31 568 Staatkundig proces Nederlandse Antillen

Nr. 219 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Ontvangen ter Griffie op 2 juni 2022.

De voordracht voor het vast te stellen koninklijk besluit kan niet eerder worden gedaan dan op 1 juli 2022. Het koninklijk besluit is aan beide Kamers overlegd tot en met 30 juni 2022.

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 2 juni 2022

Sinds 10 oktober 2010 is de Algemene Maatregel van Rijksbestuur Samenwerkingsregeling waarborging plannen van aanpak landstaken Curaçao en Sint Maarten (hierna: Samenwerkingsregeling) van kracht. Hierin is vastgelegd dat er voor de landstaken die Curaçao en Sint Maarten op het moment van de staatkundige hervorming nog niet naar behoren konden uitvoeren, een plan van aanpak is om toe te werken naar zelfstandige uitvoering van de landstaak.

De Samenwerkingsregeling geeft de mogelijkheid om de regeling te verlengen met twee jaar wanneer niet alle plannen binnen de termijn afgerond zijn. Verlenging per koninklijk besluit heeft eerder plaatsgevonden in 2012, 2014, 2016, 2018 en 2020. De huidige werkingsduur van de Samenwerkingsregeling loopt tot 10 oktober 2022. In samenspraak met Sint Maarten is tijdens een Ministerieel Overleg op 23 maart jl. de intentie uitgesproken om de Samenwerkingsregeling opnieuw te verlengen.

Stand van zaken Curaçao

De Voortgangscommissie Curaçao heeft in februari 2017 geconstateerd dat alle plannen van aanpak landstaken Curaçao zijn uitgevoerd. De Voortgangscommissie Curaçao heeft haar werkzaamheden per 1 juni 2017 beëindigd. Sindsdien heeft de Samenwerkingsregeling geen betekenis meer voor Curaçao.

Stand van zaken Sint Maarten

Sint Maarten heeft drie van de oorspronkelijke vijf plannen van aanpak voor de uitvoering van landstaken afgerond. Alleen de plannen van aanpak voor het gevangeniswezen en de politie zijn nog in uitvoering.

Sinds de vorige verlenging van de Samenwerkingsregeling hebben Nederland en Sint Maarten intensief samengewerkt op de resterende plannen van aanpak. Zoals toegelicht in de brief van het schriftelijk overleg Sint Maarten op 11 februari jl.1 en aangegeven tijdens het commissiedebat op 26 mei 2021 (Kamerstuk 35 420, nr. 315) en de begrotingsbehandeling van 14 oktober 2021 (Handelingen II 2021/22, nr. 12, item 14) heeft Nederland op het detentiedossier onder andere bijgedragen door korte-termijnsteun te bieden via de bekostiging van een programmamanager en HR-adviseur, evenals opleidingen van personeel en bouwkundige verbeteringen. Na overeenstemming over de onderlinge regeling landspakket Sint Maarten heeft Nederland eenmalig € 30 mln. beschikbaar gesteld, waarvan € 20 mln. beschikbaar komt voor de bouw van een nieuwe gevangenis en de resterende € 10 mln. voor structurele verbeteringen van de detentieomstandigheden.2 Het Ministerie van Justitie en Veiligheid biedt daarnaast hulp en bijstand bij het plan van aanpak politie door middel van ondersteuning van medewerkers van de Nationale Politie aan het Korps Politie Sint Maarten (KPSM).

In haar meest recente rapportage3 constateert de Voortgangscommissie Sint Maarten dat voor het eerst sinds de wederopbouwfase significante voortgang zichtbaar is in de uitvoering van de plannen van aanpak. Desondanks komt de Voortgangscommissie tot de constatering dat zowel het plan van aanpak gevangeniswezen als het plan van aanpak politie niet vóór 10 oktober 2022 zullen zijn voltooid.

Het advies van de Voortgangscommissie en de voortgang van de plannen van aanpak zijn besproken in het Ministerieel Overleg tussen Sint Maarten en Nederland van 23 maart 2022, waarbij de Minister President en Minister van Justitie vanuit Sint Maarten, evenals ikzelf en de Minister voor Rechtsbescherming aanwezig waren. Tijdens dit overleg hebben alle aanwezigen het belang en de urgentie van de voltooiing van de resterende plannen van aanpak onderschreven. Hierbij hebben zowel Nederland als Sint Maarten hun commitment uitgesproken om de huidige samenwerking, hulp en bijstand, daar waar gewenst en mogelijk, voort te zetten.

Ik benadruk nogmaals dat verlenging van de Samenwerkingsregeling vanuit Nederland een belangrijke grondslag biedt voor een duurzame samenwerking ter versterking van het gevangeniswezen en het politiekorps op Sint Maarten. De behoefte tot deze versterking komt onder andere voort uit rapportages van de Voortgangscommissie, de Raad voor de Rechtshandhaving, het Europees Hof voor de Rechten van de Mens en het Openbaar Ministerie. De bouw van een nieuwe gevangenis, waarover de gesprekken met de United Nations Office for Project Services (UNOPS) nog gaande zijn, vormt hierbij een belangrijk ijkpunt. In de tussentijd moet Sint Maarten waarborgen dat de huidige faciliteiten ook voldoende zijn toegerust, in lijn met de opgaven zoals gesteld in het plan van aanpak gevangeniswezen en politie. Nederland biedt hiervoor zowel financiële als personele ondersteuning.

Proces tot verlenging Amvrb

De Rijksministerraad heeft op woensdag 25 mei jl. ingestemd met de verlenging van de Amvrb. Conform artikel 42, vierde lid, van de Amvrb dienen beide Kamers van de Staten-Generaal gekend te worden in ieder besluit tot beëindiging of verlenging van de Amvrb. Daarnaast dient de verlenging van het besluit uiterlijk twee maanden voor het verstrijken van de huidige termijn (10 augustus 2022) bekendgemaakt te worden. Het ontwerp van het koninklijk besluit dat deze verlenging regelt treft u bij dit schrijven aan.

Tijdens het Ministerieel Overleg van 23 maart jl. zijn Sint Maarten en Nederland tevens overeen gekomen de huidige Amvrb te evalueren op de praktische uitvoering en daar waar gewenst aanpassingen voor te stellen. Een gewenste aanpassing, mede in consultatie met de Voortgangscommissie, is om de rapportagefrequentie te verlagen van viermaal naar tweemaal per jaar. Deze verlaging ontlast Sint Maarten in regeldruk en bevordert meer focus op de uitvoering van de resterende plannen van aanpak. De rapportage-frequentie blijft in lijn met de toezegging om de voortgangsrapportages over de uitvoering van de plannen van aanpak tweemaal per jaar aan de Eerste Kamer te doen toekomen4. De eerstvolgende rapportage wordt dit najaar verwacht.

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, A.C. van Huffelen


X Noot
1

Kamerstuk 35 420, nr. 224

X Noot
2

Kamerstuk 35 420, nr. 203

X Noot
3

Kamerstuk 35 925 IV, nr. 36

X Noot
4

Kamerstuk 32 213 (R1903)

Naar boven