32 021 Wijziging van de Wet op de rechterlijke organisatie, de Wet op de rechterlijke indeling, het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en enkele andere wetten naar aanleiding van de evaluatie van de modernisering van de rechterlijke organisatie en in verband met de regeling van het klachtrecht inzake gedragingen van rechterlijke ambtenaren (Evaluatiewet modernisering rechterlijke organisatie)

B BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 oktober 2010

Hierbij zend ik u een ontwerpbesluit1, houdende aanwijzing van nevenlocaties van rechtbanken en gerechtshoven alsmede intrekking van het Besluit nevenvestigings- en nevenzittingsplaatsen (Besluit nevenlocaties gerechten). Voor de inhoud van het ontwerpbesluit verwijs ik u kortheidshalve naar de ontwerpnota van toelichting.

De voorlegging geschiedt in het kader van de wettelijk voorgeschreven voorhangprocedure (artikelen 41, derde lid, en 59, derde lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie) en biedt uw Kamer de mogelijkheid zich uit te spreken over het ontwerpbesluit voordat het aan de Afdeling advisering van de Raad van State zal worden voorgelegd en vervolgens, indien het wetsvoorstel Evaluatiewet modernisering rechterlijke organisatie (Kamerstukken I 2009/10, 32 021, A) tot wet wordt verheven, zal worden vastgesteld.

Op grond van de aangehaalde bepalingen geschiedt de voordracht aan de Koningin ter verkrijging van het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State over het ontwerpbesluit niet eerder dan vier weken nadat het ontwerpbesluit aan beide Kamers der Staten-Generaal is overgelegd.

De minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin


XNoot
1

Ter inzage gelegd op de afdeling Inhoudelijke ondersteuning onder griffienr. 147218.

Naar boven