31 839 Jeugdzorg

Nr. 985 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR RECHTSBESCHERMING EN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 oktober 2023

Kinderen hebben het recht om in veiligheid op te groeien en zich goed te kunnen ontwikkelen. Wanneer dat in gevaar dreigt te komen, is ondersteuning van het gezin en in sommige gevallen bescherming van het kind nodig. In de afgelopen periode is deze jeugdbescherming onder grote druk komen te staan, onder meer door personeelstekorten, wachtlijsten, gebrek aan tijdige en passende hulp en toenemende werkdruk.

In verschillende brieven – het meest recent in de voortgangsbrief jeugd van 20 juni 2023 – is uw Kamer (Kamerstuk 31 839, nr. 964) geïnformeerd over de maatregelen die door het Rijk, de gemeenten en de gecertificeerde instellingen (GI’s) zijn genomen om hierin verbetering te brengen. In deze brief informeren we uw Kamer over belangrijke mijlpalen in de voortgang daarvan. Zo hebben Rijk en gemeenten zeer recent een akkoord gesloten over een gezamenlijke investering van structureel € 60 miljoen per jaar in een landelijk tarief voor jeugdbescherming en jeugdreclassering zodat de workload voor jeugdbeschermers en jeugdreclasseringsmedewerkers structureel omlaag kan. De zij-instroomregeling voor jeugdbeschermers is een succes en wordt daarom verlengd door daarvoor € 5 miljoen extra vrij te maken in zowel 2024 als 2025. En de pilot kosteloze rechtsbijstand is per 1 oktober 2023 uitgebreid naar (eerste) verzoeken tot uithuisplaatsingen. Zo worden stevige stappen gezet om de jeugdbescherming te verbeteren, in het belang van de kwetsbare kinderen die dat nodig hebben en hun ouders. En ook voor de professionals in de jeugdbescherming die zich dagelijks inzetten om een veilige ontwikkeling van deze kinderen mogelijk te maken.

Verder geven we in deze brief een beleidsreactie op 1) de eindevaluatie van het Actieplan verbetering feitenonderzoek, 2) het rapport van de Inspectie Justitie en Veiligheid (IJenV) over hoe de jeugdbescherming is omgegaan met door de kinderopvangtoeslagaffaire gedupeerde gezinnen en 3) het rapport van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) over het toezicht op certificering van jeugdbescherming en jeugdreclassering door het Keurmerkinstituut.

Rijk en gemeenten investeren gezamenlijk in landelijk tarief

Het Rijk en de VNG hebben recent afspraken gemaakt over het hanteren van een landelijk tarief voor de uitvoering van jeugdbescherming en de jeugdreclassering1 door de Gecertificeerde Instellingen (GI’s). Rijk en gemeenten investeren daarvoor gezamenlijk structureel € 60 miljoen per jaar. Zij hebben afspraken gemaakt over een Handreiking landelijke tarieven waarmee gemeenten een adequate bekostiging kunnen realiseren voor de uitvoering van jeugdbescherming en jeugdreclassering. Dit draagt bij aan een lagere workload en minder werkdruk voor jeugdbeschermers, zodat er voor hen voldoende tijd en ruimte beschikbaar is om de meest kwetsbare kinderen die in hun ontwikkeling worden bedreigd, goed te beschermen en deze gezinnen te ondersteunen. De bestuurlijke afspraken, de Handreiking en de onderliggende documenten worden op 23 oktober door partijen vastgesteld en daarna aan uw Kamer toegezonden.

Rijk en VNG zien het als een gezamenlijke opgave om deze verlaging van de workload voor de GI’s mogelijk te maken. Gegeven de krapte op de arbeidsmarkt en de tijd die het kost om jeugdbeschermers op te leiden, is het niet realistisch om in 2024 in alle regio's al volledig naar de nieuwe landelijke normen te werken. 2024 is daarmee een overgangsjaar voor een dekkend landelijk tarief in 2025.2 In de Handreiking Landelijk Tarief is opgenomen dat in 2025 de beoogde workloadverlaging wordt gerealiseerd. Gemeenten zullen deze workloadverlaging waar mogelijk eerder faciliteren.

Het verschil tussen de huidige tarieven en het nieuwe tarief bedraagt bij gelijkblijvende aantallen € 60 miljoen. Het Rijk draagt met ingang van 2024 structureel € 30 miljoen per jaar bij aan de verlaging van de workload. De gemeenten dragen met ingang van 2024 structureel € 25 miljoen bij aan deze verlaging en met ingang van 2025 € 30 miljoen structureel, mits de daling van de cliëntenaantallen in de tweede helft van 2023 hen daartoe daadwerkelijk de ruimte biedt. De gemeenten dekken hun bijdrage door het budget dat zij in 2022 hebben uitgegeven aan jeugdbescherming en jeugdreclassering constant te houden. Doordat het aantal cliënten in de jeugdbescherming in 2023 daalt, ontstaat bij gelijkblijvende budgetten ruimte om het tarief te verhogen. De verwachting is dat het aantal cliënten in de jeugdbescherming in de tweede helft van 2023 verder zal dalen. Rijk en gemeenten hebben afspraken gemaakt om de ontwikkeling van het aantal cliënten nauwgezet te monitoren.

De structurele Rijksbijdrage van € 30 miljoen wordt gedekt uit de € 50 miljoen die het kabinet bij de Voorjaarsnota van 2023 structureel beschikbaar heeft gesteld voor versterking van de jeugdbescherming.

Uitbreiding zij-instroomregeling

Ter ondersteuning van de invoering van het landelijk tarief en de daarbij behorende verlaging van de workload, is besloten de al bestaande stimuleringsregeling «zij-instromers» van het Rijk (€ 5 miljoen per jaar in 2023 en 2024) uit te breiden voor zowel 2024 als 2025 met een extra € 5 miljoen per jaar. Met deze regeling stimuleert het Rijk het aantrekken van zogenoemde «zij-instromers» die met een intensief traject worden opgeleid tot SKJ-geregistreerde jeugdbeschermers. Van deze regeling wordt maximaal gebruikt gemaakt: alle GI’s hebben een aanvraag ingediend, waardoor 150 jeugdbeschermers kunnen worden opgeleid. De GI’s hebben aangegeven dat het werven van voldoende «zij-instromers» een belangrijke randvoorwaarde is om in 2025 voldoende jeugdbeschermers beschikbaar te hebben. Zij zien daar ook de ruimte voor.3 De uitbreiding wordt gedekt uit de jeugdbeschermingsmiddelen in de JenV begroting.

Overzicht bijdragen Rijk en gemeenten

* € 1 mln.

2024

2025

vanaf 2026

Structurele Rijksbijdrage workloadverlaging

30

30

30

Bijdrage Rijk zij-instroomregeling

10

5

Bijdrage gemeenten

25

30

30

Totaal

65

65

60

Begroting Justitie en Veiligheid 2024

De behandeling van de begroting van Justitie en Veiligheid voor 2024 (Kamerstuk 36 410 VI) door uw Kamer staat gepland in de week van 6 t/m 8 februari 2024. Op 19 september 2023 is Uw Kamer in dit kader geïnformeerd over de nieuwe beleidsuitgaven in de begroting van Justitie en Veiligheid voor 20244. Gelet op art. 2.25.2 van de Comptabiliteitswet5 wijst de Minister voor Rechtsbescherming voorafgaand aan de begrotingsbehandeling van JenV specifiek op de nieuwe beleidsuitgaven voor verbetering van de jeugdbescherming (€ 50 miljoen). In diverse debatten en brieven is de werkdruk bij de GI’s en een mogelijk landelijk tarief voor de jeugdbescherming aan de orde geweest. Laatstelijk in de voortgangsbrief jeugd van 20 juni 2023 bent u geïnformeerd over de verkenning naar een landelijk tarief. Deze verkenning is afgerond en er kunnen nu afspraken worden gemaakt over de implementatie en vormgeving van een landelijk tarief. De Minister voor Rechtsbescherming acht het gezien de urgentie van de problematiek in de jeugdbescherming noodzakelijk z.s.m. een landelijk tarief te introduceren en derhalve nu afspraken te maken over de Rijksbijdrage van € 30 miljoen.

De Minister voor Rechtsbescherming is voornemens de resterende middelen t.b.v. versterking van de jeugdbescherming in te zetten voor o.a. kwaliteitsverbetering bij de Raad voor Kinderbescherming en verbetering van de rechtsbescherming.

Versterking rechtsbescherming

Op 20 juni 2023 is uw Kamer geïnformeerd over de voortgang van de verbetering van de rechtsbescherming in de jeugdbescherming. Hierbij informeren wij u over de voortgang en ontwikkelingen sinds juni 2023.

Pilot kosteloze rechtsbijstand

Per 1 januari jl. is de pilot van start gegaan voor verzoeken tot gezagsbeëindiging. Tot 1 oktober jl. is ongeveer 500 keer een gespecialiseerde advocaat toegevoegd, die gratis rechtsbijstand verleent aan deze ouders. Per 1 oktober jl. is de pilot uitgebreid naar eerste verzoeken tot een (spoed)uithuisplaatsing.6 De pilot loopt tot 1 juli 2024. Via het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) wordt de pilot gemonitord. Onderzocht wordt in hoeverre de kosteloze rechtsbijstand van een advocaat aan ouders de benodigde juridische ondersteuning en rechtsbescherming biedt en met welke kosten, uitvoeringslasten en neveneffecten dit gepaard gaat. Op basis van de uitkomsten van de monitoring is het aan het nieuwe kabinet een besluit te nemen over of en hoe verder wordt geïnvesteerd in de inzet van rechtsbijstand in kinderbeschermingsprocedures en op welke wijze uitvoering kan worden gegeven aan de motie van het lid Ceder over verplichte procesvertegenwoordiging bij procedures rond uithuisplaatsing en gezagsbeëindiging (Kamerstuk 31 839, nr. 838). Met het beschikbare budget is het niet mogelijk om generieke kosteloze rechtsbijstand in procedures gezagsbeëindiging én uithuisplaatsing structureel te borgen. Daarom zal de Minister voor Rechtsbescherming ook minder kostbare alternatieven uitwerken, waarbij de ervaringen uit de pilot en de uitkomsten van de monitoring worden betrokken.

Perspectiefbesluit

Het perspectiefbesluit heeft nog geen wettelijke basis. Daarom heeft de Minister voor Rechtsbescherming onder andere samen met de GI’s de mogelijkheden onderzocht om binnen het huidige wettelijke kader het perspectiefbesluit te laten toetsen door een kinderrechter als gezagsbeëindiging (nog) niet aan de orde is. Er is hierbij voornamelijk ingezet op een toets van het perspectiefbesluit via de bestaande geschillenregeling. De jurisprudentie over de mogelijkheden voor het gebruik van deze route was niet eenduidig. De Minister voor Rechtsbescherming heeft daarom eind 2022 aan de procureur-generaal bij de Hoge Raad verzocht cassatie in het belang der wet in te stellen tegen een uitspraak van Hof Arnhem-Leeuwarden van 26 juli 2022 om rechtseenheid te verkrijgen voor het laten toetsen van het perspectiefbesluit via de geschillenregeling.

Op 1 september jl. heeft de Hoge Raad uitspraak gedaan.7 De Hoge Raad heeft bepaald dat het perspectiefbesluit niet als zodanig via de geschillenregeling aan de kinderrechter kan worden voorgelegd en dat het aan de wetgever is om een zelfstandige rechtsingang voor het perspectiefbesluit te creëren. De enige mogelijkheid die volgens de Hoge Raad openstaat is dat het perspectiefbesluit door een kinderrechter wordt beoordeeld in verband met de nu reeds bestaande beslissingen, maatregelen en verzoeken die mede voortvloeien uit of samenhangen met het standpunt van de GI over het opvoedperspectief van een minderjarige. Zo kan het perspectiefbesluit relevant zijn in de beoordeling door de kinderrechter van een besluit (schriftelijke aanwijzing) dat door de GI wordt gegeven over het contact tussen de ouder(s) met gezag en het kind (art. 1:265f BW). Verder kan de kinderrechter een verschil van mening tussen de ouder en de GI over het opgroeiperspectief beoordelen in het kader van een verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing. Deze mogelijkheid was al onderdeel van de werkwijze van sommige GI’s.

Voortgang wetsvoorstel voor aanpassing van de kinderbeschermingswetgeving

De afgelopen periode is gewerkt aan een wetsontwerp voor aanpassing van de rechtsgronden en de wettelijke verankering van het perspectiefbesluit. Gelet op de uitspraak van de Hoge Raad beziet de Minister voor Rechtsbescherming de mogelijkheid van versnelling, maar daarbij moet worden gewacht op het advies van de Adviescommissie Rechtsbescherming en Rechtsstatelijkheid (Adviescommissie Van Dooijeweert). De adviescommissie adviseert over de vraag op welke wijze de rechtsbescherming in de hele keten van jeugdbescherming moet zijn geborgd, over hoe de onafhankelijke advisering aan de rechter het beste vormgegeven kan worden en wat dit betekent voor de rol en positie van de kinderrechter. Dit advies is ook van belang voor een regeling van het perspectiefbesluit. Daarnaast wil de Minister voor Rechtsbescherming de uitkomsten van dit advies betrekken bij de prioritering en verdere uitwerking van andere mogelijke verbeteringen van rechtsbescherming. De adviescommissie heeft aangegeven meer tijd nodig te hebben om tot een zorgvuldige afronding van het advies te komen. Naar verwachting wordt het advies in de tweede helft van januari 2024 gepubliceerd. Wij zullen uw Kamer naar verwachting medio 2024 nader kunnen informeren over de contouren van het wetsvoorstel.

Evaluatie Actieplan feitenonderzoek

In de periode van 2018 tot en met 2021 liep het Actieplan Verbetering Feitenonderzoek in de Jeugdbeschermingsketen. Dit Actieplan is in opdracht van het WODC geëvalueerd. Bij brief van 7 september jl.8 hebben wij uw Kamer deze evaluatie toegestuurd. Hieronder geven wij de onderzoeksbevindingen weer en de beleidsreactie daarop. Wij wijzen u voorts op de beantwoording van de Kamervragen (Aanhangsel Handelingen II 2023/24, nr. 120) van de leden Kwint en Omtzigt hierover, die u op 2 oktober jl. zijn toegestuurd.

Onderzoeksbevindingen

In de evaluatie is zowel retrospectief gekeken naar de uitvoering en resultaten van het Actieplan, als toekomstgericht naar de acties die nodig zijn om de kwaliteit van het feitenonderzoek verder te verbeteren.

Ten aanzien van het retrospectieve deel constateren de onderzoekers dat met het Actieplan de samenwerking in de jeugdbeschermingsketen lijkt te zijn versterkt. Zij constateren ook dat alle acties uit het Actieplan zijn opgepakt, maar dat het niet of maar ten dele is gelukt om de acties volledig uit te voeren en/of te laten landen op de werkvloer. Als oorzaken hiervoor worden door de onderzoekers genoemd dat het Actieplan veel (namelijk 21) acties omvatte, er bij de organisaties te weinig tijd en (financiële) middelen waren en dat de uitvoering complex was vanwege de verschillende organisatievormen en geografische indelingen van de jeugdbeschermingsketen. Ook werkten de maatregelen ter bestrijding van de coronapandemie belemmerend en is volgens de onderzoekers de druk op de jeugdbeschermingsorganisaties een enorm bepalende factor geweest voor het al dan niet slagen van het Actieplan.

De onderzoekers constateren dat het niet mogelijk is gebleken om in dit onderzoek precieze uitspraken te doen over de relatie tussen de uitgevoerde acties in het Actieplan en de kwaliteit van het feitenonderzoek. De acties waren vooral gericht op procesdoelen en minder op effectdoelen. Zo is er vooral ingezet op acties in de voorbereidende of randvoorwaardelijke sfeer, zoals het realiseren van een instrument voor gespreksvoering, en minder op het toepassen van de opgeleverde producten door professionals op de werkvloer. Ook constateren de onderzoekers dat het Actieplan een brede scope had (zoals respectvolle bejegening van kinderen en ouders en het versterken van hun rechtspositie) en in heel beperkte mate gericht was op de inhoudelijke kwaliteit van het feitenonderzoek. De in het onderzoek bevraagde professionals, oudervertegenwoordigers en jeugdrechtadvocaten geven aan weinig tot geen verbetering te zien in de kwaliteit van het feitenonderzoek. Zij geven aan dat verdere acties nodig zijn om tot een verbetering te komen.

Voor wat betreft toekomstige activiteiten die nodig zijn om de kwaliteit van het feitenonderzoek te verbeteren worden in het onderzoek de volgende verbeterlijnen genoemd:

  • 1) Investeer in professionals, waardoor zij beter functioneren en meer tijd krijgen voor zorgvuldig onderzoek (en scholing daartoe), relatieopbouw en de bejegening van ouders en kinderen;

  • 2) Verbeter de (rechts)positie van ouders en kinderen waardoor een gelijkwaardiger gesprek plaatsvindt en er betere mogelijkheden ontstaan voor kinderen en ouders om hun zienswijze weer te geven;

  • 3) Versimpel de jeugdbeschermingsketen, waardoor samenwerking tussen organisaties wordt bevorderd en ouders en kinderen met minder organisaties te maken krijgen.

De onderzoekers voegen hieraan toe dat het cruciaal is om niet alleen te kijken naar de randvoorwaarden, maar juist en vooral naar de kwaliteit van het feitenonderzoek zelf en hoe dat inhoudelijk plaatsvindt, waarbij zij ook adviseren de kwaliteit te monitoren.

Beleidsreactie

Een belangrijk uitgangspunt bij het Actieprogramma was dat het feitenonderzoek ketenbreed verbetering behoeft. Het feit dat de RvdK, de GI’s en Veilig Thuis (VT) destijds gezamenlijk het Actieplan Verbetering Feitenonderzoek hebben opgepakt met als doel tot een gezamenlijke aanpak tot verbetering te komen, was dan ook een grote stap vooruit. Hiermee kwamen hun verschillende werkwijzen bij elkaar. De onderzoekers constateren dat mede door het Actieplan de initiatieven beter gebundeld, gedeeld en geagendeerd lijken dan daarvoor en dat daardoor de samenwerking tussen de organisaties is versterkt. Ook constateren zij dat er meer gezamenlijke afwegingen worden gemaakt van de mate van ontwikkelingsbedreigingen en onveiligheid. Daarmee is een basis gelegd voor de werkwijze die nu wordt ontwikkeld en beproefd in het Toekomstscenario kind- en gezinsbescherming.

Naast deze beweging die met het Actieplan gepaard is gegaan, constateren wij dat er met het Actieplan ook veel in werking is gezet. Volgens de eindevaluatie zijn alle 21 acties uit het Actieplan opgepakt. Er is een rijke oogst aan onderzoeken en (voorlichtings)materialen opgeleverd, waaronder een workshop intercollegiaal toetsen waarin professionals elkaar en elkaars werkwijze beter hebben leren kennen. Er zijn – samen met cliënten – gezamenlijke basiswaarden voor feitenonderzoek ontwikkeld om te gebruiken in gesprekken met cliënten en in veel regio’s zijn bijeenkomsten georganiseerd om de dialoog tussen kinderen, ouders en professionals te bevorderen en gaande te houden. Deze opbrengsten zijn waardevol voor de verdere vervolgacties op het gebied van feitenonderzoek, maar ook voor de bredere verbeteringen in de jeugdbeschermingsketen, zoals met het Toekomstscenario kind- en gezinsbescherming wordt beoogd.

Het Actieplan kende een intensief voortraject waarin in zowel regionale als landelijke bijeenkomsten inbreng is opgehaald bij ouders, professionals en diverse organisaties. De diverse en veelomvattende inbreng leidde tot het opstellen van vier actielijnen in het Actieplan: 1) respectvolle bejegening kinderen en ouders, 2) informeren en ondersteunen kinderen en ouders, 3) kwaliteit onderzoek en rapportage en 4) verkenning rechtspositie kinderen en ouders. Deze thema’s zijn naderhand ook door de inspecties in hun rapport van juni 20229 benoemd als rode draden voor verbetering van het feitenonderzoek. De thema’s van de actielijnen zijn inmiddels ook verankerd in het programma Toekomstscenario kind- en gezinsbescherming. In het kader van actielijn 4 (verkenning rechtspositie kinderen en ouders) is onder andere de tussenevaluatie Wet herziening kinderbeschermingsmaatregelen uitgevoerd, die de opmaat vormt voor de verbetermaatregelen ten aanzien van de rechtsbescherming.

Verbetering feitenonderzoek noodzakelijk

Uit de eindevaluatie van het Actieplan blijkt dat de opgeleverde producten door professionals worden gebruikt, maar helaas nog niet systematisch en niet overal. Het is daarom noodzakelijk dat verder wordt ingezet op verbetering van het feitenonderzoek in de praktijk, zodat een ingrijpende maatregel zoals een ondertoezichtstelling met uithuisplaatsing met alle zorgvuldigheid wordt genomen en ouders en kinderen hierin zo goed mogelijk worden meegenomen. Samen met de betrokken organisaties zetten wij hier dan ook op in. Hierbij hebben wij zowel aandacht voor de bredere, randvoorwaardelijke context (zoals benoemd in de drie verbeterlijnen die in de eindevaluatie worden genoemd) als voor de specifieke verbetering van dossiervoering.

Voor wat betreft de eerste verbeterlijn (investeer in professionals) delen wij dat professionals voldoende tijd en ruimte moeten hebben om te investeren in de communicatie met ouders en kinderen. Goed feitenonderzoek is immers méér dan alleen dossiervoering, zoals ook de inspecties in eerdergenoemde rapport concludeerden; klachten over het feitenonderzoek gaan niet zozeer om de dossiervoering op zich, maar vaak om het onvoldoende actief betrekken en informeren van de ouder(s) en kinderen. Het verbeteren van de kwaliteit van de besluitvorming is daarom een passender naam. Met de extra middelen die structureel beschikbaar zijn gekomen voor de verbetering van de jeugdbeschermingsketen, wil het kabinet hierop inzetten.10 Doel is de werkdruk voor professionals in de jeugdbescherming te verlagen. Dit betekent dat professionals meer tijd hebben om ouders en kinderen mee te nemen in de besluitvorming, wat moet leiden tot beter betrokken cliënten.

De tweede verbeterlijn uit het onderzoek is het verbeteren van de rechtsbescherming van ouders en kinderen. In dat kader moet ook de informatiepositie van ouders en jeugdigen verbeteren op het snijvlak van vrijwillig en gedwongen kader. In samenwerking met ouders, jeugdigen en professionals willen wij werken aan een eenduidige vorm van voorlichtingsmateriaal voor ouders en jeugdigen. Het is belangrijk dat het voor hen inzichtelijker wordt hoe dit proces is vormgegeven op het grensvlak van vrijwillig en het gedwongen kader, wat hun rechtspositie is en welke mogelijkheden er zijn voor ondersteuning en bijstand. Met deze maatregelen hebben ouders en kinderen meer kennis over hun rechtspositie en wordt hun rechtspositie versterkt.

De derde verbeterlijn die in het onderzoek wordt genoemd is het vereenvoudigen van de ingewikkeld georganiseerde jeugdbeschermingsketen. Het programma Toekomstscenario kind- en gezinsbescherming voorziet hierin, door voor alle partners onder andere te komen tot een gemeenschappelijk onderzoeks- en handelingskader. Het uiteindelijke doel hiervan is dat er zorgvuldige (zo veel mogelijk op feiten gebaseerde) analyses worden uitgevoerd zodat er passende hulp kan worden ingezet en professionals weten hoe zij dienen te handelen. Hierbij zullen ook de handelwijzen en ervaringen van het Ondersteuningsteam worden betrokken.

Naast bovengenoemde inzet op deze drie bredere, randvoorwaardelijke thema’s zetten de RvdK, GI’s en VT gezamenlijk – met (financiële) ondersteuning van de Minister voor Rechtsbescherming – in op concrete, inhoudelijke acties als vervolg op het Actieplan om het feitenonderzoek te verbeteren. Lerend van de eindevaluatie wordt in dit gezamenlijk vervolg – dat in 2023 en 2024 zal worden uitgevoerd – in tegenstelling tot het eerdere Actieplan een beperkt aantal acties opgenomen, om zo gerichter te werken aan verbeteringen en implementatie. De focus ligt eerst op verbeteren van dossiervoering. Er zal hiervoor onder andere worden ingezet op deelname aan de gezamenlijke training «Feiten in de keten», eenduidige bronvermeldingen en het eenduidig verwerken van reacties op verslagen en rapporten. Net als bij het eerdere Actieplan worden hierbij de Landelijke Organisatie Cliëntenraden en Jeugdstem betrokken, en ook andere organisaties, zoals de rechtspraak. Uiteraard worden ook de aanbevelingen die de inspecties in juni 2022 hebben gedaan bij de uitwerking betrokken. De ontwikkelingen die met het Actieplan in gang zijn gezet worden dus niet losgelaten, en krijgen verdieping in een gerichter vervolg dat moet leiden tot betere rapporten en goed geïnformeerde en in het proces meegenomen ouders en kinderen. Hiermee wordt de motie van de leden Raemakers en Beukering-Huijbregts over een vervolg op het Actieplan gestand gedaan.11

De Minister voor Rechtsbescherming heeft de betrokken organisaties gevraagd om in dit vervolg op het Actieplan ook inzicht te geven in de mate waarin het feitenonderzoek binnen hun organisaties daadwerkelijk verbetert, om dit te kunnen monitoren en zo nodig bij te kunnen sturen. Hiermee komt de Minister voor Rechtsbescherming tegemoet aan zijn toezeggingen aan lid Verkuijlen (VVD) om meer inzicht te krijgen in hoe het feitenonderzoek verbetert.12

Er zijn met het Actieplan stappen gezet om op voort te bouwen. Hiermee gaan wij dan ook voortvarend door. Het verbeteren van de kwaliteit van de besluitvorming is niet met een simpele actie gerealiseerd, maar is een traject van lange adem. Met de bovenstaande brede trajecten én gerichte acties willen wij de juiste stappen zetten. Via de periodieke voortgangsrapportages jeugd en de voortgangsrapportages over het Toekomstscenario kind- en gezinsbescherming wordt uw Kamer op de hoogte gehouden van ontwikkelingen ten aanzien van verbetering van het feitenonderzoek.

Beleidsreactie op rapport Het kind van de rekening

Op 13 september 2023 heeft de Minister voor Rechtsbescherming uw Kamer mede namens de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Staatssecretaris Financiën – Toeslagen en Douane het rapport Het kind van de rekening van de IJenV aangeboden (bijlage bij Kamerstuk 31 839, nr. 973). In dit rapport heeft de Inspectie bij twintig casussen van gedupeerde gezinnen die met een kinderbeschermingsmaatregel (in de meeste gevallen een ondertoezichtstelling en/of een uithuisplaatsing) te maken kregen, gereconstrueerd langs welke weg dat gebeurde en welke factoren daarbij een rol speelden. Het onderzoek van de Inspectie biedt een aangrijpend inzicht in de rol die zowel de financiële gevolgen van de toeslagenaffaire als de bredere problematiek van de jeugdbeschermingsketen hebben gespeeld in deze gezinnen. De Inspectie doet in haar rapport aanbevelingen aan het Rijk, de gemeenten en de betrokken organisaties in de jeugdbeschermingsketen. De aanbevelingen gaan over het verbeteren van beleid en uitvoering rond het tegengaan van (kinder)armoede, toegang tot hulp bij schulden, het signaleren van financiële problemen door de jeugdbescherming en inzicht in de doorwerking daarvan. Hierna geven wij een overzicht van welke maatregelen er door het kabinet zijn en worden genomen. Deze maatregelen geven ook invulling aan de aanbevelingen van de Inspectie.

Over de specifieke maatregelen die zijn genomen voor de gedupeerde gezinnen waar een kinderbeschermingsmaatregel is opgelegd hebben de Minister voor Rechtsbescherming en de Staatssecretaris Toeslagen en Douane uw Kamer reeds per brief van 5 oktober 2023 (Kamerstukken 31 839 en 31 066, nr. 982) geïnformeerd in reactie op een informatieverzoek van het lid Omtzigt (onafhankelijk).

Armoede en problematische schulden

De problematiek rond armoede en schulden overstijgt het terrein van de jeugdbeschermingsketen en de Inspectie komt daarom tot aanbevelingen aan het Rijk en de gemeenten om in te zetten op het voorkomen en aanpakken van armoede en problematische schulden. De aanbevelingen liggen in lijn met de landelijke Aanpak geldzorgen, armoede en schulden van het kabinet. Te veel mensen in Nederland kampen met ernstige geldzorgen, problematische schulden of leven rond de armoedegrens, met hardnekkige en wijdverspreide problematiek ten gevolg. Met de aanpak wil het kabinet ervoor zorgen dat minder mensen te maken krijgen met geldzorgen, armoede en schulden en dat ze, als ze in de knel komen, betere hulp krijgen en zich gezien en gehoord voelen.

In de landelijke Aanpak geldzorgen, armoede en schulden zijn maatregelen opgenomen om ook de toegang tot en de kwaliteit van de gemeentelijke schuldhulpverlening te verbeteren. Om ervoor te zorgen dat meer mensen succesvol en duurzaam uitstromen uit de schulden, is het belangrijk dat meer mensen een schuldhulptraject starten en dit succesvol afronden. Daarnaast is er ook aandacht voor het bieden van nazorg. De overheid heeft voorts vanuit haar rol als schuldeiser een verantwoordelijkheid om schulden niet te snel te laten oplopen bij mensen die niet kunnen betalen. Daarom is in de landelijke Aanpak geldzorgen, armoede en schulden het programma doorontwikkeling Clustering Rijksincasso gestart. Het doel van dit programma is een maatschappelijk verantwoorde overheidsincasso die bijdraagt aan het voorkomen van schulden of het oplopen daarvan, door voor burgers, bedrijven en hun vertegenwoordigers zoveel mogelijk één gezicht te zijn bij de inning en incasso zodat we een persoonsgericht aanbod kunnen bieden. De Minister voor Armoede, Participatie en Pensioenen heeft toegezegd voor de behandeling van de SZW-begroting een actualisatie van de Rijksincassovisie te sturen. Over de voortgang van de gehele aanpak wordt periodiek gerapporteerd door de Minister voor Armoede, Participatie en Pensioenen. De tweede voortgangsrapportage Aanpak geldzorgen, armoede en schulden zal in december 2023 aan uw Kamer worden gezonden.

In aanvulling hierop vinden wij het belangrijk te wijzen op de Hervormingsagenda Jeugd die op 20 juni 2023 aan uw Kamer is gestuurd. Om ervoor te zorgen dat kind en gezin zo snel als mogelijk passende zorg en ondersteuning ontvangen, wordt er ingezet op stevige lokale teams. Deze teams moeten zorgen voor een betere verbinding van jeugdhulp met hulp aan gezinnen vanuit aanpalende domeinen, zoals schulden en armoede. De implementatie bij de gemeenten wordt onder regie van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten vormgegeven met een landelijk ondersteuningsprogramma. Voor de beoogde lokale en gecoördineerde aanpak van jeugdhulp en bestaanszekerheid is ook het wetsvoorstel aanpak meervoudige problematiek sociaal domein van belang dat begin dit jaar bij uw Kamer is ingediend.

Belemmeringen in de jeugdbescherming

De Inspectie constateert dat partijen in de jeugdbeschermingsketen stappen hebben gezet om gezinnen sneller en beter te helpen, maar dat ondanks inspanningen structurele belemmeringen blijven bestaan, zoals het moeten wachten op een vaste jeugdbeschermer of wachtlijstproblematiek voor passende jeugdhulp. De Inspectie vraagt naar aanleiding van het onderzoek opnieuw aandacht voor een aantal knelpunten in de jeugdbeschermingsketen.

In de voortgangsbrief jeugd van 20 juni 2023 is uw Kamer geïnformeerd over de Hervormingsagenda Jeugd en de aanpak Jeugdbescherming. Voor de aanbevelingen met betrekking tot een toereikend hulpaanbod en het tegengaan van wachtlijsten voor passende hulp verwijzen wij naar de maatregelen en de beschrijving van de voortgang van de voorrangsmaatregelen bij de verdeling van schaarse jeugdhulp die in die brief zijn opgenomen. Verderop in deze brief gaan we nader in op de voortgang van de voorrangsmaatregel bij de verdeling van schaarse jeugdhulp.

Voor het verbeteren van de jeugdbescherming zijn we eerder in deze brief ingegaan op de besteding van de extra middelen die onder meer worden ingezet om de workload van jeugdbeschermers structureel te verlagen.

Jeugddomein-overstijgende problematiek

De Inspectie vindt het belangrijk dat medewerkers werkzaam bij organisaties in de jeugdbeschermingsketen en in het sociaal domein zich bewust zijn van de inwerking van jeugddomein-overstijgende problematiek op gezinnen die zij zien. De Inspectie komt tot concrete aanbevelingen aan organisaties in de jeugdbeschermingsketen om hier nader invulling aan te geven en vraagt ons daarvoor de benodigde randvoorwaarden te scheppen. De Minister voor Rechtsbescherming neemt deze aanbevelingen mee in het Toekomstscenario kind- en gezinsbescherming, zoals de inspectie ook aanbeveelt. Daarbij verwijzen wij naar de eerder aangehaalde Hervormingsagenda Jeugd waarin we ons samen met gemeenten hardmaken voor stevige lokale teams. Dit zijn lokale teams die ook zelf hulp bieden, die handelen vanuit een brede blik op het gehele gezin in de context van participatie, wonen, armoede, scheiding, psychische problemen van ouders en onderwijs. Vanuit het programma Toekomstscenario wordt specifiek op het onderdeel veiligheid bijgedragen aan het ondersteuningsprogramma voor lokale teams van de Hervormingsagenda.

De RvdK herkent de constatering van de Inspectie dat ernstige financiële problemen in combinatie met andere kwetsbaarheden een ontwrichtende werking hebben op het functioneren van ouders en de ontwikkeling van kinderen. De Raad voor de Kinderbescherming neemt maatregelen om de deskundigheid van zijn medewerkers over de relatie tussen financiële problemen en opvoedkundige problemen te vergroten. Bijvoorbeeld door een onderwijsmodule voor medewerkers te ontwikkelen over de relatie tussen bestaansonzekerheid en gezinsproblematiek. Tevens onderzoekt het Verwey-Jonker Instituut in opdracht van de Raad voor het Kinderbescherming hoe de organisatie omgaat met de culturele diversiteit en armoedeproblematiek van jeugdigen en gezinnen.

Beleidsreactie op IGJ-rapport over certificering

Op 9 oktober 2023 heeft de IGJ het rapport «Toezicht op certificering van jeugdbescherming en jeugdreclassering door het Keurmerkinstituut» (bijlage bij Kamerstuk 31 839, nr. 983) gepubliceerd en heeft de Minister voor Rechtsbescherming dit rapport aan uw Kamer aangeboden. In dit rapport constateert de inspectie dat het Keurmerkinstituut (KMI) de certificering grotendeels conform bestaande afspraken uitvoert, maar ook dat de afwegingen die het KMI maakt onvoldoende transparant en navolgbaar zijn. Op deze manier is het volgens de IGJ niet helder waarom een GI onder omstandigheden van personeelstekorten en wachtlijsten het certificaat behoudt en zou ten onrechte het beeld ontstaan dat de kwaliteit toereikend is. De inspectie ziet het meewegen van de context en het ervaren van politieke en maatschappelijke druk bij de certificering van GI’s als symptomen van de voortdurende crisis in de jeugdbeschermingsketen. Zij doet daarom opnieuw een oproep aan het Rijk om te komen tot crisisbeleid om de oorzaken van de crisis in de jeugdbescherming aan te passen.

Beleidsreactie

De Minister voor Rechtsbescherming vindt het van groot belang dat de normen door de certificerende instelling onafhankelijk worden getoetst en dat niet het beeld ontstaat dat de kwaliteit toereikend is in het geval een GI niet voldoet aan de wettelijke normen. Het is van belang om te borgen dat alle GI’s kwetsbare kinderen en gezinnen adequaat en kwalitatief goed kunnen beschermen. Daarom werkt de Minister voor Rechtsbescherming aan de aanpak van onderliggende problemen die kwaliteitsverlies binnen de jeugdbescherming kunnen veroorzaken. Uw Kamer is in eerdere brieven geïnformeerd over een pakket aan maatregelen dat zich richt op het beperken van de instroom en het vergroten van de doorstroom in de jeugdbescherming door het bieden van tijdige hulp, werkdrukverlaging voor jeugdbeschermers en het werven/opleiden van meer jeugdbeschermers.13 14 Zoals in deze brief toegelicht trekt het kabinet extra middelen uit voor de jeugdbescherming en komt samen met gemeenten tot een landelijk tarief waarmee een lagere workload voor jeugdbeschermers gerealiseerd kan worden. Vooruitlopend op het Toekomstscenario kind- en gezinsbescherming zet het kabinet daarmee belangrijke stappen om de situatie in de jeugdbescherming structureel te verbeteren.

Tegelijkertijd zijn er ook dilemma’s en tekortkomingen zichtbaar binnen het certificeringsstelsel voor jeugdbescherming en jeugdreclassering. Dit rapport van de inspectie past in dat beeld. Daarom heeft de Minister voor Rechtsbescherming een advies gevraagd aan het hiervoor bestaande adviesorgaan, de Commissie van Belanghebbenden (CvB), zoals aangegeven in de voortgangsbrief jeugd van 20 juni jl. Een van de aanbevelingen van de CvB is om te kijken naar een alternatief voor het huidige certificeringssysteem. De Minister voor Rechtsbescherming laat alternatieven, die passend moeten zijn binnen het Toekomstscenario kind- en gezinsbescherming, onderzoeken en zal uw Kamer hierover eind 2024 informeren. Daarnaast wordt er momenteel een voorstel opgesteld voor wijziging van de ministeriële regeling van het huidige normenkader, mede met het oog op verminderen van de regeldruk. De verwachting is dat in het najaar van 2024 gereed is. Op deze manier wordt ook invulling gegeven aan de motie van het lid Van Haga over het schrappen van alle niet strikt noodzakelijke administratieve regels en werkzaamheden voor jeugdbeschermers15.

Ten slotte zal de Minister voor Rechtsbescherming met zowel de IGJ als met het KMI en de Raad voor Accreditatie (toezichthouder op Certificerende Instellingen) in gesprek gaan over de uitkomsten van dit IGJ-rapport.

Overige onderwerpen en toezeggingen

Arbeidsmarkt

Eerder in deze brief hebben we toegelicht dat de subsidieregeling voor zij-instromers een succes is en wordt uitgebreid met nogmaals € 10 miljoen. Hierdoor kunnen in 2024 en 2025 extra zij-instromers worden geworven.

Er wordt daarnaast ook ingezet op het behoud van jeugdbeschermers. Zo is er door de GI’s de landelijke campagne «Wat zou jij doen»16 ontwikkeld om het imago van de jeugdbescherming te verbeteren. De campagne is op 14 september jl. gestart. Het doel van de campagne is om het belangrijke werk van jeugdbeschermers beter op de kaart te zetten, zodat meer begrip en waardering ontstaat voor deze beroepsgroep.

Jeugdbescherming bij scheidingsproblematiek

We vinden het belangrijk dat alle kinderen die het nodig hebben altijd de juiste hulp en bescherming krijgen. Ook als de ontwikkeling van een kind waarvan de ouders uit elkaar gaan, hierom vraagt. Tegelijkertijd willen we zoveel mogelijk voorkomen dat de inzet van jeugdbescherming nodig is. Daarom blijven we ons, zoals eerder met uw Kamer gedeeld, op verschillende manieren inzetten op het eerder en beter helpen van gezinnen in complexe scheidingssituaties. Specifiek met betrekking tot het voorkomen dat het kind onnodig een kinderbeschermingsmaatregel krijgt opgelegd zijn er de afgelopen periode, in navolging van de gewijzigde motie van het lid Ceder,17 ook pilots ingericht waarbij de RvdK extra inzet pleegt. Dit betreft de inzet van een nieuw triage-instrument door de RvdK bij een aantal jeugdbeschermingstafels, waardoor nog gerichter kan worden geïndiceerd of de problemen van de ouders opgelost kunnen worden buiten de jeugdbescherming. De betrokken professionals in de pilots (in de regio’s Utrecht en Eindhoven) zijn inmiddels geschoold in de toepassing van dit instrument en starten deze maand met de eerste zaken. Daarnaast gaat het om extra inzet van de RvdK bij gezag- en omgangszaken door rondom de zitting met ouders te zoeken naar een oplossing of verwijzing naar hulp, zónder dat er een raadsonderzoek is gelast. Hiermee is gestart in een drietal rechtbanken, te weten in Groningen, Almelo en Limburg. De ervaringen en werking van deze extra inzet wordt actief gemonitord. De Minister voor Rechtsbescherming verwacht begin 2024 de eerste opbrengsten hiervan inzichtelijk te hebben en zal uw Kamer hierover informeren.

Deze pilots zijn aanvullend op de al lopende inzet om ouders in scheiding vroegtijdig en laagdrempelig de best passende hulp, informatie en ondersteuning te bieden. Tijdens het debat over de Hervormingsagenda Jeugd op 27 juni jl. heeft de Minister voor Rechtsbescherming op verzoek van leden van de CU en SGP toegezegd uw Kamer breder te informeren over de verdere scheidingsaanpak. Daarbij zullen we ook ingaan op de lopende trajecten op het terrein van scheiden en op welke wijze vanuit centrale regie, samen met de betrokken partners uit het veld, hier breder in het land opvolging aan wordt gegeven. Dit in navolging op het advies van de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming over complexe scheidingen en jeugdbescherming.18 We verwachten uw Kamer hier in januari 2024 over te informeren.

Handreiking voorrang bij het inzetten van schaarse jeugdhulp

Wij hebben eerder de dringende oproep gedaan om bij verwijzing naar jeugdhulp te werken volgens het principe: kinderen met een kinderbeschermingsmaatregel hebben prioriteit bij de verdeling van jeugdhulp, mits de hulpvraag van kinderen zonder maatregel niet urgenter is.

Deze oproep was nodig om te zorgen dat juist die meest kwetsbare kinderen, waarvoor het uitblijven van hulp grote gevolgen kan hebben, tijdig passende hulp kunnen krijgen. Tegelijkertijd weten we ook dat het maken van die afweging niet eenvoudig is, want er zijn ook kinderen met complexe en urgente problemen zonder kinderbeschermingsmaatregel. Ook vinden wij het juist belangrijk dat kinderbeschermingsmaatregelen zoveel mogelijk worden voorkomen en dat voorrang verlenen dit niet in de weg staat. Dat is in lijn met de motie van Kamerlid Raemakers over kinderen met jeugdhulp binnen het vrijwillig kader adequaat meenemen in het afwegingskader.19 Het is aan de professionals om de afweging te maken welke kinderen met voorrang hulp moeten krijgen en voor welke kinderen andere overbruggingszorg georganiseerd moet worden.

Om professionals te ondersteunen met het maken van een goede afweging over de prioritering van passende jeugdhulp bij kwetsbare gezinnen, is het NJi gevraagd om samen met betrokken organisaties en met input van professionals hiervoor een handreiking te ontwikkelen. Dit document is op basis van literatuur en praktijkonderzoek uitgewerkt en de uitgangspunten en inzichten zijn inmiddels gepresenteerd aan verschillende groepen, bestaande uit professionals, beleidsmakers, ambtenaren en gedragswetenschappers. De handreiking is deze week gepubliceerd20. Wij zijn blij dat kennis over het maken van een goede afweging nu gebundeld beschikbaar is voor professionals. Tegelijkertijd laat deze kennis ook zien dat het maken van een goede afweging niet eenvoudig is. Het NJi geeft aan dat generieke antwoorden die iets zeggen over welke zorgvraag urgenter is dan de andere weinig effectief zijn, omdat de praktijk complex is en om maatwerk vraagt. Professionals, gezinnen, organisaties en gemeenten zijn op zoek naar zo goed mogelijke antwoorden om gezinnen te helpen. Met deze handreiking willen we deze zoektocht ondersteunen. Daarbij zijn de relevante aspecten bij het maken van deze keuzes op een rij gezet om bij te dragen aan betere oplossingen in de praktijk.

De handreiking gaat in op de dilemma’s waarmee professionals en organisaties te maken krijgen, hoe er kan worden omgegaan met kinderen die langer op hulp moeten wachten, hoe professionals met elkaar het gesprek kunnen voeren over wat er nodig is in een gezin en wat organisaties kunnen doen om voor de juiste hulp te zorgen. Daarbij is het van belang dat professionals en organisaties met elkaar en de gezinnen samenwerken om tot goede oplossingen te komen.

Toezegging naar aanleiding van artikel over «onterechte uithuisplaatsing»

Tijdens het debat over de Hervormingsagenda Jeugd van 27 juni jl. heeft het lid Maeijer (PVV) vragen gesteld over een artikel in het Algemeen Dagblad waarin gesproken werd over een «onterechte uithuisplaatsing». Het artikel heeft betrekking op een situatie waarin kinderen in het kader van een ondertoezichtstelling zonder machtiging van de kinderrechter uit huis zijn geplaatst. Een gedwongen uithuisplaatsing heeft enorme impact op kinderen en ouders. Gelet op deze grote impact behoort bij een ondertoezichtstelling dit proces via een rechter te verlopen. In dit geval is dat niet gebeurd, waardoor er sprake is van een onrechtmatige uithuisplaatsing. We betreuren dat zeer.

De GI’s hebben aangegeven dat het hier een uitzonderlijke situatie betreft en hen geen andere gevallen bekend zijn waar dit aan de orde is geweest. Zij zijn er zich terdege van bewust dat er in het kader van een ondertoezichtstelling voor een uithuisplaatsing altijd een machtiging moet worden aangevraagd bij de rechter. De GI’s besteden hier structureel aandacht aan in de juridische trainingen die deel uitmaken van de opleiding van jeugdbeschermers.

Ondersteuningsteam

In 2022 heeft de Minister voor Rechtsbescherming toegezegd te bezien of de werkwijze van het Ondersteuningsteam kan worden ingezet voor andere (niet-gedupeerde) ouders die met uithuisplaatsing te maken hebben. Inmiddels zijn er stevige verbindingen gelegd tussen het Ondersteuningsteam en het programma Toekomstscenario kind- en gezinsbescherming, waarin wordt gewerkt aan een duurzame verbetering van het stelsel van jeugdbescherming. We benoemden dat eerder in deze brief al rond de noodzakelijke verbeteringen van het feitenonderzoek. Op deze manier krijgen de werkwijze en ervaringen van Ondersteuningsteam een goede doorwerking en worden hun waardevolle «lessen» over ondersteuning van ouders en gezinnen benut in het stelsel. Het is daarbij wel goed om te beseffen dat de procesbegeleiders van het Ondersteuningsteam een andere rol hebben dan jeugdbeschermers. Zij hoeven bijvoorbeeld niet te beslissen over (een advies tot) een ondertoezichtstelling of uithuisplaatsing. Hun werkwijze kan daarom niet zonder meer worden «overgezet» naar de jeugdbescherming.

Tot slot

De jeugdbescherming verkeert nog altijd in zwaar weer, dat blijkt ook uit het deze week verschenen signalement van de Inspectie Gezondheid en Jeugd (IGJ).21 Zo geeft de IGJ aan dat de wachtlijsten en tijdige doorstroming bij de jeugdbescherming nog niet zijn opgelost en benoemt het de eerder beschreven problemen: onderbezetting, veel personeelswisselingen, het ontbreken van een vaste jeugdbeschermer, het ontbreken van passende hulp met name bij complexe casussen etc. Deze signalen herkennen wij. De IGJ signaleert dat GI’s het werken met het «Handelingsperspectief en veldnorm bij onderbezetting Gecertificeerde Instellingen» voortzetten. De GI’s doen dit om de werkdruk voor jeugdbeschermers op een acceptabel niveau te houden en de uitstroom van personeel terug te dringen. Dit mag echter niet ten koste gaan van kinderen en gezinnen. De GI’s laten de werkwijze dan ook onafhankelijk evalueren, zoals de IGJ ook aanbeveelt. De resultaten van deze evaluatie worden eind dit jaar verwacht. Wij gaan vervolgens in gesprek met de GI’s en de IGJ over de uitkomsten van de evaluatie en de betekenis ervan voor het werken met het handelingsperspectief. Het signalement geeft verder voorbeelden die via de calamiteitenmeldingen en het Landelijke Meldpunt Zorg zijn binnengekomen. Het zijn schrijnende voorbeelden die nogmaals duidelijk maken hoe belangrijk het is dat we de situatie in de jeugdbescherming en jeugdzorg verbeteren. Dat vergt een langdurige inspanning van Rijk, gemeenten, de Raad voor de Kinderbescherming, GI’s en andere betrokken jeugdzorgorganisaties om uiteindelijk meer lucht te krijgen. Met de maatregelen die in deze brief staan beschreven – het landelijk tarief, de zij-instroomregeling, de pilots rondom scheidingsproblematiek, het uitbreiden van de pilot kosteloze rechtsbijstand en de handreiking voorrang jeugdhulp – zorgen we voor verbeteringen op korte termijn. Samen met de structurele verbeteringen uit de hervormingsagenda Jeugd en het toekomstscenario Kind- en gezinsbescherming willen we ervoor zorgen dat kwetsbare kinderen en gezinnen weer tijdig en met voldoende aandacht geholpen kunnen worden.

De Minister voor Rechtsbescherming, F.M. Weerwind

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M. van Ooijen


X Noot
1

Tot het moment dat het KKPB (Kwaliteitskader en Prestatiebeschrijvingen) Jeugdreclassering is afgerond, wordt gewerkt met een opslag van 20% op de urennorm zoals vastgesteld in 2015. Over de verdere uitwerking van het kwaliteitskader jeugdreclassering en de additioneel benodigde dekking daarvoor wordt separaat het gesprek gevoerd tussen Rijk en gemeenten rond de zomer 2024

X Noot
2

Hiermee wordt invulling gegeven aan de van het lid Peters over bezien welke andere bekostigingsvormen passend zijn voor gecertificeerde instellingen. (Kamerstuk 31 839 nr. 899).

X Noot
3

Hiermee wordt uitvoering gegeven aan de motie van het lid Mutluer over oplossingen uitwerken voor de hoge werkdruk en grote tekorten in de jeugdzorg (Kamerstuk 31 839, nr. 935)

X Noot
4

Kamerstuk 36 410 VI, nr. 6

X Noot
5

Art 2.25.2 CW: Zolang een voorstel van wet tot vaststelling van een begrotingsstaat niet tot wet is verheven en in werking is getreden, wordt nieuw beleid dat ten grondslag ligt aan die begrotingsstaat, niet in uitvoering genomen, tenzij uitstel van de uitvoering naar het oordeel van Onze Minister die het aangaat niet in het belang van het Rijk is en hij de Staten-Generaal daarover heeft geïnformeerd.

X Noot
7

Hoge Raad 1 september 2023, ECLI:NL:HR:2023:1148.

X Noot
8

Kamerstuk 31 839, nr. 972.

X Noot
9

Kwaliteit van feitenonderzoek rond de aanvraag van machtigingen voor uithuishuisplaatsingen, Utrecht, juni 2022.

X Noot
10

Kamerstuk 31 839, nrs. 964 en 949.

X Noot
11

Kamerstuk 31 839, nr. 840.

X Noot
12

Toezeggingen gedaan tijdens Plenair debat Jeugdbescherming d.d. 15 september 2022 (Handelingen II 2021/22, nr. 109, item 10) en tijdens Plenair debat Hervormingsagenda d.d. 27 juni 2023 (Handelingen II 2022/23, nr. 98, item 36).

X Noot
13

Kamerstukken 31 839, nr. 876.

X Noot
14

Kamerstukken 31 839, nr. 964.

X Noot
15

Kamerstukken 31 839 nr. 928.

X Noot
17

Kamerstukken 31 839, nr. 902.

X Noot
18

Kamerstuk 31 839, nrs. 950 en 964.

X Noot
19

Kamerstukken 31 839 nr. 933.

Naar boven