Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 21 oktober 2022
Op 5 oktober jl. ontving ik het verzoek van lid Van Baarle (DENK) om een brief inzake
zijn aangenomen motie1 over blijvende aandacht voor de financiële situatie van taxichauffeurs.
Uit het onderzoek dat mijn voorganger heeft laten uitvoeren naar de gevolgen van corona
op de taxibranche blijkt dat chauffeurs hard zijn geraakt door de terugloop in vraag
naar taxi’s tijdens de pandemie. Hierover heb ik uw Kamer 2 september jl. geïnformeerd2.
Met de motie van lid Van Baarle vraagt uw Kamer om mijn blijvende aandacht voor de
situatie van taxichauffeurs. Die aandacht heb ik. Zoals besproken in het Commissiedebat
Openbaar Vervoer en Taxi van 14 september jl. (Kamerstuk 23 645, nr. 780) zal ik de taxiwet- en regelgeving in de Wet Personenvervoer 2000 (Wp2000) laten
evalueren, en zal ik uw Kamer later dit jaar middels een brief informeren over de
opzet en planning van die evaluatie. Daarop vooruitlopend heb ik reeds toegezegd om
bij de evaluatie apart mee te nemen hoe de financiële situatie van taxichauffeurs
zich heeft ontwikkeld sinds november 2021, het einde van de onderzoeksperiode van
het vorige onderzoek. Ook kijk ik hoe andere aspecten die tijdens het debat genoemd
zijn, maar waarvoor andere ministeries beleidsverantwoordelijkheid dragen, zoals verzekeringskosten,
hierbij een plek kunnen krijgen.
Voor het beleid van het Kabinet en gemeenten inzake de huidige coronasteun voor ondernemers
(waartoe ook taxiondernemers behoren) en het terugbetalen van schulden verwijs ik
naar de brieven over de langetermijnvisie coronasteun en de betalingsregeling (corona)belastingschuld
die uw Kamer heeft ontvangen van de bewindspersonen van Economische Zaken en Klimaat,
Sociale Zaken en Werkgelegenheid, en Financiën3.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
V.L.W.A. Heijnen