32 163 Verhoging AOW-leeftijd

Nr. 60 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR ARMOEDEBELEID, PARTICIPATIE EN PENSIOENEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 28 maart 2024

Het kabinet is van mening dat het goed is om zicht te blijven houden op de effecten van de verhoging van de AOW-leeftijd. In de kabinetsreactie op de beleidsdoorlichting van artikel 8 Oudedagsvoorziening is daarom aan uw Kamer gemeld dat de monitor AOW-leeftijdsverhoging elk jaar zou worden herhaald.1

Bijgaand ontvangt u de vijfde editie van de monitor AOW-leeftijdsverhoging.

Uit het onderzoek blijkt, net zoals uit de vorige editie van de monitor (Kamerstuk 32 163, nr. 58), dat de verhoging van de AOW-leeftijd leidt tot een stijging van de arbeidsparticipatie van ouderen. De verhoging van de AOW-leeftijd leidt er verder toe dat mensen langer een WW- of WIA-uitkering ontvangen tot het uitgestelde moment waarop zij in aanmerking komen voor AOW. Maar de trends laten ook zien dat het niet aannemelijk is dat deze uitkeringen in hoge mate als alternatieve routes voor vervroegde uittreding worden gebruikt en dat deze uitkeringen de duurzame inzetbaarheid van mensen niet belemmeren. Ook blijkt uit de monitor dat de verhoging van de AOW-leeftijd geen significant effect heeft op de gezondheid van mensen. Daarnaast lijkt sinds 2021 ook de scholingsdeelname voor bijna alle groepen weer toe te nemen. Dit juich ik gezien de inzet van de Seniorenkansenvisie (SKV) van harte toe.

De onderzoekers geven aan dat de AOW-monitor een consistent beeld door de jaren heen vertoond. Tegelijkertijd benadrukken ze dat de dynamiek van vergrijzing, gezondheidstrends en toekomstige maatschappelijke en economische veranderingen de fundamenten van het huidige pensioenstelsel kunnen beïnvloeden. Daarom blijft monitoring van de verhoging van de AOW-leeftijd van belang en zal ik deze ook in de komende jaren voortzetten.

De zesde editie zal naar verwachting in het voorjaar van 2025 worden opgeleverd.

De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, C.J. Schouten


X Noot
1

Kamerstukken II, 2019–2020, 30 982, nr. 54.

Naar boven