTC) Gilles de Kerchove wees er op dat Europol en diensten elkaar moeten aanvullen en dat eventuele versterking van de CTG vooral vanuit de diensten zelf zal moeten komen.

13. Multidisciplinaire benadering op het gebied van Interne Veiligheid: de EU-beleidscyclus voor georganiseerde en ernstige internationale criminaliteit 2014 – 2017

= beleidsdebat

Na een mondelinge en een audiovisuele presentatie over de beleidscyclus alsmede enkele projecten voor operationele samenwerking, gaf het Voorzitterschap het woord aan Eurocommissaris Julian King (Veiligheidsunie). Deze merkte op dat het onderwerp regelmatig moet worden besproken en meende dat de multidisciplinaire benadering nog verder moet worden versterkt. Verder wees hij op de kruisverbanden tussen georganiseerde criminaliteit en terrorisme. Een voorbeeld hiervan is de illegale wapenhandel waar terroristen gebruik van maken. Commissaris King is daarom ook voorstander van meer samenwerking tussen rechtshandhavingsinstanties en douane. Ook wenste hij de private sector – in het bijzonder de banksector – bij terrorismebestrijding te betrekken. Hierdoor kunnen financiële inlichtingen worden verzameld voor de bestrijding van terrorismefinanciering. Verder benadrukte de commissaris de samenwerking met de buurlanden, in het bijzonder de Westelijke Balkan.

Europol bevestigde nogmaals de bijdrage voor de komende tijd en gaf aan dat de aanjagers van de zogenaamde EMPACT-prioriteiten van essentieel belang zijn. De afkorting EMPACT staat voor «European multidisciplinary platform against criminal threats». Nederland wordt per 2020 aanjager voor het project aangaande criminele geldstromen, witwassen en ontneming. Ook FRONTEX, CEPOL, Eurojust als de European Monitoring Centre on Drugs and Drug Addition (EMCDDA) brachten hun betrokkenheid voor het voetlicht en benadrukken de toegevoegde waarde van de multidisciplinaire aanpak.

Lidstaten merkten op dat de aanpak inderdaad beter op multidisciplinaire leest kan geschieden. Ook werd repressie en preventie beide belangrijk gevonden. Mede daarom werd gesteld dat de integratie van de bestuurlijke aanpak in de operationele plannen moet worden versterkt: de lokale overheid moet intensiever worden betrokken. Verder werd aangegeven dat ook de rechterlijke macht moet worden betrokken bij de bewustwording.

Het Voorzitterschap concludeerde na de presentaties dat de EU-beleidscyclus toegevoegde waarde heeft en dat de noties voor de toekomstige activiteiten in het discussiedocument (8993/18) zijn bevestigd, zoals de nauwere samenwerking met niet-EU partners; de inter-agentschappen samenwerking; de versterking van samenwerking met douane; nauwere betrokkenheid van de private sector; de integratie van bestuurlijke aanpak in de operationele activiteiten.

14. Samenwerking tussen GVDB-missies/operaties en JBZ-agentschappen

= voortgangsrapport

De vertegenwoordiger van de Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO) gaf een stand van zaken rond de Crime Information Cell (CIC) dat als proefproject onder de European Union Naval Force Mediterranean (EUNAVFOR Med) – Operatie Sophia gaat draaien. Medio juni kan de CIC worden ingesteld. De CIC-coördinator zal een militair zijn met politiebevoegdheden. De terreinen waarop informatie wordt uitgewisseld zijn mensenhandel of -smokkel, wapensmokkel, illegale handel van olie en terrorisme. In de reacties van Frontex en Europol werd de goede samenwerking met CVDB-missies benadrukt en verzekerden zij de voortzetting van hun bijdrage.

15. Werklunch dag 1 met als thema «Judicial training»

Tijdens deze lunch is gesproken over het belang van het gezamenlijk trainen van nationale magistraten in de toepassing van Europese wetgeving. Daarbij kunnen de Europese trainingen de nationale trainingen complementeren. Ook weten magistraten dan makkelijker de weg te vinden naar diverse voorzieningen voor Europese samenwerking en uitwisselingsprogramma’s. Verder werd tijdens de lunch de rol van het Europees Judicieel Training Netwerk (EJTN) benoemd evenals dat van de Academy of European Law (ERA). Deelnemende Ministers onderschreven het belang van doorlopende training en kennisverwerving van Europees recht. Judiciële training is ook belangrijk waar het gaat om extra gevoelige onderwerpen zoals terrorismebestrijding, grenscontroles, migratie en asiel.

16. Diversen

– Werkprogramma aantredende voorzitterschap

De Oostenrijkse Minister presenteerde het motto van het Oostenrijks voorzitterschap dat luidt: «een Europa dat beschermt». De twee andere prioriteiten zijn: digitalisering en stabiliteit in de onmiddellijke omgeving van de EU (Westelijke Balkan). Hij zei dat zijn land Europa dichter bij de mensen wil brengen en dat er daarom aandacht nodig is voor subsidiariteit. Oostenrijk ziet zich als geografisch midden van de EU en acht zich daarom goed in staat om bruggen te bouwen. Het gaat daarbij om bruggen bouwen naar burgers via communicatie, maar ook om bruggen bouwen naar/tussen lidstaten en naar/tussen derde landen. Ook wil Oostenrijk werken aan een crisisbestendige en op haar toekomst voorbereide Europese Veiligheidsunie (Wenen proces). Daarnaast wil het verdiepen op horizontale thema’s zoals de waarden van de EU (artikelen 2–3 VEU; Handvest) en integriteit. De Oostenrijker lichtte verder toe dat deze thema’s aan bod komen tijdens de informele vergadering en overige JBZ-vergaderingen in de 2e helft van 2018.

Naar boven