31 839 Jeugdzorg

Nr. 220 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 juli 2012

Kinderen in Nederland moeten gezond en veilig kunnen opgroeien, ze moeten hun talenten kunnen ontwikkelen en ze moeten, naar vermogen, mee kunnen doen in de samenleving. Jeugdzorg moet daarbij geen vangnet zijn maar een trampoline voor het ontwikkelen van talenten en zorg voor degenen die dat nodig hebben.

Jeugdzorgplus is nodig voor die jeugdigen die zich aan de zorg die zij dringend nodig hebben onttrekken of daaraan ontrokken dreigen te worden. Vrijwel al deze jeugdigen hebben te maken met zware problemen zoals agressiviteit en opstandig gedrag. Vaak kampen ze daarnaast met depressie, onzekerheid en angstig gedrag en vertonen ze risicovolle gedragingen zoals het gebruik van drugs en worden er problemen geconstateerd bij de ouders, in de opvoedingsomgeving en binnen de vriendengroep.

Dat laat onverlet dat voor deze jeugdigen dezelfde doelen gelden als voor de rest van de jeugd in Nederland. Daarbij is het allereerst belangrijk dat er voldoende capaciteit beschikbaar is. Dat is inmiddels gerealiseerd. Daarnaast wil ik de kwaliteit van de zorg en de afstemming met het onderwijs verbeteren, onder andere door het invoeren van trajecten jeugdzorgplus. En uiteindelijk moet de overdracht naar de gemeenten op een verantwoorde manier kunnen plaats vinden.

Met deze brief informeer ik u over de stand van zaken in de jeugdzorgplus, zoals ik u ook heb toegezegd in het Algemeen Overleg van 29 februari 2012 (Kamerstuk 31 839, nr. 186). Tevens wil ik met deze brief tegemoet komen aan een aantal andere toezeggingen die ik gedaan heb ik het Algemeen Overleg jeugdzorgplus van 29 februari 2012, het verzamel Algemeen Overleg over jeugdzorg van 13 juni 2012 en het Algemeen Overleg pleegzorg en wachtlijsten van 27 juni 2012. Uw brief van 28 juni 2012, waarin u vraagt geïnformeerd te worden over een aantal instellingen voor jeugdzorgplus wordt ook met deze brief beantwoord.

Capaciteit jeugdzorgplus

Op 13 april 2011 (TK 2010–2011, 31 839, nr. 100) en 27 september 2011 (TK 2011–2012, 31 839, nr. 128) heb ik uw Kamer geïnformeerd over de definitieve toedeling van de capaciteit jeugdzorgplus voor de jaren 2012–2014. In 2010 was er sprake van een continue onderbezetting van de totale capaciteit van ongeveer 20%. Op grond van die ontwikkeling heb ik een aantal stappen ondernomen. Zo werd het gebruik van de tijdelijke capaciteit niet verlengd en heeft de geplande nieuwbouw geen doorgang gevonden. Daarnaast gaan de huidige rijksinstellingen fuseren en privatiseren. De permanente capaciteit die overblijft, zou toereikend moeten zijn om de vraag in de komende jaren op te vangen. De capaciteit jeugdzorgplus zal bij een gelijkblijvende vraag in principe in de komende jaren niet wijzigen. Mocht de vraag wijzigen, dan kan de capaciteit hierop worden aangepast.

Het gebruik van de tijdelijke capaciteit is volgens afspraak in twee jaar afgebouwd. Het gebruik van het merendeel van de tijdelijke capaciteit is al op 1 januari 2012 gestopt. De resterende tijdelijke capaciteit zal vanaf 1 januari 2013 niet meer gebruikt worden. Vanaf 1 januari 2013 zullen de locatie Grave van BJ Brabant, de crisisplaatsen van LSG-Rentray in Eefde en de locatie Nijkerk van LSG-Rentray niet meer gebruikt worden. Daarnaast zullen Almata Den Dolder en De Lindenhorst in 2013 gaan fuseren en zal hun gezamenlijke capaciteit verminderd worden. De gefaseerde afbouw is al in 2011 met de instellingen besproken en is ook schriftelijk aan de instellingen meegedeeld. Ik heb u hierover geïnformeerd in mijn brief van 13 april 2011.

In antwoord op de vraag van mevrouw Kooiman in het Algemeen Overleg van 13 juni 2012, kan ik u dus melden dat het hier geen nieuwe afbouw betreft maar een geplande afbouw verspreid over 2 jaar.

Voor 2013 is een capaciteit van 1 324 plaatsen beschikbaar. Ik heb aan de instellingen voor jeugdzorgplus gevraagd mij te adviseren over de vraag of dit voldoende is om tegemoet te komen aan de vraag in 2013. De instellingen hebben geconcludeerd dat de omvang van de geplande capaciteit jeugdzorgplus voor 2013 toereikend is. Ik zal dan ook geen wijzigingen aanbrengen in de voornemens waarover ik u op 29 september 2011 heb geïnformeerd.

Stand van zaken trajecten jeugdzorgplus

Op 20 december 2011 heb ik u het Pilotkader zorgtrajecten jeugdzorgplus toegestuurd (TK 2011–2012, 31 839, nr 167). Dit kader beschrijft de uitgangspunten voor de verdere ontwikkeling van de sector Jeugdzorgplus.

Instellingen voor jeugdzorgplus zullen zich moeten ontwikkelen tot instellingen die jongeren niet alleen tijdelijk een beschut onderkomen en een krachtig leef-, onderwijs- en behandelklimaat bieden, maar hen ook in staat stellen zo snel mogelijk de draad weer op te pakken buiten de instelling. Maatschappelijke participatie staat daarbij voorop. Uitgangspunt moet zijn dat jongeren geen dag langer dan nodig is in een instelling voor jeugdzorgplus verblijven. Voor de instellingen betekent dit dat zij zich meer dan nu het geval is, zullen moeten richten op wat buiten de instelling nodig is voor een duurzame terugkeer in de samenleving. De beoogde beweging is daarmee te typeren als een beweging van bedden naar trajecten.

De verwachting is dat door te gaan werken met trajecten, waarin het toekomstperspectief centraal staat en de continuïteit van de zorg zal toenemen, de verblijfsduur in geslotenheid af zal nemen.

Mevrouw Kooiman vroeg in het Algemeen Overleg van 13 juni of de trajectbenadering gebruikt wordt als een bezuinigingsmaatregel. Zoals uit het bovenstaande blijkt is er van een efficiencykorting geen sprake.

In het pilotkader worden de instellingen voor jeugdzorgplus uitgenodigd om plannen in te dienen die aansluiten bij de beoogde ontwikkeling die in het kader staan uitgewerkt. Hiervoor zijn twee indieningdata vastgesteld namelijk 1 april 2012 en 1 oktober 2012.

Er is veel enthousiasme in de sector om plannen in te dienen. Alle instellingen hebben aangekondigd een plan in te zullen dienen. In totaal hebben 11 instellingen dit al bij het eerste indieningmoment gedaan, de overige instellingen zullen op 1 oktober 2012 met hun plan komen.

Ten slotte kan ik melden dat onlangs de hertoetsen van de Inspectie Jeugdzorg hebben plaatsgevonden bij de instellingen die een onvoldoende scoorden op het onderzoek naar het leefklimaat. Het leefklimaat is bij de onderzochte instellingen dusdanig verbeterd, dat zij geen onvoldoende meer scoren. Er is dus voor geen van de instellingen een belemmering om te starten met het aanbieden van trajecten.

Noodbeddenregeling

In het Algemeen Overleg over jeugdzorgplus op 29 februari 2012 is gesproken over de eventuele noodzaak van een noodbeddenregeling in de jeugdzorgplus. Als jongeren weglopen uit een instelling voor jeugdzorgplus wordt hun plaats 14 dagen voor hen open gehouden. Als zij niet binnen 14 dagen terug keren wordt hun plaats beschikbaar gesteld voor een andere jongere. Bij de commissie bestond de zorg dat deze jongeren, als ze weer boven water komen en opgenomen moeten worden, op de plaatsingslijst komen en (te) lang op een plaats moeten wachten. Dit is niet wenselijk omdat het vaak jongeren betreft die urgent zorg nodig hebben. Om te voorkomen dat jongeren te lang op een plaats moeten wachten zou er wellicht een noodbeddenregeling opgesteld moeten worden. Ik heb deze kwestie uitgezocht en kan u melden dat jongeren die urgent zorg nodig hebben, binnen heel korte tijd, meestal binnen twee dagen of sneller, worden opgenomen in de jeugdzorgplus. Als er niet meteen een lege plaats voorhanden is worden ze soms zelfs boventallig geplaatst. Er is dan ook geen reden om een noodbeddenregeling op te stellen.

Recidiverende jeugdzorgplus jongeren

In hetzelfde overleg heeft u mij gevraagd of er jongeren zijn die recidiveren in de jeugdzorgplus. Dit is inderdaad het geval. Er is een categorie jongeren die wegloopt en na langere tijd, langer dan 14 dagen, weer terugkeert. Deze jongeren worden dan opnieuw aangemeld. Daarnaast is er een aantal jongeren dat, na afloop van de behandeling, op enig moment opnieuw wordt opgenomen in de jeugdzorgplus. Op dit moment laat ik uitzoeken om hoeveel jongeren het gaat. Ik kom hier later bij u op terug.

Dwang- en drangmaatregelen in jeugdzorgplus

Met uw Kamer heb ik in het AO van 29 februari 2012 gesproken over de toepassing van dwang en drangmaatregelen in jeugdzorgplus. Op deze plaats wil ik nogmaals benadrukken dat de toepassing van dwang en drang bij jongeren omgeven moet zijn met voldoende waarborgen. Als een jongere wordt geplaatst in een jeugdzorgplus instelling, wordt er een hulpverleningsplan opgesteld. In het hulpverleningsplan worden de beperkende maatregelen opgenomen die mogen worden toegepast bij deze jongere. Een gedragswetenschapper moet instemmen met dit onderdeel van het hulpverleningsplan. In het plan wordt tevens beschreven in welke gevallen en hoe lang de maatregelen mogen worden toegepast. Er is sprake van maatwerk per jongere. De instelling legt in het dossier van de jongere vast welke maatregelen zijn toegepast en rapporteert hierover ieder half jaar aan de ouders en bureau jeugdzorg.

De Inspectie Jeugdzorg heeft in de eerste stap van het toezicht, de rechtspositie van de jongere, getoetst of de instelling verantwoord omgaat met de toepassing van beperkende maatregelen. Inmiddels is de eerste stap van het toezicht afgerond en scoren alle jeugdzorgplus instellingen hierop een voldoende.

Gevolgen voor jeugdzorgplus van bezuinigingen op passend onderwijs

In het Algemeen Overleg van 29 februari 2012 heb ik ook toegezegd u te zullen informeren over de gevolgen van de bezuinigingen op passend onderwijs voor de instellingen jeugdzorgplus. Tevens maak ik van de gelegenheid gebruik u te informeren over de wijze waarop de samenwerking tussen onderwijs en jeugdzorgplus wordt verbeterd; gebleken is namelijk dat de instroom in het vervolgonderwijs na verblijf in de instelling knelpunten oplevert.

Ten aanzien van de bezuinigingen op het passend onderwijs meld ik u het volgende. De scholen verbonden aan jeugdzorgplus verzorgen cluster 4-onderwijs en vallen onder de verantwoordelijkheid van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Deze scholen worden bekostigd op grond van de onderwijswetgeving. Als gevolg van de besluitvorming rond het Lente-akkoord is besloten om de bezuiniging op passend onderwijs te laten vervallen. Per brief zijn alle schoolbesturen hierover geïnformeerd. Ook de schoolbesturen van scholen die zijn verbonden aan een instelling voor jeugdzorgplus hebben deze brief ontvangen.

De zorg voor jeugdigen in de jeugdzorgplus zal in de toekomst in trajecten worden aangeboden. Dit betekent dat het verblijf in de gesloten instelling gemiddeld genomen korter wordt. De gevolgen hiervan voor het onderwijs zijn dat leerlingen dus ook korter in de school, die is verbonden aan de instelling voor jeugdzorgplus, zullen verblijven. Van belang is dat de leerling een doorlopend onderwijs- en zorgtraject volgt. Hier ligt een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de scholen verbonden aan jeugdzorgplus in de nieuwe samenwerkingsverbanden passend onderwijs. In het wetsvoorstel passend onderwijs is opgenomen dat een school verbonden aan een instelling voor jeugdzorgplus (of aan een justitiële jeugdinrichting) op het moment van plaatsing afspraken maakt met het samenwerkingsverband van herkomst van de leerling over de terugkeer van die leerling. Om hieraan een handreiking te bieden zijn de ministeries van OCW, VWS en V&J onlangs een gezamenlijk project gestart waarin aan de hand van pilots wordt onderzocht hoe de aansluiting van het onderwijs op de school tijdens het verblijf in de instelling beter kan aansluiten op het onderwijs na het verblijf in de instelling. De resultaten van dit project komen in het najaar van 2012 beschikbaar en worden aan de scholen die zijn verbonden aan een instelling voor jeugdzorgplus of aan een justitiële jeugdinrichting beschikbaar gesteld.

Rapporten Inspectie Jeugdzorg

Zoals u weet doet de Inspectie Jeugdzorg (IJZ) stapsgewijs toezicht naar de kwaliteit van jeugdzorgplus. Het Kwaliteitskader Gesloten Jeugdzorg is hiervoor het uitgangspunt. Het toezicht vindt plaats in drie stappen. Naast dit stapsgewijze toezicht doet de IJZ onderzoek naar incidenten. Hierbij informeer ik u over de hertoets bij De Koppeling in Amsterdam en Transferium in Heerhugowaard en over de korte toezichtvariant bij Avenier, bij Kwadrant Emaus in Ermelo en bij Juzt locatie De Vliethoeve in Kortgene1.

Ik ben blij met de constatering van de Inspectie Jeugdzorg dat de instellingen, die in eerste instantie een onvoldoende scoorden, een dusdanige verbeterslag hebben doorgevoerd dat zij nu wel een voldoende krijgen. Daarbij wil ik echter benadrukken dat ik mij, in die gevallen waar een zichtbaar perspectief op verbetering ontbreekt, zal beraden op consequenties voor de zorginkoop.

De Koppeling

In de tweede stap toetst de Inspectie Jeugdzorg het leefklimaat in de instelling en samen met de Inspectie van het Onderwijs de samenwerking tussen de instelling en de school in jeugdzorgplus. In mijn brief van 28 december 2011 (Kamerstuk 31 839, nr. 168) heb ik u geïnformeerd over het tussenbericht van de IJZ naar aanleiding van stap twee van het toezicht.

In september 2010 oordeelde de Inspectie Jeugdzorg dat de kwaliteit van het leefklimaat bij De Koppeling onvoldoende was en formuleerde zij een aantal aanbevelingen. De Inspectie van het Onderwijs heeft sinds 2010 het toezicht op de school geïntensiveerd en een apart traject afgesproken. Om die reden heeft de Inspectie van het Onderwijs bij het gezamenlijke toezicht niet apart toezicht gedaan naar de kwaliteit van de school.

In maart 2012 hebben de Inspectie Jeugdzorg en de Inspectie van het Onderwijs een hertoets uitgevoerd bij De Koppeling en daarbij de onderwerpen getoetst die bij de eerste toets niet voldoende waren1. Het eindoordeel van de Inspectie Jeugdzorg luidt dat de kwaliteit van het leefklimaat in De Koppeling voor jongeren nu voldoende is. Het eindoordeel van de Inspectie Jeugdzorg en de Inspectie van het Onderwijs luidt dat De Koppeling en het Altra College ook nu onvoldoende samenwerken, waardoor een belangrijke voorwaarde voor een veilig en verantwoord leefklimaat voor de jongeren ontbreekt. In het najaar van 2012 voeren de inspecties opnieuw toezicht uit, waarbij ze nagaan of De Koppeling en het Altra College voor wat betreft hun samenwerking voldoen aan de criteria voor de jeugdzorgplus zoals vastgelegd in het toetsingskader stap 2.

Transferium

In april 2011 oordeelde de Inspectie Jeugdzorg dat de kwaliteit van het leefklimaat in Transferium voor jongeren onvoldoende was. Daarnaast oordeelde de inspectie dat de kwaliteit van de samenwerking van de instelling en de school De Spinaker onvoldoende was.

In april 2012 heeft de Inspectie Jeugdzorg een hertoets uitgevoerd1. Het eindoordeel van de inspectie luidt dat het leefklimaat van Transferium nu goed is en dat de kwaliteit van de samenwerking van de instelling en De Spinaker nu voldoende is.

Juzt, locatie De Vliethoeve

De Inspectie Jeugdzorg voert haar toezicht uit bij alle instellingen voor jeugdzorgplus, maar niet bij alle locaties van deze instellingen. De inspectie wil echter wel zicht krijgen of houden op deze locaties en weten hoe het is gesteld met de rechtspositie van de jongeren en de veiligheid binnen de locaties. Daarom voert zij de korte toezichtvariant uit op de locaties die zij nog niet heeft onderzocht, waarin zij zich richt op de meest basale indicatoren. Het verkorte toezicht kan ook op maat worden ingezet bij instellingen waarvan de inspectie al veel informatie heeft of die een geringe omvang hebben.

Op 16 februari 2011 heeft de inspectie verkort toezicht uitgevoerd bij Paljas Plus Tender, locatie De Vliethoeve. Sinds 1 januari 2012 is de naam gewijzigd in Juzt, locatie De Vliethoeve. De inspectie oordeelde dat Paljas Plus (nu Juzt) de rechtspositie en de veiligheid van de jongeren onvoldoende had geregeld. Op 5 maart 2012 heeft de inspectie onaangekondigd de hertoets, gericht op die indicatoren die bij de eerste toets onvoldoende waren, uitgevoerd bij de locatie De Vliethoeve. Het eindoordeel luidt dat de rechtspositie en de veiligheid van jongeren nu voldoende is geregeld.

Avenier, Kwadrant Emaus

Op 27 maart 2012 heeft de Inspectie Jeugdzorg de korte toezichtvariant uitgevoerd bij Avenier, Kwadrant Emaus. De locatie Kwadrant Emaus van Avenier is een tijdelijke locatie, bestaand uit twee leefgroepen, voor de periode van 1 januari 2012 tot 1 juli 2012. Het eindoordeel van de inspectie luidt dat de rechtspositie en de veiligheid van jongeren voldoende is geregeld.

Tenslotte

Zoals ik al het begin van deze brief opmerkte, moeten jongeren gezond en veilig opgroeien, hun talent kunnen ontwikkelen en naar vermogen mee doen. Dat uitgangspunt geldt voor elke jongere, ook als hij of zij tijdelijk geplaatst wordt in een jeugdzorgplus instelling.

In de jeugdzorgplus geldt daarbij het motto dat de tijd in geslotenheid zo kort als mogelijk en zo lang als nodig is moet duren. Hoe sneller een jongere gemotiveerd raakt om zijn of haar talent te ontwikkelen, hoe korter zijn of haar vrijheid beperkt hoeft te worden. Die motivatie is niet alleen nodig om de ernstige problemen waarmee deze jongeren kampen te behandelen. Ook voor het onderwijs is dat nodig.

De rapporten van de Inspectie Jeugdzorg laten zien dat we al een eind op de goede weg zijn. Maar er moet ook nog veel gebeuren om mijn ambities helemaal waar te maken. Ik ben ervan overtuigd dat alle in gang gezette ontwikkelingen, en in het bijzonder de start van de trajecten jeugdzorgplus, daarbij een heel belangrijke rol zullen spelen.

De staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M. L. L. E. Veldhuijzen van Zanten-Hyllner


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven