31 828 Wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet medezeggenschap op scholen en de Leerplichtwet 1969 in verband met de invoering van bekostigingsvoorschriften voor minimumleerresultaten, alsmede een aanvulling van de interventiemogelijkheden in het kader van het overheidstoezicht, en de verbetering van het intern toezicht

G VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 1 april 2011

De leden van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschapsbeleid hebben tijdens de vergadering van 8 februari jl. gesproken over de brief van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 2 februari 20111, evenals het daarbij aangeboden eindrapport «Implementatie van de Code Goed Onderwijsbestuur bij Scholen voor Voortgezet Onderwijs». Naar aanleiding daarvan hebben zij de minister op 15 februari 2011 een brief gestuurd.

De minister heeft op 1 april 2011 gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschapsbeleid,

Warmolt de Boer

BRIEF AAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Den Haag, 15 februari 2011

De leden van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschapsbeleid hebben tijdens de vergadering van 8 februari jl. gesproken over uw brief d.d. 2 februari 20111, evenals het daarbij aangeboden eindrapport «Implementatie van de Code Goed Onderwijsbestuur bij Scholen voor Voortgezet Onderwijs». Zij onderschrijven de hoofdconclusie van het eindrapport, maar hebben over het onderzoek nog de volgende vragen en opmerkingen.

In het eindrapport staat vermeld dat iets meer dan 40% van de schoolbesturen een regeling heeft om belangenverstrengeling tegen te gaan en ruim 50% een regeling heeft voor nevenfuncties van bestuurders en toezichthouders.3 Derhalve beveelt de monitoringscomissie aan om in de code de verplichting op te nemen een integriteitsbeleid op te stellen, zodat het belang van procedures rond integriteit zichtbaar wordt.4

De leden van de commissie zouden graag van u een reactie ontvangen op deze aanbeveling en in het bijzonder vernemen wat uw voornemens bent aan dit probleem te doen, te meer daar al tijdens het debat op 2 februari 2010 over wetsvoorstel 31 8285 is afgesproken dat er in het bijzonder gekeken zou worden naar het integriteitsbeleid, dat destijds nog het minst ontwikkeld was.6

De voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschapsbeleid,

A.H.M. Dölle

BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 1 april 2011

U heeft verzocht om een reactie op de aanbeveling van de monitoringscommissie van de VO-raad om in de Code Goed Onderwijsbestuur de verplichting op te nemen dat scholen een integriteitsbeleid opstellen, zodat het belang van procedures rond integriteit zichtbaar wordt.

Ik heb hierover overleg gevoerd met de VO-Raad. De VO-Raad heeft zelf in november 2010 al met de leden afgesproken de code aan te passen met een artikel over integriteit. Ik hoop dat ik u hiermee voldoende heb geïnformeerd.

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

J. M. Bijsterveldt-Vliegenthart


X Noot
1

Kamerstukken I 2010/11, 31 828, nr. F.

X Noot
3

Eindrapport «Implementatie van de Code Goed Onderwijsbestuur bij Scholen voor Voortgezet Onderwijs», p. 24.

X Noot
4

Managementsamenvatting Onderzoek Code Goed Bestuur, monitoringscommissie goed bestuur, p. 4.

X Noot
5

Wijziging «Wet op het primair onderwijs inzake de invoering van bekostigingsvoorschriften voor minimumleerresultaten en de verbetering van het intern toezicht».

X Noot
6

Handelingen I 2009/10, 17, pp. 733, 736.

Naar boven