31 497 Passend onderwijs

Nr. 107 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 juli 2013

In vervolg op uw verzoek met bovenstaand kenmerk, stuur ik u hierbij een reactie op het rapport Kunnen basisscholen passend onderwijs aan? dat gisteren door de Algemene Rekenkamer is gepubliceerd.

Graag wil ik mijn waardering uitspreken voor het gedegen rapport. De ontwikkelingen waarmee het basisonderwijs te maken heeft zijn mede op basis van praktijkonderzoek zorgvuldig in beeld gebracht en de conclusies zijn genuanceerd.

Een gesprek over dit rapport verdient een goede voorbereiding. Daarom kan ik mij goed vinden in het voornemen om na het zomerreces een overleg te plannen over het rapport. U hebt mij gevraagd om met het oog op het algemeen overleg van 3 juli over passend onderwijs nu al te reageren op de onderdelen die betrekking hebben op passend onderwijs. In de brief van 26 juni jl. aan de Algemene Rekenkamer, heb ik een reactie gegeven op het hele onderzoek. Een afschrift van deze brief is bijgevoegd1. Een samenvatting van de brief is opgenomen op de pagina’s 19 en 20 van het rapport. Enkele aspecten van passend onderwijs zijn daarin al aan de orde gekomen.

De Rekenkamer concludeert dat er in het basisonderwijs sprake is van een wankel evenwicht tussen taken enerzijds en middelen, mensen en tijd anderzijds. Het beeld is echter complex en genuanceerd, zoals ik in mijn brief aan de Rekenkamer heb aangegeven. Daar concludeer ik ook dat het de meeste besturen lukt de afweging tussen tijd, taken, personeel en geld zo te maken dat zij uitkomen met de beschikbare middelen en goed onderwijs bieden. Passend onderwijs is ook een kans voor schoolbesturen in de samenwerkingsverbanden om de extra ondersteuning aan leerlingen en de bekostiging daarvan effectiever en efficiënter vorm te geven. Er is ruimte om leraren in de klas gerichter te ondersteunen bij het onderwijs aan leerlingen met verschillende behoeften.

Ik ben mij ervan bewust dat passend onderwijs nieuwe verantwoordelijkheden met zich meebrengt, met name waar het gaat om de zorgplicht, de verantwoordelijk om voor alle leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben een passend onderwijsaanbod te bieden. Een zorgvuldige invoering is van belang om ervoor te waken dat het evenwicht op de scholen tussen deze taken en de inzet die scholen moeten plegen voor de uitvoering hiervan niet zoekraakt. Samen met de sectororganisaties is een uitgebreid invoeringsprogramma ontwikkeld om besturen en samenwerkingsverbanden te ondersteunen bij de invoering. De besturen en samenwerkingsverbanden staan er dan ook niet alleen voor.

Het financiële kader voor de invoering van passend onderwijs is stabiel, nadat eerdere voornemens om te bezuinigen ongedaan zijn gemaakt. Wel zijn er regio’s die erop vooruit gaan en regio’s die erop achteruit gaan, als gevolg van de verevening. Dit, in lijn met het advies van de Evaluatie en adviescommissie passend onderwijs (ECPO) uit 2010 waarin wordt voorgesteld om tot een gelijke verdeling van de middelen over het land te komen.2 Conform dat advies is gekozen voor een overgangsregeling tot augustus 2020. Samenwerkingsverbanden die erop achteruit gaan, hebben daardoor voldoende ruimte om de inrichting van het onderwijs geleidelijk aan te passen en draagt zo bij aan een zorgvuldige invoering.

Het gesprek met leraren, of beter, het uitblijven van het gesprek met leraren maar ook met ouders is een ander punt dat door de Rekenkamer wordt genoemd. Ook de vak- en ouderorganisaties hebben hierop gewezen. Besturen en samenwerkingsverbanden wijzen er nog wel eens op dat zij eerst een aantal zaken uitgewerkt willen hebben voordat het gesprek wordt aangegaan. Van leraren en ouders krijg ik echter terug dat zij graag in gesprek gaan over passend onderwijs en de kansen die dat biedt. Ook als het beleid nog niet helemaal is uitgekristalliseerd. Ik roep besturen en samenwerkingsverbanden op om het gesprek aan te gaan. Ook zal ik komende tijd extra aandacht besteden aan de voorlichting en aan het betrekken van leraren en ouders bij de invoering van passend onderwijs. In de derde voortgangsrapportage passend onderwijs die u begin december tegemoet kunt zien, zal ik informeren over de resultaten.

Dat alertheid is geboden, zoals de Rekenkamer concludeert, onderstreep ik. De ontwikkelingen in de samenwerkingsverbanden worden dan ook nauwkeuring gevolgd via een monitor en analyses van de leerlingenontwikkelingen. Uit deze analyses is naar voren gekomen dat er samenwerkingsverbanden zijn met zogenoemde tussentijdse groei. Hierover heb ik u geïnformeerd in de voortgangsrapportage passend onderwijs die ik op 18 juni jl. aan de beide Kamers heb gestuurd.3 Deze groei van het aantal leerlingen in het (voortgezet) speciaal onderwijs en ook met een rugzak, kan in deze samenwerkingsverbanden leiden tot een financieel moeilijke situatie in de beginfase van passend onderwijs. Daarom wordt samen met de sectororganisaties en in overleg met de samenwerkingsverbanden bekeken hoe tot beheersing van de groei kan worden gekomen.

Aan de inspectie heb ik gevraagd om verder te gaan met de ontwikkeling van het meten van de toegevoegde waarde van scholen. Dit sluit aan bij de oproep van de Rekenkamer om ook vast te houden aan het sturen op opbrengsten, waarbij de prestaties van de scholen voor het publiek inzichtelijk worden gemaakt. Ook een gedifferentieerd toezichtmodel draagt daaraan bij. Na de zomer zal de Kamer hier een brief over ontvangen. Uitgangspunt bij het gedifferentieerde toezicht zal zijn dat scholen die goede prestaties boeken bij hun specifieke populatie daarin erkend worden. Dat geldt dus ook voor scholen die het beste halen uit leerlingen met een extra ondersteuningsbehoefte. Vanaf augustus 2014 zullen pilots gedifferentieerd toezicht van start gaan.

Ik realiseer mij dat er nog veel werk verzet moet worden. Er wordt daarom gerichte ondersteuning geboden zodat alle samenwerkingsverbanden op 1 augustus 2014 klaar zijn voor de invoering van passend onderwijs. Daarmee is de invoering echter niet afgerond. Veel samenwerkingsverbanden hebben aangegeven te kiezen voor een groeimodel waarin stapsgewijs wordt gewerkt aan meer onderwijs op maat in het reguliere onderwijs. De kaders staan in augustus 2014. Maar het is aan de scholen en de besturen in de samenwerkingsverbanden om de ruimte en de kansen die passend onderwijs biedt te benutten om aan alle leerlingen een passend onderwijsprogramma te bieden.

Eerder is al toegezegd dat er vanaf 2014 een meerjarig evaluatieprogramma van start zal gaan om de ontwikkelingen binnen de samenwerkingsverbanden nauwkeurig te volgen. De ECPO zal eind van dit jaar een concrete uitwerking van dit programma presenteren. De uitvoering van dit programma zal ondergebracht worden bij de NRO. Het voornemen van de Rekenkamer om na de invoering van passend onderwijs, over drie of vier jaar te onderzoeken in hoeverre de scholen en besturen erin slagen de doelen van passend onderwijs te realiseren, ondersteun ik van harte.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

X Noot
2

Verevening als verdeelmodel voor de bekostiging van speciale onderwijszorg

X Noot
3

Kamerstuk 31 497, nr. 101

Naar boven