32 021 Wijziging van de Wet op de rechterlijke organisatie, de Wet op de rechterlijke indeling, het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en enkele andere wetten naar aanleiding van de evaluatie van de modernisering van de rechterlijke organisatie en in verband met de regeling van het klachtrecht inzake gedragingen van rechterlijke ambtenaren (Evaluatiewet modernisering rechterlijke organisatie)

B HERDRUK1 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 26 oktober 2010

De minister van Justitie heeft op 5 oktober 2010 een ontwerpbesluit2 gestuurd, houdende aanwijzing van nevenlocaties van rechtbanken en gerechtshoven alsmede intrekking van het Besluit nevenvestigings- en nevenzittingsplaatsen (Besluit nevenlocaties gerechten).

De vaste commissie voor Justitie3 heeft naar aanleiding daarvan op 26 oktober 2010 gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Justitie, Kim van Dooren

BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 oktober 2010

Hierbij zend ik u een ontwerpbesluit2, houdende aanwijzing van nevenlocaties van rechtbanken en gerechtshoven alsmede intrekking van het Besluit nevenvestigings- en nevenzittingsplaatsen (Besluit nevenlocaties gerechten). Voor de inhoud van het ontwerpbesluit verwijs ik u kortheidshalve naar de ontwerpnota van toelichting.

De voorlegging geschiedt in het kader van de wettelijk voorgeschreven voorhangprocedure (artikelen 41, derde lid, en 59, derde lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie) en biedt uw Kamer de mogelijkheid zich uit te spreken over het ontwerpbesluit voordat het aan de Afdeling advisering van de Raad van State zal worden voorgelegd en vervolgens, indien het wetsvoorstel Evaluatiewet modernisering rechterlijke organisatie (Kamerstukken I 2009/10, 32 021, A) tot wet wordt verheven, zal worden vastgesteld.

Op grond van de aangehaalde bepalingen geschiedt de voordracht aan de Koningin ter verkrijging van het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State over het ontwerpbesluit niet eerder dan vier weken nadat het ontwerpbesluit aan beide Kamers der Staten-Generaal is overgelegd.

De minister van Justitie, E. M. H. Hirsch Ballin

BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 26 oktober 2010

De vaste commissie voor Justitie heeft in haar vergadering van 12 oktober jl. gesproken over de voorhang van het ontwerpbesluit nevenlocaties gerechten. De commissie constateert dat in de Evaluatiewet modernisering rechterlijke organisatie (wetsvoorstel 32 021) – die nog aanhangig is bij deze Kamer – de delegatiegrondslag is opgenomen waarop dit besluit is gestoeld.

De commissie is zich wel bewust van de nog lopende correspondentie tussen de regering en de Eerste Kamer over het voorhangen van gedelegeerde regelgeving. Totdat deze briefwisseling echter tot conclusies heeft geleid, houdt de commissie vast aan het eerder ingenomen standpunt van de Eerste Kamer. Dat betekent dat de commissie – vanuit het oogpunt van een integrale beoordeling van het besluit en het wetsvoorstel – zich het recht voorbehoudt tot een week na afhandeling van het wetsvoorstel te reageren op het voorgehangen ontwerpbesluit.

De vice-voorzitter van de vaste commissie voor Justitie, M. Westerveld


X Noot
1

In verband met gewijzigde benaming van het Kamerstuk

X Noot
2

Ter inzage gelegd op de afdeling Inhoudelijke ondersteuning onder griffie nr. 147218.

X Noot
3

Samenstelling:

Holdijk (SGP), Dölle (CDA), Tan (PvdA), Van de Beeten (CDA) (voorzitter), Broekers-Knol (VVD), Doek (CDA), De Graaf (VVD), Kneppers-Heynert (VVD), Kox (SP), Westerveld (PvdA) (vice-voorzitter), Staal (D66), Franken (CDA), Van Bijsterveld (CDA), Janse de Jonge (CDA)

Duthler (VVD), Haubrich-Gooskens (PvdA), De Vries (PvdA), Ten Horn (SP), Peters (SP), Quik-Schuijt (SP), Lagerwerf-Vergunst (CU), Böhler (GL), Strik (GL), Koffeman (PvdD), Yildirim (Fractie-Yildirim)

Naar boven