32 173 Prinsjesdagstukken

Nr. 8 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 juni 2016

Hierbij beantwoord ik het verzoek van het lid Koolmees tijdens de regeling van werkzaamheden d.d. 14 juni jongstleden (Handelingen II 2015/16, nr. 95, Regeling van Werkzaamheden) om meer inzicht in de bedragen die in de media zijn genoemd in het kader van de begroting 2017.

Allereerst hecht ik eraan te benadrukken dat het proces van het opstellen van de begroting 2017 nog niet is afgerond. In augustus volgen nog nieuwe ramingen van het CPB en wordt een integraal beeld van de begroting opgemaakt. Dit beeld zal op Prinsjesdag met het parlement worden gedeeld.

Over een aantal onderwerpen diende om verschillende reden reeds nu te worden besloten. Dit betreft de bezuiniging op de wet langdurige zorg (Wlz), de invulling van de problematiek op de huurtoeslag en de visie op het toekomstbestendig houden van DJI. Hieronder licht ik toe wat de budgettaire gevolgen van deze besluiten zijn en waarom hierover reeds voor de zomer diende te worden besloten.

In het Regeerakkoord (bijlage bij Kamerstuk 33 410, nr. 15) is besloten tot een taakstelling op de langdurige zorg. Deze bedroeg 500 mln. vanaf 2017. Het kabinet acht een dergelijke korting op de langdurige zorg bij nader inzien onwenselijk. Door inzet van een meevaller van 100 mln. binnen de langdurige zorg en een additionele inzet van 400 mln. wordt deze korting nu voorkomen. Om een ordentelijk verloop van de contractonderhandelingen tussen zorgkantoren en zorgaanbieders te waarborgen dient hierover reeds voor de zomer duidelijkheid te worden geboden. Deze beslissing beïnvloedt namelijk de contracteerruimte voor 2017. Uw Kamer is hierover inmiddels per brief geïnformeerd door de Staatssecretaris van Volksgezondheid (Kamerstuk 34 104, nr. 130).

Daarnaast heeft het kabinet in de Voorjaarsnota aangekondigd de financiële problematiek bij de huurtoeslag in 2017 binnen de regeling te dekken (bijlage 2 Verticale Toelichting, bijlage bij Kamerstuk 34 485, nr. 1). Daartoe zou een AMvB worden opgesteld waarmee 418 mln. binnen de regeling zou worden bezuinigd. Deze AMVB zou in de zomer moeten worden verstuurd. Het kabinet heeft besloten deze bezuiniging in 2017 niet te doen. Dit mede om de koopkracht van lagere inkomens, waaronder ouderen, te ondersteunen. Het is dus niet langer noodzakelijk om de voorgenomen AMvB bij uw Kamer in te dienen. Om die reden biedt het kabinet hierover nu reeds duidelijkheid.

De Staatssecretaris van V&J heeft uw Kamer geïnformeerd over de toekomst van penitentiaire inrichtingen (Kamerstuk 24 587, nr. 655). Uw kamer heeft op 26 april jongstleden de motie van de leden Van Oosten en Volp (Kamerstuk 24 587, nr. 641) aangenomen waarin uw Kamer stelt dat sluiting van penitentiaire inrichtingen nu niet aan de orde is (Handelingen II 2015/16, nr. 20). Het kabinet voert deze motie uit en vindt het belangrijk om nu ook zekerheid te bieden aan de sector. De potentiële opbrengst van het sluiten van acht justitiële inrichtingen en drie justitiële jeugdinrichtingen, waarbij wordt aangesloten bij de meest recente raming van de cellenbehoefte, bedraagt 157 mln. structureel. De opbrengst in de eerste jaren ligt lager omdat een realistisch ingroeipad nodig is. Deze ruimte kan nu niet worden aangewend voor investeringen in veiligheid.

Zoals reeds in de inleiding aangegeven, zal in augustus op basis van het actuele economische beeld verdere besluitvorming plaatsvinden. Daarbij zullen de begrotingen van Defensie, VenJ en OCW nadrukkelijk worden betrokken. Over het integrale beeld, inclusief de dekking van de in deze brief genoemde besluiten, zal het parlement op Prinsjesdag worden geïnformeerd.

De Minister van Financiën, J.R.V.A. Dijsselbloem

Naar boven