31 758 Invoering van een nieuw griffierechtenstelsel in burgerlijke zaken (Wet griffierechten burgerlijke zaken)

F VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 21 februari 2013

De leden van de commissie voor Veiligheid en Justitie1 hebben met belangstelling kennisgenomen van de memorie van antwoord inzake de reparatiewet griffierechten burgerlijke zaken (33 108). Op pagina 3 gaat de regering in op de toezegging betreffende vrijstelling van griffierecht voor het voeren van verweer tegen kinderbeschermingsmaatregelen (T01226).

Naar aanleiding daarvan hebben zij de minister van Veiligheid en Justitie op 29 januari 2013 een brief gestuurd.

De minister heeft op 15 februari 2013 gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, K. van Dooren

BRIEF AAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Den Haag, 29 januari 2013

De leden van de commissie voor Veiligheid en Justitie hebben met belangstelling kennisgenomen van de memorie van antwoord inzake de reparatiewet griffierechten burgerlijke zaken (33 108). Op pagina 3 gaat de regering in op de toezegging betreffende vrijstelling van griffierecht voor het voeren van verweer tegen kinderbeschermingsmaatregelen (T01226). De regering stelt dat deze toezegging reeds is uitgewerkt in de ministeriële regeling van 26 oktober 2010 (5673146/10/6) houdende de invoering van de Regeling griffierechten burgerlijke zaken (Stc. 2010, nr. 16993).

Deze leden wijzen u er nogmaals op dat de genoemde toezegging nog altijd als openstaand wordt ervaren. De reden hiervoor is de omissie van verzoeken om voorlopige voogdij in de ministeriële regeling, waardoor de onduidelijkheid omtrent deze categorie aanhoudt. De leden van de commissie verzoeken u dan ook om deze categorie alsnog expliciet vrij te stellen van griffierechten.

De voorzitter van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, A. Broekers-Knol

BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 februari 2013

In uw brief van 29 januari 2013, met kenmerk 151873.01U, geeft u aan dat in de ministeriële regeling van 26 oktober 2010 houdende de invoering van de Regeling griffierechten in burgerlijke zaken (Stc. 2010, nr. 16993) geen vrijstelling voor verzoeken om voorlopige voogdij is opgenomen. U verzoekt mij om deze categorie zaken alsnog expliciet vrij te stellen van de heffing van griffierecht.

Bij de behandeling van wetsvoorstel 31 758 is uw Kamer toegezegd dat ouders die een verweerschrift willen indienen tegen een verzoek tot toepassing van kinderbeschermingsmaatregelen worden vrijgesteld van de heffing van griffierecht. Daartoe is in artikel 1, eerste lid, onder g, van de Regeling griffierechten in burgerlijke zaken aan de bestaande uitzonderingen een nieuwe categorie zaken toegevoegd waarvoor geen griffierecht wordt geheven.

Ingevolge deze bepaling zijn alle verweerschriften tegen kinderbeschermingsmaatregelen, waaronder verweerschriften tegen verzoeken om voogdij of voorlopige voogdij, vrijgesteld van griffierecht.

Volledigheidshalve merk ik op dat in deze regeling ook verzoeken om voogdij, waaronder worden begrepen verzoeken om voorlopige voogdij, zijn vrijgesteld van de heffing van griffierecht. In artikel 1, eerste lid, onder f, is de vrijstelling opgenomen voor de indiening van verzoekschriften strekkende tot en in verband met de ontheffing en ontzetting uit het gezag of voogdij over minderjarigen. Dient derhalve, al dan niet tijdelijk, in de voogdij te worden voorzien doordat de ouders of een voogd uit het gezag respectievelijk de voogdij zijn ontzet of ontheven, dan valt een verzoek om (tijdelijke) voogdij onder de vrijstelling van deze bepaling.

Zelfs als niet in het kader van een kinderbeschermingsmaatregel in de voogdij over een minderjarige dient te worden voorzien, doordat geen gezag over een minderjarige wordt uitgeoefend, is een verzoek om (tijdelijke) voogdij vrijgesteld van de heffing van griffierecht.

De rechter zal in dat geval een voogd, al dan niet tijdelijk, benoemen (artikel 1:295–297 BW). De rechtbank benoemt een voogd ambtshalve of op verzoek (1:299 BW). Beide benoemingen zijn vrijgesteld van griffierecht ingevolge artikel 1, eerste lid, onder a, van de regeling.

De minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten


X Noot
1

Samenstelling:

Holdijk (SGP), Broekers-Knol (VVD) (voorzitter), Kneppers-Heijnert (VVD), Kox (SP), Engels (D66), Franken (CDA), Thissen (GL), Nagel (50PLUS), Ruers (SP), Van Bijsterveld (CDA) (vice-voorzitter), Duthler (VVD), Koffeman (PvdD), Kuiper (CU), Quik-Schuijt (SP), Strik (GL), K.G. de Vries (PvdA), Knip (VVD), Hoekstra (CDA), Lokin-Sassen (CDA), Scholten (D66), De Boer (GL), De Lange (OSF), Ter Horst (PvdA), Beuving (PvdA), Koole (PvdA), Schrijver (PvdA), Reynaers (PVV), Popken (PVV), Frijters-Klijnen (PVV), Swagerman (VVD)

Naar boven