31 839 Jeugdzorg

Nr. 505 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT EN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 2 maart 2016

Hierbij bieden wij u diverse rapporten van het landelijke toezicht jeugd aan1, waaronder het eindrapport van het onderzoek naar de kwaliteit van de zesentwintig Veilig Thuisorganisaties. De conclusies van de rapporten worden hieronder kort weergegeven en waar nodig volgt een eerste reactie op de conclusies en aandachtspunten.

In deze brief beantwoorden we ook de vraag van mevrouw Kooiman naar het toezicht op particuliere jeugdhulpaanbieders.

De volgende rapporten (bijgevoegd2) worden toegelicht:

  • 1. Jaarbeeld 2015, Landelijk Toezicht Jeugd

  • 2. De kwaliteit van Veilig Thuis, landelijk beeld

  • 3. Verscherpt Toezicht bij Jeugdzorg Noord-Brabant

  • 4. De kwaliteit van de zorg door Jeugdzorg en Gezinsvoogdij Caribisch Nederland; Op Bonaire, Saba en Sint Eustatius

  • 5. De kwaliteit van de residentiële zorg bij het Lang Verblijfhuis; Residentiële opvang op Bonaire

  • 6. De kwaliteit van de residentiële zorg bij Kas pa Hoben ku Futuro; Residentiële opvang voor meisjes op Bonaire

  • 7. De kwaliteit van de residentiële opvang bij Kas di Karko. Residentiële opvang op Bonaire van jeugdzorg en gezinsvoogdij Caribisch Nederland.

Jaarbeeld 2015

In het jaarbeeld 2015 doen de drie inspecties gezamenlijk verslag van hun activiteiten en bevindingen in het jeugddomein. Naast de gebruikelijke aandacht voor calamiteiten en signalen, wordt in het jaarbeeld ook al (tussentijds) gerapporteerd over bevindingen van enkele thematische onderzoeken. Het gaat hier om het onderzoek naar voorkomen seksueel grensoverschrijdend gedrag, Jeugdteams, Veilig Thuis en de Gezinshuizen:

  • Bij het onderzoek naar voorkomen seksueel grensoverschrijdend gedrag valt in positieve zin op dat het overgrote deel van de instellingen structureel aandacht besteedt aan een gezonde seksuele ontwikkeling van kinderen. Ook handelen de professionals adequaat bij risico’s op grensoverschrijdend gedrag. Toch worden er ook bij nagenoeg alle instellingen één of meerdere verbeterpunten genoemd, bijvoorbeeld op het gebied van scholing.

  • Ten aanzien van het onderzoek naar de jeugdteams worden er onderlinge verschillen geconstateerd, bijvoorbeeld in wijze van hulp bieden of organisatie. Het onderzoek richtte zich op drie onderdelen: veiligheid, verantwoordelijkheden en organisatie. Als belangrijkste aandachtspunten worden de veiligheidrisico’s en de verdeling van verantwoordelijkheden genoemd.

  • Met betrekking tot het onderzoek naar Veilig Thuis wordt verwezen naar het rapport dat tegelijkertijd met deze aanbiedingsbrief zal verschijnen. Dit onderzoek wordt hieronder apart toegelicht.

  • Met betrekking tot de gezinshuizen is de inspectie een pilot gestart om toe te zien op de kwaliteit van de jeugdhulp in gezinshuizen. Onderzocht is of de jeugdhulp daar op een verantwoorde wijze plaats vindt. Waar de inspecties aandachtspunten hebben geconstateerd zijn de betrokken instellingen verzocht om verbeteringen aan te brengen.

Voorts is in het jaarbeeld 2015 aandacht besteed aan de calamiteiten en signalen die bij de inspecties binnen komen. Het aantal gemelde calamiteiten blijkt niet te zijn gestegen. Ook het aantal signalen van burgers en professionals is in vergelijking met het voorgaande jaar in 2015 niet toegenomen.

Voor een overzicht van de onderzoeken die samenwerkende inspecties afgelopen jaar hebben uitgevoerd, verwijzen we naar de bijlage van het bijgevoegde rapport «Jaarbeeld 2015, Landelijk Toezicht Jeugd».

De kwaliteit van Veilig Thuis

De inspecties hebben in de periode juli tot en met december 2015 toezicht uitgevoerd naar de kwaliteit van alle zesentwintig Veilig Thuis organisaties.

In de afzonderlijke rapporten wordt per Veilig Thuis organisatie een oordeel gegeven over de vierentwintig basisvoorwaarden uit het toetsingskader Veilig Thuis (stap 1). Het gaat om basisvoorwaarden binnen de volgende drie thema’s: (wettelijke) randvoorwaarden, veiligheid en organisatie.

In het bijgevoegde eindrapport wordt een landelijk beeld gegeven van het toezicht op de Veilig Thuis organisaties.

De inspecties constateren dat de 26 Veilig Thuis organisaties in een veranderend veld in relatief korte tijd zijn ingericht en dat de medewerkers van Veilig Thuis het afgelopen jaar veel werk hebben verzet. Positief is volgens het oordeel van de inspecties dat de Veilig Thuis organisaties de echte spoedzaken als het gaat om onveilige situaties aanpakken. Over het algemeen zijn de Veilig Thuis organisaties in staat om acuut onveilige situaties op te heffen door deze in kaart te brengen en vervolgens actief en (multidisciplinair) te handelen. Er werken goed gekwalificeerde professionals en men spant zich in om in samenhang, met ketenpartners en met het lokale veld, hulp te organiseren.

Met de inspecties zijn we ervan bewust dat de medewerkers van Veilig Thuis de samenvoeging tot Veilig Thuis tot stand hebben gebracht in een omgeving waarin veel in beweging was. In deze context hebben de medewerkers van Veilig Thuis steeds het belang van kinderen, volwassen en ouderen die met mishandeling en geweld te maken kregen, op het netvlies gehad. De positieve punten uit het inspectierapport getuigen hiervan.

Naast de positieve punten, formuleren de inspecties ook verbeter- en aandachtspunten. Punten waarop de organisaties zich moeten verbeteren zijn het goed zicht houden op de veiligheid van alle leden van gezinnen en huishoudens – met name van gezinnen en huishoudens die op de wachtlijst staan, de 24/7 bereikbaarheid en beschikbaarheid van Veilig Thuis, het bieden van kwalitatief en kwantitatief voldoende personeel om alle taken uit te voeren en tenslotte het toerusten met kwalitatief en kwantitatief voldoende materieel (zoals registratie -systemen).

De inspecties beoordelen een deel van de Veilig Thuis organisaties dan ook als kwetsbaar. De organisaties zijn gevraagd om verbeterplannen en verbetermaatregelen op te stellen. In 2016 zullen de inspecties hertoetsen uitvoeren bij de zeven Veilig Thuis organisaties die het minst goed scoorden.

Het is in situaties van vermoedelijke mishandeling en geweld onaanvaardbaar als mensen te lang moeten wachten terwijl er ondertussen onvoldoende zicht is op hun veiligheid. Met ons delen de wethouders dat deze onwenselijke situatie zo snel mogelijk verholpen moet worden. Veilig Thuis speelt een cruciale rol in het signaleren en stoppen van mishandeling van kinderen, ouderen en van geweld in relaties. Om deze rol waar te kunnen maken is doorontwikkeling nodig en deze doorontwikkeling van Veilig Thuis willen wij samen met de wethouders realiseren.

Daarom heeft de VNG een programma gelanceerd onder leiding van dhr. Sprokkereef, voormalig vicevoorzitter van Jeugdzorg Nederland. Dhr. Sprokkereef gaat met lokale bestuurders Veilig Thuisorganisaties ondersteunen zodat de kwaliteit van het hele netwerk van Veilig Thuis organisaties naar een hoger niveau wordt getild.

Wij ondersteunen dit programma en wij hebben uw Kamer in het Algemeen Overleg Geweld in afhankelijkheidsrelaties en kindermishandeling van 9 februari jl. toegezegd u hierover in maart 2016 nader te informeren.

Verscherpt toezicht bij Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant

De Inspectie Jeugdzorg en de Inspectie Veiligheid en Justitie stelden Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant (verder: Bureau Jeugdzorg) per 29 januari 2015 onder verscherpt toezicht voor de periode van een jaar omdat de uitvoering van de kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering niet op orde was. In dit jaar heeft het Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant hard gewerkt om aan de verwachtingen, zoals door de inspectie geformuleerd, te voldoen. Niet alleen is gewerkt aan het verbeteren van kwaliteit van de uitvoering, maar ook aan de sturing van de organisatie.

Al deze inspanningen hebben dan ook geleid tot de nodig geachte kwaliteitsverbetering van de uitvoering van de kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering. Voor de inspectie is dit reden geweest om per 15 december 2015 het verscherpt toezicht op te heffen. De inspecties hebben er vertrouwen in dat de behaalde kwaliteit van de uitvoering ook in de toekomst zorgt voor verantwoorde uitvoering van de kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering; de verbetering is namelijk zichtbaar in de praktijk en bovendien geborgd in de organisatie.

De kwaliteit van jeugdzorg in Caribisch Nederland

Vanaf het moment dat het Rijk in 2010 verantwoordelijk werd voor de jeugdzorg in Caribisch Nederland (Bonaire, Sint Eustatius en Saba) is veel energie gestoken in het opzetten en verbeteren van voorzieningen en het aanpakken van de achterstanden op dat gebied. Jeugd en Gezinsvoogdij Caribisch Nederland (JGCN) is de uitvoeringsorganisatie die is belast met de uitvoering van de jeugdzorg, de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen en van de jeugdreclassering. JGCN valt organisatorisch onder de verantwoordelijkheid van de Staatssecretaris van VWS. De Minister van Veiligheid en Justitie (VenJ) is politiek verantwoordelijk voor de uitvoering van de voogdij, de gezinsvoogdij en de jeugdreclassering. Gezien de bijzondere status van de eilanden is de Jeugdwet niet van toepassing in Caribisch Nederland.

Vooruitlopend op de wettelijke grondslag3 voor haar toezichthoudende taak heeft de Inspectie Jeugdzorg eind 2013 onderzoek verricht naar de kwaliteit van de jeugdzorg in Caribisch Nederland. Bij brief van 28 april 2014 is uw Kamer over de uitkomsten geïnformeerd.4 Naar aanleiding van het onderzoek van de inspectie heeft JGCN een verbeterplan opgesteld. Met toepassing van een kwaliteitsmanagementsysteem, scholing en training van het personeel, verbetering van werkprocessen en introductie van nieuwe hulpverleningsmethodieken werkt JGCN stapsgewijs aan verbetering van de kwaliteit van de jeugdzorg. In oktober 2015 heeft een hertoets door de Inspectie Jeugdzorg plaatsgevonden. Bijgevoegd ontvangt uw Kamer de vier inspectierapporten als resultaat van deze hertoets, waarbij u het inspectierapport over JGCN mede namens de Minister van Veiligheid en Justitie ontvangt.

De vier bijgevoegde inspectierapporten hebben betrekking op de ambulante jeugdzorg en gezinsvoogdij op Bonaire, Sint Eustatius en Saba en op drie kleinschalige 24-uursopvangvoorzieningen voor jongeren op Bonaire (het Langverblijfhuis, Kas di Karko en de meisjesopvang van Rosa di Sharon). De inspectie constateert dat de in 2013 gedane aanbevelingen grotendeels zijn opgepakt. De inspectie ziet een positieve kwaliteitsontwikkeling bij JGCN op met name Saba en in de ambulante hulpverlening op Bonaire.

Samenvattend komt de Inspectie in 2015 tot het oordeel:

  • de kwaliteit van de uitvoering ambulante zorg op Bonaire is verbeterd ten opzichte van 2013 en is voldoende;

  • de kwaliteit van de pleegzorg en gezinsvoogdij op Bonaire is nauwelijks verbeterd ten opzichte van 2013 en is volgens de inspectie nog niet voldoende vanwege onderbezetting, onvoldoende zicht op welzijn en veiligheid van kinderen en te weinig begeleiding van pleegouders;

  • de kwaliteit van de uitvoering van de ambulante zorg en gezinsvoogdij op Saba is verbeterd ten opzicht van 2013 en is voldoende;

  • onder andere vanwege grote wisselingen van personeel en discontinuïteit in de aansturing is de kwaliteit van de uitvoering van de ambulante zorg en gezinsvoogdij op Sint Eustatius nauwelijks verbeterd ten opzichte van 2013 en is deze nog niet voldoende;

  • de kwaliteit van de uitvoering van de zorg door het Langverblijfhuis (kleinschalige woonvoorziening voor jongeren van 12 tot 18 jaar met gedragsproblemen die een periode niet thuis kunnen wonen) is ten opzichte van 2013 verbeterd en de kwaliteit is voldoende;

  • de kwaliteit van de uitvoering van zorg door Kas di Karko (6 opvangplaatsen voor kinderen tot 12 jaar) beoordeelt de inspectie als matig;

  • de kwaliteit van de uitvoering van de zorg door Rosa di Sharon (7 opvangplaatsen voor meisjes van 14 tot 18 jaar) is verbeterd ten opzichte van 2013 en is voldoende.

De Inspectie doet in haar rapporten verschillende aanbevelingen ten aanzien van de uitvoering van de hulpverlening, het informeren van cliënten over hun rechtspositie, de samenwerking met ketenpartners, maatregelen ter verbetering van de veiligheid van kinderen, omgaan met grensoverschrijdend gedrag, omgaan met incidenten, deskundigheidsbevordering van personeel en de interne sturing.

We zijn de Inspectie Jeugdzorg zeer erkentelijk voor haar toezichtactiviteiten in Caribisch Nederland. Er is in de afgelopen jaren veel tot stand gebracht, maar er zijn ook nog veel verbeteringen mogelijk en nodig. De concrete aanbevelingen van de inspectie kunnen daar goed aan bijdragen. Op ons verzoek is JGCN inmiddels gestart met het doorvoeren van de nodige verbeteringen en worden hiertoe de door de inspectie gevraagde verbeterplannen opgesteld. Veel van de door de inspectie geconstateerde problemen vinden hun oorzaak in tekortschietende deskundigheid en wisselingen van personeel, onderbezetting en continuïteit en kwaliteit van de aansturing. Nu zowel op Bonaire als op de bovenwinden (Sint Eustatius en Saba) de coördinatorfuncties weer volledig zijn bezet, kunnen de door de Inspectie voorgestelde verbeteringen ook daadwerkelijk worden opgepakt. Zo zijn de nieuwe pleegzorgfunctionarissen inmiddels in dienst en aan de slag met pleegzorgbegeleiding. De risicodossiers zijn geïnventariseerd en bekend bij de directie. De monitoring daarvan vindt door een aparte coördinator en gedragswetenschapper plaats. Verder verkent JGCN in hoeverre samenwerking met een jeugdzorgpartner uit Nederland een bijdrage kan leveren aan verdere professionalisering, verbetering van de personeelsvoorziening en de continuïteit van het management. Om de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling te verbeteren hebben we aan JGCN gevraagd om in overleg met openbare lichamen en de relevante uitvoeringspartners in CN een voorstel te ontwikkelen voor de introductie van een meldpunt en begeleidende maatregelen.

Wij hebben er dan ook alle vertrouwen in dat mede aan de hand van de verbeterplannen een nieuwe slag in de verbetering van de kwaliteit van de jeugdzorg en de gezinsvoogdij op Bonaire, St. Eustatius en Saba kan worden gemaakt.

Toezicht op particuliere jeugdhulpaanbieders

In het Algemeen Overleg over Geweld in afhankelijkheidsrelaties en kindermishandeling van 9 februari 2016 vroeg mevrouw Kooiman, in relatie tot de aangehouden motie Kooiman en Bergkamp uit het Wetgevingsoverleg van 16 november 2015 (Kamerstuk 34 300 XVI, nr. 105), hoe het toezicht op particuliere jeugdhulpaanbieders is geregeld.

Op grond van de Jeugdwet is de Inspectie Jeugdzorg (samen met Inspectie voor de Gezondheidszorg en de Inspectie Veiligheid en Justitie) bevoegd om toezicht te houden op alle jeugdhulpaanbieders («personen of organisaties die beroeps- of bedrijfsmatig jeugdhulp verlenen onder verantwoordelijkheid van de gemeente»), ongeacht of de jeugdhulp op basis van een contract of een Pgb gefinancierd wordt.

Gemeenten zijn ingevolge de Jeugdwet verantwoordelijk voor een kwalitatief en kwantitatief toereikend aanbod van jeugdhulp, en zij nemen in het algemeen in hun inkoopcontracten met jeugdhulpaanbieders kwaliteitseisen op, aanvullend op de kwaliteitseisen van de Jeugdwet.

De Jeugdwet kent ook de eis, dat bij de verstrekking van een Pgb naar het oordeel van het college van burgemeester en Wethouders gewaarborgd moet zijn dat de jeugdhulp van goede kwaliteit is. Hier ligt dus ook een verantwoordelijkheid voor de gemeente.

Particuliere jeugdhulpaanbieders die niet gecontracteerd worden door een gemeente, zijn geen jeugdhulpaanbieders in de zin van de Jeugdwet en vallen niet onder het toezicht van de inspectie. Een dergelijke voorziening, zoals bijvoorbeeld een particulier initiatief voor hulp aan minderjarige slachtoffers van loverboys, zou in beginsel onder de Wet op de jeugdverblijven kunnen vallen, als er sprake is van verblijf.

In de Wet op de jeugdverblijven wordt onder jeugdverblijf verstaan:

  • een niet door een Nederlandse overheid of krachtens de wet bekostigde instelling,

  • waar ten minste vier minderjarigen elk gedurende een half jaar meer dan de helft van de tijd buiten familie- of gezinsverband overnachten.

In deze wet is het toezicht opgedragen aan de gemeente waarin het jeugdverblijf is gevestigd. De Wet op de jeugdverblijven treedt naar verwachting op 1 juli 2016 in werking.

Tenslotte

Het jaar 2015 is het eerste jaar waarin de gezamenlijke inspecties terug kunnen blikken op de invoering van het nieuwe jeugdstelsel en hoe dit uitwerkt in de uitvoeringspraktijk. De inspecties zien dat de start van het nieuwe jeugdstelsel niet overal vlekkeloos is verlopen, maar dat er wel veel in gang is gezet door de gemeenten in hun nieuwe rol. De inspecties constateren dat in de transitie naar het nieuwe stelsel in zijn algemeenheid voldaan is aan het uitgangspunt om continuïteit van zorg te bieden.

Het is goed om te constateren dat de inspecties daar waar het minder goed gaat samen met het jeugdveld zoeken naar oplossingen en verbeterpunten. Zo kunnen we gezamenlijk zorgen dat er een optimaal werkend jeugdstelsel ontstaat, waar cliënten en hun ouders tijdig en goed worden geholpen.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M.J. van Rijn

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur


X Noot
1

De Inspectie Jeugdzorg, de Inspectie voor de Gezondheidszorg en de Inspectie Veiligheid en Justitie voeren het landelijk toezicht in het kader van de jeugdwet uit.

X Noot
2

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
3

Bij uw Kamer is een wetsvoorstel aanhangig met kwaliteitseisen en toezicht voor de jeugdzorg in Caribisch Nederland.(Kamerstuk 34 238, nr. 2.) De kern van dit wetsvoorstel is dat er kwaliteitseisen worden gesteld die inhouden dat er verantwoorde jeugdzorg, gezinsvoogdij en voogdij dient plaats te vinden in Caribisch Nederland en dat de onderzoeks- en rapportagetaak van de voogdijraad verantwoord verloopt, alsmede dat er een wettelijke basis is voor het toezicht door de IJZ op de naleving van genoemde kwaliteitseisen.

X Noot
4

Kamerstuk 31 839, nr.374.

Naar boven