31 793 Internationale klimaatafspraken

Nr. 116 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 juni 2015

Met deze brief informeer ik u namens het kabinet over de route naar de 21e Conferentie van Partijen bij de VN Raamwerkconventie inzake Klimaatverandering (UNFCCC), van 30 november tot 11 december 2015 in Parijs (COP21).

Inleiding

In de loop van 2015 zijn er meerdere formele en informele onderhandelingsrondes, zowel op ambtelijk als ministerieel niveau. Daarnaast zijn er verschillende internationale bijeenkomsten gepland die in het teken staan van concrete klimaatactie en het creëren van momentum voor een succesvolle uitkomst van «Parijs». In dat kader vindt eind juni het High-Level Event on Climate Change in New York plaats.

Uw Kamer zal op de hoogte gehouden worden van de onderhandelingen en de hierboven genoemde internationale bijeenkomsten. Te beginnen met deze brief, gevolgd door een brief na de zomer.

Tevens wil het kabinet u hierbij vast een technische briefing aanbieden over de Nederlandse inzet voor COP21 en de stand van zaken van de onderhandelingen. Gezien het onderhandelingsproces ligt het qua timing het meest voor de hand om die briefing dit najaar te laten plaatsvinden.

Voorliggende brief zal in gaan op:

  • 1. De (stand van zaken van de) mondiale klimaatonderhandelingen

  • 2. Het hierboven genoemde High-Level Event on Climate Change in New York

  • 3. De uitvoering van de motie Jan Vos inzake samenwerking met ontwikkelingslanden

  • 4. Het Groene Klimaat Fonds

1. Mondiale klimaatonderhandelingen

– Nederlandse inzet

Algemeen

Op dit moment bevindt de wereld zich in een transitiefase naar een situatie waarbij duurzamer gebruik moet worden gemaakt van natuurlijke hulpbronnen en energie. De afhankelijkheid van fossiele energiebronnen moet daarbij sterk worden verminderd. Op alle niveaus, bij statelijke en niet-statelijke actoren, bij grote multinationals en bij het MKB, ontstaat steeds meer de overtuiging dat alleen met deze transitie de welvaart en een veilige leefomgeving voor huidige en toekomstige generaties gewaarborgd blijft. Het kabinet deelt die overtuiging.

In dit brede kader is ook het tegengaan van klimaatverandering en het reduceren van broeikasgassen van groot belang. De gevolgen van klimaatverandering, zoals overstromingen en droogte, zullen de voedsel- en energiezekerheid, de toegang tot water en economische ontwikkeling negatief beïnvloeden. Vooral de ontwikkelingslanden zullen hier hard door geraakt worden. Daarom kiest het kabinet, zoals afgesproken in het regeerakkoord, voor een realistische, ambitieuze groene groeistrategie en een ambitieus internationaal klimaatbeleid.

Naast maatregelen om de emissies te beperken (mitigatie), moeten ook maatregelen worden genomen gericht op aanpassing aan de gevolgen van klimaatverandering (adaptatie). Hierbij is adaptatie breder dan alleen waterveiligheid; het betreft ook thema’s als landbouw/voedselschaarste, stedelijke gebieden, gezondheid (hittestress) en transport. Nederland heeft internationaal veel kennis en expertise te bieden op het gebied van adaptatie – naast uitdagingen liggen er hier dan ook kansen voor onze kennisinstellingen en bedrijven. In de internationale onderhandelingen zal het kabinet nadrukkelijk aandacht vragen voor een balans tussen mitigatie en adaptatie. Specifiek voor Nederland heeft het kabinet de Nationale Adaptatiestrategie in voorbereiding, die begin 2016 aan uw Kamer zal worden aangeboden.

Op het mondiale niveau wordt door de Europese Unie in samenwerking met alle lidstaten onderhandeld. De kaders voor het mandaat van de EU worden gesteld door de Raadsconclusies. De Raadsconclusies voor de COP in Parijs worden in september verwacht. In oktober 2014 heeft het kabinet ingestemd met een Europese emissiereductie-doelstelling van ten minste 40% in 2030 ten opzichte van 1990. Deze inzet is in de mondiale klimaatonderhandelingen op tafel gelegd als de bijdrage van de EU aan de in december van dit jaar in Parijs te maken klimaatafspraken.

COP in Lima en Parijs

In de brief van 19 november 20141 over de kabinetsinzet voor de klimaatconferentie in Lima, is aangegeven dat de Nederlandse ambitie zich richt op een nieuw mondiaal klimaatakkoord met brede participatie. Het tegengaan van klimaatverandering bestaat niet alleen uit het vastleggen van ambitie, maar vraagt ook om concrete actie van iedereen, op alle niveaus: mondiaal, Europees, nationaal, regionaal en lokaal, door statelijke en niet-statelijke actoren. Alle bestaande coalities moeten benut worden, waar nodig moeten nieuwe coalities worden gesmeed. Klimaatactie biedt kansen voor innovatie en inclusieve groene groei in de gehele wereld en draagt daarom bij aan meer solidariteit in de wereld.

Het akkoord van Parijs moet die benodigde actie mogelijk maken en stimuleren.

Daarom wil Nederland terugkomen uit Parijs met niet alleen een akkoord tussen regeringen, maar ook met een sterke impuls aan acties van statelijke en niet-statelijke actoren. In overleg met het Franse voorzitterschap van COP21, en in het kader van de Lima-Paris Action Agenda, richt Nederland zich speciaal op transport/ mobiliteit en water (zie ook verder in deze brief). Door ook in te zetten op een concrete actieagenda wordt zo het te bereiken onderhandelingsresultaat verbonden met de praktijk.

Het kabinet wil in Parijs het belang van de samenwerking tussen statelijke en niet-statelijke actoren uitdragen met de Nederlandse Klimaatcoalitie. Deze coalitie is eind 2014 tot stand gekomen, waarbij Nederlandse bedrijven zoals Philips, NS, DSM, Friesland Campina, gezamenlijk optrekken met provincies, gemeenten, waterschappen en groene organisaties, en initiatieven nemen om toe te werken naar een klimaatneutrale samenleving. De coalitie is inmiddels van 50 leden gegroeid tot ruim 200 leden.

De uitkomst van Parijs moet een internationaal klimaatregime opleveren dat landen in staat stelt naar vermogen bij te dragen aan de oplossing van het klimaatprobleem. Daarnaast moet het mechanismen («ambitie cycli») bevatten, waarmee partijen periodiek hun ambitie, naar eigen vermogen, verhogen en die investeringen in alle landen stimuleren, ook door de private sector2. Daarbij is het van belang dat het akkoord inclusief is, niet bijdraagt aan het vergroten van de kloof tussen arm en rijk, en bovendien gendergelijkheid en een gendersensitieve aanpak consequent als belangrijke voorwaarden voor effectief beleid benadrukt.

– Stand van zaken

De onderhandelingen over een dergelijk breed akkoord zijn in volle gang. Op basis van de tekst die uit de COP van Lima is gekomen, is in februari in Genève verder onderhandeld. Dat heeft de definitieve onderhandelingstekst opgeleverd die conform de VN-afspraken zes maanden voor het begin van de COP in Parijs aan de partijen bij het klimaatverdrag is gestuurd. Over deze tekst zal in drie formele ambtelijke rondes (1–11 juni, 31 augustus–4 september en 19–23 oktober) verder worden onderhandeld. Dit moet ertoe leiden dat er aan het begin van de COP in Parijs een compacte tekst ligt, met alleen de voornaamste openstaande punten.

Ook de informele bijeenkomsten, die door het huidige Peruaanse en het inkomende Franse COP voorzitterschap worden georganiseerd, dragen hieraan bij. Enkele van deze bijeenkomsten zullen op ministerieel niveau zijn. De planning daarvan voor de rest van het jaar is nog niet bekend.

De onderhandelingen, die in een constructieve sfeer verlopen, spitsen zich toe op de onderwerpen mitigatie (het tegengaan van emissies) adaptatie (aanpassen aan de gevolgen van klimaatverandering) en klimaatfinanciering. De ontwikkelingslanden vragen in de onderhandelingen naast stevige mitigatie-inspanningen van de grote uitstoters vooral om financiering, maar ook om aandacht en steun voor adaptatie. Met name de informele bijeenkomsten dragen bij aan het verkennen en erkennen van convergentie tussen de verschillende posities. Dit zal nog wel een plek moeten krijgen in de formele tekstuele onderhandelingen.

De contouren van het akkoord van Parijs worden duidelijker. Dit zal naar verwachting bestaan uit een juridisch bindend kernakkoord, begeleidende besluiten van de COP en eventueel politieke akkoorden.

Parijs is een cruciale stap op weg naar een effectieve mondiale aanpak van het klimaatprobleem, die niet alleen leunt op overheden en verdragen, maar ook op publiekprivate coalities en initiatieven. De INDC’s3, de (nationaal bepaalde) bijdragen van landen aan de oplossing, vormen de fundamenten van de oplossing, de acties eromheen vormen de rest van het bouwwerk.

INDC’s

Inmiddels hebben 38 partijen bij het klimaatverdrag – inclusief de Europese Unie en haar lidstaten, de Verenigde Staten en Rusland – een INDC ingediend. De EU heeft in haar INDC een reductiedoelstelling van tenminste 40% in 2030, ten opzichte van 1990, opgenomen. Bovengenoemde 38 partijen nemen samen ruim 25% van de mondiale broeikasgasemissies voor hun rekening. De verwachting is dat dit aandeel rond de zomer opgelopen zal zijn tot ongeveer 60% en dat dan ook China, Saoedi-Arabië, Japan en Australië hun bijdrage hebben ingediend. De INDC’s van grote uitstoters als Brazilië en India worden in de tweede helft van dit jaar maar in ieder geval voor 31 oktober verwacht.

Nederland en de Europese Unie verwelkomen de inspanningen van die landen die al een INDC hebben ingediend maar hadden graag gezien dat die groep inmiddels groter was. Landen die dat nog niet gedaan hebben – met name die uit de G20 – zullen hierop steeds aangesproken worden in het kader van het diplomatieke offensief van de Europese Unie. De Europese Commissie zal medio oktober samen met de regering van Marokko een ministeriële bijeenkomst organiseren om het geaggregeerde niveau van alle dan ingediende INDC’s te bespreken.

Cartagena Dialoog – samenwerking met ontwikkelingslanden

Nederland heeft een actieve rol in de Cartagena Dialoog. Deze groep van ongeveer 30 landen is één van de weinige groepen waarin onderhandelaars van zowel ontwikkelde als ontwikkelingslanden samenwerken.

De Cartagena Dialoog wil de ambitie van het akkoord in Parijs vergroten, en richt zich op het bereiken van consensus in de onderhandelingen en op het vinden van thema’s waarop gezamenlijk actie ondernomen kan worden.

Binnen deze groep bestaat overeenstemming over de bouwstenen van de uitkomst van Parijs:

  • het moet dynamisch, houdbaar en gebalanceerd zijn;

  • het moet bijdragen aan de transformatie naar klimaatbestendige en klimaatneutrale groei, en;

  • iedereen zal naar vermogen een bijdrage moeten leveren en uit het akkoord moet solidariteit met de meest kwetsbaren en allerarmsten blijken.

De deelnemers aan de Dialoog hebben zich voorgenomen om richting Parijs gezamenlijke boodschappen op te stellen over een lange termijn doelstelling, INDC’s, ambitie cycli en reken- en rapportageregels. Doel is om deze boodschappen «mee te nemen» naar andere formele en informele bijeenkomsten, en deze te delen met landen die bijvoorbeeld nog bezig zijn met het opstellen van hun INDC’s.

Korte termijn mitigatie actie (voor 2020)

Annuleren overschotten Kyoto-rechten

Onderdeel van de onderhandelingen richting en in Parijs is ook het ondernemen van mitigatieactie vóór 2020. Nederland verwacht hierbij actie van alle partijen.

Ook de EU moet zoeken naar aanvullende mogelijkheden voor meer actie. Op dat punt heeft Duitsland een voorstel gedaan. Naar verwachting zal niet alleen de EU, maar ook Nederland tot 2020 meer reduceren dan waartoe zij onder het Kyoto protocol verplicht zijn. Daarbij gaat het om emissiereductie in de sectoren die niet onder het EU ETS vallen, zoals transport, landbouw en de gebouwde omgeving. Duitsland, dat eveneens een reductieoverschot verwacht, heeft vorig jaar aangekondigd haar overschotten aan Kyoto-rechten te zullen annuleren en heeft andere EU landen opgeroepen hetzelfde te doen. Het Verenigd Koninkrijk heeft al in een eerder stadium een deel van Kyoto overschotten geannuleerd. Andere EU lidstaten van de Green Growth Group hebben in beginsel positief gereageerd op de Duitse oproep.

Het kabinet heeft daarom besloten ook haar bijdrage te leveren en de eventuele Nederlandse overschotten aan niet-ETS Kyoto-rechten te annuleren. Het gaat hier om de annulering van daadwerkelijk ontstane overschotten. Deze annulering vindt pas plaats nadat definitief is gebleken dat de rechten niet meer nodig zijn. Dit heeft geen invloed op de beschikbaarheid van rechten voor Nederlandse bedrijven onder het ETS, zoals bedrijven in de energie- en staalsector.

Er zal geen nieuwe verplichtingenperiode onder het Kyoto protocol volgen. Ook zullen deze rechten niet gebruikt kunnen worden onder het nieuwe klimaatakkoord, omdat hier internationaal grote weerstand tegen bestaat. Daarnaast bieden de conclusies van de Europese Raad van oktober 2014 geen opening om overschotten in de niet-ETS sectoren tot 2020 mee te nemen naar de periode na 2020, hoewel sommige lidstaten hiervoor gepleit hebben. Het is niet wenselijk als er na 2020 veel rechten boven de markt blijven hangen en er hierover opnieuw discussie kan ontstaan. Daarom wil Nederland, samen met Duitsland, met dit gebaar de onderhandelingen een positieve stimulans geven en andere EU landen oproepen om hetzelfde te doen.

Verminderen HFK-emissies

Een andere actie die op korte termijn aanvullende klimaatwinst oplevert is de inzet die Nederland levert op het verminderen van HFK’s (fluorkoolwaterstoffen). In de 2e helft van 2015 is Nederland waarnemend voorzitter van de EU in het Montreal Protocol. Daarmee speelt Nederland een vooraanstaande rol bij het werken aan internationale afspraken onder het Protocol. Deze moeten leiden tot het zo ver mogelijk uitfaseren van de productie en consumptie van HFK’s. Het draagvlak om tot dergelijke afspraken te komen lijkt groeiend. Inmiddels liggen vier voorstellen op tafel van o.a. de VS, Canada en Mexico, India, de EU en van een groot aantal eilandstaten. Vanaf juni 2015 wordt hierover verder onderhandeld.

Daarnaast zet Nederland via het Montreal Protocol en de Climate and Clean Air Coalition in op het stimuleren en verbeteren van de informatie over de beschikbaarheid van klimaatvriendelijke alternatieven voor deze voor het klimaat zeer schadelijke gassen.

2. Klimaattop New York, 29 juni 2015

Op 29 juni as. vindt op uitnodiging van dhr. Sam Kahama Kutesa, voorzitter van de Algemene Vergadering van de VN, het High-Level Event on Climate Change (Klimaattop) plaats. Dit is een vervolg op de Ban Ki-moon Klimaattop van september 2014. De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu zal hier namens Nederland aan deelnemen.

Tijdens de Ban Ki-moontop is een Actie-agenda gelanceerd, waarin acht actiegebieden zijn benoemd: landbouw, bosbouw, steden, energie, financiering, verontreinigende stoffen, weerbaarheid en transport/mobiliteit. Aan elk van de actiegebieden zijn internationale samenwerkingsinitiatieven van coalities van staten en niet-statelijke actoren gekoppeld, waarbij gewerkt wordt aan oplossingen voor CO2-reductie. Zo werkt Nederland samen met de Climate and Clean Air Coalition (CCAC) op het gebied van «Green Freight» en is Nederland actief op het gebied van elektrische mobiliteit.

Het doel van de vervolgbijeenkomst in New York is het politieke momentum voor klimaat verder te vergroten in aanloop naar de COP in Parijs. In New York zal ook aandacht gegeven worden aan de voortgang van de genoemde initiatieven.

Nederland zal tijdens de Klimaattop specifiek aandacht vragen voor de actiegebieden transport/mobiliteit en water. Reden hiervoor is dat Nederland door het Franse voorzitterschap van de COP21, in aanloop naar èn op de COP, is gevraagd op het actiegebied transport/ mobiliteit een coördinerende rol te spelen.

Daarnaast zal Nederland met de Wereldbank, Frankrijk en Peru, het voorzitterschap van de COP ondersteunen bij de te organiseren «Resilience and Adaptation Action Day». Water is hier één van de leidende thema’s.

Beide initiatieven worden hieronder nader toegelicht. De overige coalities en initiatieven waaraan Nederland actief deelneemt, staan beschreven in de bijlage bij deze brief. De bijeenkomst in New York is een goed moment om ook daarvan de voortgang te peilen die sinds de Ban Ki-moon top van september 2014 gemaakt is.

Coalities Duurzame Mobiliteit

Een aantal mondiale koepels en programmaorganisaties heeft zich aan het thema Duurzame Mobiliteit verbonden met resultaatgerichte low emission transport – initiatieven in onder meer vrachtvervoer, brandstoffen en elektrische mobiliteit. Deze initiatieven kennen zowel statelijke als niet-statelijke actoren. Nederland ondersteunt het COP voorzitterschap in het samenbrengen van deze initiatieven in aanloop naar – en tijdens – de COP in Parijs.

Dit gebeurt heel concreet door ervoor te zorgen dat een podium wordt geboden aan praktijkvoorbeelden en boegbeelden van klimaatslimme oplossingen, die door de coalities en de sector zijn ontwikkeld. Doel hiervan is om het ambitieniveau in de sector verder te verhogen, kennisuitwisseling te stimuleren en het aantal acties in de verschillende initiatieven te vergroten en uit te breiden. Inzet van Nederland is om op het internationale vlak door betrokken partijen een verdubbeling van de «transport-klimaat-initiatieven» te laten presenteren.

Zo kunnen regeringen er samen met niet-statelijke actoren voor zorgen dat de ambitie van een mondiaal akkoord ook daadwerkelijk wordt omgezet in actie.

Adaptatie/Resilient Cities

Water is één van de leidende thema’s bij de «Resilience and Adaptation Action Day». De in Nederland ontwikkelde integrale deltabenadering staat model voor de aanpak van water gerelateerde adaptatie. Tijdens de UN Conferentie voor Disaster Risk Reduction van 14–18 maart 2015 in Sendai (Japan) heeft Nederland, in samenwerking met Japan en Colombia, een Deltacoalitie gelanceerd waarmee we deze benadering wereldwijd kunnen helpen toepassen en doorontwikkelen.

Tijdens het Nederlandse EU-Voorzitterschap vindt in Rotterdam van 10–13 mei 2016 de wereldwijde conferentie Adaptation Futures 2016 plaats. Dit wordt een grote conferentie voor beleid, wetenschap en praktijk, die zich vooral richt op adaptatie en innovatie. Nederland en de Europese Commissie zijn samen gastheer van deze conferentie, in samenwerking met het Global Programme of Research on Climate Change Vulnerability, Impacts and Adaptation (PROVIA).

Wereldwijd zijn er vele initiatieven (zie bijlage) om de weerbaarheid van steden tegen klimaatverandering te vergroten. Nederland heeft hierbij een leidende rol in het organiseren van de betrokkenheid van andere overheden, bedrijven en belanghebbenden en steunt de ontwikkeling en werking van het initiatief met financiële en personele middelen.

Sterke coalities gericht op water en adaptatie versterken zo de basis, de veerkracht van onze samenleving, en daarmee niet alleen het incasseringsvermogen maar juist het perspectief op mitigatie-succes. De aanpak van de wateropgave wereldwijd versterkt die positie.

3. Uitvoering Motie Jan Vos4 en samenwerking met minder ontwikkelde landen

De motie Jan Vos «verzoekt de regering tot extra inspanning om door middel van bilaterale en multilaterale overeenkomsten met minder ontwikkelde landen, klimaatvervuiling tegen te gaan».

Het kabinet is van mening dat de samenwerking met de minder ontwikkelde landen essentieel is voor een effectieve aanpak van klimaatverandering. Nederland zet zich hiervoor in en heeft de beleidsmatige samenwerking met minder ontwikkelde landen op het gebied van duurzaam transport en mobiliteit (zoals eerder in de brief beschreven) recentelijk geïntensiveerd. Ook neemt Nederland deel aan andere, in deze brief genoemde, coalities en initiatieven. Een voorbeeld is de Cartagena Dialoog die inzet op een vergroting van de ambitie van het akkoord in Parijs. Een ander voorbeeld van samenwerking met de minder ontwikkelde landen is, gelijk de strekking van de motie, de Nederlandse deelname aan de coalitie tegen ontbossing welke vorig jaar op de VN top in New York werd opgericht. De Nederlandse inzet is erop gericht bossen in stand te houden en bosdegradatie tegen te gaan. Dit gebeurt o.a. door het bijdragen aan het bestrijden van handel in illegaal hout, de inzet op duurzame productie van landbouwproducten en het verhogen van de economische waarde van bos. Dit sluit aan bij de inzet van Nederland op het tot een betrouwbaar en bruikbaar instrument maken van REDD+ (Reducing Emissions from Deforestation and Forest Degradation) en het benutten van de getoonde betrokkenheid van het (Nederlandse) bedrijfsleven daarbij (zie ook bijlage 1, «Coalitie tegen ontbossing»). Ook bilateraal wordt aandacht besteed aan het thema ontbossing. De Nederlandse inzet draagt in alle gevallen bij aan het aanpakken van klimaatverandering, ook en vooral in minder ontwikkelde landen.

Tevens steunt Nederland ontwikkelingslanden om hun economische groei minder CO2-intensief te maken. Zo investeert Nederland bijvoorbeeld in het Energising Development-programma (EnDev) dat sinds 2005 al 14 miljoen mensen toegang tot schone energie heeft verschaft in 24 ontwikkelingslanden. Een multilateraal voorbeeld voor hernieuwbare energie is het SREP (Scaling-up Renewable Energy Program) van de Wereldbank. De bilaterale en multilaterale samenwerkingsverbanden die Nederland aangaat voor klimaat-resistente ontwikkeling en groene groei krijgen met name vorm in de sectoren water, voedselzekerheid, integraal landschapsbeheer en energie. Daarnaast worden landen ondersteund met kennis over de gevolgen van klimaatverandering en planning in het kader van de UNFCCC, zoals het opstellen van hun INDC’s.

Daarom zal het kabinet ook inzetten op meer betrokkenheid van de private sector bij de samenwerking met ontwikkelingslanden op het gebied van klimaat. Recent heeft uw Kamer hierover een brief ontvangen5.

4. Groene Klimaat Fonds

Het Groene Klimaat Fonds (Green Climate Fund/GCF) is een belangrijk nieuw fonds waar donoren en ontvangende ontwikkelingslanden samen eigenaar van zijn en waar bedrijfsleven en NGO’s ook gehoord worden. Na de toezeggingen van donorlanden op 22 november 2014 en daarna – die optelden tot ruim 10 miljard US$ – is inmiddels bijna 60% van deze toezeggingen omgezet in harde financiële verplichtingen. Nederland heeft zijn eerder toegezegde bijdrage van 100 miljoen euro vastgelegd als bijdrage aan het initiële kapitaal van GCF. De inzet van het fonds is er op gericht nog voor de COP in Parijs de eerste klimaatrelevante investeringen in midden- en lage inkomenslanden via het GCF op te starten.

Tot slot

De internationale gemeenschap gaat een enerverend volgend halfjaar in. Hierbij zal het hele kabinet, met uw steun, inzetten op ambitie en actie.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, W.J. Mansveld

Bijlage 1 Internationale samenwerkingsinitiatieven uit de Ban Ki-moon klimaattop van september 2014, waaraan Nederland actief deelneemt

Carbon Pricing Leadership Coalition

Het beprijzen van koolstof staat hoog op de (inter)nationale agenda en wordt gezien als de meest kosteneffectieve manier om tot koolstofarme economische groei te komen. Tijdens de Ban Ki-moon klimaattop van september 2014 spraken meer dan 1000 bedrijven, banken en pensioenfondsen, 74 landen, waaronder Nederland, en 25 regionale overheden hun steun uit voor het beprijzen van CO2.

Ook de Global Commission on the Economy and Climate pleit in haar rapport «New Climate Economy» voor een sterke, voorspelbare prijs voor CO2 om enerzijds voldoende economische groei te realiseren en anderzijds de grote risico’s van klimaatverandering te mitigeren. In vervolg hierop is door de Wereldbank tijdens de Jaarvergadering van de Wereldbank/IMF de «Carbon Pricing Leadership Coalition» gelanceerd waar ook Nederland aan zal deel nemen. Binnen deze coalitie werken (sub)nationale overheden, het bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties samen en delen ze kennis en ervaringen om effectieve instrumenten voor het beprijzen van CO2 te ontwikkelen, te implementeren en te verbeteren. Deze instrumenten moeten leiden tot het realiseren van substantiële emissiereducties, tot behoud van de concurrentiekracht, meer banen en het stimuleren van innovatie. De coalitie zal intensief samenwerken met de Global Commission on the Economy and Climate, de OESO en het IMF bij het realiseren van de twee belangrijkste producten: de «Principles for «Successful Carbon Pricing» en de op de toekomst gerichte «Scenarios for Carbon Pricing».

Met deze uitgangspunten en scenario's worden (sub/supra)nationale overheden, investeerders en het bedrijfsleven in staat gesteld betere en weloverwogen (middel)lange termijn beslissingen te nemen.

Bij de Voorjaarsvergadering van de Wereldbank/IMF is tijdens een high-level meeting, waar Minister Ploumen van BHOS bij aanwezig was, ook het belang van het beprijzen van koolstof benadrukt voor het creëren van een gelijk speelveld voor meer groene investeringen.

Climate and Clean Air Coalition

De Climate and Clean Air Coalition (CCAC) is een in 2012 opgericht multi-stakeholder samenwerkingsverband dat zich richt zich op het verminderen van de uitstoot van stoffen met een kortdurend klimaateffect, zoals roet, methaan en sommige fluorkoolwaterstoffen (HFK’s). Substantiële vermindering van de uitstoot van deze stoffen wereldwijd complementeert de inzet op het verminderen van CO2 emissies. Dit maakt onderdeel uit van de wereldwijde inspanning om klimaatverandering op de kortere termijn tegen te gaan. Daarnaast draagt het bij aan de verbetering van de lokale luchtkwaliteit, gezondheid, economie en voedselzekerheid. In potentie kan met kosteneffectieve maatregelen voor het verminderen van deze emissies wereldwijd: (1) de opwarming in de komende decennia met een halve graad verminderen en (2) jaarlijks 2,4 miljoen voortijdige doden worden voorkomen en (3) 30 miljoen ton gewasverliezen worden vermeden6.

Inmiddels nemen meer dan 100 landen, internationale organisaties, NGOs en vertegenwoordigers van het bedrijfsleven deel aan de CCAC.

Tijdens de VN-klimaattop in New York in september 2014 heeft Nederland zich aangesloten bij de volgende CCAC initiatieven:

  • het versterken van samenwerking tussen steden voor de invoering van duurzaam afvalbeheer ter vermindering van methaanemissies en roet uit stortplaatsen en afvalverbranding. Nederland zet zich daarbij in op samenwerking tussen Nederlandse en buitenlandse steden en het bedrijfsleven;

  • het verminderen van methaanemissies uit de olie- en gassector: Nederland is in overleg met Nederlandse bedrijven over een mogelijke bijdrage aan deze doelstelling van de coalitie;

  • roetemissies van zwaar transport: Nederland zet zich in voor de opschaling van logistieke samenwerking in vervoersbewegingen in Green Freight programma’s zoals het Nederlandse Lean and Green.

Coalitie tegen ontbossing

Tijdens de VN-klimaattop van september 2014 is een initiatief gelanceerd gericht op het tegengaan van ontbossing. Diverse landen, bedrijven en NGO’s hebben zich gecommitteerd aan acties om ontbossing tegen te gaan en emissies uit ontbossing te reduceren. Het Nederlandse beleid is er op gericht bossen in stand te houden en bosdegradatie tegen te gaan. Via het EU-FLEGT programma (Forest Law Enforcement, Governance and Trade) draagt Nederland bij aan het bestrijden van handel in illegaal hout. Ook zet Nederland in op duurzame productie van landbouwproducten zoals soja en palmolie en mikt daarbij op transitie naar 100 procent verantwoorde/duurzame productie van deze producten onder meer door samenwerking tussen Nederland en de belangrijkste productie- en inkooplanden van deze producten. Ook het verhogen van de economische waarde van bos kan bijdragen aan het tegengaan van ontbossing. Dit laatste sluit aan bij de inzet van Nederland op het tot een betrouwbaar en bruikbaar instrument maken van REDD+ (Reducing Emissions from Deforestation and Forest Degradation) en het benutten van de getoonde betrokkenheid van het (Nederlandse) bedrijfsleven daarbij.

Alliantie voor klimaatslimme landbouw

Nederland is actief in het mondiaal agenderen van klimaatslimme landbouw. Zo hebben Minister-President Rutte en Staatssecretaris Dijksma tijdens de Ban Ki-moon Klimaattop in september 2014, namens de verschillende partners, de Global Alliance for Climate Smart Agriculture (hierna: Alliance) gelanceerd.

De Alliance telt nu meer dan 80 leden bestaande uit overheden, internationale organisaties, bedrijven, kennisinstellingen en maatschappelijke organisaties.

Vanuit de drie doelstellingen van klimaatslimme landbouw – verhoging van duurzame landbouwproductie, het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen door landbouw en het aanpassen van landbouw en voedselsystemen aan klimaatverandering – draagt de Alliance bij aan het realiseren van voedselzekerheid en het duurzaam voeden van 9 miljard mensen in 2050.

Nederland wordt beschouwd als een waardevolle partner, is actief lid van de Alliance en wil met publiek-private partnerschappen kennis en innovatieve oplossingen sneller en effectiever uitwerken, inzetten en opschalen.

Vergroten weerbaarheid van steden tegen klimaatverandering

Wereldwijd komen private en publieke initiatieven op om de weerbaarheid van steden tegen klimaatverandering en rampen te vergroten: C407, 100 Resilient Cities en andere. UNISDR (UN Office for Disaster Risk Reduction) heeft met zijn Making Cities Resilient Campaign al meer dan 2500 steden aan boord. Steden hebben behoefte aan goede en bruikbare gegevens op lokaal niveau, partners met oplossingen, technische kennis en kennis over financieringsstrategieën. Tegelijk bieden veel bedrijven, kennisinstellingen en NGO’s hun hulp aan UNISDR aan.

Om vraag en aanbod van kennis en diensten effectief met elkaar te verbinden is het concept van Resilient Cities Connect ontwikkeld. Het is in de eerste plaats een web-based platform waar steden hun vragen formuleren en andere steden maar ook NGO's, bedrijven en kennisinstellingen hun kennis en diensten aanbieden.


X Noot
1

Kamerstuk 31 793, nr. 93.

X Noot
2

Zie de brief over private klimaatfinanciering van de Minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, Kamerstuk 33 625, nr. 154.

X Noot
3

Intended Nationally Determined Contribution of Voorgenomen Nationaal Bepaalde Bijdrage.

X Noot
4

Kamerstuk 21 501-08, nr. 553.

X Noot
5

Kamerstuk 33 625, nr. 154.

X Noot
7

C40: een netwerk van mega-steden die zich hebben verbonden aan het adresseren van klimaatverandering. Rotterdam en Amsterdam zijn als «Innovator Cities» lid van het netwerk.

Naar boven