31 934 Douane

Nr. 30 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 10 juni 2020

De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Financiën over de brief van 20 november 2019 over de Kabinetsreactie gang van zaken onderzoeken naar corruptie bij de Douane (Kamerstuk 31 934, nr. 26).

De vragen en opmerkingen zijn op 20 december 2019 aan de Minister van Financiën voorgelegd. Bij brief van 11 juni 2020 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Anne Mulder

De adjunct-griffier van de commissie, Freriks

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersoon

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD

De leden van de VVD-fractie hebben met interesse maar ook zorgen de kabinetsreactie gelezen over de gang van zaken onderzoeken naar corruptie bij de Douane en hebben hierover nog een aantal vragen en opmerkingen.

De leden van de VVD-fractie vragen de Minister nogmaals om het conceptrapport «als de prooi de jager pakt» en het onderzoeksresultaat naar de Kamer te sturen.

Antwoord:

Uw verzoeken om een eventueel conceptrapport in te zien zijn meermaals aan de Commissie Kennis en Onderzoek (CKO) en de onderzoekers overgebracht. Zij hebben herhaaldelijk te kennen gegeven niet de behoefte te voelen iets toe te voegen aan hun eerdere verklaring. Om toch aan het verzoek van uw Kamer tegemoet te komen om over het rapport te kunnen beschikken, wordt uw Kamer de bij het Ministerie van Financiën laatst beschikbare versie van het conceptrapport (versie van februari 2019) vanaf 11 juni tot aan 9 juli 2020 vertrouwelijk ter inzage gegeven (Ter vertrouwelijke inzage gelegd, alleen voor de leden, bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer bij Kamerstuk 31 934, nr. 29).

De leden van de VVD-fractie vragen waarom de Commissie Kennis en Onderzoek (CKO) de opdracht heeft gegeven onderzoek te doen naar de Douane. Vanuit welke onderzoeksvraag of op basis van welke informatie is besloten tot het houden van een extern onderzoek? Waarom is er gekozen voor juist deze onderzoekers en wie heeft de onderzoeksopzet bepaald?

Antwoord:

Het onderzoek «Als de prooi de jager pakt» betrof een onderzoek in opdracht van de Commissie Kennis en Onderzoek (CKO, voorheen bekend als Politie & Wetenschap) van de Politieonderwijsraad. De Politieonderwijsraad is een onafhankelijk adviesorgaan van het Ministerie van Justitie en Veiligheid. Het onderzoek vond plaats in het kader van onderzoek naar de bestrijding van ondermijnende criminaliteit en was gericht op de Rotterdamse haven. De opdracht werd door de CKO gegeven aan externe onderzoekers, die het onderzoek onafhankelijk van de CKO hebben uitgevoerd. Het onderzoek is betaald door de CKO, die hiervoor jaarlijks middelen beschikbaar krijgt van het Ministerie van Justitie en Veiligheid.

De leden van de VVD-fractie lezen dat het onderzoek is uitgebreid in januari 2017. Waarom is het onderzoek uitgebreid? Wat wordt er bedoeld met «Toezicht, Handhaving, Opsporing en Regelgeving (THOR)-ontwikkelingen»? Kan de Minister een uitputtende lijst geven van de verschillende THOR-organisaties?

Antwoord:

In januari 2017 is de onderzoeksopdracht op initiatief van de onafhankelijke onderzoekers uitgebreid met een onderzoek naar de rol van bedrijventerreinen bij de handel in cocaïne en de relatie met de Rotterdamse haven. Wij kunnen niet in de beweegredenen van de onderzoekers treden.

Er bestaat geen uitputtende lijst van zogenaamde THOR-organisaties, omdat het geen formele definitie betreft. De onderzoekers hebben in hun openbare verklaring van 12 mei 2019 aangegeven welke definitie zij hanteren: «THOR-organisaties zijn publieke organisaties die zijn belast met Toezicht, Handhaving, Opsporing en Regelgeving/vergunningverlening». Welke organisaties zij daaronder verstaan kunt u lezen in het conceptrapport.

Wanneer is het onderzoek afgerond? Wanneer is specifiek door de onderzoekers besloten het rapport en de onderzoeksresultaten niet naar buiten te brengen?

Antwoord:

Het onderzoek heeft geen eindrapport opgeleverd. De onderzoekers hebben na overleg met de voorzitter van de begeleidingscommissie en het bureau van de CKO besloten geen rapport met onderzoeksresultaten uit te brengen. Hiervan hebben zij de CKO als opdrachtgever in kennis gesteld. Op 12 mei 2019 is de begeleidingscommissie over het niet publiceren geïnformeerd, voorzien van een toelichting die de onderzoekers hebben opgesteld om dit besluit toe te lichten. Deze toelichting treft uw Kamer bijgevoegd aan.

De leden van de VVD-fractie vragen om het volledige citaat met de specifieke reden om het onderzoeksrapport niet te publiceren. De leden van de VVD-fractie vinden de reden waarom het niet gelukt is duidelijke onderzoeksresultaten te vinden abstract. Kan worden toegelicht waarom het onderzoek niet tot een valide resultaat heeft geleid? Lag dit aan de onderzoeksopzet of aan onvolkomenheden waar de onderzoekers geen invloed op hadden? De leden van de VVD-fractie vragen om een toelichting wat betreft het onvoldoende beschikbaar zijn van het aantal bronnen en registraties, waarbij juist door de grote tijdspanne te verwachten is dat er een grote hoeveelheid aan data beschikbaar zou moeten zijn.

Antwoord:

De publieke verklaring die de onderzoekers hebben opgesteld treft uw Kamer zoals gezegd bijgevoegd aan. Het is gezien de onafhankelijkheid van de onderzoekers niet aan ons om verder in hun overwegingen te treden. Het staat uw Kamer zoals gezegd vrij zelf met de onderzoekers contact op te nemen.

De leden van de VVD-fractie vragen een toelichting op waarom de «THOR-organisaties» in Rotterdam niet wilde meewerken aan het onderzoek? Waarom wilde deze THOR-organisaties niet meewerken?

Antwoord:

In eerdere brieven aan uw Kamer is beschreven op welke manier door de Douane, de politie en de FIOD, zijnde de onder onze ministeries vallende organisaties, medewerking is verleend aan het onderzoek.1

Zou een onderzoek in opdracht van een onafhankelijk adviesorgaan van het Ministerie van Justitie en Veiligheid niet al voldoende moeten zijn voor volledige openheid? Welke rol hebben de verschillende ministeries hierin gespeeld? Hebben de onderzoekers bij de verantwoordelijke ministeries aangegeven dat de THOR-organisaties formeel of feitelijk geen medewerking hebben willen verlenen aan het onderzoek? Zo ja, wat is verder met deze melding gedaan?

Antwoord:

Zoals gezegd werd het onderzoek uitgevoerd door onafhankelijke onderzoekers, in opdracht van het CKO, dat onafhankelijk van het Ministerie van Justitie en Veiligheid onderzoeken verricht of laat verrichten. Ministeries hebben hierin dan ook geen rol gespeeld.

De leden van de VVD-fractie vragen het kabinet om een stand van zaken met betrekking tot het rapport over de Douane door het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC). Zijn de in dat rapport beschreven bevindingen actueel? Is er nog steeds een significante toename in het aantal integriteitsschendingen en in de zwaarte daarvan?

Antwoord:

Het onderzoek, in opdracht van het WODC, betrof een onderzoek naar ernstige integriteitsschendingen binnen vier rechtshandhavingsorganisaties – de politie, Douane, Koninklijke Marechaussee (KMar) en Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (FIOD) – die in verband kunnen worden gebracht met georganiseerde criminaliteit. Op 14 september 2017 is dit onderzoek, voorzien van een beleidsreactie, mede namens de Minister van Defensie en de Staatssecretaris van Financiën aan uw Kamer gestuurd.2 Daar is geen vervolgonderzoek op uitgevoerd.

Voor wat betreft de Douane is in onderstaande tabel een overzicht van het aantal meldingen van mogelijke integriteitsschendingen opgenomen.

 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Soort schending

             

Financiële schending

13

12

8

3

0

0

3

Lekken/Misbruik informatie

2

1

2

1

4

2

0

Misbruik bevoegdheden

2

6

6

5

3

1

0

Misbruik geweldsbevoegdheden

0

0

1

0

1

0

0

Misbruik positie/belangenverstrengeling

1

6

3

2

1

2

5

Misdraging in privé/ongepast gedrag in privésfeer1

58

44

45

35

40

40

36

Oneigenlijk gebruik dienstmiddelen/overschrijden interne regels

31

15

18

15

26

15

10

Ongewenste omgangsvormen

7

5

8

4

9

1

5

Ongepaste communicatie

1

2

Totaal

114

89

91

65

84

62

61

X Noot
1

Het getal onder «misdragingen in privé» wordt in aanzienlijke mate bepaald door loonbeslagen.

De leden van de VVD-fractie vragen de Minister welke maatregelen er genomen gaan worden om in de toekomst te voorkomen dat er door miscommunicatie of verzuim informatie van een overheidsdienst niet bij onafhankelijke onderzoekers terecht komt.

Antwoord:

De Staatssecretaris van Financiën hecht belang aan onafhankelijk wetenschappelijk onderzoek daar waar dat bijdraagt aan de maatschappelijke opdracht van de Douane. Daar waar de Douane participeert, wordt de grootst mogelijke medewerking verleend binnen de kaders die de vertrouwelijke aard van het werk met zich meebrengt. Voor wat betreft de communicatie in dit specifieke onderzoek verwijs ik naar de Kabinetsreactie van 20 november 2019.

De leden van de VVD-fractie vragen de Minister of kan worden gesteld dat het onderzoek in opdracht van (CKO) is mislukt? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom wel?

Antwoord:

Voor de redenen waarom in dit specifieke geval geen eindrapport is opgeleverd verwijzen we naar de bijgevoegde verklaring van de onderzoekers. Dat geen eindrapport is opgeleverd wil overigens niet zeggen dat er geen informatie beschikbaar is over corruptie en integriteitsschendingen in de haven van Rotterdam. Terecht verwijst uw Kamer naar het WODC-rapport uit 20173 en het rapport van de Erasmus Universiteit Rotterdam. Verder verwijs ik voor dit punt naar de brief die uw Kamer op 9 juli 2019 van de Minister van Justitie en Veiligheid heeft ontvangen4 en het antwoord op de volgende twee vragen van de VVD-fractie.

De leden van de VVD-fractie vragen de Minister naar een juiste onderzoeksvorm om de complexe THOR-organisaties met de kwetsbaarheden in organisatie en samenwerkingsverbanden wel te kunnen doorgronden.

De leden van de VVD-fractie vragen op welke manier de dienst bezig is om mogelijke corruptie bij de Douane te onderzoeken. Wat is er nodig om mogelijke corruptie wel op een wetenschappelijke manier te onderzoeken?

Antwoord:

Het vinden van een juiste vorm van onderzoek naar zogenaamde THOR-organisaties in zijn algemeenheid is een vraagstuk dat we graag aan onderzoekers overlaten.

Op dit moment gaat de Staatssecretaris van Financiën na op welke wijze aanvullend onafhankelijk onderzoek kan worden gedaan naar de diverse ervaringen met en signalen over mogelijke corruptie bij de Douane, waaronder die uit het onderzoek «Als de prooi de jager pakt» en naar de mogelijkheden om de bescherming tegen corruptie verder te versterken. De verwachting is dat een dergelijk onderzoek voor de zomer 2020 opgestart wordt. Aan de onderzoekers zal worden gevraagd tussenrapportages op te leveren zodat de Douane waar mogelijk, al tijdens het lopende onderzoek, maatregelen gericht op verdere bescherming kan treffen. De verwachting is dat de eerste tussenrapportage eind 1e kwartaal 2021 kan worden opgeleverd.

De leden van de VVD-fractie lezen in het rapport «Drugscriminaliteit in de Rotterdamse haven: aard en aanpak van het fenomeen» (uit Kamerstuk 29 911, nr. 249) dat er een zestal aanbevelingen gedaan worden en dat deze worden omgezet in concrete acties. Op welke manier is ook de Belastingdienst/Douane betrokken bij het concretiseren van de aanbevelingen, wanneer ligt er een concreet plan van aanpak en zijn de aanbevelingen ook nuttig voor andere havens? Kan de Minister een beleidsreactie geven op het rapport «Drugscriminaliteit in de Rotterdamse haven: aard en aanpak van het fenomeen» geven?

Antwoord:

De focus van de versterking van de aanpak van georganiseerde, ondermijnende criminaliteit ligt op de illegale drugsindustrie. De haven van Rotterdam is een knooppunt voor de internationale cocaïnehandel en wordt geconfronteerd met de ondermijnende effecten daarvan: excessief geweld, corruptie en criminele geldstromen. In opdracht van de Rotterdamse driehoek plus Douane is, onder de RIEC-vlag, een ondermijningsbeeld haven opgemaakt door de Erasmus Universiteit Rotterdam. Wij waarderen het initiatief en de gezamenlijke inzet voor dit integrale ondermijningsbeeld. Het vormt een gedegen fundament voor de langdurige aanpak van de betrokken partners, publiek en privaat, in de Rotterdamse haven. De concrete opvolging van dit soort onderzoeken is aan de lokale driehoek plus Douane.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van het CDA

De leden van de CDA-fractie merken op dat de Douane in Rotterdam een zeer belangrijke organisatie is. Met de enorme handelsstromen in Nederland en met name in Rotterdam en de georganiseerde misdaad en ondermijning als forse problemen in Nederland, is het terecht dat er grondig gekeken wordt hoe kwetsbaar de douane organisatie is.

De leden van de CDA-fractie hebben dan ook met grote zorg kennisgenomen van de verklaring van professor Fijnaut die over het onderzoek «Als de prooi de jager pakt», waarvan hij de begeleidingscommissie voorzit stelt:

«...We weten dat het bij de douane niet altijd fris is, maar ook bij private organisaties zijn problemen. Dat weten we., maar hoe groot is dit probleem nou echt?» De onderzoekers hebben tal van aanwijzingen en signalen gevonden, geven ze aan in hun verklaring.

Er was een tussenrapport en uiteindelijk een eindrapport. We hebben samen gezeten en onszelf de vraag gesteld: kunnen we dit publiceerbaar maken? Want al die aanwijzingen kunnen we niet wetenschappelijk maken. Onze conclusie was: nee, we kunnen het niet doen. De THOR-organisaties besloten niet meer mee te werken. Wat bizar was: de signalen werden steeds meer, de medewerking van die organisaties werd steeds minder. Onlangs reageerde de Minister op het stopzetten van het onderzoek. Hij zei, ik moet me er niet mee bemoeien., er zijn genoeg van dit soort onderzoeken. DAT IS NIET JUIST> Hardcases van non-integriteit zin er niet. Het blijft bij een aantal zaken die al bekend zijn. Maar ga je als onderzoekers een groef dieper kijken, dan is het een heel ander geval. Alleen een parlementaire enquête kan erachter komen hoe groot dit probleem is.»

De leden van de CDA-fractie vragen de Minister:

– Hoeveel geld is er tot nu toe betaald om dit onderzoek uit te voeren (door de Commissie Kennis en Onderzoek van de Politieonderwijsraad)?

Antwoord:

Het onderzoek «Als de prooi de jager pakt», heeft € 216.000,– gekost (incl. BTW).

– Wie heeft kopieën van het tussenrapport en het (derde concept-) eindrapport? Kan de Minister precies aangeven wie die twee rapporten hebben of hebben gehad bij de overheid? (denk aan Belastingdienst, Douane, ministerie, OM)

– Heeft de Minister het tussenrapport en het eindrapport gelezen?

– Geeft het eindrapport aanleiding om nadere actie te ondernemen?

Antwoord:

Leden van de begeleidingscommissie (waaronder de Douane) hebben op 9 februari 2019 een conceptrapport ontvangen. Het is de Douane niet bekend of dit de laatste versie van het rapport is. Deze versie is 10 januari 2020 door de Douane ter beschikking gesteld aan de Minister van Financiën.

Zoals eerder vermeld had het Ministerie van Justitie en Veiligheid geen plaats in de begeleidingscommissie. Wel heeft een ambtenaar van dit ministerie in mei 2019 ongevraagd een versie van een conceptrapport ontvangen. Dit was nadat de onderzoekers besloten hadden geen eindrapport uit te brengen. Versies van de conceptrapporten zijn niet met de Minister van Justitie en Veiligheid gedeeld.

Zoals aangegeven in het antwoord op vragen van de VVD-fractie, gaat de Staatssecretaris van Financiën na op welke wijze aanvullend onafhankelijk onderzoek kan worden gedaan naar de diverse ervaringen met en signalen over mogelijke corruptie bij de Douane, waaronder die uit het onderzoek «Als de prooi de jager pakt» en naar de mogelijkheden om de bescherming tegen corruptie verder te versterken.

– Kan de Minister volledige verklaring die de onderzoekers gegeven hebben voor het stopzetten van het onderzoek aan de Kamer doen toekomen?

Antwoord:

Ja, de volledige verklaring is bijgevoegd (Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl bij Kamerstuk 31 934, nr. 29).

Deze leden zouden ook graag beide rapporten vertrouwelijk willen inzien. De reden is duidelijk. Als professor Fijnaut pleit voor een parlementaire enquête, dan is dat een zeer serieus signaal. Maar om dat signaal op waarde te schatten is natuurlijk meer nodig dan een verklaring van een halve pagina. Daarom verzoeken wij de Minister een methode te vinden waardoor de Kamer kennis kan nemen van de inhoud van beide rapporten.

Antwoord:

Het verzoek van uw Kamer om met de onderzoekers in gesprek te gaan is meermaals aan hen overgebracht, ook recent is dit vanuit het Ministerie van Financiën nogmaals herhaald. De onderzoekers hebben daarop herhaaldelijk verklaard geen behoefte te hebben iets toe te voegen aan hun eerdere verklaring. Het staat uw Kamer uiteraard vrij om direct contact met de onderzoekers op te nemen.

Zoals in het antwoord op de vragen van de leden van de VVD-fractie is aangegeven wordt, om toch tegemoet te komen aan het verzoek van uw Kamer om over het rapport te kunnen beschikken, de bij het Ministerie van Financiën laatst beschikbare versie van het conceptrapport vertrouwelijk aan uw Kamer ter inzage gegeven.

De leden van de CDA-fractie zijn van mening dat los van de inzage en actie van bewindspersonen en van Kamerleden er ook binnen de Douane een persoon is die het tussenrapport en het concepteindrapport dient te lezen. Dat is namelijk de integriteitscoördinator. Is hij op de hoogte gesteld van het tussenrapport en het concepteindrapport en heeft hij het kunnen lezen? Zo nee, wil de Minister daar onmiddellijk voor zorgen? En kan de Minister de datum geven waarop deze functionaris elk van de rapporten gekregen heeft.

Antwoord:

De Douane nam deel in de begeleidingscommissie en aldus hebben medewerkers van de Douane (waaronder de Implementatiemanager Integriteit en Veiligheid) kennis genomen van het onderzoek en de voortgang daarvan.

Hebben het OM, de rijksrecherche en/of de integriteitscoördinator actie ondernomen naar aanleiding van het rapport.

Antwoord:

Voor het OM, de Rijksrecherche, de Douane en de FIOD was er geen aanleiding tot actie, omdat de informatie reeds bekend was bij deze organisaties. Verder verwijs ik voor wat betreft aanvullend onafhankelijk onderzoek naar de diverse ervaringen met en signalen over mogelijke corruptie bij de Douane, waaronder die uit het onderzoek «Als de prooi de jager pakt» en naar de mogelijkheden om de bescherming tegen corruptie verder te versterken, naar het antwoord op de vragen van de VVD-fractie.

Nu er enige onduidelijkheid is rondom de kwetsbaarheid voor corruptie van de Douane, verzoeken de leden van de CDA-fractie de Minister inzage te geven in welke problemen zij zelf ziet en welke maatregelen zij genomen heeft.

In het debat hebben de leden van de CDA-fractie gevraagd om de Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) van douaniers net zo te behandelen als de VOG van taxichauffeurs en medewerkers in de kinderopvang. Daarop hebben zij nog geen reactie gehad. Kan de Minister die alsnog geven?

Antwoord:

De leden van CDA vragen welke problemen de Staatssecretaris van Financiën, Toeslagen en Douane, zelf ziet als het gaat om Douane en corruptie en welke maatregelen zijn genomen, waarbij specifiek wordt gevraagd om de VOG net zo te behandelen als nu geschiedt bij taxichauffeurs en medewerkers in de kinderopvang.

Integriteit is een kernwaarde van de Douane. Immers, integere medewerkers zijn essentieel voor het vertrouwen dat burgers en bedrijven in de Douane hebben en om de organisatie goed te kunnen laten functioneren. Daarbij is de Douane zich er van bewust dat douaniers beschikken over informatie, toegang hebben tot beveiligde terreinen en bevoegdheden uitoefenen die potentieel interessant kunnen zijn voor mensen uit het criminele circuit. Dit is voor de Douane een blijvende zorg. Daarom is het voor de Douane belangrijk om haar medewerkers aanhoudend zoveel als mogelijk te beschermen tegen verleidingen en onwenselijke en soms zelfs bedreigende invloeden van buitenaf. Ook is voortdurende bescherming van de organisatie om diezelfde reden een belangrijk aspect van het integriteitsbeleid van de Douane.

Blijvende aandacht voor integriteit is dus zoals gezegd noodzakelijk. Bij het nemen van maatregelen maakt de Douane een afweging tussen enerzijds het belang van het beschermen van haar medewerkers en het bewaken van de integriteit van de organisatie en anderzijds het belang van flexibiliteit en snelheid van de werkzaamheden in de daarmee samenhangende logistieke processen van het bedrijfsleven.

De Douane streeft er naar dat haar medewerkers zodanig moreel vakbekwaam zijn dat zij tijdig dilemma’s onderkennen en hier overeenkomstig naar handelen. Dit vraagt blijvende inspanning van de organisatie.

De Douane heeft een integriteitsbeleid, dat onderdeel uitmaakt van het integriteitsbeleid van de Belastingdienst en past binnen de rijksbrede kaders en ontwikkelingen. Het bevorderen van integer handelen en het voorkomen van integriteitsschendingen bestaat uit een geheel van samenhangende en elkaar aanvullende maatregelen, zoals:

  • autorisaties in geautomatiseerde systemen,

  • toegang tot en beveiliging van locaties,

  • functiescheiding,

  • screening.

In een brief van 22 augustus 20195 van de Staatssecretaris van Financiën aan de Tweede Kamer zijn diverse maatregelen aangekondigd om de screening bij de Douane te versterken. Het gaat dan onder andere om (onderzoek naar) een extra gesprek in de wervingsprocedure gericht op eventuele (financiële) kwetsbaarheden van de kandidaat, het kunnen gaan toepassen van de VOG politiegegevens op basis van het wetvoorstel VOG politiegegevens en periodieke screening voor bepaalde functies.

Bij de beantwoording van de vragen van het lid Groothuizen (D66) over corrupte douaniers op 20 november 20196, is opgemerkt dat screening een ingrijpende maatregel is omdat het de privacy van de medewerkers raakt. En dat de verwachting is dat in de eerste helft van 2020, op basis van de ervaringen, een eerste beoordeling plaatsvindt of de tot dan toe toegepaste maatregelen voldoende effect hebben om permanent onderdeel uit te gaan maken van het integrale integriteitsbeleid van de Douane. In aanvulling hierop heb ik besloten dat ook wordt nagegaan hoe continue screening mogelijk kan worden gemaakt voor een bepaalde groep douanemedewerkers. Daarbij kijken we naar het wetsvoorstel dat momenteel in de Eerste Kamer ligt, waarin dit mogelijk wordt voor ambtenaren van politie. En het bestaat al, voor taxichauffeurs en medewerkers in de kinderopvang. Over versterking van de screening informeren we uw Kamer medio 2020.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van D66

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de beantwoording van de vragen aan de Minister van Justitie en Veiligheid en de Staatssecretaris van Financiën over corruptie douaniers en de Kabinetsreactie gang van zaken onderzoeken naar corruptie bij de Douane. Deze leden hebben een aantal vragen.

De leden van de D66-fractie vragen of het kabinet bij de Commissie Kennis en Onderzoek van de Politieonderwijsraad op enige wijze heeft aangegeven dat er behoefte bestaat tot het delen en/of verstrekken van het concept-rapport. De leden van de D66-fractie begrijpen dat niets zich ertegen verzet dat de onderzoekers hun bevindingen openbaar maken. Is dat juist?

Antwoord:

Het verzoek van uw Kamer om met de onderzoekers in gesprek te gaan is meermaals aan hen overgebracht. De onderzoekers hebben daarop herhaaldelijk verklaard geen behoefte te hebben iets toe te voegen aan hun eerdere verklaring. Het staat uw Kamer uiteraard vrij direct contact met hen op te nemen. In de eerder genoemde kabinetsreactie van 20 november 2019 is nader ingegaan op de medewerking van de politie, Douane en de FIOD.

We willen nogmaals benadrukken niet in de overwegingen van de onderzoekers te kunnen treden. Tegelijkertijd bevestigen we dat wat ons betreft niets zich er tegen verzet dat de onderzoekers hun bevindingen openbaar maken.

De leden van de D66-fractie lezen dat de onderzoekers noemen dat een aantal THOR-organisaties in de Rotterdamse haven formeel of feitelijk geen medewerking heeft willen verlenen aan het onderzoek. Deze leden vragen of de Minister kan bevestigen dat dit betekent dat het dus niet gaat om een enkele THOR-organisatie, maar om meerdere THOR-organisaties.

Kan de Minister een uitputtend overzicht geven van de THOR-organisaties in de Rotterdamse haven en daarbij aangeven welke toezichthoudende, handhavende, opsporende en regelgevende organisaties, naast de Douane, formeel of feitelijk geen medewerking hebben willen verlenen?

Kan de Minister per afzonderlijke THOR-organisatie die formeel of feitelijk geen medewerking hebben willen verlenen aangeven hoe en wanneer het kabinet hen daarop heeft aangesproken en welke acties het kabinet heeft genomen om te borgen dat THOR-organisaties nu wel open staan voor medewerking?

Antwoord:

Zoals in het antwoord op de vragen van de VVD-fractie is aangegeven bestaat er geen uitputtende lijst van zogenaamde THOR-organisaties, omdat het geen formele definitie betreft. In dat antwoord is ook aangegeven dat de onderzoekers in hun openbare verklaring van 12 mei 2019 hebben aangegeven welke definitie zij hanteren: «THOR-organisaties zijn publieke organisaties die zijn belast met Toezicht, Handhaving, Opsporing en Regelgeving/vergunningverlening», en dat u in het conceptrapport kunt lezen welke organisaties zij daaronder verstaan.

In eerdere brieven aan uw Kamer is beschreven op welke manier door de Douane, de politie en de FIOD, zijnde de onder onze ministeries vallende organisaties, medewerking is verleend aan het onderzoek.7

De leden van de D66-fractie vragen welke voortgang er is geboekt met de verbeterde screening sinds de brief van 22 augustus jl. Welke eerste signalen zijn zichtbaar? Dit in aanloop naar de beoordeling die in de eerste helft van 2020 zal plaatsvinden.

Antwoord:

De leden van de D66-fractie vragen welke voortgang er is geboekt met de verbeterde screening sinds de brief van 22 augustus jl. en welke eerste signalen zichtbaar zijn.

Verwezen wordt naar het antwoord op de vragen van de CDA-fractie.


X Noot
1

Kamerstuk 29 911, nr. 249 en Kamerstuk 31 934, nr. 26.

X Noot
2

Kamerstukken 28 844 en 29 911, nr. 121.

X Noot
3

Kamerstuk 29 911, nr. 121.

X Noot
4

Kamerstuk 29 911, nr. 249.

X Noot
5

Kamerstuk 31 934, nr. 21.

X Noot
6

Aanhangsel Handelingen II 2019/20, nr. 1086.

X Noot
7

Kamerstuk 29 911, nr. 249 en Kamerstuk 31 934, nr. 26.

Naar boven