32 211 Regels betreffende de regulering van prostitutie en betreffende het bestrijden van misstanden in de seksbranche (Wet regulering prostitutie en bestrijding misstanden seksbranche)

O BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 juni 2014

Met deze brief informeer ik u over een aantal toezeggingen, gedaan tijdens de mondelinge behandeling van het voorstel van de Wet regulering prostitutie en bestrijding misstanden seksbranche (Wrp) in uw Kamer, dat momenteel nog in aangehouden.

Als gevolg van de motie-Strik c.s. (Kamerstukken I 2012/13, 32 211, L), is op 3 maart jl. de wijziging van de wet regulering prostitutie en bestrijding misstanden seksbranche (Wrp) aan de Tweede Kamer aangeboden. De onderdelen registratieplicht voor prostituees en vergewisplicht van de klant worden met deze novelle uit het oorspronkelijke wetsvoorstel geschrapt. Ik acht het van groot belang dat de invoering van het uniform vergunningstelsel voor alle seksbedrijven, het register van escortvergunningen en de leeftijdsgrens van 21 jaar, zo snel mogelijk doorgang vindt.

Sociale positie van de prostituee

Naar aanleiding van de aangehouden motie Strik c.s. (Kamerstukken I 2012/13, 32 211, K) zet ik hierbij graag nogmaals de maatregelen ter verbetering van de sociale positie van prostituees uiteen.1

In mijn brief van 27 oktober 2011 (Kamerstukken II 2011/12, 32 211, nr. 63) is mede ter uitvoering van de motie-Arib een plan van aanpak «versterken sociale positie van prostituees» gepresenteerd. De maatregelen in dit plan hebben betrekking op terreinen als arbeidsrechtelijke positie, sociale zekerheid, uitstapmogelijkheden, de rol van banken en verzekeraars, voorlichting en de Wrp. Er is meer voorlichting tot stand gekomen2 en met het Verbond van Verzekeraars en de Nederlandse Vereniging van Banken is contact geweest om ervaren knelpunten onder de aandacht te brengen. De mogelijkheden om uit de prostitutie te stappen zijn vergroot via uitstapprogramma’s.3 De belastingdienst voert momenteel een evaluatie van het voorwaardenpakket (opting-in regeling) uit.4

Het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) voert thans een nulmeting Wrp uit die eind 2014 gereed zal zijn. Een van de onderdelen is een meting van de sociale positie van prostituees in de ogen van prostituees zelf. In combinatie met de inwerkingtreding van de Wrp bieden de uitkomsten van deze meting een goed moment voor extra gerichte actie om de positie van prostituees te verbeteren. Inzet is om tot verdere normalisering van de verhoudingen tussen exploitanten en prostituees te geraken. In dit kader heb ik regelmatig contact met mijn ambtgenoot van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW). Met gemeenten werk ik in het landelijk programma prostitutie via de pijler «verbetering sociale positie» aan dit thema. Het verbeteren van de sociale positie van prostituees vindt plaats langs de volgende lijnen:

  • 1. AMvB bij de Wrp

    Ter versterking van de sociale positie van de prostituee is het essentieel dat er in een prostitutiebedrijf verplicht een aantal maatregelen wordt getroffen. Artikel 24 van de Wrp bepaalt dat de exploitant bij het aanvragen van een vergunning een bedrijfsplan moet overleggen, zodat vooraf kan worden beoordeeld of de exploitant voldoende oog heeft voor de positie van de prostituee en zorg draagt voor goede arbeidsomstandigheden. In het bedrijfsplan moet in ieder geval worden beschreven welke maatregelen de exploitant treft ter bescherming van de gezondheid, de veiligheid en het zelfbeschikkingsrecht van de prostituee en algemeen op het gebied van hygiëne. In de AMvB worden nadere regels gesteld met betrekking tot deze maatregelen, zodat er landelijk aan minimumvoorwaarden wordt voldaan. Bij gemeentelijke verordening kunnen daarnaast aanvullende regels worden gesteld.

  • 2. Klachtenloket prostituees

    Tijdens de behandeling van de Wrp in de Eerste Kamer op 8 juli 2013 is mij gevraagd of de GGD een voldoende veilig vangnet is waar prostituees terecht kunnen met hun klachten. Enkele fracties pleitten voor een onafhankelijke toezichthouder in de vorm van een landelijke ombudsman. In reactie hierop gaf ik aan de mogelijkheden die de Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen (Nationaal Rapporteur), de Nationale ombudsman en de gemeentelijke ombudsmannen bieden, naast elkaar te leggen. Uit contact met deze partijen blijkt dat zij belang hechten aan een loket waar prostituees terecht kunnen met hun klachten. Geen van deze organisaties ziet echter daarbij een rol voor zichzelf.

    Met koepelorganisatie GGD GHOR Nederland is verkennend gesproken over een mogelijke rol bij de totstandkoming van een «landelijk klachtenloket». GGD GHOR Nederland staat hier positief tegenover, al herkent zij zich niet in de suggestie dat ze een onvoldoende veilig vangnet zou bieden. Ik treed dan ook zo snel mogelijk, tezamen met gemeenten, nader in overleg met de GGD GHOR Nederland om dit vorm te geven.

  • 3. Informeren en voorlichten van prostituees / signaleren van misstanden

    Informatie over het werken in de prostitutiesector is beschikbaar voor prostituees en lokale hulpverlenende organisaties. Tevens is er voor deze doelgroepen informatie over uitbuiting beschikbaar. De website www.prostitutiegoedgeregeld.nl biedt informatie over rechten en plichten op het terrein van arbeidsrecht (arbeid, arbeidsomstandigheden), sociale zekerheid, belastingen, gezondheid, verblijf in Nederland, opvang en huisvesting, mogelijk slachtofferschap van mensenhandel en informatiecentra. De digitale informatie is beschikbaar in acht talen. Daarnaast zijn brochures over uitbuiting en prostitutie beschikbaar in 14 talen, die op aanvraag gratis worden verstrekt.

    Voor het signaleren en tegengaan van misstanden, waaronder mensenhandel, in de prostitutiebranche doe ik een beroep op alle betrokkenen. De succesvolle campagne «schijn bedriegt» van Stichting M. is daarom tot 2016 gecontinueerd en uitgebreid. Via een gerichte campagne doe ik niet alleen een appèl op klanten van prostituees, maar ook op prostituees en hulpverleners.

  • 4. Belangenorganisaties prostituees

    Ik heb u toegezegd het rapport van Stichting Geisha (Geisha) betreffende het project «Mobilisatie sekswerkers» aan te bieden met een kabinetsreactie. Hierbij bied ik u het rapport5 als bijlage bij deze brief aan. Uit het rapport blijkt het belang van een zelforganisatie voor prostituees. Ook ik zie meerwaarde in een belangenbehartiger van prostituees. Een zelforganisatie is in staat de doelgroep prostituees beter te ondersteunen en de (lokale) overheid te informeren over ontwikkelingen die zich in de prostitutiebranche voordoen. Het gaat erom dat de zelforganisatie in staat is voor de belangen van prostituees op te komen en de positie van prostituees kan helpen versterken. Eerder heb ik dan ook, mede namens mijn ambtgenoot van SZW aangegeven bereid te zijn om zelforganisaties, die de belangen van prostituees goed representeren, te betrekken bij het prostitutiebeleid.6

    Zowel op lokaal als op nationaal niveau is structureel overleg met prostituees en organisaties van belangenbehartigers gewenst. In de loop der jaren is gebleken dat belangenorganisaties voor prostituees vaak onvoldoende representatief, effectief en duurzaam zijn. Om dit te voorkomen stel ik voor om de belangenbehartiging als volgt structureel te faciliteren:

    • gemeenten worden aangemoedigd om prostitutiebeleid te ontwikkelen in samenspraak met de in hun gemeente werkzame prostituees en organisaties van belangenbehartigers;

    • het kabinet faciliteert een platform prostitutiebeleid dat jaarlijks bijeenkomt. Voor dit platform worden vertegenwoordigers van de rijksoverheid, enkele gemeenten en vanzelfsprekend organisaties van belangenbehartigers uitgenodigd;

    • het kabinet ondersteunt een zelforganisatie de komende periode voor het behartigen van belangen van prostituees op bovenlokaal niveau en voor ondersteuning bij de implementatie van de Wrp.

  • 5. Uitstapprogramma’s voor prostituees

    Stoppen met het werk in de prostitutie is vaak moeilijk. Vanwege het stigma op het beroep ontstaat een hiaat in het CV van de betrokkene wat het vinden van werk buiten de sector bemoeilijkt. Veelal is het ook geestelijk een zeer zware opgave om de stap te zetten naar een ander beroep. Het is derhalve voor deze doelgroep van belang dat er speciale programma’s zijn om definitief te breken met het werk als prostituee. Naar aanleiding van de motie van de leden Van der Staaij en Segers (Kamerstukken II 2013/14, 33 750 VI, nr. 80) stelt het kabinet voor een periode van 4 jaar financiële middelen beschikbaar voor uitstapprogramma’s met onder meer als doel een landelijk dekkend netwerk van deze programma’s te bewerkstelligen. Bijzondere aandacht gaat uit naar de kwaliteit van de programma’s. Leer- en evaluatiebijeenkomsten met uitvoerders van uitstapprogramma’s vinden daarom in deze periode plaats.

Vordering van de strijd tegen aan prostitutie gerelateerde mensenhandel

Tijdens de behandeling van de Wrp heb ik u toegezegd u te informeren over de vordering van de strijd tegen aan prostitutie gerelateerde mensenhandel tegen de tijd dat de novelle aanhangig is.

De strijd tegen mensenhandel heeft de hoogste prioriteit en wordt onverminderd door dit kabinet voortgezet. De aanpak van de aan prostitutie gerelateerde mensenhandel is onderdeel van het brede mensenhandelbeleid. De aanpak van misstanden, waaronder mensenhandel, is daarnaast een doelstelling van de Wrp. Omdat goed overleg met en tussen gemeenten essentieel is voor een succesvolle aanpak van mensenhandel in de prostitutiebranche, heb ik samen met gemeenten het landelijk programma prostitutie opgestart. Uitgangspunten in dit programma zijn gezamenlijkheid, uniformiteit en het tegengaan van waterbedeffecten. Voor de inhoud van dit programma en de acties en resultaten die daaruit resulteren verwijs ik u naar mijn brief van 3 maart 2014 aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II, 2013/14, 28 638, nr. 110). Graag verwijs ik ook naar mijn brief aan de Tweede Kamer van 24 oktober 2013 (Kamerstukken II, 2013/14, 28 638, nr. 105), waarin ik de gevolgen van de behandeling van de Wrp in de Eerste Kamer voor het beleid inzake prostitutie en mensenhandel uiteen heb gezet. In die brief staan ook de resultaten vermeld van de inspanningen om mensenhandel te bestrijden.

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten


X Noot
1

Bij brief van 25 juni 2013 is ingegaan op de motie Strik c.s. (Kamerstukken I 2012/13, 32 211, K).

X Noot
2

Voor toelichting zie punt 3.

X Noot
3

Voor toelichting zie punt 5.

X Noot
4

Het voorwaardenpakket houdt in dat een prostituee niet in loondienst werkt bij de exploitant maar dat de exploitant, door een overeenkomst met de Belastingdienst, wel belastingen en premies over de inkomsten van de prostituee inhoudt en afdraagt aan de Belastingdienst en het UWV.

X Noot
5

Ter inzage gelegd op de afdeling Inhoudelijke ondersteuning onder griffie nr. 148330.49

X Noot
6

bij brief van 25 juni 2013 in de beantwoording van de motie Strik c.s. (Kamerstukken I 2012/13, 32 211, K).

Naar boven