32 043 Toekomst pensioenstelsel

Nr. 429 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 26 november 2018

Hierbij ontvangt uw Kamer het feitenrelaas rond de besprekingen over en het mislukken van het pensioenakkoord. Bij de regeling van werkzaamheden van 22 november 2018 heeft het lid Van Brenk (50PLUS) hierom verzocht (Handelingen II 2018/19, nr. 27).

Regeerakkoord

Op 10 oktober 2017 heeft het kabinet Rutte III zijn regeerakkoord gepubliceerd, met daarin een ambitieuze pensioenparagraaf (bijlage bij Kamerstuk 34 700, nr. 34). In zijn voornemens ten aanzien van de vernieuwing van het pensioenstelsel heeft het kabinet gebruik gemaakt van het advies over de toekomst van het pensioenstelsel uit 2015 en de verkenning «persoonlijk pensioenvermogen met collectieve risicodeling» uit 2016 van de sociaaleconomische Raad (SER) en voortgebouwd op de hoofdlijnenbrief (2015) (Kamerstuk 32 043, nr. 263) en perspectiefnota (2016) (Kamerstuk 32 043, nr. 337) van voormalig Staatssecretaris Klijnsma.

In het regeerakkoord gaf het kabinet aan samen met sociale partners de stap te willen zetten naar een vernieuwd pensioenstelsel, door de kwetsbaarheden van het huidige stelsel te adresseren en de sterke elementen (verplichtstelling, collectieve uitvoering, risicodeling en fiscale ondersteuning) te behouden. Het kabinet heeft op hoofdlijnen een nieuw pensioencontract geschetst, maar sociale partners de ruimte geboden met een nadere invulling te komen. In het regeerakkoord is de SER gevraagd om begin 2018 met een advies te komen over een nieuw pensioencontract.

Besprekingen tussen sociale partners in de SER

Na oktober 2017 hebben sociale partners in de SER de uitwerking van het nieuwe pensioencontract geïntensiveerd. Dit gebeurde in wisselend, informeel verband. Ambtelijke waarnemers waren niet aangesloten, aangezien er geen reguliere commissievergaderingen van de SER plaatsvonden.

Uw Kamer heeft mij tijdens deze fase verschillende keren gevraagd naar de stand van zaken bij de SER. Zo heeft de heer Omtzigt mij bijvoorbeeld tijdens het algemeen overleg pensioenonderwerpen van 14 maart 2018 verzocht uw Kamer te informeren over de stand van zaken rond de vernieuwing van het pensioenstelsel. Dat heb ik bij brief van 4 april 2018 gedaan. Ik heb uw Kamer gemeld dat ik er vertrouwen in had dat de sociale partners in de SER op korte termijn met een advies zouden komen. Pensioen is een arbeidsvoorwaarde en pensioenregelingen worden afgesproken door werkgevers en werknemers. Om die reden heeft het kabinet in het regeerakkoord dan ook expliciet de hand uitgestoken naar de sociale partners verenigd in de SER en heb ik het afgelopen jaar gewacht op een gedragen SER-advies.

In mei hebben vertegenwoordigers van FNV en VNO mij bijgepraat over de concept-voorstellen die zij toen samen ontwikkeld hadden. Op 30 mei 2018 berichtte de Telegraaf over vertrouwelijke afspraken tussen sociale partners over de toekomst van het pensioenstelsel. Tijdens de regeling van werkzaamheden van 30 mei 2018 (Handelingen II 2017/18, nr. 87, item 5) heeft de Kamer verzocht om een reactie op het bericht dat de sociale partners mogelijk een akkoord zouden hebben over de pensioenen en de AOW.

Naar aanleiding van deze gebeurtenissen heb ik vertegenwoordigers van werkgevers- en werknemerszijde om een toelichting gevraagd. Zij gaven mij aan dat zij informeel in gesprek waren, maar dat er geen sprake was van een akkoord.

Op 12 juni 2018 heeft uw Kamer een brief van mij ontvangen waarin ik heb aangegeven dat ik nog steeds in afwachting was van een gedragen voorstel van de SER (Kamerstuk 32 043, nr. 410). Ik heb herhaald dat het kabinet samen met sociale partners de stap wil zetten naar een vernieuwd pensioenstelsel, nadat de SER hierover een advies heeft uitgebracht. Dit heb ik toen ook zo met de bestuurlijke top van de polder besproken: sociale partners binnen de SER zouden het voortouw houden. In de maanden juni en juli hebben sociale partners hun gesprekken voortgezet binnen SER-verband, dus met betrekking van de Kroonleden.

Verbreding van het overleg met kabinet

In de week van 13 augustus 2018 zijn voor het eerst ambtelijke vertegenwoordigers vanuit mijn ministerie aangeschoven bij de gesprekken tussen sociale partners in de SER. Dit gebeurde op uitnodiging van de SER-voorzitter. Zij gaf aan dat sociale partners met het kabinet in gesprek wilden over hun voorstel voor invulling van het pensioencontract, dat op punten afwijkend was van het regeerakkoord. Ook voelden zij de behoefte om het gesprek over de herziening van het stelsel van aanvullende pensioenen te verbreden met aangrenzende beleidsdossiers, meer specifiek de AOW en de duurzame inzetbaarheid van oudere werknemers. Over al deze onderwerpen wilden sociale partners met het kabinet in overleg.

Tussen 13 augustus en 12 november hebben diverse gesprekken plaatsgevonden tussen de SER-voorzitter, vertegenwoordigers van werkgevers- en werknemersorganisaties en vertegenwoordigers vanuit mijn ministerie. Er waren voorbereidende gesprekken op ambtelijk niveau. Ik heb zelf in deze maanden verschillende keren met de SER-voorzitter en de bestuurlijke vertegenwoordigers van sociale partners gesproken.

Inhoudelijk hebben wij in eerste aanleg gesproken over de invulling die sociale partners wilden geven aan het pensioencontract. Die invulling week op onderdelen af van het regeerakkoord en vroeg daarom van mijn kant om overleg binnen het kabinet. Ook de transitie naar het nieuwe contract en de overstap op een nieuwe neutrale manier van pensioenopbouw is met sociale partners besproken.

Toen de voortgang op het overleg over de aanvullende pensioenen daarvoor voldoende aanleiding gaf, is het gesprek verbreed met de eerder genoemde aangrenzende beleidsonderwerpen.

Daarna is ook de Minister-President enkele keren aanwezig geweest bij het overleg, voor het eerst op 12 november 2018. Dit gebeurde op mijn verzoek, aangezien de besprekingen in een afrondende fase leken te belanden en snel schakelen binnen het kabinet daarbij belangrijk werd. De lijnen van een afspraak over het aanvullende pensioen waren op dat moment grotendeels rond, zodat de besprekingen in aanwezigheid van de Minister-President zich vooral concentreerden op het aangrenzende terrein van de AOW en het langer doorwerken van oudere werknemers. In dezelfde week heeft er op 14 november en 15 november eveneens overleg plaatsgevonden in aanwezigheid van de Minister-President. Ook bij het laatste overleg op dinsdagavond 20 november 2018 waren de Minister-President en ikzelf beiden aanwezig. In dat overleg hebben de vertegenwoordigers van de werknemers aangegeven niet tot een akkoord te kunnen komen en zijn de onderhandelingen stilgelegd.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees

Naar boven