Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 28 februari 2020
Tijdens het Verslag Algemeen Overleg onderwijs en zorg op 19 februari jongstleden
is een tweetal moties ingediend waarop Minister Slob u mijn schriftelijke reactie
heeft toegezegd.
De leden Westerveld en Kwint vragen of het mogelijk is om te onderzoeken of een beschikking
vanuit de Jeugdwet voor een langere tijd dan een half jaar kan worden afgegeven voor
kinderen met een handicap in het reguliere onderwijs (Kamerstuk 31 497, nr. 349). Ik kan u informeren dat hier in 2019 onderzoek naar is gedaan door onderzoeksbureau
Significant, mede in opvolging van de gewijzigde motie van het lid Bergkamp c.s.1 over kortdurende beschikkingen.2 Hieruit blijkt dat de wettelijke ruimte om meerjarig te beschikken weinig wordt gebruikt
door gemeenten. Mijn uitgangspunt is dat de duur van de beschikking moet aansluiten
op de specifieke situatie van de aanvrager. In dit geval dus een meerjarige beschikking
omdat het gaat om een kleine groep kinderen met een levenslange ondersteuningsvraag.
Samen met cliëntorganisaties wordt nu gewerkt aan een integraal afwegingskader voor
gemeenten en cliënten wanneer er sprake is van een levensbrede en levenslange beperking.
Dit afwegingskader moet lokale teams handvatten geven, bijvoorbeeld voor de afweging
rond beschikkingsduur. In dit afwegingskader zal expliciete aandacht komen voor kinderen
met levenslange ondersteuningsvragen en de verbinding met onderwijs. Gezien het bovenstaande
ontraad ik deze motie.
De voorgestelde motie van het lid Van Meenen (Kamerstuk 31 497, nr. 352) verzoekt om de middelen voor onderwijs en voor ondersteuning en zorg in onderwijs
te ontschotten. Als hiermee bedoeld wordt de financiering van onderwijs én die van
zorg en ondersteuning tijdens onderwijstijd, vanuit één centraal loket direct aan
de scholen te verstrekken, ontraad ik deze motie. In onze brief van 30 oktober 20193 hebben Minister Slob en ik u geïnformeerd over de uitwerking van de afspraak in het
regeerakkoord om «te bezien hoe de zorg voor leerlingen binnen een beperkt aantal onderwijsinstellingen
met complexere casuïstiek direct uit de middelen voor zorg in onderwijstijd kan worden
gefinancierd». Stapsgewijs werken wij toe naar een structurele oplossing daarvoor: één collectieve
financiering van zorg in onderwijstijd. Deze collectieve financiering voor zorg in
onderwijstijd wordt aanvullend op de financiering die de school ontvangt vanuit het
samenwerkings-verband passend onderwijs om het onderwijs en onderwijsondersteuning
te organiseren. De middelen hiervoor zullen onder andere uit het pgb moeten komen
dat ouders nu tot hun beschikking hebben, en waar nu op individueel niveau afspraken
over gemaakt worden. De onderbouwing van de budgetten luistert daarom erg nauw, en
het kost tijd om in kaart te brengen welke budgetten er nodig zijn en hoe dit zorgvuldig
georganiseerd kan worden.
Minister Slob en ik zijn ons bewust van het belang om voor scholen, leerlingen en
hun ouders op korte termijn de afstemmingsproblemen te verlichten. Daarom hebben wij
besloten een aantal tussenstappen te nemen. Deze betreffen het ophogen van de Regeling
bijzondere bekostiging voor leerlingen met een ernstige meervoudige beperking, scholen
helpen met zorgarrangeurs en het inrichten van pilots met collectieve financiering.
Hiermee willen we scholen en ouders in de tussentijd helpen én informatie uit de praktijk
ophalen om toe te werken naar een collectieve financiering van zorg tijdens onderwijstijd.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
H.M. de Jonge