31 524 Beroepsonderwijs en Volwassenen Educatie

Nr. 367 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP EN VOOR BASIS- EN VOORTGEZET ONDERWIJS EN MEDIA

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 28 mei 2018

Beroepsonderwijs vmbo-mbo is een stevige pijler van het Nederlandse onderwijssysteem. De helft van alle Nederlandse jongeren volgt een opleiding in het beroepsonderwijs. Onderwijs waarin jongeren zich ontwikkelen, door theoretisch en praktisch bezig te zijn. Een afgeronde mbo-opleiding biedt volop kansen op de arbeidsmarkt. In vergelijking met andere Europese landen zijn in Nederland zeer weinig jongeren werkloos.1 Wij zijn dan ook trots op de goede uitgangspositie van het beroepsonderwijs. Tegelijkertijd blijft de aansluiting tussen vmbo en mbo een aandachtspunt. Het is meer dan ooit noodzakelijk dat scholen in de regio samenwerken, zodat jongeren geen hinder ondervinden van de overgang van het ene naar het andere onderwijssysteem. Na een periode van tien jaar waarin door scholen is geëxperimenteerd met doorlopende leerlijnen en het verbeteren van de aansluiting vmbo-mbo is het tijd dat jongeren en leraren structureel resultaten ervaren en dat er duurzame samenwerking ontstaat in de regio.

Met het programma sterk beroepsonderwijs werken we samen met het onderwijs aan een goed en toegankelijk beroepsonderwijsaanbod. Nu de gevolgen van de demografische krimp in Nederland steeds duidelijker merkbaar worden, is dit een belangrijke opgave voor schoolbesturen. Zoals aangekondigd in het regeerakkoord, willen we het succes van beroepsopgeleide jongeren vergroten door onder andere het stimuleren dat regionale afspraken worden gemaakt om de aansluiting van vmbo naar mbo te verbeteren. Ter verbetering van de aansluiting en om jongeren te motiveren, zetten we daarbij de komende jaren ook in op het samenbrengen van de gemengde en theoretische leerwegen in het vmbo. Daarnaast creëren we passende ruimte om structurele samenwerking en doorlopende routes vmbo tot en met mbo op alle niveaus mogelijk te maken. Hierbij is extra aandacht voor jongeren op weg naar het behalen van een startkwalificatie mbo 2. Jongeren moeten in elke regio de mogelijkheid krijgen om vanuit de vertrouwde vmbo-omgeving een mbo 2-diploma te halen. Het mbo blijft hierbij verantwoordelijk voor de examinering en diplomering.

Tijdens het debat over de onderwijsbegroting op 6 december 2017 heeft uw Kamer gevraagd om een nadere uitwerking van het programma sterk beroepsonderwijs. Met deze brief komen wij onze toezegging na. Wij concretiseren daarmee tevens de maatregelen over de aansluiting vmbo-mbo uit het regeerakkoord en bouwen voort op uw eerdere positieve reacties op de maatregelen en uitgangspunten uit de brief sterk beroepsonderwijs2 waarover uw Kamer op 31 mei 2017 heeft gedebatteerd (Kamerstuk 31 524, nr. 316). Ook staan wij stil bij de opbrengsten en voortgang van de experimenten doorlopende leerlijnen vmbo-mbo. In deze brief geven we bovendien antwoord op de moties Bruins c.s. en Van Meenen c.s. over vmbo in de curriculumherziening.3

Leeswijzer

Het programma sterk beroepsonderwijs krijgt vorm langs drie actielijnen. In deze brief leest u de context van het programma, gevolgd door een nadere toelichting per actielijn. In de eerste lijn ligt de focus op sterker samenwerken in de regio. In aanvulling op het stimuleren van samenwerking tussen scholen en tussen onderwijssectoren, draait de tweede lijn om wet- en regelgeving. Het gaat hierbij zowel om het beter benutten van regelruimte als om het wettelijk mogelijk maken van doorlopende routes vmbo-mbo. De mogelijkheid om mbo 1 en mbo 2 binnen het vmbo af te sluiten vormt een belangrijk onderdeel van deze programmalijn. De derde lijn is het samenbrengen van de gemengde en theoretische leerwegen, waarbij een verbeterde aansluiting op het vervolgonderwijs (mbo en havo) centraal staat.

Ontwikkelingen in het beroepsonderwijs

Diverse ontwikkelingen zijn van invloed op het beroepsonderwijs en de aansluiting van het vmbo op het mbo. Dalende leerlingenaantallen vragen om een meer regionale gezamenlijke benadering van het onderwijsaanbod. De diversiteit aan leerlingen en studenten in het beroepsonderwijs neemt toe en daarmee ook de roep om maatwerk te verzorgen. Het gaat niet enkel om jongeren die extra zorg en ondersteuning nodig hebben om een startkwalificatie te halen, ook jongeren die opnieuw het onderwijs instromen en jongeren die versneld hun opleiding kunnen afronden of vakken op een hoger niveau kunnen volgen. Al deze jongeren verdienen de ruimte om hun talenten te ontwikkelen in het beroepsonderwijs.

Ook andere ontwikkelingen in het onderwijs hebben rechtstreeks effect op de versterking van het beroepsonderwijs en vice versa. Bij trajecten als de aanpak van het lerarentekort, de toekomstverkenning bevoegdheden, de aanpassing van het curriculum van het funderend onderwijs, aanpassingen in de bekostiging zoals de afschaffing van de cascadebekostiging mbo en de vereenvoudiging van de bekostiging in het voortgezet onderwijs is het belangrijk om oog te hebben voor het anders organiseren van het beroepsonderwijs.

Door het tempo waarin de arbeidsmarkt verandert, is het nu meer dan ooit noodzakelijk dat vmbo-scholen en mbo-instellingen in de regio samenwerken met elkaar en met (regionale) arbeidsmarktpartijen. Bedrijven bieden leeromgevingen die scholen niet kunnen bieden. De aansluiting met de arbeidsmarkt is dan ook essentieel voor alle jongeren in het beroepsonderwijs. Om zicht te krijgen op beroepsmogelijkheden is het voor jongeren relevant om in een vroeg stadium contacten te leggen en ervaringen op te doen in werkomgevingen buiten de school. Dit ondersteunt ook de keuze voor een vervolgopleiding.

Samenwerking lokaal bedrijfsleven met het onderwijs

Lokale ondernemers in steeds meer gemeenten zetten zich jaarlijks in voor vmbo-leerlingen en mbo-studenten, door ze de kans te geven een kijkje te nemen in de keuken van hun bedrijf. Zij kunnen jongeren op een andere manier laten zien en ervaren wat een beroep betekent dan een docent in een klaslokaal. Omgekeerd profiteert het MKB ook van deze samenwerking, want het beroepsonderwijs is hun belangrijkste bron van (toekomstige) werknemers. Een beroepsopleiding biedt volop kansen op de arbeidsmarkt. Vooral in de sectoren techniek, onderwijs en zorg hebben jongeren een zeer goede kans op stage, leerbaan en werk.

Er zijn diverse lokale initiatieven om vakmanschap en het beroepsonderwijs te promoten. Een voorbeeld is On Stage. Gedurende het Beroepenfeest van On Stage gaan vmbo-leerlingen en beroepsbeoefenaren in gesprek over het beroep en hoe een werkdag eruit ziet. Matchmakers helpen elke leerling om een passende plek bij een beroepsbeoefenaar te vinden. Een leerling maakt vervolgens een afspraak voor een werkbezoek enkele weken later. Diverse leerlingen ontmoeten zo hun toekomstige stagebieder en soms zelfs hun werkgever.

Een groeiend aantal initiatieven zet in op het stimuleren van een ondernemersnetwerk voor vmbo-leerlingen en mbo-studenten. Ze zorgen op een feestelijke manier voor aansluiting tussen jongeren en lokale bedrijven. Het is dan ook mooi dat jaarlijks meer regio’s hiermee bezig zijn, want vakmanschap verdient een podium!

Op 7 februari jl. is met de mbo-sector het «Bestuursakkoord 2018–2022 Trots, vertrouwen en lef» afgesloten.4 In dit akkoord zijn onder andere afspraken vastgelegd over de kwaliteitsagenda die mbo-scholen maken. In het bestuursakkoord is overeengekomen dat de nieuwe kwaliteitsagenda’s van mbo-instellingen in ieder geval uitwerking geven aan ambities op drie landelijke speerpunten: onderwijs dat voorbereidt op de toekomstige arbeidsmarkt, gelijke kansen (waaronder soepele overgangen) en jongeren in een kwetsbare positie. De mbo-instellingen worden gevraagd om, samen met hun regionale partners, ambities op deze thema’s te formuleren in hun kwaliteitsagenda’s. We verwachten dan ook dat de overgang vmbo-mbo een thema is dat terugkomt in de kwaliteitsagenda’s en dat scholen de middelen die ze voor deze agenda’s ontvangen vanuit de kwaliteitsafspraken ook inzetten voor de bevordering van de overgang vmbo-mbo. Deze agenda’s dienen in afstemming met de partners uit de regio te worden opgesteld, waaronder het voortgezet onderwijs.

Met de sectorraden is de noodzaak uitgesproken om bestuurlijke afspraken die met de sectoren mbo en vo gemaakt worden over vmbo-mbo te spiegelen. Het zorgdragen voor goed en toegankelijk onderwijsaanbod dat past bij de regio is immers een gezamenlijke verantwoordelijkheid. Deze noodzaak wordt ook meegenomen in de hernieuwde afspraken rond het sectorakkoord voor het voortgezet onderwijs.

Via de jaarlijkse investering van € 100 miljoen in het behoud van vmbo-techniek gaan scholen een impuls geven aan de regionale samenwerking. Juist om ervoor te zorgen dat jongeren in het gehele land kunnen kiezen voor kwalitatief hoogwaardig techniekonderwijs is het noodzakelijk dat vmbo, mbo, regionaal bedrijfsleven en overheden onderling afspraken maken. Daarbij moet het technisch vmbo zich, in samenwerking met het mbo, richten op de vraag van de regionale arbeidsmarkt. Zo kunnen leerlingen in de eigen regio van het vmbo doorstromen naar een verwante mbo-opleiding en vervolgens naar een baan. Voor de zomer informeren wij uw Kamer over hoe de investeringen in het technisch vmbo worden ingezet.

Ook wordt gewerkt aan een vervolg op het Regionaal investeringsfonds mbo (RIF) vanaf 2019. Bij de nieuwe RIF-aanvragen wordt bezien hoe de verbinding tussen vmbo en mbo meer expliciet gemaakt kan worden. Wij zijn voornemens om uw Kamer voor het zomerreces over het vervolg van het RIF te informeren.

Actielijnen sterk beroepsonderwijs

Het Ministerie van OCW, de AOC Raad, MBO Raad, Stichting Platforms VMBO (SPV), Platform TL en de VO-raad zetten zich de komende jaren samen in voor sterk beroepsonderwijs. Wij vinden het belangrijk om de komende jaren voort te bouwen op de vernieuwingen die hebben plaatsgevonden. Via het programma sterk beroepsonderwijs werken we aan de erkenning van beroepsonderwijs vmbo-mbo als onderwijs met perspectief, dat ruimte biedt voor verschillen en dat trots op praktijkgericht leren uitstraalt. Sterk beroepsonderwijs focust hierbij op goed en toegankelijk aanbod vmbo-mbo in elke regio. De ambitie van het programma wordt gerealiseerd vanuit drie actielijnen.

Lijn 1: Sterker samenwerken in de regio

We willen ervoor zorgen dat in 2020 elke regio een functionerend netwerk vmbo-mbo-arbeidsmarkt kent in die opleidingssectoren met regionale meerwaarde. Het eigenaarschap hiervan ligt bij het onderwijs. Daarom stimuleren we samen met de MBO Raad en de VO-raad dat vmbo’s en mbo’s in de regio onderling afspraken maken en meer gebruik maken van elkaars expertise en faciliteiten.

We zien dat in een groeiend aantal regio’s intensief wordt samengewerkt om te zorgen dat jongeren kunnen kiezen uit verschillende beroepsopleidingen met arbeidsmarktrelevantie. In de afgelopen jaren valt op dat vooral goed lopende samenwerking tot stand is gekomen in de technieksector, veelal gestimuleerd door een vraag vanuit het regionale bedrijfsleven. Soms heeft deze samenwerking vorm gekregen via vakmanschap- of technologieroutes. Ook zien we dat scholen in de krimpgebieden elkaar steeds beter vinden.

In diverse regio’s zijn de laatste jaren stappen gezet, maar de verschillen tussen regio’s en tussen opleidingssectoren zijn groot. De ervaring leert dat samenwerkingsprocessen niet altijd vanzelf op gang komen en om verschillende redenen kunnen vastlopen. Tegelijkertijd wordt er steeds meer samenwerking tussen vmbo- en mbo-scholen verlangd, denk aan de kwaliteitsagenda’s mbo, het stimuleren van de samenwerking tussen AOC’s en het regionale vo en mbo en de investeringen in het technisch vmbo.

Bestuurders staan voor de opgave om scherpe keuzes en afspraken te maken om ervoor te zorgen dat beroepsonderwijsaanbod van voldoende kwaliteit blijft bestaan. Met dalende leerlingenaantallen kan dat betekenen dat niet alle opleidingen aangeboden kunnen blijven worden. Om de doelstelling van deze actielijn te behalen is het noodzakelijk dat regio’s in beweging komen.

Profijt: daar hebben jongeren al bijna 20 jaar écht profijt van!

Profijt, een samenwerkingsverband tussen 26 scholen in het beroepsonderwijs in de Achterhoek, is erop gericht zoveel mogelijk leerlingen gekwalificeerd de arbeidsmarkt te laten betreden. Het vertrekpunt hierbij is: «Waar kunnen we elkaar helpen in de doorstroom?». Profijt werkt daarom onder meer aan het verbeteren van doorlopende routes vmbo-mbo-hbo, het versterken van LOB en aan doorlopende zorg- en ondersteuningslijnen.

De samenwerking krijgt gestalte in een organisatie- en overlegstructuur die alle geledingen dekt. Een directieberaad van bestuurders en directieleden ontmoet elkaar elke twee maanden. Er zijn klankbordgroepen van decanen en zorgbegeleiders en twee coördinatoren brengen vmbo- en mbo-docenten regelmatig bij elkaar. De coördinatoren worden betaald uit contributies van scholen aan Profijt, naar rato van het aantal leerlingen in de examenklassen. De scholen doen vrijwillig mee: ze moeten letterlijk profijt ervaren van hun deelname. De coördinatoren zetten «de goede dingen op de agenda», zorgen dat de samenwerking doorgaat en brengen de voortgang in beeld. Daarmee vormt deze samenwerking een gedegen uitvalsbasis voor veranderingen.

Profijt blijft zich ontwikkelen. De afgelopen jaren gebeurde dit vanwege dalende leerlingenaantallen en het besef dat er betere samenwerking met het regionale bedrijfsleven mogelijk is. Het samenwerkingsverband is bewust aan de slag gegaan met herijken van doelstellingen voor een dekkend aanbod en versterking van de kwaliteit van onderwijs, het structureel maken van de aansluiting tussen vmbo en mbo en het verbeteren van het (regionale) arbeidsmarktperspectief. Zo volgen momenteel zo’n 150 vmbo-leerlingen keuzevakken bij het regionale bedrijfsleven (STERA) en wordt volgend jaar gestart met een doorlopende leerroute vmbo-mbo-hbo.

Voor de uitvoering van actielijn 1 ontwikkelen de MBO Raad en VO-raad een aanpak voor het stimuleren van samenwerking en het faciliteren van het regionale gesprek. Er wordt komend half jaar gestart met het voeren van de gesprekken in een zestal regio’s. Het streven is dat in 2019 alle regio’s samenwerkingsafspraken hebben geformuleerd. Daarbij wordt voortgebouwd op en geleerd van bestaande netwerken. In die aanpak krijgen goede voorbeelden een podium om scholen en instellingen uit andere regio’s te inspireren. Daartoe zullen de komende jaren thema- en netwerkbijeenkomsten in de regio worden georganiseerd. Met de sectorraden bezien wij hoe de voortgang op de regionale samenwerkingsafspraken inzichtelijk gemaakt kan worden.

Vanuit het programma sterk beroepsonderwijs is een start gemaakt met de inventarisatie van bestaande regionale samenwerkingen vmbo-mbo. Wij dragen actief bij aan het stimuleren van het regionale gesprek door het inzichtelijk maken en beschikbaar stellen van informatie over vmbo-mbo-arbeidsmarkt op regionaal en op gemeentelijk niveau. Hiervoor wordt een digitaal instrument ontwikkeld dat inzicht biedt in de doorstroom van leerlingen op schoolniveau en een zogenaamde regioscanner. Op basis van hoe leerlingen doorstromen wordt voor scholen en instellingen zichtbaar met wie ze in ieder geval in gesprek moeten. Daarnaast zorgen we voor de zomer van 2018 voor een digitaal podium om goede voorbeelden te delen.

De kennis en infrastructuur van het mbo kunnen sterk bijdragen aan het behouden van diversiteit van opleidingen in het vmbo. Ook ervaringen die zijn opgedaan met het Regionaal investeringsfonds mbo (RIF) kunnen benut worden voor de uitdaging van behoud van sterk beroepsonderwijs vmbo-mbo met arbeidsmarktperspectief. Deze kennis komt ook ten goede aan een doelmatige inzet van de extra middelen van het kabinet voor de opleidingen met een technologische component in het vmbo. De jaarlijkse investering van € 100 miljoen in het behoud van vmbo techniek zal een impuls zijn voor het sterker samenwerken in de regio.

Lijn 2: Structureel verankeren routes vmbo-mbo

In 2021 biedt elke regio doorlopende routes passend bij het regionale onderwijsaanbod, waarbij leerlingen voor wie dat passend is vanuit vmbo de basis- en kaderberoepsgerichte leerwegen de mogelijkheid hebben om een mbo 2 opleiding vanuit de vertrouwde omgeving van het vmbo af te ronden.5 Binnen dergelijke routes zijn de vmbo-scholen en mbo-instellingen samen verantwoordelijk voor de borging van de kwaliteit van het onderwijs. Het mbo blijft bij een doorlopende route vmbo-mbo verantwoordelijk voor de examinering en diplomering, ook als de leerling binnen de omgeving van de vmbo-school een startkwalificatie behaalt.

Sinds 2008 hebben scholen de mogelijkheid om te experimenteren met doorlopende leerlijnen vmbo-mbo. We zien daarnaast dat vo-scholen en mbo-instellingen ook buiten de experimenten zoeken naar meer mogelijkheden om verdergaand als keten samen te werken, door bijvoorbeeld leerlingen eerder met mbo-stof te laten starten of te differentiëren in het afnamemoment van de vmbo examens. We gaan er de komende jaren voor zorgen dat jongeren in elke regio de mogelijkheid krijgen om doorlopende routes te volgen en daarmee het onderwijs te verdiepen, te verrijken of soms te versnellen. Hiervoor krijgt het beroepsonderwijs (regel)ruimte.

Naast het stimuleren van samenwerking vmbo-mbo (actielijn 1), gaan we op zoek naar aanvullende positieve prikkels en zorgen wij voor bijpassende regelruimte die bijdraagt aan het vormgeven van vmbo-mbo routes. We werken hiertoe een wetsvoorstel uit en streven ernaar dat wetsvoorstel in het voorjaar van 2019 ter internetconsultatie aan te bieden. In dit wetsvoorstel wordt onder andere mogelijk gemaakt om structureel af te wijken van enkele inrichtingsvoorschriften waardoor meer ruimte ontstaat voor samenwerking en doorlopende leerroutes vmbo tot en met mbo.

Talentontwikkeling Techniek: een doorlopende route tot en met het hbo

ROC Da Vinci College te Dordrecht biedt samen met twee vmbo’s, De Uilenhof (onderdeel van Stichting CVO AV) in Gorinchem en het Insula College in Dordrecht, en Hogeschool Rotterdam een doorlopende route vmbo-mbo-hbo aan: Talentontwikkeling Techniek (TOT). Daarbij maken ze gebruik van de experimenteerruimte van de technologieroute.

TOT is een beroepsgerichte route naar het hbo voor op praktisch ingestelde leerlingen met een affiniteit voor techniek en een gerichte motivatie om te leren. Deze leerlingen krijgen een praktijkgericht programma dat optimaal aansluit bij hun capaciteiten en interesses. Het volledige vmbo-tl en mbo 4 programma wordt in kortere tijd doorlopen.

Leerlingen in het derde leerjaar vmbo volgen een dag in de week techniek op het mbo, in het vierde leerjaar van het vmbo zijn de leerlingen vier dagen in de week op het mbo. Veel vmbo-vakken worden in het derde leerjaar afgesloten. In dat jaar oriënteren zij zich op verschillende techniekdisciplines op het mbo waardoor zij bewuster kiezen voor een mbo-opleiding. In het vierde leerjaar vmbo starten de leerlingen vervolgens met hun mbo-opleiding.

De leerlingen worden extra uitgedaagd door:

  • Een brede en beroepsgerichte oriëntatie op de technieksector;

  • Een verrijking en verdieping van de onderwijsprogramma’s;

  • Soepele overgang vmbo-mbo én mbo-hbo;

  • Een versnelling binnen het gehele traject.

De nadere vormgeving van deze doorlopende leerroutes wordt niet voorgeschreven maar laten we aan de partijen in de regio. Dit betekent dat regionale partners er bijvoorbeeld voor kunnen kiezen om een mbo-opleiding te verzorgen op een vmbo-locatie. Zo is het voor een deel van de leerlingen passend om vanuit een vmbo-omgeving waarmee ze vertrouwd zijn een mbo-opleiding te volgen. Er gaat dan geen tijd verloren aan wennen aan een nieuwe omgeving en onderwijstijd kan optimaal worden benut. Dat zijn belangrijke factoren voor het behalen van een startkwalificatie. Een andere mogelijkheid is een geleidelijke overgang naar het mbo waarbij de jongeren de mbo-opleiding starten op een vmbo-locatie en vervolgens steeds meer lessen volgen op een mbo-locatie.

In voorbereiding op aanpassingen van wet- en regelgeving zijn we in maart 2018 gestart met gesprekken met onder meer docenten en schoolleiders in het vmbo en mbo om scherper te krijgen welke oplossingsrichtingen het vormgeven van doorlopende routes versnellen.

Wanneer scholen gezamenlijk een route vormgeven, moeten ook onderlinge financiële afspraken gemaakt worden. Wij vinden het belangrijk scholen hierbij te faciliteren, juist omdat uit ervaringen met onder andere de experimenten doorlopende leerlijnen en VM2 (zie kader) blijkt dat dit een belangrijk onderdeel van het slagen van de samenwerking is. De komende periode bekijken we of het volstaat om hierover voorbeelden te verspreiden of dat er meer nodig is.

Op Het Perron halen leerlingen in het vmbo een diploma op niveau 2

Jaren geleden kwamen CSV Veenendaal en ROC A12 erachter dat voor een groep jongeren de overstap naar het mbo lastiger wordt vanwege het «zomerlek». Deze periode na de vmbo-examens tot en met de zomervakantie is lang en maakt het voor jongeren moeilijker om na die periode te starten na die periode niet met een mbo-opleiding. Daarnaast haakten jongeren in het mbo af zonder startkwalificatie vanwege de vreemde, grootschalige omgeving en andere begeleiding. Voor beide scholen waren dit redenen om vmbo en mbo geïntegreerd aan te bieden. Eerst binnen VM2, later als vakmanschaproute.

Op Het Perron worden de doorlopende leerroutes van CSV Veenendaal en ROC A12 aangeboden. De routes bestaan uit het derde en vierde leerjaar van het vmbo en het eerste en tweede leerjaar van het mbo. Leerlingen werken doelgericht aan beroepsperspectief, waarbij ze kunnen kiezen uit diverse richtingen: Helpende Zorg en Welzijn, Kok, Verkoper, Autotechnicus, Bedrijfsautotechnicus, Metaaltechniek en Logistiek medewerker. Vanwege het succes wordt dit de komende jaren verder uitgebreid.

De jongeren zijn over het algemeen enthousiast, er is geen «zomerlek», diploma’s worden gehaald en er is een grote doorstroom naar niveau 3. Een gemengd docententeam van CSV Veenendaal en ROC A12 zorgt ervoor dat de leerlingen naar het mbo-diploma worden toegeleid. Er wordt in dit traject nauw samengewerkt met het bedrijfsleven en er is veel ruimte voor leerlingen om met de praktijk kennis te maken.

Voor die oplossingen waarvoor geen aanpassing in wet- en regelgeving noodzakelijk is, zien wij mogelijkheden voor scholen om elkaar te inspireren en van elkaar te leren. Hiertoe wordt de komende periode onder andere een handboek ontwikkeld die de komende jaren steeds zal worden uitgebreid met inspirerende voorbeelden, handige modellen en tips. Een eerste versie verschijnt in schooljaar 2018–2019. Ook wordt gewerkt aan edities van Ruimte in regels VO en Ruimte in regels MBO. Daarnaast komt Stichting Platforms VMBO met steun van OCW in de serie «Wat kan en wat mag» met een brochure over de samenwerking vmbo-mbo».6 Deze brochure komt in de zomer van 2018 beschikbaar.

Ervaringen van de experimenten doorlopende leerlijnen

In doorontwikkeling van VM2 (2008–2014) zijn in 2014 experimenten doorlopende leerlijnen – vakmanschaproutes (mbo2) en technologieroutes (mbo4) – gestart. In 2016 zijn deze experimenten uitgebreid naar vakmanschaproutes mbo 3 en zijn de technologieroutes verbreed naar alle opleidingen mbo 4: de zogeheten beroepsroutes.

Uit de derde monitor uitgevoerd door SEO blijkt dat scholen aangeven dat de implementatie van de routes voorspoedig verloopt. In schooljaar 2016–2017 is het aantal lopende vakmanschap-, technologie- en beroepsroutes bijna verdubbeld ten opzichte van het jaar ervoor (van 109 naar 202). Het aandeel leerlingen dat doorstroomt naar het mbo vanuit de vakmanschap- en technologieroute is significant groter dan het aantal leerlingen dat doorstroomt zonder een doorlopende leerlijn gevolgd te hebben.7

Wat betekenen deze actielijn voor de verduurzaming van experimenten met doorlopende leerlijnen?

De ervaringen van de experimenten laten zien dat samenwerken en het vormgeven van routes vmbo-mbo processen zijn die tijd vergen, zowel in de start, opbouw, doorontwikkeling als in de uitvoering van de route. Met de aankondiging van doorlopende routes in het regeerakkoord stellen deelnemers de vraag wat dit betekent voor de voortzetting en verduurzaming van de routes. Dit wordt versterkt door keuzes in investeringen die het opzetten van dergelijke routes vragen.

In het Besluit experimenten doorlopende leerlijnen is aangegeven dat in 2021–2022 op basis van een evaluatie beslist wordt over het regulier invoeren van de afwijkende inrichtings- en examenvoorschriften. De experimenten worden verlengd tot en met het moment waarop de Staten-Generaal hierover een besluit heeft genomen en het betreffende wetsvoorstel van kracht is.

We werken op dit moment een wetsvoorstel uit dat voorjaar 2019 ter consultatie zal worden aangeboden. In afwachting op dit wetsvoorstel kunnen deelnemers voortbouwen op de routes die zij aanbieden en deze desgewenst uitbouwen. Uiteraard geldt dat de afwijkingsmogelijkheden van het Besluit per 2022 vervallen, als het wetsvoorstel niet kan rekenen op draagvlak in de Kamer.

Lijn 3: Een nieuwe leerweg

In 2021 volgen alle leerlingen op het niveau van de gemengde en theoretische leerweg ook praktijkgericht onderwijs, ongeacht hun doorstroomwensen (naar mbo of havo). We werken om die reden een wetsvoorstel uit waarin we de gemengde en theoretische leerwegen van het vmbo samenbrengen in één nieuwe leerweg.

Ook de aansluiting vanuit de gemengde en theoretische leerwegen op het vervolgonderwijs, het mbo en het havo, kan en moet beter. Met de invoering van profielen in het vmbo is voor drie van de vier vmbo-leerwegen zowel de structuur als de inhoud van vakken vernieuwd. Het onderwijsaanbod in de beroepsgerichte leerwegen sluit daarmee beter aan bij ontwikkelingen in het mbo en de (regionale) arbeidsmarkt. Aangezien een beroepsgericht programma geen onderdeel is van het curriculum van de theoretische leerweg, heeft deze leerweg, afgezien van de versterkte inzet op loopbaanoriëntatie en -begeleiding (lob), bij de invoering van profielen in het vmbo geen actualisatie ondergaan. Dat maakt dat het programma sterk verouderd is en niet meer goed aansluit op behoeftes van jongeren en op het vervolgonderwijs. Daar komt bij dat de theoretische leerweg de grootste leerweg is van het vmbo. In 2017 slaagden 46.047 leerlingen voor het eindexamen in de theoretische leerweg. Hiervan startte in schooljaar 2017–2018 80,6% in het mbo en 17,8% in de havo.

De theoretische leerweg mist ten opzichte van de andere leerwegen in het vmbo een vak waarin leerlingen op een praktische wijze gericht werken aan beroepsoriëntatie en beroepsbeelden. Een groeiend aantal scholen heeft de afgelopen jaren hierop zelf actie genomen en aanvullende onderwijsprogramma’s of een andere aanpak ontwikkeld. Dit doen zij om de motivatie van leerlingen te vergroten en de aansluiting op het vervolgonderwijs te verbeteren. Deze ontwikkeling wordt door leerlingen als positief ervaren en lijkt bij te dragen aan een soepelere overgang naar het vervolgonderwijs.8 Deze energie en beweging vanuit het veld zetten we graag door.

We willen het hardnekkige misverstand aanpakken dat de theoretische leerweg meer waard zou zijn dan de gemengde leerweg. Beide leerwegen bieden namelijk onderwijs aan op hetzelfde niveau. Op één vak na volgen leerlingen in deze leerwegen hetzelfde examenprogramma. Ze doen in die vakken dezelfde examens en ontvangen als ze geslaagd zijn diploma’s met dezelfde waarde en dezelfde doorstroomperspectieven. Maatschappelijk gezien is de gemengde leerweg echter minder bekend en bovendien vaak onterecht minder gewaardeerd. Leerlingen die in aanmerking komen voor een gl-diploma en een tl-diploma maken doorgaans de keuze voor een tl-diploma vanuit het idee dat een tl-diploma meer kansen biedt dan een gl-diploma. Daarnaast is nog steeds onvoldoende bekend dat de theoretische leerweg en mavo sinds de introductie van het vmbo in 1999 feitelijk hetzelfde zijn. Zo leeft ten onrechte een beeld dat met een mavo-diploma de overstap naar havo gemaakt kan worden en met een diploma gemengde leerweg of theoretische leerweg niet.

De leerlingen die het vmbo gl of tl hebben afgerond zijn toelaatbaar tot zowel het mbo als het havo. Om die reden zal de invoering van het voorgenomen wetsvoorstel «gelijke kans op doorstroom van vmbo naar havo» gelden voor zowel leerlingen die de gemengde leerweg hebben afgerond als voor leerlingen afkomstig uit de theoretische leerweg. Met dit wetsvoorstel wordt geregeld dat leerlingen met een diploma vmbo in de gemengde of theoretische leerweg niet geweigerd mogen worden tot havo 4 op grond van het oordeel van het bevoegd gezag over kennis, inzicht en vaardigheden van de leerling, mits zij voldoen aan voorwaarden met betrekking tot het door hen afgelegde eindexamen. Verwacht wordt dat dit wetsvoorstel komend najaar aan uw Kamer wordt aangeboden.

Om ervoor te zorgen dat vmbo’ers beter worden voorbereid op het vervolgonderwijs – mbo en havo- en om ervoor te zorgen dat alle leerwegen in het vmbo meer aansluiten bij leerlingen die graag leren op een praktische manier, brengen we de gemengde en theoretische leerwegen van het vmbo samen in één leerweg. In die leerweg heeft elke leerling een praktijkgericht component in het onderwijsprogramma. We kunnen hierbij lering trekken uit diverse initiatieven uit het onderwijsveld om de theoretische leerweg praktischer te maken, zoals de schoolexamenprogramma’s Informatietechnologie (ingevoerd per 2016–2017) en Technologie & toepassing (T&T, pilotvak sinds 2014–2015).

Technologie & Toepassing op het Dr.-Knippenbergcollege in Helmond

Sinds het schooljaar 2015–2016 kunnen de tl-leerlingen van het Dr.-Knippenbergcollege in Helmond schoolexamen doen in Technologie & Toepassing. Het vak biedt een leerling een kader om binnen de context van de zeven bètawerelden competenties te ontwikkelen, zoals samenwerken, plannen, organiseren, onderzoeken en presenteren. Leerlingen werken aan levensechte opdrachten van bedrijven en maatschappelijke instellingen, waardoor ze beter voorbereid aan hun toekomst beginnen.

Als eindopdracht worden leerlingen door Stichting Britt Helpt uitgedaagd om de situatie op de Boithuto school te verbeteren. Vanuit hun persoonlijke interesse gaan ze op zoek naar praktische oplossingen voor deze Zuid-Afrikaanse school. Om tot een goede uitwerking van hun idee te komen, lopen de leerlingen een dag stage bij een mbo-opleiding of een bedrijf.

Bij het afsluitende assessment verschijnen de leerlingen voor een commissie. Vanuit het ROC Ter Aa in Helmond sluit er een docent aan om deze assessments mee te beoordelen. Het assessment kan daardoor tevens worden gebruikt als intakegesprek voor het MBO.

We hebben het Platform TL en de SPV gevraagd een inventarisatie uit te voeren naar dergelijke voorbeelden van praktisch onderwijs in de theoretische leerweg. Naast de examenprogramma’s T&T en ITTL zien we dat een deel van de scholen tl-leerlingen een variant van een beroepsgericht profielvak biedt of schooleigen vakken creëert. Als vervolg op deze inventarisatie zijn het Platform TL, SPV en de VO-raad gevraagd om een advies over de wenselijke invulling van een praktijkgerichte component voor een nieuwe leerweg. SLO ondersteunt hierbij. We verwachten een gedragen advies eind 2018. Dit advies zal inzicht bieden in de visie van docenten, schoolleiders en bestuurders over de gewenste kaders en plek dat het component moet krijgen in het curriculum. Daarmee biedt het handvatten voor de nadere invulling van een nieuwe leerweg en kan een wetsvoorstel worden uitgewerkt.

Door deze acties willen wij bewerkstelligen dat alle vmbo-leerlingen praktische kennis en vaardigheden aanleren, en ze tegelijkertijd de kans geven om zich te oriënteren op verschillende beroepsmatige vaardigheden. Het bedrijfsleven, vervolgopleidingen en de leerlingen zelf, hebben baat bij een verrijking van het theoretische leren met een praktische component. Het introduceren van een praktisch component in de nieuwe leerweg draagt bovendien bij aan de loopbaanoriëntatie en -begeleiding. Met het reduceren van het aantal leerwegen in het vmbo wordt daarnaast de herkenbaarheid van het vmbo verbeterd en wordt de verwarring over de waarde van diploma’s in de gemengde en de theoretische leerweg voorkomen.

In deze nieuwe leerweg is een curriculaire aansluiting met het mbo en het havo zoals gezegd van groot belang. In de integrale curriculumherziening – curriculum.nu – wordt daarom rekening gehouden met het belang van praktische vaardigheden in het algemeen vormend curriculum, conform de motie Bruins c.s.9

Het is daarnaast belangrijk dat het curriculum voor de algemeen vormende vakken goed aansluit op de vernieuwing van de beroepsgerichte examenprogramma’s in het vmbo. Wanneer de ontwikkelteams van curriculum.nu de bouwstenen hebben opgeleverd, kan deze aansluiting optimaal plaatsvinden door een wijziging in de examenprogramma’s. Hierbij dient ook aandacht te worden besteed aan programmatische aansluiting tussen en binnen onderwijssectoren.

Vooruitlopend op deze wijziging is besloten om voor de vakken Nederlands, aardrijkskunde en maatschappijkunde in het vmbo de syllabi versneld te actualiseren conform de motie Van Meenen c.s.10 Deze wijzigingen kunnen plaatsvinden zonder een herziening van het examenprogramma. Zo kan relatief sneller een eerste stap naar een betere aansluiting plaatsvinden dan wanneer er wordt gewacht tot het opleveren van de bouwstenen van curriculum.nu.

Tot slot

Via de geschetste actielijnen werken we de komende jaren samen met v(mb)o en mbo, en met bestuurders en vertegenwoordigers van onderwijs- en arbeidsmarktpartijen aan de versterking van het beroepsonderwijs.

Deze ambities doen een beroep op ons en MBO-raad en VO-raad om vol vaart met dit programma aan de slag te gaan. De overheid draagt hierbij zorg voor aangepaste kaders en randvoorwaarden. Ook van arbeidsmarktpartijen vragen wij betrokkenheid. Naast het kenbaar maken van wat ze nodig hebben van toekomstige werknemers, spelen zij een belangrijke rol in het zichtbaar en concreet maken van toekomstperspectief.

We werken daarbij met een groeimodel: we hebben de start gemaakt met voorlopers, vervolgens zorgen we ervoor dat steeds meer scholen en instellingen zich aansluiten. Parallel werken we aan wet- en regelgeving. Zodat jongeren in 2021 in elke regio goed beroepsonderwijs kunnen volgen, in doorlopende routes, waarbij regionale samenwerking structureel is verankerd.

Sterk beroepsonderwijs is een opdracht waar dagelijks aan wordt gewerkt door leraren, onderwijsondersteuners, schoolleiders, bestuurders, beleidsmakers en arbeidsmarktpartijen die hun organisaties openstellen voor stagiairs en hen leermeesters bieden. Onze jongeren verdienen een onderwijsstelsel dat ze op weg helpt naar een toekomst met perspectief, via een route die past bij de wensen en talenten van iedere jongere.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob


X Noot
1

Staat van het Onderwijs 2018.

X Noot
2

Kamerstuk 31 524, nr. 311

X Noot
3

Kamerstuk 31 293, nrs. 287 en 368.

X Noot
4

Kamerstuk 31 524, nr. 351.

X Noot
5

Deze mogelijkheid geldt voor kwalificaties die in het verlengde liggen van de profielen die de vmbo-school biedt. Dit betekent dus niet dat elke vmbo-school in de eigen school alle mogelijke mbo-opleidingen aanbiedt of dat elke school dergelijke routes moet vormgeven.

X Noot
6

Eerdere uitgaven o.a.«Wat moet en wat kan in de onderbouw vmbo» (2010), «Wat moet en wat kan in de bovenbouw vmbo» (2010), «Wat moet en wat kan profielen» (2016).

X Noot
8

Dit speelt tevens in het havo en wordt door enkele scholen geadresseerd via het bieden van zogeheten Vakhavo’s.

X Noot
9

Kamerstuk 31 293, nr. 287.

X Noot
10

Kamerstuk 31 293, nr. 368.

Naar boven