31 200 VIII
Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2008

nr. 161
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 maart 2008

Vooraf

«Van alle menselijke verworvenheden is het lezen de belangrijkste,» vindt Hella S. Haasse1. Ik ben het van harte met haar eens. Lezen en literatuur geven zin en glans aan het leven. Ik beschouw literatuur daarom als een domein dat voor iedereen toegankelijk moet zijn, een burgerrecht bijna. Om die reden wil ik dat ieder kind kennismaakt met de waarde en het plezier van lezen.

Ter inleiding

Met deze brief informeer ik uw Kamer over de achtergronden, uitgangspunten, opzet en beoogde uitvoering van het programma leesbevordering Kunst van lezen. Kunst van lezen moet bijdragen aan een meer geletterde samenleving. De overheid besteedt al langer structureel aandacht aan leesbevordering. Met de openbare bibliotheken, maar ook door voortdurende inspanning van een aantal landelijke instellingen als Stichting Lezen en Schrijvers School Samenleving. Leerlingen, ouders en docenten worden op stimulerende wijze betrokken bij het lezen. Mede hierdoor worden ze zich bewust van de intrinsieke waarde van het lezen en de verrijkende invloed van het lezen op de persoonlijke (smaak)ontwikkeling. Voorbeelden van leesbevorderende activiteiten en producten zijn de Nationale Voorleeswedstrijd, de Jonge Jury, een leesbevorderingsmodule voor het voortgezet onderwijs (Bazar) en de onderwijsondersteunende diensten als schoolbieb.nl.

Ook de Stichting Collectieve Propaganda van het Nederlandse Boek (CPNB) doet aan leesbevordering, zij het niet alleen om culturele maar ook commerciële redenen. De boekenmarkt is immers sterk afhankelijk van een in lezen en literatuur geïnteresseerd koperspubliek. Vandaar dat de CPNB met de Vereniging van Openbare Bibliotheken en Stichting Lezen promotionele activiteiten organiseert als de Nationale Voorleesdagen, de Kinderboekenweek en Nederland Leest!

Het programma Kunst van Lezen is bedoeld als extra impuls voor en als aanvulling op het reguliere leesbevorderingsbeleid. Daarnaast beoogt het programma invulling te geven aan een geïntegreerde aanpak van mijn onderwijs- en cultuurbeleid. Leidraad daarbij is een «doorlopende leeslijn», een geheel van op elkaar afgestemde en aansluitende activiteiten, analoog aan de doorlopende leerlijn.

Ontwikkelingen in het lezen

Van een aankomend lezer wordt veel gevraagd. Hij of zij moet dan ook lange weg afleggen: van het leren herkennen van losse letters tot het kunnen beoordelen en waarderen van een complexe literaire tekst. Met toenemende leeservaring groeit doorgaans ook de leesvaardigheid. En al is het doel van de leesbevordering wezenlijk anders dan van het taal- en leesonderwijs, want uiteindelijk gericht op literaire participatie, taalonderwijs en leesbevordering gaan hand in hand. Over het (literaire) lezen als vorm van ontspanning kan het volgende worden opgemerkt.

Tot in de tweede helft van de twintigste eeuw las men in de vrije tijd op tamelijk uitgebreide schaal boeken, kranten en tijdschriften. Sinds de opkomst van onder meer televisie en later internet, is deze vorm van vrijetijdsbesteding steeds meer onder druk komen te staan1. Daarmee gaat ook een deel van de kennis over en de waardering voor literatuur en cultureel waardevolle teksten verloren.

De teloorgang van het culturele lezen is gepaard gegaan met een verminderde aandacht voor het aanleren van basiskennis en basisvaardigheden op het terrein van taal. De laatste cijfers uit internationaal vergelijkend onderzoek naar talige geletterdheid onder scholieren uit het primair onderwijs (groep 6), tonen aan dat het niveau waarop Nederlandse kinderen begrijpend kunnen lezen de laatste jaren is afgenomen.2

Deze signalen gaven aanleiding tot een omvangrijk pakket van maatregelen om de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren. Zo is er door de bewindslieden van OCW een expertgroep ingesteld die tot taak had te bezien over welke basiskennis en basisvaardigheden op het gebied van taal en rekenen leerlingen in de verschillende stadia in hun schoolloopbaan van primair tot hoger onderwijs moeten beschikken.3 Uw Kamer heeft het advies van deze expertgroep op 23 januari 2008 ontvangen4. De beleidsreactie op dit advies is in voorbereiding en zal de Kamer zo spoedig mogelijk worden toegezonden.

Van aanzienlijke betekenis zijn ook de kwaliteitsagenda’s primair en voortgezet onderwijs5, bedoeld om de verbetering van de onderwijskwaliteit, waaronder die van het taal- en rekenonderwijs, gestructureerd tot stand te brengen. Leesbevordering levert daaraan, aanvullend, een zinvolle bijdrage.

Eveneens actueel is de problematiek van de laaggeletterdheid. Naar schatting is een kleine tien procent van de Nederlandse bevolking laaggeletterd. De gevolgen daarvan, ook financieel, zijn aanzienlijk. Uit onderzoek blijkt dat een structurele aanpak van laaggeletterdheid de samenleving een besparing van 537 miljoen euro per jaar oplevert.6 Een adequate aanpak van deze problematiek is dringend geboden. In 2005 hebben de toenmalige bewindspersonen van OCW het initiatief genomen tot een «aanvalsplan laaggeletterdheid». Dat plan wordt momenteel uitgevoerd en loopt tot en met 20107. Een uitgangspunt bij het plan is dat leesbevordering bijdraagt aan de preventie van laaggeletterdheid. De Stichting Lezen en de Vereniging van Openbare Bibliotheken (VOB) zijn hierbij als landelijk coördinerende instellingen nauw betrokken. In september 2007 hebben de staatssecretarissen van Onderwijs, de staatssecretaris van SZW en de Stichting van de Arbeid een convenant gesloten waarin zij zich committeren aan de aanpak van het probleem, met specifieke aandacht voor werkende laaggeletterden. Een bij dit convenant behorend uitvoeringsplan, dat als een belangrijke aanvulling op het Aanvalsplan Laaggeletterdheid 2006–2010 kan worden gezien, is op 4 februari jl. aan de Kamer aangeboden (kamerstuk 28 760, nr. 17).

Bovenstaande ontwikkelingen, inclusief een eerder kritisch advies van de Raad voor Cultuur1, hebben mij doen besluiten een programma leesbevordering te starten. Dit programma, Kunst van lezen, maakt deel uit van mijn 10-puntenplan Cultuurparticipatie dat moet bijdragen aan een brede basis voor cultuur. Het gaat primair dus om cultuurbeleid, maar in tweede instantie ook om verbetering van het taalonderwijs. Deze integrale benadering van onderwijs- en cultuurbeleid is in lijn met wat besproken is op de Taaltop op 7 juni 20072. Ook het eerder genoemde Aanvalsplan Laaggeletterdheid heeft dezelfde invalshoek, hoewel het accent daarin toch vooral ligt op laaggeletterdheid en het bestrijden daarvan.

Leesbevordering en leesonderwijs

Voordat ik het programma leesbevordering schets, wil ik kort stilstaan bij de verhouding tussen leesbevordering (gericht op cultuurparticipatie) en leesonderwijs (gericht op leesvaardigheid).

Lezen is een complexe cognitieve bezigheid. Het leesonderwijs concentreert zich aanvankelijk vooral op het zogenaamde technisch lezen, het ontcijferen van de letters en tekens en uitspreken wat er staat. De volgende stap is begrijpend lezen; de boodschap begrijpen, verbanden kunnen leggen tussen zinnen en alinea’s en hoofd- en bijzaken onderscheiden. Vanaf het moment dat een leerling technisch voldoende leesvaardig is, ligt de nadruk vrijwel uitsluitend op het begrijpend lezen. Begrijpend lezen is niet alleen een voorwaarde om iets van een geschreven tekst te kunnen leren, maar ook om ervan te kunnen genieten. Met plezier lezen – bij voorkeur van cultureel waardevolle teksten – is het eigenlijke doel van de leesbevordering. Leesonderwijs en leesbevordering liggen dus in elkaars verlengde.

Opzet en uitgangspunten van het programma leesbevordering

Leidend principe van Kunst van lezen is dat leesbevordering het meest effectief is bij een doorlopend aanbod van ondersteunende en op het taalonderwijs aansluitende activiteiten. Daarin wordt ook aandacht besteed aan voorlezen, dat stimulerend werkt op het (latere) leesgedrag. Een tweede uitgangspunt is dat de leesbevordering het beste kan worden vormgegeven in structurele en inhoudelijke samenwerking met consultatiebureaus, peuterspeelzalen en scholen in het basis- en voortgezet onderwijs. Een laatste vertrekpunt is de cultuurhistorische canon van de Commissie Van Oostrom.3 Het kabinet heeft bepaald dat de canon wordt opgenomen in de kerndoelen van het basisonderwijs en de onderbouw van het voortgezet onderwijs4. Het programma leesbevordering zal specifiek aandacht besteden aan de literaire aspecten van de cultuurhistorische canon en de wijze waarop literatuur kan bijdragen aan een beter begrip van de vijftig vensters5.

Mede op basis van gesprekken met culturele instellingen en deskundigen op het terrein van primair en voortgezet onderwijs kwamen we tot onderstaande programmalijnen. De voorgestelde deelprogramma’s beantwoorden aan de hierboven geschetste uitgangspunten en bieden het – op dit moment – meest adequate antwoord op de wederzijdse behoefte aan goed op elkaar afgestemde activiteiten op de terreinen leesonderwijs en leesbevordering.

1. Een proef met een leesbevorderingsmodel dat is afgeleid van Bookstart, het in Groot-Brittannië al jaren met succes draaiende leesbevorderingsprogramma voor kinderen tot vier jaar en hun ouders. Daar delen consultatiebureaus en bibliotheken een pakket uit met boeken, (voor)leestips, een uitnodiging voor een bezoek aan de openbare bibliotheek en informatie over het belang van lezen. Dat gebeurt drie keer: als de kinderen acht maanden oud zijn, als ze een jaar zijn en als ze bijna naar de basisschool gaan. De Nederlandse versie van Bookstart krijgt een Nederlandse naam en wordt minder gericht op het aanbod van materialen en meer op de actieve rol van bibliotheken en consultatiebureaus, inclusief mediaondersteuning (Zppelin). Het project moet nauw aansluiten bij bestaande programma’s en activiteiten, zoals het professionaliseringproject Vversterk (gericht op scholing en begeleiding van leidsters en leraren in de voor- en vroegschoolse educatie).

2. Ondersteuning taal- en leesonderwijs op de basisschool. Dit programmaonderdeel sluit aan op de pilots Taalbeleid Onderwijsachterstanden van staatssecretaris Dijksma, uitgevoerd door de PO-Raad (Platform Kwaliteit en Innovatie). Hiervoor zijn scholen geselecteerd met veel achterstandskinderen die goede plannen hebben om het leesniveau te verhogen. Daarvoor wordt geïnvesteerd in de kwaliteit van de leraren op het gebied van leesonderwijs. De komende jaren investeert de staatssecretaris € 12 miljoen euro in de pilots. Vanuit het programma leesbevordering zullen openbare bibliotheken worden gefaciliteerd voor het positief stimuleren van leesgedrag en leesprestaties in nauwe samenwerking met de aan de pilots deelnemende scholen.

3. Kennismaking met de cultuurhistorische canon van de Commissie Van Oostrom aan de hand van Nederlandstalige (jeugd)literatuur en klassieke literaire werken. In samenwerking met de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren, het Letterkundig Museum, het Nederlands Literair Productie- en Vertalingenfonds (NLPVF), de Stichting Entoen.nu en vertegenwoordigers uit de onderwijspraktijk worden de canonvensters, bekeken vanuit literair perspectief, op een zo aantrekkelijk mogelijke wijze toegankelijk gemaakt voor het onderwijs. In eerste instantie zal het programma zich vooral richten op de invoering van de canon in de bovenbouw van het basisonderwijs en de onderbouw van het voortgezet onderwijs.

Ter ondersteuning van bovenstaande lijnen zal er vanuit het programma leesbevordering verder gewerkt worden aan een landelijk dekkende voorziening van lokale en bovenlokale netwerken.1 Doel van deze netwerken is het bijeenbrengen van relevante partijen op het terrein van leesbevordering en taalonderwijs2. De deelnemers aan het netwerk wisselen onderling kennis en ervaringen uit en ontwikkelen een gezamenlijke, integrale visie op de aanpak van leesbevordering en taalonderwijs. Gemeenten worden aangesproken op hun regisserende rol als beheerder van de Lokale Educatieve Agenda.

Om de voortgang en de resultaten van het programma in kaart te brengen, worden de verschillende deelprogramma’s systematisch gemonitord.

Onder meer vanwege de talige en leesbevorderende activiteiten aan de voorkant van het onderwijscurriculum die in opdracht van de gemeente kunnen worden uitgevoerd door de jeugdgezondheidszorg heeft afstemming plaatsgevonden met het ministerie van Jeugd en Gezin.

Uitvoering en financiën

Voor de aansturing van het programma zal een centrale rol zijn weggelegd voor Stichting Lezen en de Vereniging van Openbare Bibliotheken, die zoals gezegd als landelijke instellingen ook het reguliere leesbevorderingsbeleid van de rijksoverheid in belangrijke mate bepalen. Zo kan optimale afstemming plaatsvinden tussen regulier beleid en de activiteiten in het kader van het programma. Gelet op de beoogde integrale aanpak zullen deze partijen zich nadrukkelijk moeten verstaan met organisaties als de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), de koepel van zorgorganisaties Actiz, de PO-Raad (Platform Kwaliteit en Innovatie), de VO-Raad en de Stichting Entoen.nu. Momenteel worden de hierboven genoemde programmalijnen met de meest betrokken instanties nader uitgewerkt. In de loop van 2008 beginnen de eerste activiteiten.

Het programma loopt tot en met 2011. Voor 2008 is een budget beschikbaar van € 1 miljoen. De helft hiervan komt uit de enveloppe cultuur, de andere helft uit de enveloppe bibliotheekvernieuwing. Dat laatste is gerechtvaardigd omdat de bibliotheeksector dient bij te dragen aan een vitale leescultuur.

Ik streef ernaar het beschikbare budget vanaf 2009 te verhogen, tot indicatief € 1,5 miljoen uit de enveloppe cultuur in 2011.

De verdere bijdrage uit de enveloppe voor de bibliotheekvernieuwing zal medio 2008 worden vastgesteld, bij de besluitvorming over de bibliotheekvernieuwing in de periode 2009–2012.

Slot

Een bloeiende cultuur, een bloeiende literatuur kan niet zonder lezers. Hoe meer actieve en competente lezers, hoe levendiger en rijker de (literaire) cultuur. Maar lezen is geen luxe, het is een onmisbare vaardigheid. Wie niet kan lezen, staat maatschappelijk langs de zijlijn. Dat geldt ook in onze digitale samenleving. Het programma Kunst van lezen moet daarom een zinvolle bijdrage leveren aan de leesvaardigheid en geletterdheid van onze samenleving. Ik ben van plan u halverwege de looptijd van het programma nader te informeren over de voortgang en de resultaten.

Mede namens de minister van Jeugd en Gezin en de beide staatssecretarissen van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

R. H. A. Plasterk


XNoot
1

Hella S. Haasse, Lofrede Nederland Leest!, 2006.

XNoot
1

De tijd als spiegel (SCP, 2005) In 1975 las de Nederlander van 12 jaar en ouder als vrijetijdsbesteding gemiddeld 6,4 uur per week gedrukte media. In 1990 was dat al gedaald tot 5,6 uur. In 2005 las men gemiddeld nog slechts 4,7 uur per week.

XNoot
2

Progress in International Reading Literacy Study (PIRLS) 2006

XNoot
3

Expertgroep Doorlopende Leerlijnen Taal en Rekenen o.l.v. Heim Meijerink.

XNoot
4

Over de drempels met taal en rekenen. Hoofdrapport van de Expertgroep Doorlopende Leerlijnen Taal en Rekenen (SLO, 2007)

XNoot
5

Kwaliteitsagenda Primair Onderwijs «Scholen voor morgen» en Kwaliteitsagenda Voortgezet Onderwijs «Tekenen voor kwaliteit» (OCW, november 2007)

XNoot
6

Henriëtte Maassen-van den Brink en Wim Groot, Stil vermogen, een onderzoek naar de maatschappelijke kosten van laaggeletterdheid (Stichting Lezen en Schrijven, 2006).

XNoot
7

Van A tot Z betrokken. Aanvalsplan Laaggeletterdheid 2006–2010 (OCW, 2005). Hoofduitvoerders zijn de Stichting Lezen en Schrijven, het Centrum Innovatie van Opleidingen (CINOP) en het Expertisecentrum ETV.nl.

XNoot
1

Van zwarte lijnen en witte tussenruimte tot zinvolle werkelijkheid. Advies leesbevordering. Raad voor Cultuur, 2005 (opgesteld in samenwerking met de Onderwijsraad). In het advies laat de Raad zich uit over het literatuuronderwijs en de mate waarin leerlingen in het voortgezet onderwijs zich bezighouden met cultureel(historisch) waardevolle teksten. De kritiek gaat meestal over de positie van het literatuuronderwijs ten opzichte van andere vakken en de status van het onderdeel literatuur in de beoordeling van leerlingenprestaties.

XNoot
2

Een gezamenlijk initiatief van de Stichting Lezen en Schrijven, Stichting Lezen en de Vereniging van Openbare Bibliotheken. Aan het gesprek namen deel de bestuurders van genoemde instellingen, de bewindslieden van OCW, de minister van Jeugd en Gezin en de staatssecretaris van SZW.

XNoot
3

En toen.nu. De canon van Nederland. Rapport van de Commissie Ontwikkeling Nederlandse canon in drie delen (2006, 2007)

XNoot
4

Brief aan de Tweede Kamer. Vergaderjaar 2007–2008, 31 200 VIII, nr. 82

XNoot
5

In het bijzonder de aanbevelingen 8 en 9 uit deel A van het rapport Entoen.nu, blz. 55–57

XNoot
1

Met de opzet hiervan is reeds een begin gemaakt in het kader van het Aanvalsplan Laaggeletterdheid 2006–2010.

XNoot
2

Bijvoorbeeld basisscholen, scholen voor voortgezet onderwijs, peuterspeelzalen en kinderdagverblijven, bibliotheken, gemeenten en roc’s.

Naar boven