31 839 Jeugdzorg

Nr. 168 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 28 december 2011

Inleiding

De Inspectie Jeugdzorg (IJZ) doet stapsgewijs toezicht naar de kwaliteit van jeugdzorgplus. Het Kwaliteitskader Gesloten Jeugdzorg is hiervoor het uitgangspunt. Het toezicht vindt plaats in drie stappen.

  • In de eerste stap heeft de Inspectie het toezicht naar de rechtspositie van de jongeren in jeugdzorgplus uitgevoerd. Dit heeft plaatsgevonden in 2009 en 2010. Met deze brief informeer ik u over de laatste hertoets van stap één.

  • De tweede stap, waarin de IJZ samen met de Inspectie van het Onderwijs het leefklimaat en de kwaliteit van het onderwijs in jeugdzorgplus heeft getoetst, is inmiddels afgerond. Eerder dit jaar stuurde ik uw Kamer tweemaal een set rapporten met daarin de bevindingen van stap twee1. Bijgaand bied ik u, mede namens de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap de laatste set rapporten aan, alsmede het Tussenbericht over deze stap.2

  • De derde stap heeft betrekking op de behandeling. Deze stap wordt in 2013 afgerond.

Hieronder ga ik in op de individuele rapporten en het Tussenbericht.

Individuele rapporten

• Hertoets uit eerste stap

Bijgevoegd is de laatste hertoets van stap 1 van het toezicht bij Almata Den Dolder.2 De Inspectie heeft de hertoets bij Almata Den Dolder in overleg met Almata in twee delen uitgevoerd. Het eindoordeel van de Inspectie is dat Almata Den Dolder voldoende verantwoord omgaat met de rechtspositie van jongeren.

• Korte toezichtvariant

De Inspectie Jeugdzorg voert haar toezicht uit bij alle instellingen voor jeugdzorgplus maar niet bij alle locaties. De Inspectie wil echter wel zicht krijgen of houden op deze locaties en weten hoe het is gesteld met de rechtspositie van de jongeren en de veiligheid binnen de locatie. Daarom voert de Inspectie de korte toezichtsvariant uit op locaties die zij nog niet heeft bezocht. Bij deze variant wordt niet op alle indicatoren getoetst maar worden slechts de meest basale indicatoren onderzocht.

Bijgevoegd is een rapport waaruit blijkt dat de rechtspositie en veiligheid bij behandelcentrum Woodbrookers voldoende is geregeld.2

• Individuele rapporten tweede stap

De Inspectie heeft voor stap twee een toetsingskader opgesteld waarin de thema’s uit het bovengenoemde Kwaliteitskader zijn uitgewerkt. De Inspectie toetst in stap twee op de volgende thema’s:

  • het dagprogramma (routine leefgroep en vrije tijd);

  • passende en aandachtsvolle omgeving;

  • aandacht voor samenstelling leefgroep;

  • voldoende toegerust personeel.

De bijgevoegde rapporten gaan over Icarus en Transferium.2 De Inspectie oordeelt dat het leefklimaat bij Icarus voldoende is. De samenwerking tussen de instelling en de school is voldoende.

Over Transferium oordeelt de Inspectie dat de kwaliteit van het leefklimaat onvoldoende is. Transferium dient ervoor te zorgen dat de indicatoren die nu als onvoldoende worden beoordeeld binnen zes maanden operationeel zijn. De inspecties oordelen dat de samenwerking tussen de instelling en de school onvoldoende is. Transferium heeft conform afspraak binnen zes weken na vaststelling van het rapport een plan van aanpak ingediend waarin beschreven wordt hoe de samenwerking verbeterd zal worden.

Tussenbericht

• Algemeen

De bevindingen van de IJZ over het leefklimaat van de twaalf beoordeelde instellingen laten een divers beeld zien. Er zijn zeven instellingen waarvan de IJZ het leefklimaat tenminste als voldoende beoordeeld heeft, waarvan vier het predicaat goed kregen. Vijf instellingen dienen verbetermaatregelen te treffen om ervoor te zorgen dat hun leefklimaat als voldoende wordt beoordeeld. Als het gaat om de samenwerking tussen de instelling en de school moeten zeven instellingen verbetermaatregelen nemen. Hieruit blijkt dat de helft van de instellingen nog het nodige werk moet verrichten, maar dat de andere helft laat zien dat het kan. Ik zal daarom om te beginnen stimuleren dat instellingen van elkaar leren. Gelet op de ervaringen in het verleden heb ik er, net als de Inspectie, vertrouwen in dat de jeugdzorgplus instellingen de verbeterpunten voortvarend zullen oppakken. Daartoe maak ik afspraken met Jeugdzorg Nederland.

In de tweede plaats zal ik bij de toekenning van de pilots zorgtrajecten rekening houden met het oordeel van de IJZ en de stand van zaken van de verbetermaatregelen. Met de pilots zorgtrajecten wordt gedoeld op een benadering waarbij zo vroeg mogelijk wordt bepaald wat de te boeken resultaten zijn van de jeugdzorg. Deze resultaten worden vastgelegd in meetbare doelen op het terrein van wonen, maatschappelijk functioneren en deelname aan onderwijs of arbeidsmarkt. Dit gebeurt onder eenduidige regie waarin de jeugdige, het gezin en het sociale netwerk rond het gezin centraal staan.

Hieronder ga ik in op een aantal specifieke bevindingen van de Inspectie in het tussenbericht. Daarbij geef ik aan welke acties er op de verschillende gebieden in al in gang zijn of worden gezet.

• Leefklimaat

De IJZ geeft in het tussenbericht aan dat kwalitatief goed personeel en een goed dagprogramma doorslaggevend zijn voor een goed leefklimaat.

De jongeren die in jeugdzorgplus instellingen verblijven hebben te maken met zware problematiek. Dit vergt veel van de professionals in de jeugdzorgplus instellingen. Niet alleen moeten groepsleiders met deze zware problematiek om kunnen gaan in de groep, zij moeten per jongere maatwerk kunnen leveren. Tegelijkertijd moeten zij zorgen dat het in de groep goed gaat. Om dit goed te kunnen doen hebben professionals een goede aansturing nodig. Dit gaat zowel om verdieping van kennis als om coaching en sturing op individueel en teamniveau.

De Inspectie constateert dat de kwaliteit nog niet bij alle instellingen voldoende is. De professionaliteit van de groepsleiders en hun aansturing dienen bij een aantal instellingen verbeterd te worden.

De voorgenomen professionalisering van twee beroepen in de jeugdzorg draagt hier op termijn aan bij, omdat via verplichte na- en bijscholing aan competentieverbetering kan worden gewerkt.

• Dagprogramma

Uit het toezicht blijkt dat de kwaliteit van het dagprogramma een belangrijke bijdrage levert aan het leefklimaat. Hierbij is het van belang dat het dagprogramma flexibel is en zoveel mogelijk aansluit bij de fase van de behandeling waarin de jongere zit, wat de jongere interesseert en wat hij nodig heeft om zich verder te ontwikkelen. Nog niet alle instellingen slagen er in om aan alle elementen te voldoen. De Inspectie concludeert echter dat een aantal instellingen er juist wel in slaagt om naast een vaste structuur in het programma ook maatwerk te bieden, gebaseerd op de behandelfase van de jongere. Zo bepaalt binnen de OG Heldringstichting de fase waarin de jongere zit de mate van zelfstandigheid binnen het dagprogramma. Jongeren in de laatste fase hebben meer invloed op hun dagstructuur, kunnen sporten, stage lopen of werken buiten de instelling en hebben geen verplicht rustuur meer. Daarnaast gaan verschillende instellingen flexibel om met het splitsen van leefgroepen om voor jongeren in een hogere fase meer activiteiten buiten de leefgroep mogelijk te maken.

• Kwaliteit van het onderwijs

De inspectie van het onderwijs heeft op 9 van de 12 scholen die zijn verbonden aan een instelling voor jeugdzorgplus onderzoek gedaan naar de kwaliteit van het onderwijs. Voor 1 school geldt dat het kwaliteitsonderzoek nog niet is afgerond en voor 2 scholen geldt dat zij recent zijn gestart waardoor het kwaliteitsonderzoek later zal plaatsvinden. De inspectie heeft bij de kwaliteitsonderzoeken bij de scholen die zijn verbonden aan een instelling voor jeugdzorgplus ook de eerdere resultaten van kwaliteitsonderzoeken gebruikt en heeft het waarderingskader zoals dat geldt voor de scholen voor het (voortgezet) speciaal onderwijs gehanteerd. Door de inspectie zijn 3 scholen zwak bevonden en 1 school is zeer zwak bevonden. De overige scholen hebben een basisarrangement. De zwakke en zeer zwakke scholen staan onder verscherpt toezicht en volgen een verbetertraject. De zeer zwakke school is inmiddels van bevoegd gezag veranderd.

• Samenwerking jeugdzorgplus instelling en onderwijs

Jongeren in jeugdzorgplus zitten net als hun leeftijdsgenoten een aanzienlijk deel van de dag op school. De school en de instelling zijn samen bezig met de voorbereiding van de jongeren op een autonome plaats in de maatschappij. Hierbij is samenwerking tussen de instelling en de school van groot belang. De Inspectie constateert dat de instellingen en scholen goede samenwerking belangrijk vinden maar dat dit in de praktijk in het merendeel van de gevallen nog niet is gerealiseerd. Er zijn echter nu al een aantal voorbeelden waarbij de samenwerking tussen de school en het onderwijs goed zijn. Het is van belang dat deze goede voorbeelden gedeeld worden door de jeugdzorgplus instellingen. Hierover vindt binnenkort overleg met de jeugdzorgplus instellingen en met de scholen plaats.

Hierbij zal ik de resultaten van een onderzoek naar het onderwijs in justitiële jeugdinrichtingen en instellingen jeugdzorgplus dat binnenkort wordt afgerond en dat is uitgevoerd in opdracht van het WODC, betrekken.

• Vervolg

Instellingen waar het leefklimaat onvoldoende veilig en verantwoord was en/of de samenwerking met school onvoldoende was hebben verbeterplannen opgesteld en naar de Inspectie gestuurd. De Inspectie beoordeelt de verbeterplannen en volgt waar nodig de uitvoering ervan. De instellingen moeten de verbeteringen binnen een afgesproken termijn hebben doorgevoerd. Eind 2011 en begin 2012 voert de Inspectie hertoetsen op maat uit bij de instellingen die zij als onvoldoende heeft beoordeeld. Waar de samenwerking tussen de instelling en de school onvoldoende is doen de beide inspecties zo mogelijk de nazorg. De Inspectie rapporteert over de hertoetsen op maat. Uw Kamer ontvangt deze rapporten conform afspraak.

• Toezicht stap drie

De derde stap van het toezicht in jeugdzorgplus richt zich op de behandeling van de jongeren. Stap drie wordt uitgevoerd in samenwerking met de Inspectie van het Onderwijs en de Inspectie voor de Gezondheidszorg. De voorbereidingen voor deze stap zijn dit najaar van start gegaan. Naar verwachting is het toezicht in 2013 afgerond. De jeugdzorgplus instellingen zijn bezig met de ontwikkeling van een trajectaanpak. De behandeling is een belangrijk onderdeel van de trajectaanpak. Daarom worden de ervaringen van de inspecties in stap drie meegenomen bij de voorbereiding en uitvoering van de trajectaanpak. Binnenkort ontvangt u het Pilotkader zorgtrajecten jeugdzorgplus.

De staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

M. L. L. E. Veldhuijzen van Zanten-Hyllner


X Noot
1

Vergaderjaar 2011–2012, Kamerstuk 31 839 nr. 122 en 127.

X Noot
2

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven