33 625 Hulp, handel en investeringen

Nr. 154 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 april 2015

Zoals toegezegd tijdens de begrotingsbehandeling 2015 informeer ik u, mede namens de Staatssecretaris voor Infrastructuur en Milieu, middels deze brief over de betrokkenheid van de private sector bij de Nederlandse internationale inzet voor het tegengaan van klimaatverandering en het bestrijden van de gevolgen van klimaatverandering in ontwikkelingslanden.

De samenwerkingsagenda met de private sector voor klimaat wordt beschreven in drie delen: eerst wordt ingegaan op de stijging van private klimaatfinanciering tot 2017, dan volgt een schets van de mogelijke samenwerking met de Nederlandse institutionele beleggers om ten slotte in te gaan op de kansen voor het Nederlandse bedrijfsleven.

Ter inleiding: de klimaattop in Parijs

Dit jaar is een belangrijk jaar voor de mondiale klimaatonderhandelingen.

Het bevorderen van klimaatinvesteringen zou een belangrijke focus moeten zijn van het nieuwe akkoord. Er moet in Parijs een niet te negeren signaal komen van regeringen dat we nu met alle relevante spelers (overheden, private spelers, NGO’s, steden etc.) gaan investeren, investeren om voor mensen een beheersbaar klimaat en een leefbare wereld te behouden.

Het bedrijfsleven ziet het belang van klimaatverandering. Er ontstaan nieuwe risico’s voor afzetmarkten en toevoerlijnen, maar ook kansen voor investeringsmogelijkheden in groene groei. Die kansen zijn overtuigend neergezet in het rapport «The New Climate Economy», dat werd opgesteld onder leiding van oud-president van Mexico Felipe Calderón. Een nieuw klimaatakkoord met een langetermijndoelstelling voor het reduceren van CO2 kan zorgen voor een toename van klimaatinvesteringen. Publiek-private samenwerking op dit onderwerp is daarom opportuun: er is een gezamenlijke verantwoordelijkheid, een gezamenlijk belang en een mogelijkheid voor overheid en bedrijfsleven om elkaar te versterken bij de inzet om klimaatverandering en de gevolgen van een wereld met stijgende temperaturen tegen te gaan.

De private sector en klimaat: richting EUR 300 mln. in 2017

Er is nog onduidelijkheid wat internationaal zal worden aangemerkt als een private inzet voor klimaat zoals bedoeld in de VN onderhandelingen. In antwoord op de motie van het lid Sjoerdsma (Kamerstuk 33 625, nr. 60) over private klimaatfinanciering schreef ik uw Kamer dat we in OESO kader werken aan methoden om deze financiële stromen inzichtelijk te maken. De verwachting is dat er eind 2015 een aantal rapportageopties voor zullen liggen.

In 2013 bedroegen volgens het Climate Policy Initiative (CPI), een internationale NGO die zich heeft gespecialiseerd in het volgen van internationale klimaatuitgaven, de investeringen in niet-OESO landen voor klimaat USD 164 miljard. Dit bedrag bestaat uit publieke en private investeringen. Een belangrijke bevinding is dat het grootste deel van dit bedrag bestaat uit lokale private investeringen. De financiële stromen van ontwikkelde landen naar ontwikkelingslanden bedroegen in dat jaar USD 34 miljard.

Nederland is een grote donor bij instellingen die publiek – private investeringen bevorderen. Denk aan de ontwikkelingsbanken en multilaterale fondsen zoals het Global Environment Fund. Het is mijn streven om aantoonbaar te maken dat Nederland met deze inzet en de beschikbare bedrijfsleven instrumenten bijdraagt aan het mobiliseren van private investeringen voor klimaat. Ik streef ernaar om in 2017 een bedrag van EUR 300 mln. te kunnen rapporteren als door Nederland gemobiliseerde private klimaatfinanciering.

Omdat er nog onzekerheden zijn over definities en rapportage methoden zal ik jaarlijks een prognose afgeven over de invulling van de private sector financiering voor klimaat in de HGIS nota. Voor 2015 is een bedrag van EUR 100 mln. in de prognose in de HGIS opgenomen. Nederland is hiermee een van de eerste landen die een voorspelling doet over zijn private inzet en erover zal rapporteren. Andere landen onderzoeken nog hoe de rapportage vorm te geven.

Private klimaatinvesteringen kunnen bestaan uit o.a. directe investeringen/medefinanciering van projecten via leningen of het verschaffing van eigen vermogen of indirect via investeringen in fondsen. Deze vormen van private betrokkenheid bij klimaat kunnen op drie manieren worden bevorderd:

  • 1. De «vergroening» van de bestaande samenwerking met de private sector via publiek-private partnerschappen en multilaterale programma’s

  • 2. Toename van de inzet op klimaat van bilaterale en multilaterale ontwikkelingsbanken

  • 3. Ontwikkeling van nieuwe instrumenten zoals een nieuw fonds bij FMO: de Climate Development and Finance Facility

Vergroening van bestaande samenwerking. Nederland kent een breed scala aan bilaterale en multilaterale instrumenten waarbij samenwerking met de private sector centraal staat zoals het Fonds Duurzaam Water, het Global Environment Fund (GEF) of het energiefonds (SREP) van de Wereldbank. Deze instrumenten en fondsen bieden financiering voor projecten die armoederelevant zijn, een aantoonbare significante CO2-reductie teweegbrengen en/of de gevolgen van klimaatverandering (adaptatie) tegengaan. Nederland pleit voor een groter aandeel klimaatrelevante projecten in de multilaterale programma’s en integreert aandacht voor klimaat waar mogelijk in de bilaterale programma’s.

Een studie van Triple E consulting1 heeft op basis van een eigen rekenmethode geschat dat op projectniveau Nederland in 2015 naar verwachting EUR 100 miljoen aan private investeringen kan genereren voor klimaat.

In juni 2014 vond er op het Ministerie van Buitenlandse Zaken een seminar plaats over de samenwerking tussen NGO’s, bedrijfsleven en overheid bij het bevorderen van private initiatieven voor klimaat. De daar geformuleerde agenda moet gaan leiden tot onder andere projectontwikkeling, kleinschalige hernieuwbare energie en water projecten. Deze samenwerking wordt voortgezet. Het door IUCN vormgegeven nieuwe netwerk, Dutch Agriculture and Water Alliance, is hierbij de motor.

Intensivering van klimaatfinanciering bij bilaterale en multilaterale ontwikkelingsbanken. Zowel de bilaterale ontwikkelingsbanken (zoals het Duitse KfW en het Nederlandse FMO) als de multilaterale banken (EBRD, Wereldbankgroep en de regionale ontwikkelingsbanken) werken samen met de OESO aan methoden om hun inzet voor klimaat meer inzichtelijk te maken. Ook de rapportage over de betrokkenheid van private partijen bij projecten die door de ontwikkelingsbanken worden gefinancierd wordt nu expliciet genoemd. De verwachting is dat de komende jaren de banken collectief zullen rapporteren over het mobiliseren van private middelen. Veel banken nemen targets op zich om investeringen in klimaat te laten groeien. De combinatie van meer transparantie en deze targets zorgt voor een toename van de inzet van de banken op klimaat. Conform zal in de Nederlandse rapportage ook zo worden gerapporteerd. In Nederland is FMO een belangrijke speler. Dit jaar zal FMO opnieuw een Sustainability Bond uitgeven. Zo maakt FMO haar portfolio meer klimaatrelevant.

Nieuwe initiatieven. FMO is bezig met de oprichting van de Climate Development and Finance Facility, CDFF. De faciliteit wordt ingericht om in drie fasen ondersteuning te bieden: een project wordt ontwikkeld (fase 1), gebouwd (fase 2) en geherfinancierd (fase 3). Dit klimaatfonds dat een inleg van EUR 135 miljoen van verschillende nationale overheden en financiële instellingen hoopt te krijgen, beoogt de komende jaren ruim twee miljard aan private middelen te mobiliseren. Als het fonds er komt, zal Nederland het ondersteunen met EUR 7 mln. en samen met FMO optrekken om ook andere donoren en financiële instellingen te interesseren voor het initiatief. Internationaal is er veel belangstelling voor deze faciliteit. FMO presenteerde dit idee onder andere in het internationale «innovation lab», een initiatief van onder andere VK, VS en Nederland om samen met grote financiële instellingen private stromen voor klimaat wereldwijd te vergroten.

Samenwerking met institutionele beleggers.

In de bijlage is een haalbaarheidsonderzoek opgenomen naar de mogelijkheden voor een financieringsinstrument met Nederlandse institutionele investeerders2. Beleggers onderzoeken de mogelijkheden om te diversifiëren en hun portfolio’s meer sociale impact te geven conform de wens van hun klanten, aldus de onderzoekers. Het haalbaarheidsonderzoek beschrijft hoe een nieuw Nederlands fonds invulling kan geven aan de verplichtingen van Nederland onder het Kopenhagen akkoord en op welke wijze een effectieve samenhang kan worden bewerkstelligd met de inzet van private middelen. Het rapport geeft algemene inzichten en bevat geen toezeggingen van bij het onderzoek betrokken partijen. De positieve grondhouding van institutionele beleggers zoals weergegeven in de studie is een reden om met institutionele beleggers te praten over verdere samenwerking. Dit gesprek zal op korte termijn plaatsvinden.

Kansen voor het Nederlandse bedrijfsleven

Nederland heeft een sterke internationale concurrentiepositie op het gebied van watermanagement en landbouw. Juist deze sectoren zullen meer klimaatresistent moeten worden, waarvoor extra innovatie en investeringen nodig zijn. Voorbeelden zijn climate smart agriculture en grote infrastructurele projecten, zoals het National Capital Integrated Coastal Development project in Jakarta (een combinatie van kustbescherming met onder andere transport en havenontwikkeling). Door kennis, financieringsinstrumenten en bedrijven goed met elkaar te verbinden kunnen kansen worden vergroot. Het ontwikkelen van concrete klimaatprojecten is een uitdaging die ook bij de diverse Topsectoren onder de aandacht wordt gebracht. Ook zet de regering in op meer mogelijkheden voor de private sector in bestaande en nieuwe klimaatfondsen, zoals het Groene Klimaatfonds. Voor de Climate Investment Funds is een overzicht gemaakt van de mogelijkheden voor Nederlandse bedrijven door Energie Centrum Nederland.

Concluderend

Bedrijven, overheden, NGO’s, internationale ontwikkelingsbanken en – organisaties, institutionele beleggers en vele andere actoren brengen de implicaties van klimaatverandering voor hun inzet en werkwijze in kaart. Hierbij weten de verschillende partijen elkaar steeds beter te vinden. De samenwerkingsagenda tussen overheid en bedrijfsleven voor klimaat is gebaseerd op een gezamenlijke verantwoordelijkheid, een gezamenlijk belang en het benutten van de mogelijkheden voor samenwerking. Er is de afgelopen twee jaar goede voortgang geboekt met aansprekende initiatieven en naar verwachting een aantoonbaar groeiende financiële inzet van private partijen. De regering blijft zich inzetten om deze samenwerking nader vorm te geven om economische kansen te grijpen, meer mensen te bereiken en zo bij te dragen aan een duurzame wereld.

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, E.M.J. Ploumen

Naar boven