Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
|---|---|---|---|
| Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2015-2016 | 31793 nr. B |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
|---|---|---|---|
| Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2015-2016 | 31793 nr. B |
Vastgesteld 15 juni 2016
De leden van de vaste commissie voor Economische Zaken1 hebben kennisgenomen van de brief met bijlagen van 24 maart 20162 van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, inzake de appreciatie van het klimaatakkoord van Parijs, alsmede een vooruitblik op de benodigde vervolgstappen.
Naar aanleiding daarvan hebben zij de Staatssecretaris op 19 april 2016 een brief gestuurd.
De Staatssecretaris heeft op 15 juni 2016 gereageerd.
De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.
De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken, De Boer
Aan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu
Den Haag, 19 april 2016
De leden van de vaste commissie voor Economische Zaken (EZ) hebben met belangstelling kennisgenomen van uw brief met bijlagen van 24 maart 20163, inzake de appreciatie van het klimaatakkoord van Parijs (hierna: akkoord), alsmede een vooruitblik op de benodigde vervolgstappen.
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de kabinetsappreciatie van het klimaatakkoord van Parijs en de vervolgstappen die het kabinet wil zetten. Zij hebben naar aanleiding hiervan enkele vragen. De leden van de PVV-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief en hebben een aantal vragen. De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief en hebben nog een aantal vragen. De leden van de GroenLinks-fractie danken u voor deze brief. Zij hebben een aantal vragen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
U merkt op dat het IBO CO2 een eerste analyse zal bevatten van elementen die van belang zijn voor een kostenefficiënt lange termijn klimaatbeleid.4 Wat bedoelt u in dit verband met kostenefficiënt? Betekent dit dat er in de ogen van het kabinet tot dusverre niet een dergelijke analyse is gedaan en hoe kijkt u in dit verband aan tegen de analyses van het Planbureau voor de Leefomgeving van de afgelopen jaren?
In bijlage I bij uw brief – appreciatie van het akkoord per thema – wijst u er op dat volgens het akkoord voedselzekerheid en het beëindigen van honger in de wereld een «fundamentele prioriteit» is.5 Is dit ook in uw ogen een fundamentele prioriteit? Zo ja, welke beleidsinspanningen kunnen we in dit verband van het kabinet verwachten?
Als alle Nederlanders een dag per week geen vlees zouden eten, zou dat een reductie betekenen van 3,2 megaton aan CO2 uitstoot; dat is een even grote besparing als 1 miljoen minder auto's op de weg. In hoeverre gaat u inzetten op een beperking van de vleesconsumptie door Nederlanders?
Om de doelen uit het akkoord te bereiken dienen volgens u mondiale emissies zo snel mogelijk omgebogen te worden naar een daling.6 In welke mate leidt de verhoging van de maximumsnelheid op sommige snelwegtrajecten tot een stijging van emissies?
De Minister van Economische Zaken heeft in december 2014 de verwachting uitgesproken «dat de sterkere toepassing van gedragsinzichten (......) zullen bijdragen aan een doeltreffender en doelmatiger overheid.»7 In de memorie van toelichting bij de begroting van het Ministerie van Economische Zaken voor 2016 is het belang van het bij beleidsvoering rekening houden met gedragseconomische inzichten nogmaals benadrukt.8 Bent u voornemens in de vervolgstappen rekening te houden met gedragseffecten en zo ja, hoe?
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
In artikel 28 van het akkoord staat het volgende:
At any time after three years from the date on which this Agreement has entered into force for a Party, that Party may withdraw from this Agreement by giving written notification to the Depositary.
Elk land dat het akkoord zal ratificeren, kan zich na drie jaar onvoorwaardelijk terugtrekken. Dat maakt het «juridisch bindende akkoord» natuurlijk een wassen neus. Waarom heeft u de beide Kamers der Staten-Generaal niet geïnformeerd over dit meer dan wezenlijke artikel? Hoe moeten de PVV-fractieleden uw brief kwalificeren indien u wel aangeeft dat er consensus over een juridisch bindend akkoord is bereikt (indien voldoende landen zullen ratificeren), maar u de volksvertegenwoordiging niet informeert dat elk land, nog voordat de eerste evaluatie zal worden uitgevoerd, zich zonder opgaaf van redenen kan terugtrekken? Meent u dat uw appreciatie volledig en transparant is?
Bent u tevens bereid de informatie op de website www.rijksoverheid.nl in overeenstemming te brengen met de inhoud van het akkoord door ook dit artikel te vermelden?
Ook de Europese Commissie weigert op haar website te vermelden dat dit artikel een wezenlijk onderdeel uitmaakt van het nog te ratificeren akkoord. Bent u bereid (ook) de Europese Commissie erop te wijzen dat men onvolledige en daarmee onjuiste informatie verspreidt?
Verwacht u dat er, in tegenstelling tot alle vorige klimaatakkoorden, nu wel voldoende landen het akkoord zullen ondertekenen, en welke rol heeft daarbij het niet door u vermelde artikel 28 van het akkoord?
Aan de vooravond van de klimaattop in Parijs hebben nagenoeg alle landen een overzicht verstrekt van hun verwachtingen en inspanningen ter zake CO2-emissies. De PVV-fractieleden krijgen daarvan graag een overzicht. Is het juist dat landen met grote emissies hebben aangegeven deze nog veel verder te zullen verhogen (India verdrievoudigt, Rusland plus 30%)?
Zeer recent is bekend geworden dat in de regio in China waar verreweg de meeste windenergie wordt opgewekt, geen uitbreiding meer zal plaatsvinden, daar het netwerk de wisselvallige energie niet meer kan verwerken. Door het afkoelen van de Chinese economie is er tevens veel minder subsidie beschikbaar voor zonne- en windenergie. Het Centre for Energy and Environment zegt hierover:»Wind and solar power are obviously two of the sectors where investments will be scaled down dramatically».9 In hoeverre zal dit effect hebben op het akkoord, wetende dat China circa 28% van alle CO2-emissies voor zijn rekening neemt? Hoe verhoudt zich dat tot het ambitiemechanisme dat landen in staat stelt om individuele bijdragen indien mogelijk aan te scherpen?10
Alleen al in 2016 verschenen er 48 peer reviewed reports die de CO2-theorie in meer of mindere mate verwerpen. In 2015 waren dat er zo’n 250. Waar in het akkoord zijn de geluiden terug te vinden van al die wetenschappers die, peer reviewed, de politieke samenvatting van het Intergovernmental Panel on Climate Change (hierna: IPCC) – samengesteld door een veel beperkter aantal personen – niet delen?
In het akkoord is geen plaats voor de positieve effecten van CO2. Een hoger niveau van CO2 zorgt voor hogere agrarische opbrengsten bij 10% tot 15% minder watergebruik. Uit onderzoek van Commonwealth Scientific and Industrial Research Organisation (CSIRO) is gebleken dat de toename van de CO2 leidt tot vergroening van woestijnen.11 Waarom worden deze positieve ontwikkelingen genegeerd?
Het IPCC gebruikt om temperatuurstijging te voorspellen het MAGICC-climate-model. Een wetenschapper heeft dit model gebruikt en alle toezeggingen die er in Parijs gedaan zijn, verwerkt. Volgens dit model zullen alle toezeggingen leiden tot een mindere stijging van de temperatuur van 0,05°C in het jaar 2100. De temperatuur zal dan niet met 4,5°C gestegen zijn, maar met 4,45°C. Waarom is dit niet terug te vinden in het akkoord of in uw brief? Het model wordt tenslotte door het IPCC gebruikt.
Is het u bekend dat de CO2-emissies in Duitsland en Denemarken niet afnemen ondanks de enorme investeringen in windenergie? Bent u tevens bekend met de CBS-cijfers die aangeven dat de CO2-emissies in Nederland toenemen ondanks de toename van windenergie? Welke conclusies trekt u daaruit? Trekt u daaruit bijvoorbeeld de conclusie dat, als u wenst te voldoen aan de uitspraak van de rechtbank in de «Urgenda-zaak», u juist níét in windenergie moet investeren?
U bericht ons dat het kabinet zijn sterke inzet op transparantie over klimaatmaatregelen gereflecteerd ziet in het akkoord. Betekent dit een beleidsomslag? Betekent dit dat u nu niet klakkeloos elke kWh aan windenergie en biomassa als «duurzaam» bestempelt, maar nu daadwerkelijk onafhankelijk onderzoek laat doen naar de effectiviteit ervan? Zo nee, over welke transparantie heeft u het dan?
In de brief is vermeld dat ontwikkelingslanden en de minst ontwikkelde landen moeten worden ondersteund. Welke definities worden daarbij gehanteerd? Hoe gaat u voorkomen dat nog meer Nederlands belastinggeld, direct of indirect, in handen komt van corrupte regimes?
Er wonen gelukkige en rijke mensen in bloedheet Singapore, maar ook in steenkoud Canada. Er zijn mensen ongelukkig en arm in bloedheet Kenia, maar ook in steenkoud Mongolië. Klaarblijkelijk heeft welbevinden en welvaart weinig tot niets te maken met het klimaat. Waarom wordt dit dan als argument gebruikt om meer ontwikkelingshulp uit te delen?
Het Green Climate Fund zal welvaart gaan herverdelen in de vorm van klimaatbeleid. Vanaf 2020 $ 100 miljard per jaar. Hoe groot zal het aandeel van Nederland zijn?
Welke apocalyptische klimaatverandering verwacht u indien de wereldwijde temperatuur met meer dan 2°C zal stijgen en hoe verhoudt dat zich tot de kleine graad opwarming van de aarde van de afgelopen 70 jaar?
Is het juist dat het akkoord $ 12.100.000.000.000 (12,1 biljoen dollar) gaat kosten de komende 25 jaar, zoals Bloomberg berichtte12?
De carbon footprint van mensen in Afrika en het Midden-Oosten is slechts een fractie van die in de Westerse wereld. Bent u het met de PVV-fractieleden eens dat de massale volksverhuizing uit die regionen naar West Europa tevens een enorme groei van de uitstoot met zich brengt? Wat betekent dat voor de inzet van de EU binnen het akkoord indien net als in 2015 er zo’n 1 miljoen migranten per jaar bij komen?
Tot 2050 worden er 2,5 miljard meer mensen verwacht op aarde. In hoeverre is daarmee rekening gehouden in dit akkoord?
In bijlage 1 van uw brief staat het volgende:
«In Parijs is afgesproken om voor de periode 2020–2025 USD 100 miljard per jaar aan klimaatfinanciering uit publieke en private middelen te mobiliseren. Ontwikkelde landen nemen het voortouw bij het mobiliseren van klimaatfinanciering. In het akkoord worden nu ook andere landen dan de «traditionele» donoren aangemoedigd om op vrijwillige basis bij te dragen.»13
Hebben zich al landen aangemeld die vrijwillig hun welvaart ter beschikking stellen?
Verbazing en hilariteit drongen om voorrang bij het lezen van de volgende «genderparagraaf».
«Wat betreft de verankering van genderaspecten in klimaatbeleid legt het akkoord een goede basis. [...] Het tegengaan van genderongelijkheid bij de impact van klimaatverandering en het belang van een goede vertegenwoordiging van vrouwen bij het vinden en implementeren van oplossingen blijft bij Nederland hoog op de agenda staan.»14
Kunt u gedetailleerd toelichten hoe vrouwen beter vertegenwoordigd zullen worden bij het implementeren van klimaatoplossingen?
Zoals hiervoor is aangehaald, wonen er gelukkige en rijke mensen in bloedheet Singapore maar ook in steenkoud Canada. Er zijn mensen ongelukkig en arm in bloedheet Kenia maar ook in steenkoud Mongolië. Opgeteld bij het gegeven dat de woestijn door een hogere CO2-waarde in de atmosfeer vergroent: welke stromen klimaatvluchtelingen heeft u reeds geïdentificeerd?
Nederland heeft investeringen toegezegd aan Climate Investor One voor klimaatrelevante projecten. Wat voor projecten betreft het en hoe hoog is de Nederlandse bijdrage?
Via het Electrification Financing Initiative (ElectriFI) betaalt de Nederlandse belastingbetaler via de EU investeringen in off-grid rurale energieprojecten in ontwikkelingslanden. Reguliere investeerders zien het niet zitten, dus betaalt de EU weer. Hoe groot is dit fonds? Aan welke concrete projecten wordt het belastinggeld besteed en waar?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De documenten ten aanzien van het akkoord die nu voorliggen zijn ambitieus, maar wat zijn nu de concrete plannen? Wat gaat u doen om gemaakte afspraken onverwijld uit te voeren? Welke stappen kunnen in de komende jaren tegemoet gezien worden?
Vooralsnog is de uitstoot van CO2 in Nederland alleen nog maar toegenomen. Drastische maatregelen zijn nodig. In welke zin zal Nederland, of «de Nederlander», zijn gedrag in de komende decennia moeten aanpassen?
Welke consequenties zal het akkoord hebben? Het is niet aannemelijk dat de afspraken uitgevoerd kunnen worden zonder dat ook in Nederland wordt ingeleverd op comfort. De kachel moet lager, we moeten minder autokilometers maken, minder vliegen et cetera. Ook zullen misschien meer producten uit eigen streek gebruikt moeten worden in plaats van levensmiddelen uit verre landen te laten invliegen (bijvoorbeeld de aardbeien in januari).
De landbouwsector is verantwoordelijk voor een substantieel deel van de uitstoot van CO2. Hoe denkt u over het verkleinen van de landbouwsector en heeft u zicht op hoeveel CO2-uitstoot hiermee te vermijden is?
In hoeverre bent u bereid om aan de industrie eisen te stellen?
Ook de scheepvaart is een factor van belang betreffende uitstoot. Welke voorstellen kunnen betreffende de scheepvaart tegemoet gezien worden?
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
U geeft aan dat bij het akkoord afgesproken is om de opwarming van de aarde tot ruim onder de 2°C te beperken, en te streven naar een opwarming van niet meer dan 1,5°C. De leden van GroenLinks-fractie constateren dat deze afspraak moet leiden tot aanscherping van het klimaatbeleid van de EU en Nederland. Het huidige EU-beleid is gestoeld op een scenario dat stelt dat ontwikkelde landen hun broeikasgas emissies met 80% tot 95% moeten hebben verminderd in 2050 om de klimaatverandering tot 2°C te beperken. Met deze reductie is er een kans van 66% dat de opwarming onder de 2°C blijft. De EU heeft haar klimaatbeleid zo ingericht dat de inspanningen van alle landen tezamen tot een 80% reductie leiden. De fractieleden van GroenLinks concluderen dat het huidige EU-beleid, gericht op 80% reductie in 2050, voor een absolute ondergrens kiest van een scenario dat slechts 66% kans van slagen heeft om de opwarming tot 2°C te beperken, terwijl het streven is dat de opwarming tot 1,5°C beperkt blijft. Bent u het met deze leden eens dat het huidige EU-beleid volstrekt onvoldoende is om de afspraken van het akkoord te realiseren? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke inzet kiest u om het EU-beleid aan te scherpen?
Bent u bereid, om als eerste stap, het EU-klimaatbeleid voor 2030 – dat is ontworpen met het oog op de 80% reductie in 2050 – aan te scherpen tot een beleid dat in 2050 tot 95% reductie leidt? Bent u bijvoorbeeld bereid om de voorgenomen herziening van het ETS-systeem aan te scherpen, bijvoorbeeld door de enorme hoeveelheid reserve-emissierechten uit de markt te halen? bent u het met de GroenLinks-fractieleden eens dat dit moment van herziening moet worden aangegrepen om het akkoord kans van slagen te geven, en dat uitstel zal leiden tot een veel moeilijkere en kostbaardere opgave later? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid in Europees verband een doorrekening te laten maken van de maatregelen die de EU moet nemen om de temperatuurstijging tot 1,5°C te beperken?
Is het juist dat tijdens de Milieuraad meerdere landen (Duitsland, Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk, Oostenrijk, België, Denemarken, Griekenland, Luxemburg, Portugal, Slowakije en Zweden) om een ambitieuzer EU-klimaatbeleid hebben gevraagd, om de belofte van de klimaatconferentie in Parijs uit te voeren? Is het juist dat Nederland zich hier niet bij heeft aangesloten? Zo ja, waarom heeft Nederland niet samen met deze landen om een ambitieuzer EU-klimaatbeleid gevraagd?
Wanneer voorziet u de ratificatie van het akkoord? Bent u bereid en van plan zich in te zetten voor een snelle ratificatie, zoals ook China en de Verenigde Staten, die dit jaar gaan ratificeren? Bent u het met de GroenLinks-fractieleden eens dat een snelle ratificatie een sterk signaal is naar andere landen, bedrijven, burgers, en maatschappelijke organisaties? Nederland en de EU kunnen zo laten zien welk belang zij aan het akkoord hechten.
U betreurt het dat er geen afspraken zijn gemaakt om de broeikasgasemissies in de internationale luchtvaart en scheepvaart aan te pakken. Welke acties zult u op dit vlak ondernemen? Ook betreurt u het dat er geen expliciete verwijzing in het akkoord is gemaakt naar de terugdringing van gefluorideerde koolwaterstoffen (HFK’s). Welke actie zult u op dit punt ondernemen?
De leden van de vaste commissie voor Economische Zaken zien uw reactie met belangstelling tegemoet en ontvangen deze graag uiterlijk 13 mei 2016.
Voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken, A.M.V. Gerkens
Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 juni 2016
Bijgevoegd treft u de beantwoording aan van de vragen die uw Kamer heeft gesteld naar aanleiding van de brief van 19 februari jl. over uitkomsten van de klimaatconferentie in Parijs en vervolgstappen15.
Ik bied u deze beantwoording aan mede namens de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en de Staatssecretaris van Economische Zaken.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, S.A.M. Dijksma
De leden van de PVV fractie vragen welke apocalyptische klimaatverandering ik verwacht indien de wereldwijde temperatuur met meer dan 2° zal stijgen en hoe dat zich verhoudt tot de kleine graad opwarming van de aarde van de afgelopen 70 jaar?
De bevindingen van IPCC laten zien dat de risico’s van ernstige negatieve effecten van klimaatverandering boven de 2 graden snel toenemen. Met name de kans op het bereiken van zogenaamde drempelniveaus die leiden tot abrupte en onomkeerbare systeemveranderingen met veelal grootschalige negatieve effecten, zoals het onomkeerbaar afsmelten van een groot deel van de Groenlandse ijskap of delen van Antarctica, neemt dan snel toe. De effecten van de opwarming van ca. 1 graad tot nu toe zijn nog beperkt, maar wereldwijd al goed merkbaar, met name via de toename van weerextremen, afsmelten van gletsjers, de afname van Arctisch zee-ijs en aantasting van gevoelige ecosystemen, zoals koralen. Sommige effecten zoals zeespiegelstijging ebben bovendien sterk na. Bij voortgaande opwarming zullen bestaande negatieve effecten steeds sterker en meer wijdverbreid optreden en nieuwe negatieve effecten zich gaan voordoen.
De Leden van de PVV-fractie vragen waar in het akkoord van Parijs de geluiden terug te vinden zijn van wetenschappers die de samenvatting van het IPCC niet delen?
Landen wereldwijd hebben zich bij het Akkoord van Parijs laten leiden door de inzichten van het IPCC, die door veruit de meeste, ter zake deskundige klimaatwetenschappers worden gedeeld. Het akkoord van Parijs voorziet in een mechanisme voor een 5 jaarlijkse hernieuwing van afspraken, waarbij steeds de laatste wetenschappelijke inzichten zullen worden betrokken. Het akkoord van Parijs staat dus open voor voortschrijdende wetenschappelijke inzichten, waarbij het ook van belang is om serieus om te gaan met kritiek en eventueel groepsdenken te voorkomen. Het IPCC zal wat Nederland betreft niet de enige, maar wel de belangrijkste kennisbasis blijven vormen.
De leden van de PVV-fractie vragen naar een overzicht van de verwachtingen en inspanningen ter zake CO2-emissies die landen hebben verstrekt aan de vooravond van de klimaattop in Parijs. Een volledig overzicht van de voorgenomen klimaatbijdragen (Intended Nationally Determined Contributions / INDCs) die landen hebben ingediend in aanloop naar de klimaattop in Parijs is te vinden op de website van het VN-Klimaatverdrag 16. Uiterlijk in 2020 moeten landen hun definitieve klimaatbijdrage (Nationally Determined Contribution / NDC) indienen.
De leden van de fractie van de PVV vragen zich af waarom de bevinding op basis van het MAGICC model dat de gedane toezeggingen in Parijs maar leiden tot 0,05 graad minder opwarming deze eeuw niet is meegenomen.
Als het gaat om de impact van de gedane toezeggingen in Parijs, baseert het kabinet zich ondermeer op de analyses het Potsdam Climate Impacts Institute (PIK) en UNEP. Daaruit blijkt dat de gedane toezeggingen tot 2030 kunnen leiden tot een opwarming in 2100 in de orde van 2,7–3,5 graden in plaats van 4 graden of meer. Dergelijke analyses zijn omgeven met onzekerheden en aannames, maar duidelijk is vooral dat de gedane toezeggingen onvoldoende zijn om de beoogde beperking van de temperatuurstijging tot ruim beneden 2 graden te realiseren. Dit betekent dat mondiaal voor 2030 meer ambitie nodig is, als ook voor de periode na 2030. Dit is feitelijk ook wat uit de door de PVV aangehaalde analyse blijkt.
Tevens vragen de leden van de PVV-fractie of het juist is dat landen met grote emissies (en in het bijzonder India en Rusland) hebben aangegeven deze nog veel verder te zullen verhogen. De meeste rijke landen, maar ook diverse ontwikkelingslanden waaronder Azerbeidjaan, Brazilië, Botswana, Costa Rica, Guinee, Kazachstan, Tajikistan en een aantal kleine eilandstaten, hebben in hun klimaatbijdrage een absoluut broeikasgasreductiedoel opgenomen. China, India en een aantal andere opkomende landen hebben hun klimaatbijdrage geformuleerd als een intensiteitdoel (een reductie van de CO2-emissies per eenheid BBP). De emissies van deze landen zullen dus eerst nog enige tijd stijgen, voordat de daling wordt ingezet. China heeft daarbij aangegeven dat zijn emissies uiterlijk vanaf 2030 zullen gaan dalen. Rusland heeft in zijn klimaatbijdrage aangekondigd zijn emissies te zullen reduceren met 25–30% in 2030 (ten opzichte van 1990).
De leden van de fractie van de PVV vragen om een nadere toelichting op de door het kabinet in Parijs gehanteerde inzet met betrekking tot transparantie van klimaatmaatregelen. Zoals aangegeven in de brief van 19 februari jl. ziet het kabinet transparantie met betrekking tot inspanningen van landen als een belangrijke randvoorwaarde om inzichtelijk te kunnen maken welke vooruitgang landen hebben geboekt ten opzichte van hun nationale doelen. Op basis van eerdere afspraken zijn ontwikkelde landen al verplicht om hun emissies te monitoren en zowel te rapporteren over de genomen maatregelen om emissies te reduceren als de daadwerkelijke ontwikkeling van emissies. In Parijs is besloten om op basis van de bestaande afspraken een verbeterd systeem te ontwikkelen, waarbij ontwikkelingslanden ook regelmatig zullen moeten rapporteren.
Leden van de PVV-fractie vragen naar aanleiding van een artikel van het Centre for Energy and Environment 17 welke gevolgen ontwikkelingen in de Chinese economie hebben voor het Parijs-akkoord en hoe dit zich verhoudt tot het in het akkoord opgenomen ambitiemechanisme. In het door de leden geciteerde artikel wordt verwezen naar een verzoek van de Chinese regering aan een aantal provincies om vergunningverlening voor windstroomprojecten stop te zetten, totdat de benodigde infrastructuur voor het gebruik en transport van de energie is gerealiseerd. Dit is niet in tegenspraak met de ambities die China heeft vastgelegd in de INDC die het land in de aanloop naar COP 21 heeft ingediend. In het besluit bij het Parijs Akkoord wordt het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) verzocht zich te buigen over de effecten van 1,5 graad opwarming en de daaraan gerelateerde mondiale emissiepaden, en hierover in 2018 een rapport uit te brengen. De uitkomst van deze analyse zal dienen als input voor de «faciliterende dialoog» die datzelfde jaar zal plaatsvinden tussen alle partijen (ook China) over hun klimaatbijdragen. Daarna zijn er vanaf 2023 om de vijf jaar «stocktakes» en zijn landen verplicht elke 5 jaar een nieuwe bijdrage te overleggen. Landen bepalen zelf welke bijdrage ze overleggen. Bijdragen moeten in de tijd wel progressief zijn en leiden tot de afgesproken doelstellingen.
De leden van de PVV fractie vragen zich ook af waarom in het akkoord de positieve effecten van CO2 bemesting niet zijn meegenomen.
Klimaatverandering kan – zeker op korte termijn – naast negatieve effecten ook leiden tot positieve effecten, zoals meer plantengroei door verhoging van de CO2 concentratie in de atmosfeer. Dit wordt in IPCC rapporten ook meegenomen. Sommige noordelijke gebieden worden door klimaatverandering geschikter voor landbouw, terwijl in veel andere gebieden door verdroging en toename van weerextremen de opbrengsten juist afnemen. Per saldo zijn de wereldwijde effecten van klimaatverandering op de landbouwopbrengsten volgens de meeste studies echter reeds negatief. Voor de beoordeling van klimaatverandering moet naar het geheel van effecten/risico’s worden gekeken op verschillende natuurlijke en menselijke systemen en bij voortschrijdende temperatuurverhoging worden die per saldo sterk negatief. In Parijs hebben landen zich laten leiden door dit geheel van risico’s van klimaatverandering en niet door lokale en veelal tijdelijke positieve effecten.
Leden van de fractie van de PVV suggereren dat welbevinden en welvaart weinig tot niets te maken heeft met het klimaat. Waarom wordt dit dan als argument gebruikt om meer ontwikkelingshulp uit te delen? Bij klimaatverandering gaat het niet om het klimaat zelf, maar om de gevolgen van de verandering in het klimaat. Voorbeelden hiervan zijn droogte, zeespiegelstijging, meer stormen en andere natuurrampen. Het vergroten van de weerbaarheid tegen klimaateffecten is wereldwijd een grote uitdaging. Met name de minst ontwikkelde landen hebben beperkte mogelijkheden om zich hieraan aan te passen. De Wereldbank heeft berekend, wanneer geen rekening wordt gehouden met de effecten van klimaatverandering, er in 2030 100 miljoen extra mensen in armoede zullen leven. Nederland zet zich er voor in om de aanpak van klimaatverandering samen te laten gaan met het ondersteunen van sociaaleconomische ontwikkeling.
Leden van de PVV-fractie vragen tevens naar de relatie met migratie en met de mondiale bevolkingsgroei. Mondiale bevolkingsgroei en economische ontwikkeling zijn belangrijke factoren met invloed op klimaatverandering, waarbij opgemerkt kan worden dat emissies in ontwikkelde landen momenteel dalen en in ontwikkelingslanden juist toenemen. Het is lastig om uitspraken te doen over het effect van migratie op klimaatverandering. Wel is het de verwachting dat klimaatverandering in toenemende mate zal leiden tot nieuwe migratiestromen.
Leden van de PVV-fractie vragen hoe de ondersteuning van ontwikkelingslanden in het Parijs-akkoord is geregeld en hoe Nederland zorgt dat het geld goed terecht komt. In het nieuwe akkoord wordt gesproken van «ontwikkelde landen» en «ontwikkelingslanden», waarbij de precieze definiëring hiervan in de komende jaren wordt uitgewerkt. In het akkoord worden al wel landen geïdentificeerd die extra ondersteuning nodig hebben, namelijk de minst ontwikkelde landen en kleine eilandstaten. Nederland zet zich met name in voor ondersteuning van de minst ontwikkelde landen, waarbij de gebruikelijke controles uitgevoerd worden op het beheer van bijdragen aan projecten en programma’s. Zo wordt vooraf een risico inschatting gemaakt, worden regelmatig accountantscontroles gehouden en voert Nederland een zero tolerance beleid ten aanzien van fraude met verstrekte middelen.
De leden van de fractie van de PVV vragen naar de betrokkenheid van Nederland in de initiatieven Climate Investor One en Electrification Financing Initiative (ElectriFI). Nederland heeft in Parijs toegezegd om EUR 50 miljoen te zullen bijdragen aan Climate Investor One. Het is de bedoeling dat Climate Investor One op termijn een bijdrage gaat leveren aan investeringen in hernieuwbare energieprojecten. Het project is er met name op gericht om het risico voor private investeerders te verminderen en daarmee de drempel tot investeringen in dergelijke projecten te verlagen.
ElectriFI is een nieuw financieringsinstrument dat door de Europese Commissie wordt opgezet om de investeringen in hernieuwbare energie in ontwikkelingslanden te versnellen. ElectriFI wordt in nauwe samenwerking met FMO vormgegeven en geïmplementeerd. De Europese Commissie heeft EUR 75 miljoen beschikbaar gesteld. ElectriFI verwacht in de toekomst verdere investeringsmiddelen aan te trekken van (andere) overheden en private investeerders. ElectriFI zoekt naar investeringen in netgekoppelde en decentrale hernieuwbare energieprojecten, waarin het per project maximaal EUR 5 miljoen wil investeren, in eigen vermogen en/of leningen. De eerste ronde om projecten in te dienen liep van 15 april tot 6 mei 2016 en op dit moment worden de projecten geselecteerd. Het is vooralsnog dan ook onbekend welke concrete projecten gefinancierd zullen worden.
De leden van de PVV-fractie vragen tevens naar het aandeel van Nederland in het Green Climate Fund en naar de bereidheid van andere landen dan de traditionele donoren om bij te dragen aan klimaatfinanciering. Nederland draagt op dit moment EUR 100 miljoen bij aan het Groene Klimaatfonds, op een totaal van US$ 10.3 miljard. In het Akkoord van Parijs is herbevestigd dat ontwikkelde landen in 2020 US$ 100 miljard zullen mobiliseren. De afspraak is dat deze financiering uit verschillende bronnen mag komen – zowel publiek als privaat – en niet beperkt is tot financiering via het Groene Klimaatfonds.
Onder andere Zuid-Korea, Chili, Indonesië, Mexico, Panama, Mongolië, Colombia, Peru en Vietnam hebben al een (bescheiden) bijdrage geleverd aan het Groene Klimaatfonds of toegezegd dat zij een bijdrage zullen leveren.18 Tevens heeft China voorafgaand aan de klimaatonderhandelingen in Parijs aangekondigd dat het in de komende jaren US$ 3,1 miljard zal bijdragen aan klimaatfinanciering. Deze toezeggingen laten zien dat inmiddels ook andere landen hun verantwoordelijkheid nemen voor het ondersteunen van landen die beperkte middelen hebben om zich aan te passen aan klimaatverandering.
De leden van de PVV fractie vragen om een toelichting op artikel 28 van het Parijs-akkoord, dat landen in staat stelt drie jaar na inwerkingtreding het akkoord op te zeggen, waarmee de juridische bindendheid van het akkoord een «wassen neus» zou worden. Ook stellen de leden van de PVV vragen over de informatievoorziening van het kabinet en de Europese Commissie met betrekking tot dit artikel. Bijna alle multilaterale verdragen, ook verdragen waar het Koninkrijk der Nederlanden geen partij bij is, bevatten een bepaling die het opzeggen van die verdragen mogelijk maakt. De daarbij gekozen termijn varieert per verdrag en is afhankelijk van de wensen van de landen die het verdrag hebben opgesteld. Artikel 28 van het Parijs-akkoord is dienaangaande geen uitzonderlijke bepaling en vrijwel identiek aan artikel 25 van het klimaatverdrag (UNFCCC) en artikel 27 van het Kyoto-protocol. Ook het Biodiversiteitsverdrag bevat een vergelijkbare bepaling. De praktijk wijst bovendien uit dat landen maar zelden gebruik maken van de mogelijkheid om verdragen op te zeggen. Alleen Canada heeft in december 2012 het Kyoto-protocol opgezegd, maar is partij gebleven bij het klimaatverdrag.
Juridisch bindend betekent dat de partijen bij een internationaal verdrag de gemaakte afspraken te goeder trouw moeten nakomen. Dit «pacta sunt servanda» is een beginsel van internationaal (gewoonte-)recht en is ook vastgelegd in artikel 26 van het Weens Verdragenverdrag. Het juridisch bindende karakter van een internationaal verdrag hangt niet af van de mogelijkheid om het akkoord op te zeggen of het aantal landen dat partij is bij het akkoord. Een internationaal verdrag is juridisch bindend op het moment waarop dat verdrag in werking treedt, meestal na het behalen van een afgesproken minimum aantal ratificaties, en geldt ten aanzien van de landen die dat verdrag geratificeerd hebben. De juridische bindendheid staat daarom los van eventuele opzegbepalingen in een akkoord.
Bij het geven van informatie over het Parijs-akkoord is ervoor gekozen niet in te gaan op standaardbepalingen van het internationale verdragsrecht. Dit ook omdat deze bepalingen in de onderhandelingen in de aanloop naar en in Parijs geen rol hebben gespeeld.
Leden van de fractie van de PVV vragen naar de rol van gender in het klimaatbeleid. De gevolgen van klimaatverandering hebben een verschillende impact op vrouwen en mannen, met name in ontwikkelingslanden. Dit komt doordat vrouwen in deze landen voornamelijk verantwoordelijk zijn voor de productie van gewassen, huishoudelijke watervoorziening en energie voor verwarming en koken. Door de impact van klimaat worden deze taken steeds moeilijker, omdat de natuurlijke hulpbronnen schaarser worden. Vrouwen spelen een cruciale rol in processen voor het voorkomen van en aanpassen aan klimaatverandering. Een voorbeeld hiervan is het invoeren van verbeterde kooktoestellen. Hierdoor kan energie-efficiënter worden gekookt, wordt houtkap tegengegaan en wordt emissiereductie gerealiseerd. Vrouwen zijn niet alleen de voornaamste gebruikers van de kooktoestellen, maar zij vormen tevens een belangrijke spil in ontwerp, vermarkting en promotie van deze milieuvriendelijke manier van koken. Het is daarom steeds duidelijker dat het betrekken van vrouwen en mannen bij besluitvormingsprocessen over en de uitvoering van klimaatactie een belangrijke factor is bij het vinden van duurzame en efficiënte oplossingen voor de klimaatuitdaging en het bereiken van de doelstellingen van het klimaatverdrag op lange termijn.
Leden van de fractie van de PVV vragen welke klimaatvluchtelingen zijn geïdentificeerd. Het is aannemelijk dat sommige migratiestromen nu en in de toekomst (mede) worden aangejaagd door directe en/of indirecte effecten van klimaatverandering. Dat kan migratie zijn van allerlei aard: tijdelijk, blijvend of circulair; lokaal, regionaal of internationaal. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om de trek naar de hoofdstad vanuit de kustregio’s in Bangladesh die getroffen worden door zeespiegelstijging. Of om pieken in de instroom van Somaliërs in Kenia, wanneer Somalië door droogte wordt getroffen. Het is van belang dat deze effecten tijdig worden erkend, opdat er op een geïntegreerde wijze wordt gewerkt aan versterking van de weerbaarheid van de desbetreffende landen. Uiteindelijk draagt dit ook bij aan het voorkomen van migratiestromen.
De leden van de SP-fractie vragen welke voorstellen voor scheepvaart kunnen worden verwacht en GroenLinks vraagt naar de inzet van het kabinet. De inzet van de EU, en dus ook die van Nederland, is erop gericht voor deze sector tot internationale afspraken te komen in IMO19 verband. De eerste stap is het vaststellen van een mondiaal verplicht datacollectie systeem over de maritieme uitstoot. Op 22 april jl. is in het milieucomité van IMO overeenstemming bereikt over de hiertoe benodigde juridische tekst. Hiermee kan het datacollectie systeem formeel worden aangenomen in oktober dit jaar. Tevens is besloten om in oktober een inhoudelijk debat te voeren over de verder benodigde stappen voor de aanpak van de CO2 emissies van de internationale scheepvaart en over de bijdrage die de scheepvaart moet leveren om de doelstellingen van het Parijs-akkoord te realiseren. Op basis van dat debat en het data collectiesysteem, kan de discussie worden hervat over een doel voor de internationale scheepvaart en de maatregelen om dit te bereiken. Verder kunnen in dit verband de in 2013 in IMO overeengekomen efficiency normen worden genoemd voor nieuwe schepen via de Energy Efficiency Design Index (EEDI). Deze EEDI wordt de komende jaren in toenemende mate strenger, waardoor schepen in 2025 30% energiezuiniger moeten zijn. De Nederlandse inzet is erop gericht om de eisen aan te scherpen om daarmee de energiezuinigheid verder te vergroten.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen welke actie ik zal ondernemen gezien het feit dat er geen expliciete verwijzing in het akkoord is gemaakt naar de terugdringing van gefluorideerde koolwaterstoffen (HFK’s). HFK’s worden geadresseerd via het Montreal Protocol. In november vorig jaar zijn de partijen bij dit Protocol overeengekomen om in 2016 toe te werken naar een amendement van dit protocol om HFK’s uit te faseren. Aangezien HFK’s sterke broeikasgassen zijn en voor de meeste toepassingen goede alternatieven beschikbaar zijn, biedt de uitfasering van deze stoffen een uitgelezen kans om aanzienlijke klimaatwinst te boeken. Nederland zet zich er samen met de EU dan ook voor in om hierover in de loop van dit jaar een mondiale overeenkomst te bereiken.
De leden van de fractie van de PVV vragen naar de juistheid van het bericht van Bloomberg dat de uitvoering van het Parijs-akkoord USD 12,1 biljoen zal kosten. Bloomberg gaat uit van een opschaling van de nu geplande investeringen in hernieuwbare energie met circa 75% om de temperatuurstijging onder 2 graden te houden. In het besluit bij het Parijs Akkoord wordt het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) verzocht zich te buigen over de effecten van 1,5 graad opwarming en de daaraan gerelateerde mondiale emissiepaden, en hierover in 2018 een rapport uit te brengen. De uitkomst van deze analyse zal dienen als input voor de «faciliterende dialoog» die datzelfde jaar zal plaatsvinden tussen partijen over hun klimaatbijdragen. Op basis hiervan zal een duidelijker beeld ontstaan van de emissiepaden en bijbehorende maatregelen en daarmee de investeringen die hiermee gepaard gaan.
De leden van de SP-fractie vragen welke concrete stappen worden gezet als vervolg op het Parijs-akkoord. Zoals aangegeven in de brief van 19 februari jl.20 volgt het kabinet bij het uitvoeren van het klimaatakkoord een tweesporenbenadering:
1. Onverkort uitvoeren wat reeds is afgesproken;
2. Daarnaast worden verdere stappen gezet om de ambitie van Parijs te realiseren.
Voor het eerste spoor betekent dit concreet:
– binnen Europa wordt voortvarend verder gewerkt aan de aanpassing van het emissiehandelssysteem (EU ETS). Daarnaast zal de Commissie rond de zomer één of meerdere voorstellen presenteren voor de verdeling van de resterende opgave voor de niet-ETS-sectoren21 over de lidstaten en de integratie van de landgebruiksector;
– verder is in Europees verband afgesproken dat de lidstaten uiterlijk eind 2019 een nationaal energie- en klimaatplan voor de periode 2021–2030 moeten publiceren, inclusief een beschrijving van de te nemen maatregelen, gevolgd door een eerste Europese review van de ingediende plannen in 2021;
– nationaal zal volop worden ingezet op de uitvoering van het SER Energieakkoord.
Voor het tweede spoor worden de volgende stappen gezet:
– op mondiaal niveau wordt door het IPCC een analyse gemaakt over van de effecten van 1,5 graad opwarming, die als input zal dienen voor de facilitative dialogue die in 2018 zal plaatsvinden tussen partijen over de klimaatbijdragen. Dit is ook een moment om naar de eigen inzet te kijken. Vervolgens zal elke vijf jaar de voortgang worden bekeken, in opmaat naar nieuw in te dienen klimaatbijdragen.
– Ook de Europese Commissie zal nadere analyses doen van de transitie die de EU moet doormaken om de doelen van het Parijs-akkoord te bereiken. Dit zal de basis zijn voor een lange termijn strategie om tot een koolstofarme ontwikkeling te komen, gericht op het midden van deze eeuw.
– Op nationaal niveau zal op basis van het IBO CO2 en de uitkomsten van de facilitative dialogue in 2018 voor de lange termijn in kaart worden gebracht wat een nog vast te stellen hogere ambitie in de EU voor 2030, 2040 of 2050 zou betekenen voor Nederland.
– Inmiddels wordt op nationaal niveau ook uitvoering gegeven aan een aantal vervolgstappen, die in de kabinetsreactie op het IBO CO2 zijn aangekondigd22.
De GroenLinks fractie vraagt naar de timing van de ratificatie van het akkoord. Als bijlage treft uw Kamer de brief23 aan die ik hierover recent aan de Tweede Kamer heb doen toekomen.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen naar de gevolgen van het Parijs-akkoord voor het EU klimaatbeleid. De in het klimaatakkoord aangescherpte mondiale ambitie onderstreept voor Nederland het belang om binnen de EU de reeds in gang gezette trajecten voortvarend te behandelen, waaronder:
1. de aanpassing van het emissiehandelssysteem (EU ETS), waarvoor de Commissie al een voorstel heeft uitgebracht, en;
2. de verdeling van de resterende opgave over de lidstaten. Voor de inspanningenverdeling voor de niet-ETS sectoren (landbouw, transport, gebouwen en lichte industrie) en de integratie van de landgebruiksector (LULUCF) in het 2030-raamwerk verwacht de Commissie rond de zomer één of meerdere voorstellen te kunnen presenteren.
Voorts wordt in het besluit bij het Parijs Akkoord het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) verzocht zich te buigen over de effecten van 1,5 graad opwarming en de daaraan gerelateerde mondiale emissiepaden, en hierover in 2018 een rapport uit te brengen. De uitkomst van deze analyse zal dienen als input voor de «faciliterende dialoog» die datzelfde jaar zal plaatsvinden tussen partijen (waaronder de EU) over de klimaatbijdragen, waarmee dit ook een moment is om naar de eigen inzet te kijken.
De leden van de GroenLinks fractie vragen in hoeverre bij de huidige herziening van het ETS wordt ingezet op het uit de markt halen van rechten. Nederland heeft ingestemd met de inwerkingtreding van de marktstabiliteitsreserve (MSR) in 2019. Deze heeft als doel het ETS te versterken door de stabiliteit in de prijsontwikkeling te vergroten. Door het instellen van de MSR komen er vanaf 2019 minder emissierechten op de markt als er sprake is van een overschot (van meer dan 833 miljoen emissierechten). In dat geval worden de rechten in de MSR gestald. Deze emissierechten komen terug op de markt als het overschot voldoende (tot minder dan 400 miljoen emissierechten) is gedaald. Bij het instellen van de MSR is besloten om de emissierechten die de afgelopen jaren niet zijn geveild (backloading) meteen ook in de reserve op te nemen, in plaats van deze in 2019 en 2020 alsnog op de markt te brengen. De onderhandelingen om tot deze MSR te komen waren niet eenvoudig, en het draagvlak in de Raad blijft fragiel.
Het is nu van belang te bezien of de MSR voldoende effectief is om het overschot aan rechten aan te pakken. Onder meer op basis hiervan zal op termijn moeten worden gekeken of nadere stappen nodig zijn.
De leden van de fractie van GroenLinks vragen of het juist is dat een aantal landen in de Milieuraad van 4 maart heeft ingezet op ambitieuzer klimaatbeleid en waarom Nederland zich hierbij niet aansluit. Een aantal lidstaten heeft in de Milieuraad aangegeven dat de EU in 2018, in het kader van de facilitative dialogue die dan plaatsvindt, bereid moet zijn het 2030 doel op te hogen als de omstandigheden daarom vragen. Terwijl de mededeling die de Commissie op 2 maart publiceerde over The road from Paris 24 op brede steun kon rekenen wilde deze lidstaten duidelijk maken dat deze mededeling niet moet impliceren dat de EU tot 2030 zeker geen aanvullende stappen zal zetten. In de rol van Voorzitter van de vergadering lag het voor Nederland op dat moment niet voor de hand zich formeel aan te sluiten bij een oproep van een deel van de Raad. In mijn brief aan de Voorzitter van de Europese Raad heb ik wel duidelijk naar voren gebracht dat een substantieel deel van de Raad vindt dat de EU actief moet deelnemen aan de facilitative dialogue in 2018, en hieruit volgt dat de EU dan ook bereid moet zijn om naar haar eigen doel te kijken.
Leden van de fractie van D66 vragen naar de Nederlandse inzet op gebied van voedselzekerheid. Tevens vraagt deze fractie in hoeverre het kabinet inzet op een vermindering van de vleesconsumptie. Wereldwijde voedselzekerheid is voor het kabinet een prioriteit. Het voedselzekerheidsbeleid betreft een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de staatsecretaris van Economische Zaken en de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Voor het geldende beleid en inspanningen verwijs ik u naar de beleidsbrief aan de Tweede Kamer «Nederlandse inzet voor wereldwijde voedselzekerheid» van 18 november 2014 (33625–147).
Uit de LEI-studie «Vleesconsumptie per hoofd van de bevolking in Nederland, 2005–2014»25 blijkt dat de totale consumptie van vlees en vleeswaren in Nederland (op basis van karkasgewicht en uitgedrukt in kg per hoofd van de bevolking) sinds 2009 afneemt; van 80,9 kg in 2009 tot 76,3 kg in 2014. Niet bekend is of deze trend zich in het afgelopen jaar heeft voortgezet. Uit het onderzoek «Vlees vooral(snog) vanzelfsprekend»26 van het LEI uit 2012 komt naar voren dat een toenemend aantal mensen tenminste 1 dag in de week vleesloos eet. De onderzoekers geven aan dat dit gebeurt zonder actieve steun van overheden in Europese landen. Het kabinet waardeert het als consumenten de keuze maken voor een duurzamer consumptiepatroon, maar wil mensen niet voorschrijven wat zij moeten eten. Dat wil niet zeggen dat de overheid geen beleid voert dat erop gericht is om de consument tot een gezondere en duurzame keuze te brengen. Daarbij spelen voorlichting en bewustwording een belangrijke rol, bijvoorbeeld door het Voedingscentrum.
Leden van de SP-fractie vragen naar de eventuele verkleining van de landbouwsector en naar welke eisen aan de industrie worden gesteld. De veehouderij produceert binnen wettelijke randvoorwaarden op het gebied van het milieu, dierenwelzijn, ruimtelijke ordening, diergezondheid, voedselveiligheid, etc. Deze wettelijke eisen bepalen, naast de vraag en afzetmogelijkheden vanuit de markt, de mate waarin dierlijke productie plaats vindt. Wel wordt de omvang van de veehouderijproductie in Nederland, als enige in Europa, gemaximeerd door productierechten (varkens- en pluimveerechten en fosfaatrechten voor melkveehouderij i.o.). Een verkleining van de Nederlandse landbouwsector kan een reductie in broeikasgasemissies in Nederland met zich mee brengen, echter, indien de Europese of wereldwijde vraag naar de producten niet daalt zullen de vrijkomende markten door andere – minder klimaatefficiënt producerende landen – ingevuld worden, met een netto stijging van broeikasgasemissies tot gevolg. Vanuit Europees en mondiaal klimaatperspectief kan een verkleining van de Nederlandse landbouwsector dan ook contraproductief zijn.
Leden van de fractie van D66 vragen in welke mate verhoging van de maximum snelheid op sommige snelwegtrajecten leidt tot een stijging van de emissies. Op 28 november 2011 heeft de Minister van Infrastructuur en Milieu de Tweede Kamer geïnformeerd over de maximum snelheid27. In het bijgevoegde onderzoek is aangegeven dat het effect van de totale landelijke snelheidsverhoging 0,4 Mton CO2-emissie bedraagt. Daarbij is uitgegaan van het eindbeeld van de bij de Kamerbrief bijgevoegde snelhedenkaart (130 km per uur op circa 77% van het autosnelwegennet van Rijkswaterstaat).
De SP-fractie vraagt naar de consequenties van het Parijs-akkoord voor het dagelijkse leven in Nederland, en in hoeverre Nederlanders hun gedrag zullen moeten aanpassen.
De afspraak om in de tweede helft van deze eeuw te komen tot klimaatneutraliteit geeft ook voor Nederland een heldere stip op de horizon. In het besluit bij het Parijs Akkoord wordt het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) verzocht zich te buigen over de effecten van anderhalve graad opwarming en de daaraan gerelateerde mondiale emissiepaden, en hierover in 2018 een rapport uit te brengen. Mede naar aanleiding van de uitkomsten van de «faciliterende dialoog» in 2018 kan voor de lange termijn in kaart worden gebracht wat een nog vast te stellen hogere ambitie in de EU voor 2030, 2040 of 2050 zou betekenen voor Nederland. Ook de Energiedialoog biedt nadere mogelijkheden om van gedachten te wisselen over het pad dat Nederland moet inslaan richting een klimaatneutrale toekomst. Het is op dit moment dan ook lastig om uitspraken te doen over de exacte consequenties van het Parijs-akkoord voor het dagelijkse leven in Nederland.
Leden van de D66-fractie vragen in hoeverre rekening wordt gehouden met gedragsinzichten in het klimaatbeleid. Gedragseffecten spelen een rol bij beleid gericht op het tegengaan van klimaatverandering. Het Ministerie van Economische Zaken kent sinds eind 2014 een Behavioural Insights Team. Dit team voert verschillende projecten uit om te achterhalen of het toepassen van gedragseconomische kennis een meerwaarde heeft voor het beleid van dit ministerie. Een van de projecten waar het Behavioural Insights Team momenteel aan werkt richt zich op het stimuleren van energie-efficiëntie. Dit is een voorbeeld van een project waarin gedragskennis wordt benut om tot effectiever beleid te komen dat gericht is op het tegengaan van klimaatverandering. Ook in het programma maatschappelijk verantwoord innoveren (MVI) (voorheen STEM) van de Topsector Energie wordt onderzoek gedaan naar gedragsaspecten rondom beleid gericht op de energietransitie. Afhankelijk van de uitkomsten van de projecten waar het Behavioural Insights Team aan werkt en de MVI onderzoeken, zal moeten worden bezien welke vervolgstappen gewenst zijn.
Leden van de fractie van D66 vragen hoe het kabinet aankijkt tegen kostenefficiënt lange termijn klimaatbeleid, mede in het licht van reeds gedane analyses. Het IBO CO2 heeft gekeken naar de kosteneffectiviteit van maatregelen die gericht zijn op klimaatdoelen. Het IBO CO2 beveelt o.a. aan om, vanuit kosteneffectiviteit, voor de langere termijn primair te sturen op CO2-uitstoot. Dat is in lijn met de keuze die het kabinet in het Energierapport heeft gemaakt om voor de lange termijn energietransitie en het klimaatbeleid op CO2-reductie te sturen. Ook onderschrijft het kabinet de les uit het IBO CO2 dat adequate internationale beprijzing van CO2 de meest kosteneffectieve strategie is voor de langere termijn. Voor verdere informatie verwijs ik naar de kabinetsreactie op het IBO CO2 van 9 april jl.28
De leden van de PVV-fractie stellen vragen over bevindingen dat de uitol van windenergie in Denemarken, Duitsland en Nederland heeft geleid tot een stijging van de CO2-uitstoot. Het is onduidelijk op welke cijfers de PVV-fractie deze conclusie baseert, en daardoor kan ik niet specifiek ingaan op een verklaring voor deze cijfers. Wel kan ik uw Kamer wijzen op het in maart gepubliceerde rapport Renewable energy in Europe 2016: Recent growth and knock-on effects 29. Uit dit rapport van de European Environment Agency blijkt dat door de toenemende inzet van hernieuwbare energie uitstoot door gebruik van fossiele brandstoffen in 2013 met 110 Mton is gedaald. Dit vertegenwoordigt circa 10% van de totale Europese uitstoot door inzet van fossiele brandstoffen. Voor circa 46% ging het om de vervanging van kolen, circa 29% van de ingezette hernieuwbare energie verving gas. Ook in Nederland leidt de inzet van windenergie tot aanzienlijke CO2-besparing, in 2013 was dit 2.674 kton30.
Samenstelling:
Ten Hoeve (OSF), Huijbregts-Schiedon (VVD), Koffeman (PvdD), Kuiper (CU), Schaap (VVD), Flierman (CDA), Ester (CU), Postema (PvdA), Van Strien (PVV), Vos (GL), Swagerman (VVD), Kok (PVV) (vice-voorzitter), Bruijn (VVD), Gerkens (SP) (voorzitter), Van Apeldoorn (SP), Atsma (CDA), Dercksen (PVV), Van Kesteren (CDA), Krikke (VVD), Meijer (SP), Pijlman (D66), Prast (D66), Van Rij (CDA), Van Rooijen (50PLUS), Schalk (SGP), Schnabel (D66), Verheijen (PvdA), Vreeman (PvdA)
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31793-B.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.