31 765 Kwaliteit van zorg

29 538 Zorg en maatschappelijke ondersteuning

Nr. 811 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR LANGDURIGE ZORG EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 27 september 2023

Donderdag 28 september staat het plenaire debat over de toekomst van de ouderenzorg (re- en dupliek) op de agenda. In de media lijkt onduidelijkheid te zijn ontstaan over de financiële ontwikkelingen op het terrein van de ouderenzorg. Met deze brief beoog ik deze onduidelijkheid weg te nemen en kom daarmee tegemoet aan het verzoek van uw Kamer d.d. 26 september jl.

In mijn brief van 8 juni jl.1 heb ik de financiële ontwikkelingen op het terrein van de ouderenzorg in de Wet langdurige zorg (Wlz) uiteengezet.

De kern is dat ook na de maatregelen uit het coalitieakkoord2 en overige financiële bijstellingen op het terrein van de Wlz zowel op macro- als op microniveau sprake is van «minder meer» uitgaven. Het totaal aan beschikbare middelen voor de ouderenzorg in Wlz stijgt in de periode 2022–2027 met € 2,4 miljard van € 15,9 miljard naar € 18,3 miljard (in prijspeil 2022, dus exclusief indexering voor loon- en prijsontwikkelingen).

Tabel 1: Ontwikkeling uitgaven Wlz-ouderenzorg (prijspeil 2022)

Bedragen x € 1 miljard

2022

2023

2024

2025

2026

2027

mutatie 2022–2027

absoluut

relatief

Uitgaven Wlz-ouderenzorg

15,9

16,4

16,8

17,1

17,7

18,3

2,4

15,1%

In mijn brief van 8 juni heb ik voorts laten zien dat ook het gemiddeld beschikbare bedrag per Wlz-cliënt in de periode 2022–2027 een stijging laat zien van 1,4 procent (in prijspeil 2022). Daarbij heb ik rekening gehouden met de demografische ontwikkeling van de ouderenzorg op basis van inzichten van het CPB uit haar Middellange termijnverkenning zorg 2022–2025. Voor de ondersteuning van de transformatie is voorts een bedrag van € 1,65 miljard beschikbaar in de periode 2023–2027 vanuit het WOZO-programma en flankerend beleid.

In de eerste termijn van het debat met uw Kamer lag de nadruk niet zozeer op de ontwikkeling van het Wlz-kader in het geheel, maar op de ombuigingen uit het coalitieakkoord en de aanpassing van de normatieve huisvestingscomponent (NHC).

Over de hoogte van de ombuigingen (inclusief de tariefaanpassing van de NHC) op het terrein van de Wlz-ouderenzorg lijkt onduidelijkheid te zijn ontstaan. In diverse media wordt gesteld dat er sprake was van een voorgenomen ombuiging van € 450 miljoen. Dit is onjuist. Mogelijk is dit beeld ontstaan doordat er in de media geen rekening mee is gehouden dat een aantal maatregelen (net zoals de tariefsaanpassing van de NHC) een Wlz-breed bereik hebben en niet uitsluitend zien op de ouderenzorg.

Om dit toe te lichten heb ik in tabel 2 uiteengezet hoe de verschillende projecties zich tot elkaar verhouden.

Tabel 2: Overzicht ombuigingen coalitieakkoord (CA) en autonome aanpassing NZa op Wlz-terrein

Bedragen x € 1 miljoen

Wlz-breed

waarvan Wlz-ouderenzorg

idem na aanpassing

A

B

C

1

CA: Scheiden van wonen en zorg1

– 86

– 86

– 86

2

CA: Meerjarige contracten

– 125

– 70

0

3

CA: Kwaliteitskader verpleeghuiszorg

– 100

– 100

0

4

CA: Valpreventie 65-plussers

– 30

– 30

– 30

5

NZa: Aanpassing NHC

– 117

– 67

– 67

6

Totaal (som 1 tm 5)

– 458

– 353

– 183

X Noot
1

exclusief de verzachting ad € 40 miljoen voor onomkeerbare bouwplannen.

In tabel 2 maak ik onderscheid tussen projectie A – het voorgenomen Wlz-brede pakket, projectie B – het aandeel van de Wlz-ouderenzorg hierin en projectie C – de ombuigingen op de ouderenzorg na aanpassing van het voorgenomen besluit om twee tariefkortingen in 2024 niet te effectueren. Hierover heb ik uw Kamer op 19 september jl. (Prinsjesdag) geïnformeerd3.

  • Kolom A laat de opbouw zien van het voorgenomen Wlz-brede pakket aan ombuigingen in 2024. In totaal (post 6) ging het daarbij om een bedrag van € 458 miljoen, hetgeen afgerond overeenkomt met het hiervoor genoemde bedrag van € 450 miljoen in diverse media. Deze ombuigingen hebben naast de ouderenzorg ook effecten op de gehandicaptenzorg en de GGZ in de Wlz.

  • Kolom B is geschoond voor de effecten op de gehandicaptenzorg en de GGZ en laat zien dat het voorgenomen pakket voor € 353 miljoen betrekking had op de Wlz-ouderenzorg. Het verschil met kolom A wordt veroorzaakt doordat post 2 «meerjarig contracteren» (€ 70 miljoen in plaats van € 125 miljoen) en post 5 «Aanpassing NHC» (€ 67 miljoen in plaats van € 117 miljoen) voor een deel ook betrekking hebben op de hiervoor genoemde andere sectoren binnen de Wlz.

  • Kolom C laat tot slot zien dat de ombuiging op de Wlz-ouderenzorg in 2024 per saldo uitkomt op € 183 miljoen. Hierin is het besluit van het kabinet om twee tariefkortingen in 2024 niet te effecturen verwerkt.

Uit tabel 2 blijkt dat in 2024 nog sprake is van twee ombuigingen die het kabinet heeft getroffen met het oog op de houdbaarheid en toegankelijkheid van de ouderenzorgenzorg. Het betreft de maatregel scheiden van wonen en zorg die wordt gerealiseerd door nieuwe verpleegzorgplekken vooral met extramurale leveringsvormen te realiseren en de investering in valpreventie die leidt tot een lagere instroom in de Wlz. De aanpassing van de normatieve huisvestingscomponent (NHC) vindt plaats op basis van een eigenstandige bevoegdheid van de NZa als onderdeel van haar regulier onderhoud van de tarieven.

In tabel 2 is tot slot bij alle drie de projecties nog geen rekening gehouden met de extra middelen die ik beschikbaar heb gesteld om de maatregel «scheiden van wonen en zorg» te verzachten4. Ik accommodeer met tijdelijke transitiemiddelen dat er op grond van onomkeerbare bouwplannen in de periode 2023–2026 nog 5.670 verpleegzorgplekken met verblijf kunnen worden gerealiseerd. Hiervoor is in 2024 een extra bedrag beschikbaar van € 40 miljoen. Daarmee komen de netto ombuigingen over de hele linie dus € 40 miljoen lager uit en gaat het in 2024 conform projectie C om een ombuiging van € 143 miljoen (in plaats van € 183 miljoen). De hiervoor genoemde transitiemiddelen en andere investeringen in de WOZO-actielijnen van € 1,65 miljard in de periode 2023–2027 zijn in tabel 2 buiten beschouwing gelaten.

Ik hoop dat ik u hiermee voldoende heb geïnformeerd.

De Minister voor Langdurige Zorg en Sport, C. Helder


X Noot
1

Kamerstuk 31 765, nr. 787.

X Noot
2

Bijlage bij Kamerstuk 35 788, nr. 77.

X Noot
3

Kamerstuk 31 765, nr. 796.

X Noot
4

Daarmee sluit ik bij de opzet van tabel 1 in deze brief zoveel aan bij de opzet van tabel 1 uit mijn brief van 8 juni jl. De extra transformatiemiddelen waren in de brief van 8 juni opgenomen in tabel 2 over de extra middelen voor de WOZO-actielijnen (post 5). Deze middelen zijn voor 2024 via de ontwerpbegroting 2024 van VWS verhoogd tot € 40 miljoen.

Naar boven