31 839 Jeugdzorg

Nr. 322 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 november 2013

Inleiding

Hierbij informeer ik u over de stand van zaken van het stapsgewijs toezicht jeugdzorgplus aan de hand van een aantal rapporten van de Inspectie Jeugdzorg (IJZ) over instellingen voor jeugdzorgplus1.

Ook bevat deze brief informatie over de capaciteit in 2014.

§ 1 Toezicht jeugdzorgplus

Toelichting stapsgewijs toezicht jeugdzorgplus

De IJZ doet stapsgewijs toezicht naar de kwaliteit van jeugdzorgplus. Het Kwaliteitskader Gesloten Jeugdzorg (2008) vormt hiervoor het uitgangspunt. Jeugdzorg Nederland heeft dit met de inspecties voor de Jeugdzorg, de Gezondheidszorg (IGZ) en van het Onderwijs opgesteld.

Het toezicht vindt plaats in drie stappen.

  • 1. In de eerste stap heeft de Inspectie het toezicht naar de rechtspositie van de jongeren in jeugdzorgplusuitgevoerd. Dit heeft plaatsgevonden in 2009 en 2010. Eerder heeft u het Tussenbericht over stap 1 ontvangen.2

  • 2. De tweede stap, waarin de IJZ samen met de Inspectie van het Onderwijs het leefklimaat en de kwaliteit van het onderwijs in jeugdzorgplus heeft getoetst, is inmiddels afgerond. Ook over stap heeft u het Tussenbericht ontvangen.3

  • 3. Met deze brief ontvangt u de hertoets van de tweede stap van de instellingen Wilster (Het Poortje) en De Koppeling,

  • 4. De derde stap heeft betrekking op de behandeling. Deze stap rondt de Inspectie in de eerste helft van 2014 af. Op de inhoud daarvan ga ik hieronder nader in.

Toelichting toezicht stap 3

Voor de invulling van deze toets heeft de IJZ naast het bovengenoemde Kwaliteitskader ook het Pilotkader zorgtrajecten Jeugdzorgplusgebruikt dat u op 21 december 2011 heeft ontvangen.4 De hoofdelementen uit deze toets zijn:

  • Behandeling

    De behandeling in een jeugdzorgplus instelling kan niet los gezien worden van een langer durend traject dat erop gericht is de jongere weer succesvol te laten participeren in de maatschappij. Dat betekent dat vanaf de start van de behandeling duidelijk moet zijn wat de jongere en zijn gezin aan behandeling en begeleiding nodig hebben om zover te komen. Het gaat om professionele individuele behandeling op basis van de behandelvraag of -behoefte van de jongere. Onder individuele behandeling verstaan de inspecties meer dan een structuur op de leefgroep. Bovendien hoort een individuele behandeling niet los te staan van de omgeving van de jongere: van zijn leefgroep, zijn gezin en zijn school. Een goede uitwisseling tussen de behandeling en die omgeving zorgt ervoor dat de behandeling effectief is.

    De behandeling van de jongere moet worden vastgelegd in een plan, waarin ook is opgenomen hoe de ouders en de school betrokken zijn bij de behandeling.

  • Samenwerking in de keten/ trajectbenadering

    Uitgangspunt van de trajectbenadering is dat instellingen voor jeugdzorgplus samenwerken met het onderwijs, de jeugd-GGZ, de zorg voor licht verstandelijk beperkte jongeren en collega jeugdzorginstellingen om jongeren perspectief te bieden op een succesvolle terugkeer in de samenleving. In de trajectaanpak ligt de focus op wat jongeren nodig hebben. Wanneer een jongere in een instelling voor jeugdzorgplus wordt geplaatst, wordt tijdens de behandeling al rekening gehouden met het hele verdere traject en wordt bepaald welke behandeling in de jeugdzorgplus de jongere nodig heeft opdat hij verder kan in het traject.

De IJZ, de IGZ en de Inspectie van het Onderwijs voeren het toezicht stap 3 samen uit. Zij toetsen of de instellingen en scholen de voorwaarden bieden voor een verantwoorde behandeling van de jongeren en, waar dat aan de orde is, gezinsbegeleiding.

Daarvoor is het nodig dat bij binnenkomst van de jongeren een goede diagnose wordt gesteld van hun problematiek en dat er een goede analyse is van de hun thuis- en van onderwijssituatie. Deze aspecten moeten de instelling en de school uitwerken in een behandelplan, waarin aandacht is voor de manier waarop verschillende bij de behandeling betrokken disciplines met elkaar samenwerken.

Individuele rapporten

Hieronder staan per instelling de conclusies van de inspecties over de stappen waarop zij de genoemde instellingen getoetst hebben. Alle rapporten bevatten het eindoordeel voldoende zonder dat dat betekent dat er voor de betreffende instelling niets te verbeteren valt. In de meeste gevallen heeft de IJZ met de instelling afspraken gemaakt over verbeterplannen en daar termijnen aan verbonden. Dat is een aanpak die zijn vruchten afwerpt. Dat laten vooral de rapporten zien waarin de uitkomsten zijn opgenomen van de instellingen die onderworpen zijn geweest aan een hertoets van stap 2.

De bevindingen van de IJZ over stap 3 ondersteunen het beleid zorgtrajecten dat het Ministerie in nauw overleg met de instellingen heeft ingezet. Het laat tegelijk ook zien op welke onderdelen nog winst te boeken valt. In dat licht is het goed te melden dat het Ministerie samen met de instellingen werkt aan de ontwikkeling van een behandelrichtlijn welke ervoor zorgt dat alle jongeren binnen de jeugdzorgplusop een gelijke wijze beschreven zijn. In alle rapporten over stap 3 staat de constatering van de inspecties dat er niet altijd sprake is van continuïteit van het zorgtraject. Daarop komen zij terug na afloop van stap 3 van het toezicht.

Zoals ook met de rapporten die de Inspectie heeft opgesteld over het toezicht van de stappen 1 en 2 ontvangt u een aantal rapporten tegelijk. Dat betekent dat sommige rapporten al een aantal maanden geleden zijn vastgesteld. De termijnen die hieronder staan voor verbetermaatregelen zijn gekoppeld aan dat moment.

  • Horizon, locatie De Vaart (entreetoets)

    Een entreetoets vindt plaats bij nieuwe locaties als zij minimaal een half jaar «draaien». De IJZ toetst dan beleid en praktijk. Centraal in de entreetoets staan de rechtspositie van jongeren, toezicht op de jongeren en het omgaan met incidenten.

    Op al deze punten is het oordeel van de IJZ dat de Vaart verantwoord hiermee omgaat. Goed gaat de instelling om met het verlof en het klachtrecht.

    Verbeterpunten zijn dat in het beleid duidelijk staat wie de bevoegdheid heeft vrijheidsbeperkende maatregelen toe te passen en het melden en registeren van incidenten. De IJZ verwacht dat binnen een half jaar deze punten voldoende zijn.

  • Het leefklimaat van jongeren in Horizon, locatie Anker (stap 2)

    De kwaliteit van het leefklimaat is voldoende.

    Als goed beoordelen de inspecties de dagbesteding en dagstructuur, alsmede dat de instelling de jongeren een aandachtvolle omgeving biedt.

    Aandachtspunten voor Anker zijn dat het voorkomt dat jongeren tijdelijk op de zedengroepen verblijven terwijl dat niet hun problematiek is. Een ander aandachtspunt zijn de verschillen in aansturing van teams binnen de organisatie. Anker heeft hiervoor verbetermaatregelen in gang gezet. Over drie maanden zal de IJZ toetsen of er voldoende verbetering is.

    De samenwerking tussen Anker en Scholengemeenschap Harreveld is voldoende.

  • Het leefklimaat van jongeren in Wilster (hertoets stap 2)

    De kwaliteit van het leefklimaat voor jongeren is voldoende. Dat geldt nu ook voor de aandacht die medewerkers geven aan jeugdigen, de enige indicator die bij de hertoets nog onvoldoende was, maar bij de toets op stap 3 (zie hieronder) inmiddels als voldoende is beoordeeld.

    Datzelfde oordeel geven de inspecties nu ook over de samenwerking tussen Wilster en VSP Portalis de onderwijsinstelling.

  • Het leefklimaat van jongeren in De Koppeling (tweede hertoets stap 2)

    Het leefklimaat had de IJZ al in de eerste hertoets als voldoende beoordeeld.

    In de tweede hertoets beoordelen de inspecties ook de samenwerking tussen De Koppeling en het Altra College als voldoende.

  • Het leefklimaat van jongeren in Lievenshove, Juzt (hertoets stap 2)

    De hertoets heeft alleen betrekking op de samenwerking tussen Lievenshove en het Warande College. Het verbeterplan van instelling en school heeft ertoe geleid dat jongeren nu binnen een week na plaatsing onderwijs krijgen, De inspecties beoordelen het leefklimaat daarom nu als goed en de samenwerking als voldoende.

    Wel behoeft de aanpak van incidenten verbetering. Of instelling en school hierin geslaagd zijn zullen de inspecties meenemen in hun toets van stap 3.

  • Het behandeltraject van jongeren in Wilster en VSO Portalis (stap 3)

    De kwaliteit van het behandeltraject is voldoende; Wilster en Portalis zorgen voor planmatigheid in de behandeling en het onderwijs en doen zicht inspanningen om de jongeren behandeling en scholing te bieden met resultaat.

    Wel moeten ze er binnen drie maanden voor zorgen dat geplaatste jongeren binnen enkele dagen onderwijs krijgen en binnen zes maanden dat hulpverleningsplannen een uitstroomperspectief bevatten.

  • Het behandeltraject van jongeren in Transferium en VSO Spinaker (stap 3)

    De kwaliteit van het behandeltraject is voldoende; Transferium en Spinaker zorgen voor planmatigheid in de behandeling en het onderwijs en spannen zich in om de jongeren behandeling en scholing te bieden met resultaat.

    Wel moeten ze er voor zorgen dat geplaatste jongeren na de zomervakantie 2013 binnen enkele dagen onderwijs krijgen en dat alle hulpverleningsplannen binnen een half jaar vanaf de starteen uitstroomperspectief bevatten.

  • Het behandeltraject van jongeren in BJ Brabant en VSO de Korenaer (stap 3)

    De kwaliteit van het behandeltraject is voldoende; BJ Brabant en de Korenaer zorgen voor planmatigheid in de behandeling en het onderwijs en doen zichtbare inspanningen om de jongeren behandeling en scholing te bieden met resultaat.

    Wel moeten ze er binnen drie maanden voor zorgen dat geplaatste jongeren binnen enkele dagen onderwijs krijgen.

  • Het behandeltraject van jongeren in Ottho Gerhard Heldring Stichting (OGH) en De Brouwerij (stap 3)

    De kwaliteit van het behandeltraject is voldoende; instelling en school zorgen voor planmatigheid in de behandeling en het onderwijs en doen zichtbare inspanningen om de jongeren behandeling en scholing te bieden met resultaat.

    Wel verwachten de inspecties dat instelling en school binnen zes maanden regelen dat iedere jongere van instelling en school een gezamenlijk trajectplan krijgt, dat vanaf het begin van de behandeling het perspectief van de jongere duidelijk is en dat interne wachtlijsten geen belemmering meer zijn voor individuele therapie.

  • Het behandeltraject van jongeren in Icarus en SOVSO Sint Jozef (stap 3)

    De kwaliteit van het behandeltraject is voldoende; instelling en school zorgen voor planmatigheid in de behandeling en het onderwijs en doen zichtbare inspanningen om de jongeren behandeling en scholing te bieden met resultaat.

    Wel verwachten de inspecties dat instelling en school binnen zes maanden regelen dat vanaf het begin van de behandeling het perspectief duidelijk is en dat ouders beter betrokken worden bij het onderwijs aan de jongere.

  • Toezicht Horizon, locatie Anker, afdeling ZIKOS (onderzoek na meldingen)

    ZIKOS staat voor Zeer Intensieve Kortdurende Observatie en Stabilisatie. Het is een afdeling met een landelijke functie die bestemd is voor jongeren met ernstige gedragsproblemen en ernstige psychiatrische problematiek. De gedragsproblemen maken dat deze jongeren niet terecht kunnen bij de GGZ. Dat was ook aan de orde met de jongere over wie de meldingen gedaan zijn die de aanleiding waren voor het toezicht. De IJZ en de IGZ hebben geconcludeerd dat de ZIKOS niet toegerust was om de benodigde zorg te leveren aan deze jongere. Inmiddels heeft Horizon de inspecties een verbeterplan voorgelegd dat door de inspecties is goedgekeurd. In dit plan is opgenomen met men in de ZIKOS tevens gaat werken volgens de veldnormen voor de Jeugd-GGZ. Nog in 2013 volgt een toets of de ZIKOS hieraan voldoet. De ZIKOS zal ervoor zorg dragen dat er, totdat de verbetermaatregelen in de praktijk zijn uitgevoerd, geen jongeren geplaatst worden met zulke ernstige problematiek zoals de jongere op wie de meldingen betrekking hadden.

Vervolg

De IJZ verwacht het toezicht stap 3 medio 2014 afgerond te hebben. De vorige stappen van het stapsgewijze toezicht zijn afgesloten met een tussenbericht. Deze derde en laatste stap zal ook hiermee worden afgesloten. Daarin komt een algemeen beeld te staan met de belangrijkste conclusies. Er zal in 2013 nog een aantal rapporten stap 3 worden vastgesteld. Ik zal deze rapporten begin 2014 naar de Kamer toezenden. De rapporten van het toezicht dat in de eerste helft van 2014 plaatsvindt, zal ik tegelijk met het slotbericht aan de Kamer toezenden.

§ 2. Capaciteit jeugdzorgplus in 2014

De toedeling van de capaciteit jeugdzorgplus in 2014 kent twee veranderingen in vergelijking met de huidige toedeling.

De eerste verandering is de beëindiging met ingang van 1 januari 2014 van de negen tijdelijke crisisplaatsen voor jeugdigen onder de 12 jaar bij Horizon. Oorspronkelijk zou het gebruik van deze tijdelijke plaatsen op 1 januari 2013 eindigen. Vorig jaar heb ik met Jeugdzorg Nederland de afspraak gemaakt dat het gebruik een jaar verlengd zou worden zodat de instellingen voldoende tijd zouden hebben afspraken te maken over voldoende opvang en behandeling van deze groep jeugdigen. In het bestuurlijk overleg van 10 juni 2013 heeft Jeugdzorg Nederland ingestemd met het niet langer continueren van deze negen tijdelijke crisisplaatsen gegeven de overige beschikbare capaciteit in de vijf zorggebieden.

De tweede verandering heeft betrekking op de 60 capaciteitsplaatsen van het zorggebied Oost die vanaf 1 januari 2012 waren toegewezen aan zorggebied Zuidwest. Deze 60 plaatsen waren bedoeld als overloopplekken voor het geval er onvoldoende capaciteit beschikbaar was bij de instellingen behorende tot zorggebied Zuidwest. Inmiddels kunnen we vaststellen dat door de realisatie van De Vaart in Sassenheim en Schakenbosch in Leidschendam-Voorburg de in het zorggebied Zuidwest gelegen capaciteit sterk toegenomen is. Dit heeft mij, na overleg met betrokken partijen, doen besluiten om per 1 januari 2014 de overloopplekken Zuidwest met de helft te verminderen. Per 1 januari 2014 worden 30 van de 60 capaciteitsplekken weer toebedeeld aan het zorggebied Oost. Het bovenstaande leidt dan in 2014 tot de volgende toedeling per zorggebied van de capaciteit jeugdzorgplus:

Zorggebied

Capaciteit 2014

Capaciteit 2013

Noord

144

144

Noordwest

272

272

Oost

202

172

Zuidwest

378

408

Zuid

294

294

Landelijk

46

55

Totaal

1.336

1.345

Gegeven de instroom in het afgelopen jaar (peildatum 31 mei 2013) moet de capaciteit voldoende zijn om te voorzien in de vraag naar jeugdzorgplus in 2014.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M.J. van Rijn


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

X Noot
2

Kamerstuk 31 839, nr. 25

X Noot
3

Kamerstuk 31 839, nr. 168

X Noot
4

Kamerstuk 31 839, nr. 167

Naar boven