Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2014-2015 | 32156 nr. 60 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2014-2015 | 32156 nr. 60 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 31 augustus 2015
Op 29 juni jl. heb ik uw Kamer een reactie toegezegd op het advies van de Raad voor Cultuur d.d. 29 juni 2015 over de afstoot van de monumenten met erfgoedfunctie door het Rijk (Kamerstuk 32 156, nr. 56). Uw Kamer heeft de Raad op 30 april 2015 om dit advies gevraagd naar aanleiding van de voorgenomen overdracht van het pakket van 29 monumentencomplexen aan de Nationale Monumentenorganisatie (NMo). Zoals in mijn brief (Kamerstuk 32 156, nr. 57) van 29 juni jl. aangegeven heb ik geen onomkeerbare stappen in dit dossier gezet. Mede namens de Minister van OCW, ga ik hieronder nader in op het advies.
De Raad voor Cultuur ziet mogelijkheden voor vervreemding aan de NMo. De Raad heeft een aantal aanbevelingen gedaan over de vervreemding, de governance, de voorwaarden waaronder wordt vervreemd en de tijd die nodig is. Bijlage 1 bevat een overzicht van de aanpassing van de oorspronkelijke lijst van 34 monumenten naar de huidige lijst van 29 monumentencomplexen waarvan het voornemen is die aan de NMo over te dragen1. Zoals eerder aan u gemeld is bij 6 monumenten gebleken dat de Staat door natrekking geen eigenaar is van de monumenten. Thans bestaat volledige duidelijkheid over de wensen van de formele eigenaren. De kerkelijke gemeente Delft (Tromp en Hein), de gemeente Maastricht (grafmonument Destombe) en de Stichting Oude Groninger Kerken (grafmonument Von Inn- und Knyphausen) hebben aangegeven dat zij deze monumenten graag in eigendom willen houden. Met hen is overeenstemming bereikt over de feitelijk overdracht van het beheer en onderhoud van de monumenten. Het Rijk keert aan hen een instandhoudingsvergoeding uit die in mindering wordt gebracht op de instandhoudingsvergoeding van de NMo. Het Willem Witsenhuis is geruime tijd geleden van de lijst gehaald (Kamerstuk 32 156, nr.54, Kamerstuk 31 490, nr.173, Kamerstuk 32 156, nr. 59). Voor de gedenknaald in Rijswijk en het grafmonument Van Lyere te Katwijk wordt in overleg met de eigenaren een opstalrecht gevestigd dat wordt overgedragen aan de NMo. De aangepaste instandhoudingsbijdrage voor de NMo is hierdoor bijgesteld tot ca. € 60,5 miljoen.
Vervreemding van rijksmonumenten
De Raad acht het mogelijk dat het Rijk de keuze voor de overdracht maakt als dat inhoudelijk is te verantwoorden. De Raad heeft daarbij in zijn advies vooral gekeken naar de borging van de cultuurwaarden. Hieronder licht ik de inhoudelijke verantwoording toe.
In 2011 heeft mijn voorganger aangekondigd het beleid omtrent de afstoot van monumenten binnen het Rijk te willen uniformeren (Kamerstuk 31 490, nr. 77). In de situaties waarin het hele Rijk – indien een object niet meer nodig is voor de primaire functies voor het Rijk – overgaat tot afstoot, had enkel de voormalige Rijksgebouwendienst monumenten in bezit vanwege hun erfgoedfunctie. Met de beleidswijziging is het mogelijk geworden om ook deze monumenten te vervreemden en is de categorie-aanduiding voor monumenten met erfgoedfunctie van de Rijksgebouwendienst niet langer van toepassing.
De redenen voor het gewijzigde beleid van de Rijksgebouwendienst, de keuze van de monumenten die voor vervreemding in aanmerking komen en het proces van overdracht zijn met uw Kamer gedeeld (Kamerstuk 31 490 nr. 77, Kamerstuk 31 490 nr. 103, Kamerstukken 31 490 en 32 156, nr. 105). De belangrijkste reden voor de beleidswijziging is dat het beheren van onroerende zaken die geen primaire functie vervullen binnen het Rijk (huisvesting) geen kerntaak is van de overheid.
Bij de beleidswijziging in 2011 is ten aanzien van cultuurhistorische waarden de professionalisering binnen de monumentenzorg van essentieel belang geweest.
Private partijen hebben de afgelopen decennia aangetoond met bestaande wet- en regelgeving goed in staat te zijn monumenten te beheren. «Bescherming door bezit» van het Rijk is overbodig geworden. Van alle rijksmonumenten in Nederland wordt 97% door private eigenaren en andere overheden beheerd en gebruikt en het grootste deel verkeert in goede staat.
Dat private partijen aan monumenten die voorheen in eigendom waren van het Rijk een goede toekomst kunnen bieden, is meer dan eens gebleken. De afgelopen jaren zijn tientallen rijksmonumenten door het Rijk verkocht analoog aan het Protocol Cultureel Erfgoed Rijksoverheid. De nieuwe eigenaren geven veelal een nieuwe bestemming aan deze monumenten waarbij zorgvuldig wordt omgegaan met het monumentaal karakter. Ik noem als voorbeelden het Spinhuis in Zwolle, de Tapijnkazerne in Maastricht, het Geschutsmagazijn van Hollandt te Delft, de Blokhuispoort in Leeuwarden, de Rode Pannen in Breda en zeer recent het Armamentarium in Delft. Deze monumenten lenen zich voor gebruik in een nieuwe functie (school, campus, hotel etc.).
Het Protocol Cultureel Erfgoed Rijksoverheid vond ik voor de groep van 29 monumenten niet scherp genoeg. Immers, de 29 monumentencomplexen waar de vervreemding aan de NMo over gaat, zijn niet allemaal te herbestemmen of te exploiteren. Vanwege de bijzondere aard en de diversiteit van dit pakket aan monumenten heb ik er daarnaast voor gekozen om af te wijken van de regel om rijksvastgoed openbaar te verkopen. Op deze wijze is het mogelijk gemaakt om te onderzoeken of de NMo het pakket in totaliteit kan overnemen en is, tegen het reguliere verkoopproces in, een preferente positie toegekend aan de NMo. Dit, ten behoeve van extra zorgvuldigheid omtrent kennis en ervaring van het beheer en onderhoud van monumenten (Kamerstuk 31 490, nr. 103, nr. 105, nr. 121 en nr. 131).
In juni 2015 is de Erfgoedwet door uw Kamer aangenomen. Dit is een belangrijke stap naar de verwachte inwerkingtreding van het wetsvoorstel op 1 januari 2016. In de Erfgoedwet legt de overheid overzichtelijk vast hoe met ons erfgoed wordt omgegaan, wie welke verantwoordelijkheden daarbij heeft en hoe het toezicht daarop wordt uitgeoefend. De verantwoordelijkheid voor de bescherming van cultureel erfgoed ligt waar mogelijk bij het erfgoedveld zelf. Daarmee spreekt de regering zijn vertrouwen uit dat de sector voldoende kennis, deskundigheid en betrokkenheid heeft om de zorg voor ons cultureel erfgoed in de praktijk waar te maken. Daarnaast is de instandhoudingsplicht via amendement met Kamerstuk 34 109, nr. 18 in de wet opgenomen die de bestaande praktijk volgt. Dit is de verplichting om een rijksmonument zodanig te onderhouden dat instandhouding gewaarborgd is. Het voorstel om de monumenten met erfgoedfunctie te vervreemden past binnen bovengenoemde denklijnen.
De tweede vraag waarop de Raad ingaat, is de vraag in hoeverre de Nationale Monumentenorganisatie aan de beoordelingscriteria voor professionele organisaties voor monumentenbehoud voldoet. Hierbij is met name gekeken naar de financiering, de governance en de vervreemdingsmogelijkheid bij de NMo.
NMo en financiering
Het businessmodel dat ten grondslag ligt aan de instandhoudingsbijdrage van € 612 miljoen is aan uw Kamer overgelegd (Kamerstuk 31 490, nr. 170). Het model dat door de raad wordt geadviseerd, is hier in grote lijnen toegepast. Vanzelfsprekend is rekening gehouden met zowel het doorlopende onderhoud van de monumenten als het groot onderhoud/renovatie. De berekening van de instandhoudingsbijdrage van € 61 miljoen, is gebaseerd op de cijfers en ervaringen ten aanzien van onderhoud en beheer van zowel de leden van Professionele Organisaties Monumentenbehoud (POM) van de NMo en het Rijksvastgoedbedrijf. De instandhoudingsvergoeding, die is opgebouwd vanuit de individuele monumenten, moet als één geheel voor de 29 monumenten worden beschouwd. In het aan uw Kamer toegestuurde businessmodel zijn de cijfers van de individuele monumenten weggelaten omdat die de positie van de NMo op de markt kunnen schaden. De toetsing door Ecorys – o.a. van de cijfers voor de individuele monumenten – heeft bevestigd dat de cijfermatige onderbouwing realistisch is.
De NMo gaat de instandhoudingsbijdrage beheren. Hiervoor heeft de NMo deze zomer een beleggingsstatuut vastgesteld waarvoor gebruik is gemaakt van de aanwezige kennis bij de Vereniging Hendrick de Keyser en de stichting Geldersch Landschap en Kasteelen. Onderdeel van dit beleggingsstatuut is de instelling van een financiële commissie met experts. De Stichting Monumenten Bezit (SMB) krijgt jaarlijks een bijdrage van de NMo om het beheer en onderhoud van de 29 monumentcomplexen uit te voeren. Het beheer, onderhoud en eventueel exploitatie is de verantwoordelijkheid van de SMB. De directeur van de NMo is toezichthouder bij de SMB. Via deze constructie heeft de NMo toezicht op het beheer en onderhoud bij de SMB. Voor een juridisch correcte borging van taken en verantwoordelijkheden zijn de statuten van de NMo en de SMB in opdracht van de NMo opgesteld door het advocatenkantoor de Brauw Blackstone Westbroek.
Tenslotte wordt er structureel een bedrag van € 320.000 per jaar toegevoegd aan het Brim (Besluit rijkssubsidiëring instandhouding monumenten) bij het Ministerie van OCW. Dit is een compensatie voor de Brim-aanvragen die de NMo kan doen voor dit pakket aan monumenten. Hiermee worden andere monumenteigenaren niet benadeeld door deze vervreemding van het Rijk. Een Brimsubsidie wordt pas verstrekt nadat de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) de plannen heeft getoetst. Daarbij wordt beoordeeld of de plannen worden uitgevoerd volgens de in de beroepsgroep geldende normen. Bij de eindafrekening controleert de RCE of de werkzaamheden inderdaad zijn uitgevoerd.
Governance
De NMo is een resultaat van een privaat initiatief van een aantal vooraanstaande monumentorganisaties die veel expertise en ervaring hebben op het gebied van de instandhouding van monumenten. In 2013 vormde een aantal grote monumentenorganisaties de stichting ter oprichting van de NMo met het doel de krachten te bundelen. In datzelfde jaar gaf het Rijk aan een pakket van (op dat moment) 34 rijksmonumenten bij een op de richten NMo onder te willen brengen.
In juli 2014 werd de NMo opgericht in de vorm van een vereniging. Om mogelijke conflicten met de statutaire doelstellingen van de individuele leden te vermijden, werd separaat een Stichting Monumenten Bezit (SMB) opgericht om het beheer van de in de toekomst mogelijk te verwerven monumenten onder te kunnen brengen. De NMo heeft vier strategische hoofdlijnen: verwerving en beheer van monumenten, vertegenwoordiging, dienstverlening en fondsenwerving en vermogensbeheer. De SMB is vanuit de NMo opgericht in 2014 met maar één doel: het in stand houden, restaureren en verhuren van historische waardevolle bouwwerken. Kortom, het behoud van het gebouwd cultureel erfgoed van Nederland. Doel, functie en governance voor beide organisaties zijn in de oprichtingsstatuten vastgelegd.
De NMo kent een open toetredingsstructuur met statutair vastgelegde toetredingscriteria. Het is aan de NMo om invulling aan dit toetredingsbeleid te geven. Het Rijk heeft hier geen zeggenschap over. De Raad adviseert uitsluitend organisaties met een POM-status lid te laten worden van de NMo. De NMo deelt deze visie niet. Er is slechts een beperkt aantal POM-organisaties in Nederland. Als de NMo zich hiertoe beperkt is zij van mening dat zij haar doelstelling om als serviceorganisatie te kunnen fungeren voor monumentbeherende organisaties niet voldoende kan waarmaken. Ook het optreden als een vangnet-organisatie wordt beperkt. De open structuur van de NMo is een belangrijk element geweest bij mijn wens om de monumenten niet per monument te vervreemden via een openbare verkoop, maar om ze bijeen te houden en ze als één pakket onder te brengen.
De Raad merkt in zijn advies op dat het werkapparaat, de werkprocessen en de concretisering van de NMo als serviceorganisatie nog niet zijn uitgewerkt. Dat klopt enerzijds. Anderzijds staat vast dat er op dit moment in Nederland nog geen enkele organisatie bestaat die een bindend element vormt binnen het thans versplinterde landschap van monumentenorganisaties of die een «last resort» biedt voor monumenten terwijl daar wel een sterke behoefte aan is. Naast de rijksoverheid en enkele grotere gespecialiseerde of geografisch gesegmenteerde organisaties, zijn de Nederlandse monumenten in het bezit van gemeenten en vele kleine organisaties, stichtingen of particulieren. Voor sommige monumenten bestaat op typologische gronden geen vangnet. De NMo richt zich onder andere op een vangnetfunctie voor «ontheemde» monumenten. Zij wil dat vangnet vormgeven door zoveel mogelijk partijen aan zich te binden en samenwerking te stimuleren. Zo’n nationale monumentenorganisatie is een wens die al jaren leeft.3
De Raad adviseert een juridische toets uit te voeren op de governance van de NMo. Naar aanleiding van het advies heb ik de NMo gevraagd om hiervoor zorg te dragen. In bijlage 2 treft u de verklaring van notariskantoor Zuidbroek B.V. waarin wordt uitgelegd waarom gekozen is voor deze constructie4. Duidelijk is dat de governance de juridische toetst doorstaat.
Hoewel het Rijk geen positie inneemt in het bestuur, betekent dit niet dat toezicht volledig ontbreekt. Buiten de beschermende bepalingen en controle-elementen die voortvloeien uit wet- en regelgeving (zoals de inhoudelijke toets van de RCE bij de aanvraag van Brim-subsidie), heeft de NMo ingestemd met een jaarlijkse externe audit ten aanzien van de naleving van de afspraken die tussen haar en het Rijk over het pakket aan monumenten zijn gemaakt. Dit geldt ook voor de vervreemdingsvoorwaarden.
Vervreemdingsvoorwaarden
Op 18 december 2014 hebben de NMo en de Staat een principeakkoord op hoofdlijnen gesloten (Kamerstuk 31 490, nr. 170). Vervolgens heeft Ecorys als onafhankelijke partij het proces, het rekenmodel, en de gebruikte variabelen getoetst. Uit het doorlopen proces en de toegepaste methodiek is afgeleid dat een geobjectiveerde bedrijfseconomische waardering tot stand is gekomen, waarbij van staatssteun niet gebleken is. Ecorys heeft daarnaast geadviseerd bepaalde contractuele bepalingen aan te scherpen. De adviezen van Ecorys worden nader verwerkt in de koopovereenkomst. Ook vanuit uw Kamer en de Raad voor Cultuur komt de wens naar voren dat de 29 monumenten bijeen gehouden worden. In navolging op deze wens van ben ik daarom opnieuw in overleg getreden met de NMo over de juridische borging van het bijeenhouden van het pakket en het verbod van vervreemding aan derden.
De volgende bepalingen worden in de koopovereenkomst opgenomen:
• NMo/SMB streven ernaar de 29 de monumentcomplexen bij de SMB bijeen te houden. Deze bepaling wordt versterkt door de stelregel dat leden een eventueel doorgeleverd monument uit dit pakket nooit kunnen verkopen zonder deze eerst aan te bieden aan de SMB en de overheid; met het oog op de instandhouding van het monument, kan om uitzonderlijke bedrijfseconomische redenen een object worden ondergebracht bij een lid. Hiermee wordt bijvoorbeeld bedoeld dat er onvoorzien groot onderhoud moet plaatsvinden voordat de reserves voor groot onderhoud/restauratie van de SMB voldoende zijn opgebouwd. Niettemin wordt de toekomst van de monumenten veilig gesteld door de eerder genoemde aanbiedingsplicht in de koopovereenkomst op te nemen. De Vesting Naarden kan overigens nimmer aan een aangesloten lid worden doorgeleverd.
• De NMo houdt de instandhoudingsbijdrage bijeen en zet het jaarlijkse rendement in als bijdrage voor het beheer en onderhoud van deze 29 monumentcomplexen;
• Indien de NMo/SMB onverhoopt toch een monumentcomplex moet verkopen dan moet zij het desbetreffende monument eerst aanbieden aan het Rijk, de provincie en de gemeente voor € 1,– en de instandhoudingsvergoeding voor dat monument moet erbij geleverd worden;
• Deze verplichtingen gelden ook voor haar leden (kettingbeding);
• De NMo/SMB moet alle bepalingen uit de betrokken schenkingen en legaten respecteren;
• De NMo/SMB neemt ongewijzigd alle lopende huurcontracten en overige gebruiksovereenkomsten over (koop breekt geen huur);
• Ieder jaar vindt een externe audit plaats.
Hiermee is vastgelegd hoe de NMo moet omgaan met de instandhoudingsbijdrage en dat er toezicht is georganiseerd via een externe audit op bovenstaande punten. Op deze wijze heeft Rijk – naast bestaande wet- en regelgeving over rijksmonumenten – haar toezicht op deze 29 monumenten en de instandhoudingsbijdrage via de privaatrechtelijke weg geborgd.
Stand van zaken
Na de ondertekening van het principeakkoord zijn de NMo en de SMB voortvarend aan de slag gegaan om aan hun verplichtingen te kunnen gaan voldoen. Per 1 mei 2015 is een directeur aangesteld voor de NMo en een directeur voor de SMB. De NMo en SMB hebben alle monumenten en haar gebruikers bezocht. SMB is gestart met visievorming op het beheer en is bijvoorbeeld ver gevorderd met een specifiek beheerplan voor de Vesting Naarden. De NMo/SMB zijn klaar om het beheer en onderhoud van de 29 monumentcomplexen over te nemen.
Veel gebruikers hebben aangeven graag snel duidelijkheid te krijgen over de mogelijke overdracht. Zeker elf gebruikers, waaronder bijvoorbeeld de gebruiker van Kasteel Radboud en de Stichting Heerlijkheid Brederode, willen graag met de SMB aan de slag ten aanzien van de planvorming voor de betreffende monumenten. Gebruikers en SMB willen samen kansen benutten om het culturele erfgoed duurzaam ter beschikking te stellen aan de Nederlandse samenleving.
De Minister voor Wonen en Rijksdienst, S.A. Blok
Dit bedrag wordt bijgesteld naar ca. € 60,5 miljoen omdat de grafmonumenten van Piet Hein, Maarten Tromp, Von Inn-und Knyphousen en Destombe niet worden overgedragen aan de NMo.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32156-60.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.