31 497 Passend onderwijs

Nr. 408 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BASIS- EN VOORTGEZET ONDERWIJS EN MEDIA

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 juni 2021

Op het verzoek van uw commissie, van 3 december 2020, stel ik u op de hoogte over de stand van zaken betreffende de uitvoering van de aangenomen moties die zijn ingediend bij het notaoverleg Passend onderwijs op 16 november jl. (Kamerstuk 31 497, nr. 391) Dit heeft, mede door vertraging in de uitvoering van moties door COVID-19 iets langer op zich laten wachten. Hieronder wordt per motie toegelicht hoe daaraan opvolging wordt of al is gegeven.

Samenwerking speciaal en regulier onderwijs en definitie doelgroep passend onderwijs

In antwoord op de motie van de leden Rog en Van Meenen over meer samenwerking tussen speciaal en regulier onderwijs1 ben ik in de brief van 22 januari 2021 ingegaan op de beleidsregel «Experimenten samenwerking regulier en speciaal onderwijs» en de goede voorbeelden van samenwerking die nu al op grond van artikel 24 van de Wet op de expertisecentra bestaan.2 In de brief van 15 maart 2021 heb ik, zoals gevraagd in de motie van de leden Rog en Van Meenen3 de doelgroep van passend onderwijs omschreven en aangegeven hoe de monitor tot stand komt die moet uitwijzen in welke mate het ingezette beleid bijdraagt aan een doeltreffende besteding van de ondersteuningsmiddelen.4 De moties zijn hiermee afgedaan (Kamerstuk 31 497, nr. 386; Kamerstuk 31 497, nr. 388; Kamerstuk 31 497, nr. 395).

Landelijke basisnorm en hoogbegaafden

Op 16 november 2020 zijn twee moties aangenomen die betrekking hebben op hoogbegaafden en de landelijke basisnorm. De eerste motie is van de leden Rudmer Heerema, Van Meenen en Rog, die de regering verzoekt om scenario’s uit te werken voor ophoging van de landelijke basisnorm, onder meer met betrekking tot de ondersteuning van hoogbegaafde leerlingen.5 Daarnaast wordt verzocht om het kenniscentrum begaafdheid opdracht te geven om onderzoek te doen waarom het samenwerkingsverbanden en scholen onvoldoende lukt om onderwijsmiddelen ter ondersteuning aan hoogbegaafde leerlingen goed in te zetten en hier meerjarig in de ondersteunen. De tweede motie is van de leden Rudmer Heerema, Van Meenen en Rog, die de regering verzoekt om hoogbegaafdheid te borgen in de landelijke basisnorm zodat iedere school een ondersteuningsaanbod heeft, waarbij particulier onderwijs ook de best passende plek kan zijn.6 Beide moties willen dat een goed aanbod tot stand komt voor hoogbegaafde leerlingen zonder dat een bijdrage van ouders wordt gevraagd.

Er is verzocht de landelijke basisnorm op te hogen en deze te borgen voor hoogbegaafde leerlingen, zodat er een goed aanbod tot stand komt voor hoogbegaafde leerlingen zonder dat hier extra kosten of drempels voor worden opgeworpen. Zoals ik uw Kamer al op 4 november 2020 informeerde bestaat de ontwikkeling van een landelijke norm voor basisondersteuning uit twee fasen:

  • In fase 1 wordt verhelderd wat basisondersteuning is door het landelijk referentiekader passend onderwijs te actualiseren en te concretiseren. De wettelijke ruimte voor een eigen invulling van het niveau van basisondersteuning, bovenop de landelijke norm, blijft hierbij in stand (de landelijke norm is een minimumnorm).

  • In fase 2 wordt de verbinding met jeugdgezondheidszorg en zorg gelegd. Ook wordt de landelijke norm voor wat betreft het onderwijs verankerd in wet- en regelgeving.

In november is de actualisatie van het hoofdstuk basisondersteuning uit het referentiekader passend onderwijs als bijlage meegestuurd. Deze norm gaat uit van een brede basis, van leerlingen met een beperking tot leerlingen met leerproblemen alsmede een aanbod specifiek voor hoogbegaafde leerlingen, waar u naar vraagt. Deze norm wordt momenteel geconcretiseerd, onder andere met behulp van experts uit het onderwijsveld zoals leraren en intern begeleiders. De norm ga ik ook wettelijk vastleggen, in ieder geval ten aanzien van de onderwijsondersteuning. In de volgende voortgangsrapportage Passend Onderwijs zal ik u verder informeren over de voortgang.

Ten aanzien van de middelen voor de ondersteuning van hoogbegaafde kinderen worden verschillende andere stappen genomen om te zorgen voor (meer) passend onderwijs voor hoogbegaafde leerlingen, zoals het opzetten van leerplanprojecten voor verrijking aan begaafde leerlingen en vormgeven van een handreiking door Stichting Leerplan Ontwikkeling. Het Ministerie van Onderwijs, Cultuur & Wetenschap (OCW) heeft subsidie beschikbaar gesteld om het onderwijs te stimuleren zodat een passend onderwijs- en ondersteuningsaanbod voor (hoog)begaafde leerlingen wordt ingericht. Door middel van monitor- en impact onderzoek door Oberon en Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek zal meer inzicht verkregen worden in de besteding van onderwijsmiddelen en de impact en werkzame mechanismen van de activiteiten. Het kan de samenwerkingsverbanden en scholen praktische informatie geven over efficiënte en effectieve manier van besteden van onderwijsmiddelen om tot een meer passend aanbod te komen.

In de motie wordt gevraagd om te onderzoeken waarom het samenwerkingsverbanden en scholen niet lukt om het onderwijs aan hoogbegaafden goed vorm te geven, echter dit zal niet worden uitgevoerd door het kenniscentrum. Het kenniscentrum zal praktijk, beleid en wetenschap verbinden en het leggen van verbindingen tussen initiatieven en partijen die elkaar kunnen versterken. Met de ondernomen stappen ten gevolge van de subsidieregeling en daarnaast toepassen de bevindingen uit de hiervoor genoemde onderzoeken, is de verwachting dat het steeds beter zal lukken om in de praktijk af te stemmen op de specifieke ondersteuningsbehoeftes van (hoog)begaafde leerlingen. Bij het inrichten van het kenniscentrum, zal de inhoudelijke opdracht nader vormgegeven worden, onder meer het ondersteunen van scholen en samenwerkingsverbanden.

Eerder is wat betreft de eigen bijdrage vermeld dat het onderwijs voor (hoog)begaafde leerlingen net als voor andere leerlingen vrij toegankelijk en kosteloos moet zijn.7 Scholen mogen ouders om een vrijwillige bijdrage mogen vragen voor extra activiteiten. Het gebruik maken hiervan of het participeren in een activiteit mag echter niet voorwaardelijk zijn aan de vrijwillige geldelijke betaling. De samenwerkingsverbanden zijn opgedragen om ook het onderwijs aan hoogbegaafde kinderen in het kader van passend onderwijs te bekostigen en te voorkomen dat hier een eigen bijdrage aan ouders gevraagd wordt. Indien aparte voorzieningen nodig zijn om in de ondersteuningsbehoefte van een leerling te voorzien, dan dient daarin te worden voorzien door de eigen school of samenwerkingsverband. De toelating hiertoe mag niet afhankelijk worden gesteld van een geldelijke bijdrage van de ouders. Binnen de wettelijke kaders van passend onderwijs is het uitgangspunt om voor alle leerlingen een passend aanbod te creëren. Voor leerlingen met een specifieke onderwijs- en/of ondersteuningsbehoefte dient bekeken te worden hoe en in welke vorm dit het beste gegeven kan worden en van toepassing is op alle leerlingen, inclusief hoogbegaafde leerlingen.

In de motie komt naar voren dat particulier onderwijs ook de best passende plek kan zijn voor hoogbegaafden. Een school die beschikking heeft over Rijksbekostiging voor onderwijs, mag onderwijs op een particuliere school echter niet financieren vanuit de Rijksbekostiging. Dit geldt ook voor de ondersteuningsmiddelen vanuit een samenwerkingsverband. Het is wettelijk niet toegestaan om met medeneming van publieke bekostiging het onderwijs aan een leerling uit te besteden aan een niet-bekostigde school. Wel kunnen scholen en samenwerkingsverbanden kennis, expertise, materiaal of onderwijsprogramma’s van een particuliere aanbieder benutten door deze in te kopen. Daarbij geldt dat het onder verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag van een bekostigde school dient plaats te vinden, de leerling is en blijft ingeschreven op deze bekostigde school en het onderwijs wordt gevolgd op de bekostigde school. Ik verwijs nogmaals naar het briefadvies van de Onderwijsraad waarin de Onderwijsraad stelt een dergelijke wettelijke regeling de deuren opent om buiten het publieke stelsel aanbod te zoeken, met een uitholling van het aanbod in het publieke stelsel tot gevolg.8

Veilig thuismeldingen bij geschillen passend onderwijs

Hierbij informeer ik u over de uitwerking van de motie van de leden Westerveld en Van den Hul over het voorkómen van Veilig Thuismeldingen bij geschillen over passend onderwijs.9

Eerder heb ik uw Kamer geïnformeerd over welke acties worden ondernomen om dit soort geschillen over passend onderwijs op de juiste plek op te lossen en te voorkomen dat dergelijke zaken (waar geen vermoedens van kindermishandeling aan de orde zijn) bij Veilig Thuis gemeld worden. Naast het belang van de implementatie van de meldcode, gaf ik aan dat ik samen met de PO-Raad, Veilig Thuis, Ouders & Onderwijs en Balans casusonderzoek zou doen bij geanonimiseerde casussen, om te kijken of er meer maatregelen wenselijk zijn. Ik had in mijn schrijven d.d. 22 januari 2021 (ref: 26704845)10 toegezegd u hierover rond de zomer van 2021 te zullen informeren. Met deze informatie kom ik tegemoet aan deze toezegging.

Als aanvullende maatregelen bovenop de implementatie van de meldcode in het onderwijs is o.a. afgesproken naar iedere achterban te communiceren dat het niet zo mag zijn dat er standaard een Veilig Thuis-melding wordt gedaan bij onenigheid puur en alleen over een passend onderwijsaanbod. Tevens gaan mijn ambtenaren in gesprek met de Inspectie van het Onderwijs over hoe om te gaan met scholen die het tot standaardbeleid hebben gemaakt te melden of te dreigen met meldingen als ouders niet akkoord gaan met het onderwijsaanbod of onderwijsadvies.

Tot slot komt er een praatplaat waarop te zien is waar ouders en onderwijspartijen heen kunnen als er sprake is van een conflict over passend onderwijs. Binnen deze praatplaat wordt ook duidelijk gemaakt dat de route van dwang en drang (dreigen met leerplichtambtenaar, Veilig Thuis of zelfs het doen van een melding bij Veilig Thuis) niet de geijkte weg is.

De boven genoemde partijen weten elkaar goed te vinden en zullen deze aanvullende maatregelen evalueren om te kijken of aanvullende actie nodig is.

Thuiszitters

De motie van de leden Kwint en Westerveld verzoekt mij om zo snel mogelijk een experiment gericht op thuiszitters te laten starten.11 In mei 2021 zijn 15 initiatieven, ook gericht op thuiszitters, gestart als proeftuin om te komen tot onderwijszorgarrangementen. Deze proeftuinen worden begeleid in hun zoektocht om optimaal de ruimte binnen wet- en regelgeving te benutten en om te leren of en zo ja welke aanpassingen in wet- en regelgeving nodig zijn. Dat laatste benutten we voor de experimenten die we gaan opzetten. Parallel aan de proeftuinen zijn we al bezig met het inregelen van de experimenteerfase. In de volgende onderwijszorg-brief informeer ik u over de voortgang hiervan.

De moties die zijn aangenomen naar aanleiding van het notaoverleg Passend onderwijs van 16 november 2020 worden zo veel mogelijk betrokken bij de bijbehorende maatregelen uit de Verbeteraanpak passend onderwijs.12 U wordt hierover in het najaar 2021 in een voortgangsrapportage geïnformeerd.

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob


X Noot
1

Kamerstuk 31 497, nr. 386

X Noot
2

Kamerstuk 31 293, nr. 573

X Noot
3

Kamerstuk 31 497, nr. 388

X Noot
4

Kamerstuk 31 497, nr. 395

X Noot
5

Kamerstuk 31 497, nr. 378

X Noot
6

Kamerstuk 31 497, nr. 379

X Noot
7

Kamerstuk 31 497, nr. 336

X Noot
8

Briefadvies Onderwijsraad 8-11-2019 over uitbesteding van bekostiging aan particulier onderwijs, bijlage bij Kamerstuk 31 497, nr. 345

X Noot
9

Kamerstuk 31 497, 383

X Noot
10

Verzamelbrief moties en toezeggingen primair en voortgezet onderwijs

X Noot
11

Kamerstuk 31 497, 376

X Noot
12

Kamerstuk 31 497, nr. 371

Naar boven