31 828 Wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet medezeggenschap op scholen en de Leerplichtwet 1969 in verband met de invoering van bekostigingsvoorschriften voor minimumleerresultaten, alsmede een aanvulling van de interventiemogelijkheden in het kader van het overheidstoezicht, en de verbetering van het intern toezicht

F BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 2 februari 2011

De toenmalige staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft toegezegd de evaluatie van de implementatie van good governance in het voortgezet onderwijs naar de Kamer te sturen. Deze toezegging is gedaan bij de behandeling door uw Kamer van het wetsvoorstel «Wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet medezeggenschap op scholen en de Leerplichtwet 1969 in verband met de invoering van bekostigingsvoorschriften voor minimumleerresultaten, alsmede een aanvulling van de interventiemogelijkheden in het kader van het overheidstoezicht, en de verbetering van het intern toezicht (31 828)» d.d. 2 februari 2010.

Hierbij bied ik u het eindrapport1 aan van een onderzoek naar de stand van zaken op 31 oktober 2010. Dit onderzoek is uitgevoerd in opdracht van de VO-raad. De positieve hoofdconclusie van het eindrapport is dat een grote meerderheid van de besturen in het voortgezet onderwijs de Code Goed Onderwijsbestuur op alle onderdelen heeft ingevoerd. Het streven van de VO-raad is dat alle instellingen de code naleven. Ik ga hierover binnenkort met de VO-Raad in gesprek mede op basis van de praktische ervaringen die dit rapport heeft opgeleverd.

Hiermee is voldaan aan de toezegging aan uw Kamer.

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

J. M. van Bijsterveldt-Vliegenthart


XNoot
1

Ter inzage gelegd op de afdeling Inhoudelijke ondersteuning onder griffie nr. 145161.07.

Naar boven