31 757 Stedenbeleid

Nr. 95 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 maart 2018

Naar aanleiding van het wetgevingsoverleg Wonen en Ruimtelijke Ordening van 11 december 2017 heeft uw Kamer op 19 december 2017 de motie Ronnes/Dik-Faber1 aangenomen, waarin u mij verzoekt te onderzoeken of de regio Oost-Drenthe kan worden aangewezen als krimpregio.

Het is een gegeven dat verschillende gebieden in Nederland worden geconfronteerd met bevolkingsdaling, ontgroening, vergrijzing en een daling van het aantal huishoudens. Deze demografische ontwikkelingen kunnen leiden tot een cumulatie van problemen met effecten op de leefbaarheid. Hierdoor staan regio’s met bevolkingsdaling voor andere opgaven en uitdagingen dan groeiende regio’s of steden. Als Minister van BZK zet ik me aan Rijkszijde in voor de gebiedsgerichte integrale aanpak bij bevolkingsdaling.

Ook in de regio Oost-Drenthe is bevolkings- en huishoudendaling aan de orde. Om die reden is het gebied in 2014 als anticipeerregio aangewezen2 en onderdeel van het actieprogramma bevolkingsdaling. In 2015 is de huidige regio-indeling in krimp- en anticipeerregio’s door de Minister voor W&R vastgelegd tot en met 2019 om jaarlijkse discussies over prognoses en indeling te voorkomen, en de regio’s ruimte te geven voor het ontwikkelen van een langetermijnaanpak.3 Aan de Tweede Kamer is een herijking van de indeling in krimp- en anticipeerregio’s toegezegd op het moment van afloop van het actieplan bevolkingsdaling eind 2019.4

De regio Oost-Drenthe heeft meermaals, meest recent begin 2017, verzocht om vanuit het actieprogramma bevolkingsdaling als krimpregio te worden aangemerkt. Hierop is door mijn ambtsvoorgangers afwijzend gereageerd.5 Zoals toegezegd aan de Kamer heb ik opnieuw naar het verzoek gekeken en onderzocht of de regio Oost-Drenthe kan worden aangewezen als krimpregio. Ik constateer het volgende:

  • Bij de aanwijzing van krimp- en anticipeerregio’s is in 2014 gebruik gemaakt van Primos-prognoses om een eenduidig en vergelijkbaar beeld voor alle gebieden te hebben.6 De meest recente prognoses van Primos (uit 2017) ondersteunen de aanwijzing van Oost-Drenthe als anticipeerregio nog steeds, maar geven geen aanleiding om Oost-Drenthe aan te merken als krimpregio. Ik ben me ervan bewust dat de prognoses van Primos en CBS/PBL niet hetzelfde beeld geven van de verwachte huishoudendaling in 2040 (bijlage 17).

  • Een tussentijdse aanpassing van de indeling in krimp- en anticipeerregio’s, en daarmee het loslaten van de Primos-prognoses uit 2014 en de vaststellingscriteria voor krimpregio’s, opent de deur naar meer tussentijdse aanpassingen van de huidige regio-indeling. De toegezegde stabiliteit voor de reeds benoemde krimpgebieden kan dan niet worden geborgd.

  • Vanuit het actieprogramma bevolkingsdaling wordt in samenwerking met de regio’s ingezet op het aanscherpen en versnellen van de bestaande samenwerkingsafspraken tussen Rijk en krimp- en anticipeerregio’s8. In Oost-Drenthe is in augustus 2017 verkend dat het thema woningmarkt een grote opgave is voor de regio. Daarnaast is ook aandacht nodig voor de verbinding tussen onderwijs en arbeidsmarkt en de energietransitie. Dit voorjaar wordt met Oost-Drenthe een ontwerpend onderzoek gestart om deze opgaven gezamenlijk verder aan te scherpen om uiteindelijk te kunnen komen tot een maatwerkaanpak.

Deze constateringen doen mij besluiten om Oost-Drenthe niet als krimpregio aan te wijzen, en vast te houden aan een herijking eind 2019 van het actieprogramma bevolkingsdaling en de regio-indeling in krimp- en anticipeerregio’s. Hiervoor zal ik opnieuw naar de krimpproblematiek in alle regio’s in Nederland kijken op basis van de dan meest actuele prognoses. Ik wil daarbij benadrukken dat mijn beslissing niet afdoet aan de noodzaak van de gezamenlijke aanpak van de krimpproblematiek, waaronder de woningmarktopgaven, in de regio Oost-Drenthe. Ik zal de ontwikkelingen in dit gebied blijven volgen en ik zet de prettige samenwerking tussen de regio Oost-Drenthe en mijn ministerie met vertrouwen voort.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren


X Noot
1

Kamerstuk 34 775 XVIII, nr. 18

X Noot
2

Kamerstuk 33 894, nr. 4, 11 juli 2014, reactie op Initiatiefnota «regionale verschillen; omgaan met krimp».

X Noot
3

Kamerstuk 31 757, nr. 69, 11 mei 2015, reactie berekening Oost-Drenthe.

X Noot
4

Idem.

X Noot
5

Kamerstuk 33 894, nr. 4, 11 juli 2014, reactie op Initiatiefnota «regionale verschillen; omgaan met krimp»; Kamerstuk 31 757, nr. 69, 11 mei 2015, reactie berekening Oost-Drenthe; Brief «verzoek tot krimpregio» van Minister van BZK aan provincie Drenthe, 21 maart 2017.

X Noot
6

Bijlage bij Kamerstuk 33 894, nr. 4, 11 juli 2014, reactie op Initiatiefnota «regionale verschillen; omgaan met krimp».

X Noot
7

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
8

Kamerbrief Voortgang Actieplan Bevolkingsdaling, 14 juli 2017, Kamerstuk 31 757, nr. 93.

Naar boven