31 568 Staatkundig proces Nederlandse Antillen

Nr. 95 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR IMMIGRATIE, INTEGRATIE EN ASIEL

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 1 februari 2012

In reactie op uw schriftelijk verzoek van 19 januari jl. informeer ik u over mijn taken, bevoegdheden en beleidsvoornemens op het gebied van de BES-aangelegenheden. Verder ga ik nog specifiek in op het beleid ten aanzien van Europese Nederlanders, de uitvoering en de samenwerking in Caribisch Nederland met de andere landen van het Koninkrijk.

Bevoegdheden

Als minister voor Immigratie, Integratie en Asiel van Nederland ben ik verantwoordelijk voor de ontwikkeling en uitvoering van het vreemdelingenbeleid in Caribisch Nederland. De taken en bevoegdheden inzake het verlenen en intrekken van verblijfsvergunningen zijn toegedeeld aan de portefeuille van de minister van Immigratie, Integratie en Asiel. De toelatingstaken en de administratieve taken worden krachtens mandaat uitgeoefend door de Nederlandse Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND). De Koninklijke Marechaussee en ambtenaren van het politiekorps BES zijn belast met de handhaving van de vreemdelingenwet in de openbare lichamen op het terrein van de grensbewaking, toezicht en terugkeer.

Doelstellingen migratiebeleid

De vijf kerndoelstellingen van het migratiebeleid in Caribisch Nederland zijn;

  • 1. het versterken en verbeteren van het grenstoezicht;

  • 2. een asielprocedure conform de internationale verplichtingen;

  • 3. een zorgvuldige en efficiënte afhandeling van de toelatingsvragen;

  • 4. een goed geregelde en met voldoende waarborgen omklede vreemdelingenbewaring; en

  • 5. een zorgvuldig en humaan terugkeerbeleid.

Op basis van deze kerndoelstellingen is een effectieve en efficiënte vreemdelingenketen in Caribisch Nederland ingericht die voldoet aan de internationale normen.

Wet- en regeling Caribisch Nederland

Het uitgangspunt voor de transitie was dat het bestaande Nederlands-Antilliaanse recht zoveel mogelijk van kracht bleef. Dit recht werd zoveel mogelijk direct omgezet in een Nederlandse wet, algemene maatregel van bestuur of ministeriële regeling. Daar waar nodig zijn aanpassingen gedaan. Die aanpassingen zijn voor een belangrijk deel ontleend aan de internationale normen en verplichtingen. De belangrijkste wijzigingen zien op de volgende onderwerpen:

  • de introductie van de machtiging tot voorlopig verblijf en het terugkeervisum;

  • de mogelijkheid om een verzoek tot bescherming in te dienen;

  • een legesheffing voor aanvragen voor verblijf in Caribisch Nederland;

  • de verhoging van het niveau van de rechtsbescherming tegen vreemdelingenrechtelijke maatregelen naar Nederlands model.

De Wet toelating- en uitzetting BES (WTU-BES) is het equivalent van de Vreemdelingenwet 2000. De WTU-BES regelt de toegang en toelating van vreemdelingen en de toelating van Nederlanders. In de WTU-BES zijn ook regels gesteld met betrekking tot het toezicht en de terugkeer van migranten in Caribisch Nederland. De lagere vreemdelingenregelgeving is neergelegd in het Besluit toelating en uitzetting BES (BTU-BES), de Regeling toelating en uitzetting BES (RTU-BES) en de Circulaire toelating en uitzetting (CTU-BES). Naast de specifieke vreemdelingenwetgeving zijn ook de Veiligheidswet BES, die regels stelt voor de politie, en de consensusrijkswet inzake de politie van belang voor de uitvoering van het vreemdelingenbeleid in Caribisch Nederland.

Beleid t.a.v. Europese Nederlanders

In de WTU-BES is bepaald dat niet ingezetenen met een Nederlands paspoort per jaar maximaal 180 dagen op de eilanden mogen verblijven. Voor niet ingezetenen met een buitenlandse nationaliteit is die termijn maximaal 90 dagen. Bij de keuze voor dit beleid heeft de regering zich destijds gehouden aan het uitgangspunt dat de regelgeving van het voormalige land de Nederlandse Antillen zoveel mogelijk gehandhaafd blijft. Het is dus geen nieuw beleid. Wel is nieuw dat thans de wet wordt gehandhaafd. Het doel van dit beleid is het voorkomen van een ongereguleerde en te omvangrijke instroom van Nederlanders. De opnamecapaciteit van de drie kleine eilanden is uiterst beperkt. Daarom geldt voor deze eilanden een ander toelatingsregime dan voor Europees Nederland, zowel voor vreemdelingen als voor Nederlanders.

Nederlanders hebben in beginsel vrije toegang tot Caribisch Nederland en zij mogen daar als toerist vervolgens zes maanden zonder verdere voorwaarden verblijven. Nederlanders die langer willen verblijven, of anders dan als toerist, kunnen in Caribisch Nederland verblijven indien aan hen verblijf van rechtswege is toegekend of een verblijfsvergunning is verleend.

Nederlanders hebben toelating van rechtswege als wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • beschikken over een verklaring van goed gedrag;

  • beschikken over huisvesting;

  • beschikken over voldoende middelen van bestaan om in hun levensonderhoud te voorzien.

Nederlanders die geen verblijf van rechtswege hebben, hebben een verblijfsvergunning nodig. Een verblijfsvergunning wordt verleend voor bepaalde doelen, zoals voor werk in loondienst of voor verblijf als gepensioneerde of rentenier. Deze verblijfsvergunning kan worden geweigerd of worden ingetrokken indien sprake is van een gevaar voor de openbare orde of in het kader van het algemeen belang. Onder algemeen belang wordt verstaan: openbare veiligheid, nationale veiligheid en volksgezondheid. Ook een huisvestingsvereiste kan daaronder worden begrepen.

Het is dus mogelijk dat Nederlanders die langer dan 180 dagen in Caribisch Nederland verblijven en die geen verblijf van rechtswege of een verblijfsvergunning hebben, de aanzegging krijgen Caribisch Nederland te verlaten. Zij kunnen dan alsnog een aanvraag indienen om toelating van rechtswege of voor een verblijfsvergunning. Indien zij niet zelfstandig vertrekken kunnen ze worden uitgezet. Dit beleid wordt ook zo door de IND-Caribisch Nederland gecommuniceerd richting de klant.

Uitvoering

IND

Het Hoofd van de Nederlandse Immigratie en Naturalisatiedienst is sinds 10 oktober 2010 ook voor de BES-eilanden verantwoordelijk voor de uitvoering van de wet- en regelgeving op het gebied van toelating en de verkrijging van het Nederlanderschap, alsmede voor de administratieve voorbereiding van (gedwongen) vertrek. De IND-unit Caribisch Nederland is belast met de uitvoering van de Wet Toelating en Uitzetting (WTU) en de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN).

In totaal zijn 17 IND fte werkzaam voor de IND-Unit. Het personeel van deze unit is al vóór de transitiedatum geworven en opgeleid. Op elk eiland is een IND-loket waar men binnen kan lopen voor informatie en het indienen van een aanvraag voor toelating, naturalisatie of optie. De IND-unit verzorgt ook de loketfunctie voor de Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)-unit, zodat een werkgever gelijktijdig met de aanvraag voor toelating voor een buitenlandse werknemer een zogenaamde tewerkstellingsvergunning kan aanvragen.

Bij haar werkzaamheden maakt de IND gebruik van het ICT-registratiesysteem, Foreign Management Systeem (FMS), dat al eerder op de Antillen was ingevoerd. Het systeem is aangepast aan de vreemdelingenwet- en regelgeving van Caribisch Nederland.

In de beginperiode werd de unit geconfronteerd met een aanzienlijke voorraad oude aanvragen, die ruim voor 10 oktober 2010 waren ingediend. Door grote inzet van de medewerkers is de voorraad lopende verzoeken nu ruim binnen de wettelijke beslistermijn van zes maanden gebracht, waardoor er geen sprake meer is van achterstanden. De unit streeft er naar om de doorlooptijd terug te brengen naar zes weken. In 2011 zijn er meer dan 5000 aanvragen voor verblijfsvergunningen door de unit afgehandeld.

Binnen de unit wordt steeds getracht de kennis van de regelgeving te verdiepen en te verbeteren. In maart 2011 is bijvoorbeeld een vervolgopleiding van twee weken georganiseerd. Hierbij is ook aandacht besteed aan klantgericht werken.

KMar en politie

Sinds de staatkundige transitie op 10-10-10 is de Koninklijke Marechaussee (KMar) op Caribisch Nederland zelfstandig verantwoordelijk geworden voor die taken waarvoor de organisatie in Nederland ook verantwoordelijk is. Vanwege de kleinschaligheid en om redenen van doelmatigheid is de KMar ook actief in de basispolitiezorg op Saba en St. Eustatius. De politie is verantwoordelijk voor het vreemdelingentoezicht en de daadwerkelijke effectuering van de terugkeer (incl. escortering) van vreemdelingen.

De inrichting van de grensbewaking en het toezicht en uitzetting van vreemdelingen in Caribisch Nederland komt in grote lijn overeen met de systematiek zoals deze geldt voor het Europese deel van Nederland. Op basis van gegevens van de KMar blijkt dat in 2011 82 personen zijn geweigerd aan de grens en 63 personen zijn verwijderd.

Vreemdelingenbewaring

In de brief van minister V&J van 18 januari 2012 (Kamerstuk 31 568, nr. 91) is uw Kamer geïnformeerd over de stand van zaken het gevangeniswezen in Caribisch Nederland. Voor de vreemdelingenbewaring zijn circa tien plaatsen structureel gereserveerd. Zoals in deze brief is aangegeven zullen deze ruimtes multifunctioneel zijn. Door de flexibele omgang met ruimtes en faciliteiten zijn de detentieplaatsen voor meerdere typen gedetineerden, waaronder vreemdelingen, te gebruiken.

Tot op heden is er overigens geen noodzaak tot het inrichten van een apart (van het Huis van Bewaring) uitzetcentrum. Dat zou een onnodige capacitaire belasting betekenen voor de eilanden en er is thans ook geen doelgroep voor. Ook wordt het op dit moment nog niet nuttig geacht om in te zetten op uitbesteding van de facilitering van vrijwillige/zelfstandige terugkeer, zoals we dat in Nederland via de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) kennen.

Samenwerking

Voor een effectief en efficiënt functioneren van de vreemdelingenketen is het noodzakelijk dat de betrokken organisaties goed samenwerken en informatie delen. Hiertoe is bijvoorbeeld een periodiek ketenoverleg ingericht waarin verschillende organisaties participeren. Het gaat dan om de KMar, politie, DJI en de Voogdijraad.

Met het oog op die samenwerking heeft de IND op 17 en 18 november 2011 een mini-conferentie georganiseerd op Bonaire. Doel van de conferentie was om nadere werkafspraken te maken op het gebied van toegang, toezicht, toelating, vertrek en uitzetting in de openbare lichamen. In de praktijk was op een aantal terreinen onduidelijkheid wie waarvoor verantwoordelijk dan wel bevoegd is. Het gaat hierbij onder andere om de vereiste machtiging voor de uitzetting van vreemdelingen. Zo nodig wordt de lagere regelgeving hiervoor aangepast.

Samenwerking met de andere landen in het Koninkrijk

Om de samenwerking tussen de landen die voorheen onderdeel waren van het land de Nederlandse Antillen te borgen is in het kader van de slotverklaring van 2006 bepaald dat de landen Curaçao, St. Maarten en Nederland een onderlinge regeling treffen waarin afspraken worden gemaakt over de vreemdelingenketen. De gedachte hierachter is – gegeven de wederzijdse afhankelijkheid van de partners op dit terrein – de onderscheiden onderdelen van de vreemdelingenketen op Curaçao, Sint Maarten en Caribisch Nederland zo goed mogelijk op elkaar te laten aansluiten. Om de samenwerking te stimuleren en te verbeteren hebben de landen ten aanzien van de volgende onderwerpen afspraken gemaakt: ICT-systemen, grenstoezicht, toelating, toezicht en terugkeer, RWN, bevolkingsadministratie en over de aansturing, uitvoering en rapportage en monitoring. De onderlinge regeling is in maart 2009 door de landen vastgesteld en gepubliceerd in de Staatscourant. Ten behoeve van de uitvoering van deze regeling is een gezamenlijke werkgroep van de landen samengesteld en is een implementatieplan opgesteld. Deze werkgroep zorgt dat de activiteiten uit dit plan worden uitgevoerd. De werkgroep heeft voor de uitvoering van het implementatieplan een financieringsvoorstel ingediend bij USONA.

Na goedkeuring van het financieringsvoorstel kunnen de landen starten met de uitvoering van het implementatieplan.

Stand van zaken uitwerking regeling inter-landelijk verkeer van personen

Hoewel het onderwerp niet op de agenda staat van het overleg op 6 februari a.s. wil ik u wel informeren over de stand van zaken van de uitwerking van het vraagstuk over het inter-landelijk verkeer van personen binnen het Koninkrijk. De uitwerking van dit vraagstuk is immers ook relevant voor de openbare lichamen in Caribisch Nederland.

Tijdens de Koninkrijksconferentie op 14 december 2011 is, mede naar aanleiding van de motie van het lid Bosman (VVD) (Kamerstuk 33 000 IV, nr. 21), het vraagstuk inter-landelijk verkeer van personen besproken. Er is afgesproken dat er een gezamenlijke werkgroep, waarin alle landen van het Koninkrijk participeren, wordt ingesteld. Deze werkgroep heeft tot taak om de verschillende vraagstukken met betrekking tot het inter-landelijke verkeer binnen het Koninkrijk te inventariseren. In het voorjaar zal ik de voortgang van deze werkgroep met de verantwoordelijke ministers van de landen bespreken. De uitkomst van de werkgroep zal voor de volgende KR-conferentie in augustus worden geagendeerd.

Slot

In de afgelopen periode lag de focus op een adequate implementatie van het vreemdelingenbeleid in de openbare lichamen. Voor alle betrokken diensten en departementen was het een uitdaging om een goed en effectief functionerende keten in te richten. Ik ben dan ook positief over het tot nu toe behaalde resultaat. In Caribisch Nederland is een adequate vreemdelingenketen ingericht die voldoet aan de internationale verplichtingen en normen. Voor de komende periode zullen de nodige activiteiten worden verricht om de vreemdelingenketen verder te verbeteren, zoals de intensivering van de samenwerking van de verschillende diensten, dienstverlening en de samenwerking met de andere landen in het Koninkrijk.

De minister voor Immigratie, Integratie en Asiel, G. B. M. Leers

Naar boven