31 322 Kinderopvang

Nr. 409 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 december 2019

Met deze brief informeer ik uw Kamer over enkele toezeggingen gedaan tijdens het AO kinderopvang in juni 20191 en het VAO kinderopvang in september 20192. Deze hebben betrekking op de ontwikkeling van de uurprijzen in de kinderopvang, de informatievoorziening aan ouders over private equity in de kinderopvang, en de stand van zaken rond de acties die voortkomen uit de taskforce samenwerking kinderopvang en onderwijs. In toevoeging hierop verschaf ik uw Kamer in deze brief ook de stand van zaken op enkele andere trajecten waarover ik u in eerdere brieven heb geïnformeerd. Het betreft onder andere de doorontwikkeling van «In-één-oogopslag» en de monitor voorschoolse voorziening voor peuters.

Kwartaalrapportage Kinderopvang

Middels de kwartaalrapportages informeer ik u over de ontwikkelingen in de tarieven en het gebruik van kinderopvang. Deze cijfers ontvang ik van de Belastingdienst en zijn gebaseerd op de gemiddelde tarieven en het gemiddelde gebruik van alle ouders die kinderopvangtoeslag ontvangen. Op 7 juni heb ik u geïnformeerd over de kwartaalrapportage kinderopvang van het eerste kwartaal 2019.3 Tijdens het AO kinderopvang van 20 juni 2019 heb ik toegezegd u na de zomer opnieuw te informeren over de volgende kwartalen. In de bijlage vindt u de kwartaalrapportage kinderopvang over het tweede en derde kwartaal van 2019, inclusief de cijfers over gastouderopvang.4 5

Zoals ik ook bij de vorige rapportages heb aangegeven zijn er enkele kanttekeningen te plaatsen bij de duiding. Zo geven niet alle ouders tijdig een wijziging van het uurtarief door en sluit het tarief dat ouders doorgeven soms niet volledig aan bij het tarief dat een kinderopvangorganisatie vraagt.

Ontwikkeling van de uurtarieven

In onderstaande tabel zijn de uurtarieven in het tweede en derde kwartaal weergegeven. Het gaat om voorlopige berekeningen die nog kunnen veranderen bij het definitief vaststellen van de kinderopvangtoeslag na afloop van het toeslagjaar.

Tabel 1: ontwikkeling gemiddeld uurtarief1 (in €)
 

Kw.1 2018

Kw.2 2018

Kw.3 2018

geheel 2018

Kw.1 2019

Kw.2 2019

Kw.3 2019

Gemiddelde uurtarief2

Dagopvang

7,40

7,43

7,45

7,44

7,86

7,92

7,96

BSO

7,17

7,18

7,20

7,19

7,29

7,31

7,32

Maximum uurprijzen

Dagopvang

7,45

8,02

BSO

6,95

6,89

Bron: Belastingdienst/Toeslagen, cijferbeeld november 2019, bewerking Ministerie van SZW

X Noot
1

Deze cijfers over het gemiddelde uurtarief zijn gebaseerd op de uurtarieven die ouders aan de Belastingdienst/Toeslagen doorgeven. Het is onduidelijk in hoeverre ouders een wijziging van het uurtarief altijd correct/volledig doorgeven en de uurtarieven dus exact aansluiten bij het uurtarief dat een kinderopvangorganisatie vraagt.

X Noot
2

Het betreft de gemiddelde uurtarieven, waarbij gewogen is naar gebruik. Ter illustratie: het uurtarief van gebruikers die per week 40 opvanguren afnemen weegt twee keer zo zwaar mee bij bepaling van het gemiddelde als het uurtarief van gebruikers die 20 opvanguren afnemen.

Dagopvang

In het tweede kwartaal van dit jaar is het gemiddelde van de uurtarieven in de dagopvang € 7,92. In het derde kwartaal is dit gestegen naar € 7,96. Dit is het gemiddelde van alle ouders, zowel ouders die geen als ouders die wel een wijziging hebben doorgegeven. In vergelijking met het derde kwartaal vorig jaar ligt het gemiddelde tarief € 0,51 hoger. Het gemiddelde tarief in het eerste kwartaal van 2019 is tevens opwaarts bijgesteld van € 7,83 naar € 7,86. Dit komt doordat ouders met terugwerkende kracht gegevens kunnen wijzigen. In mijn eerdere Kamerbrief merkte ik op dat nog niet alle ouders in de eerste maanden van het jaar de nieuwe tarieven aan de Belastingdienst hadden doorgegeven. Het ongewijzigde uurtarief van deze groep ouders wordt wel meegenomen in de berekening van het gemiddelde uurtarief. Dit is ook het geval in het derde kwartaal.

Ik heb naar aanleiding van de vorige rapportage de verwachting uitgesproken dat, op basis van het historische beeld, het uiteindelijke gemiddelde uurtarief voor de dagopvang in 2019 waarschijnlijk in de bandbreedte van € 7,83 en € 8,13 komt te liggen. Ik ga er op basis van de derde kwartaalrapportage nog steeds vanuit dat het uiteindelijke gemiddelde uurtarief voor de dagopvang in 2019 binnen deze bandbreedte zal vallen. Het gemiddelde lijkt daarmee niet sterk af te wijken van de door mij gehanteerde maximum uurprijs.

Buitenschoolse opvang

De gemiddelde tarieven in de buitenschoolse opvang zijn zeer beperkt toegenomen ten opzichte van het eerste kwartaal. Van € 7,29 in het eerste kwartaal naar € 7,31 in het tweede kwartaal. Het gemiddelde uurtarief in de buitenschoolse opvang in het derde kwartaal bedraagt € 7,32; € 0,12 meer ten opzichte van het derde kwartaal vorig jaar. Ook bij deze gemiddelden merk ik op dat niet alle ouders een nieuw tarief aan de Belastingdienst hebben doorgegeven.

Voor de buitenschoolse opvang heb ik de verwachting uitgesproken dat het gemiddelde tarief in 2019 uitkomt in de bandbreedte van € 7,27 en € 7,40. Als ik kijk naar de ontwikkelingen in het tweede en derde kwartaal, ga ik hier nog steeds vanuit. Het gemiddelde uurtarief lijkt daarmee in 2019 te zijn gestegen ten opzichte van 2018. De bandbreedte ligt boven de door mij vastgestelde maximum uurprijs voor 2019, zoals ook de afgelopen jaren het geval was. Dit verschil tussen de gevraagde uurprijs en de maximum uurprijs is toegenomen ten opzichte van eerdere jaren. Ik zal deze ontwikkeling met specifieke aandacht blijven monitoren, om te bezien of de toename van het verschil dit jaar een eenmalige afwijking of trendbreuk betreft.

Ontwikkeling van het gebruik van kinderopvang

Ik ben verheugd te melden dat ook in het tweede kwartaal van 2019 het aantal kinderen dat gebruik maakt van kinderopvangtoeslag verder toeneemt. Daaruit maak ik op dat de forse groei van de afgelopen vijf jaar doorzet. Een kanttekening hierbij is dat het voorlopige cijfers zijn, die bij de definitieve toekenning van de kinderopvangtoeslag nog licht kunnen wijzigen. In het derde kwartaal is het totaal aantal gedaald ten opzichte van het tweede kwartaal. Dit is een jaarlijks terugkerende ontwikkeling die samenhangt met de zomervakantie.

Ten opzichte van het derde kwartaal vorig jaar, is het aantal kinderen dat naar de kinderopvang ging met kinderopvangtoeslag wel toegenomen.

Tabel 2: ontwikkeling aantal kinderen met kinderopvangtoeslag
 

Kw.1 2018

Kw.2 2018

Kw.3 2018

geheel 2018

Kw.1 2019

Kw.2 2019

Kw.3 2019

Aantal kinderen (x 1.000)

Totaal

777

795

782

795

817

832

817

Dagopvang

325

330

324

330

341

345

337

BSO

358

370

367

370

387

396

392

Bron: Belastingdienst/Toeslagen, cijferbeeld november 2019, bewerking Ministerie van SZW

In totaal gingen in het derde kwartaal gemiddeld 817.000 kinderen met kinderopvangtoeslag naar de kinderopvang. Gastouderopvang is niet in de tabel opgenomen, waardoor de som van dagopvang en buitenschoolse opvang afwijkt van het totaal waar gastouderopvang wel meetelt. Daarnaast kan een kind binnen een kalenderjaar van meer dan één type kinderopvang gebruik maken (bijvoorbeeld gastouderopvang en kinderdagopvang). Voor het totaalaantal kinderen wordt zo’n kind één keer meegeteld.

Het gemiddelde urengebruik in de kinderdagopvang bedraagt 82,3 uur per maand, een toename van 1,4 uur ten opzichte van het tweede kwartaal.6 In de buitenschoolse opvang is het gemiddelde urengebruik gestegen van 37,5 uur in het tweede kwartaal naar 38,0 uur per maand in het derde kwartaal.

Afsluitend

De maximum uurtarieven voor 2020 zijn met het besluit kinderopvangtoeslag 2020 verhoogd naar € 8,17 voor de dagopvang en € 7,02 voor de buitenschoolse opvang. Dit betreft de gebruikelijke indexatie om de algemene loon- en prijsbijstelling te compenseren.7 De in deze brief genoemde beelden zijn in lijn met dit besluit. Daarnaast vind ik de verdere toename van het gebruik van kinderopvang, zowel bij de dagopvang als buitenschoolse opvang, een positief signaal. Ik zal de uurtarieven blijven monitoren. Volgende kwartaalrapportages zullen, zoals gebruikelijk, via de website van de rijksoverheid gecommuniceerd worden.

Informatievoorziening en behoefte ouders

Doorontwikkeling In-één-oogopslag

Ik vind het belangrijk dat ouders zoveel mogelijk in hun informatiebehoefte voorzien worden, om zo een weloverwogen keuze voor kinderopvanglocatie te maken. Daarom heb eerder ik door Motivaction onderzoek laten doen naar de informatiebehoefte onder ouders. In mijn brief van 9 september 2019 heb ik u geïnformeerd over de uitkomsten van dit onderzoek.8 In deze brief heb ik uw Kamer ook toegezegd dat ik u over eventuele vervolgstappen naar aanleiding van dit onderzoek voor het einde van het dit jaar zou informeren en daarbij de doorontwikkeling van «in-één-oogopslag» betrek. Bij dezen doe ik deze toezegging gestand.

Een belangrijke uitkomst van het Motivaction onderzoek is dat ouders over het algemeen tevreden zijn over de beschikbaarheid van informatie over kinderopvang. En dat zij vooral behoefte hebben aan het beter vindbaar en vergelijkbaar maken van deze informatie. De (doorontwikkeling van) «in-één-oogopslag» helpt ouders hierbij.

«In-één-oogopslag» maakt de informatie uit het (openbare) inspectierapport op een visueel aantrekkelijke manier voor ouders beschikbaar. Dit geeft ouders beter zicht op de kwaliteit van een kinderopvanglocatie en maakt het makkelijker om kinderopvanglocaties te vergelijken. «In-één-oogopslag» is sinds 1 april 2018 live en te vinden op de website van het Landelijk Register Kinderopvang9 (LRK). Het afgelopen jaar is met input van ouders, ouderorganisaties en brancheorganisaties gewerkt aan het verbeteren van «in-één-oogopslag». Deze nieuwe versie gaat op 2 januari 2020 live. Belangrijke verbeteringen zijn onder andere dat de gepresenteerde informatie beter aansluit bij de wensen en behoeften van ouders (zoals duidelijker taal- en kleurgebruik) en dat «in-één-oogopslag» straks ook op tablet en telefoon te raadplegen is.

Het komende jaar wil ik verder met het verbeteren van de informatievoorziening aan ouders. Ik wil dan onder andere verkennen welke mogelijkheden het LRK biedt om het zoeken en vergelijken van kinderopvanglocaties te vergemakkelijken. De uitkomsten van het Motivaction onderzoek onder ouders neem ik hierin mee.

Informatievoorziening private equity

Tijdens het AO van 20 juni heb ik toegezegd de beschikbare informatie aan ouders over private equity ondernemingen in de kinderopvang in kaart te zullen brengen en u hierover te informeren. Hierbij kom ik daaraan tegemoet.

Momenteel zijn er verscheidene informatiebronnen om ouders te faciliteren bij hun keuze voor kwalitatief sterke, veilige en financieel toegankelijke kinderopvang. Deze zijn als volgt:

  • In het LRK kunnen ouders gegevens van kinderopvangorganisaties en de houders vinden.10 Deze gegevens bestaan bijvoorbeeld uit de rechtsvorm van de houder en geven ook een overzicht van de voorzieningen die door de houder worden geëxploiteerd. Daarnaast is «In-één-oogopslag» te vinden in het LRK.

  • Op de websites van kinderopvangorganisaties zelf wordt inzicht gegeven in de bedrijfsvisie en bij welke overkoepelde organisatie zij zijn aangesloten. Daarnaast vermelden kinderopvangorganisaties, naast praktische informatie ook wat de pedagogische missie en doelstellingen van hun organisatie zijn. Investeringsmaatschappijen zelf vermelden op hun websites ook welke organisaties zij in hun investeringsportfolio hebben.

  • Bij de Kamer van Koophandel kunnen ouders de bedrijfsinformatie van kinderopvangorganisaties opvragen.11 Deze informatie kan onder andere bestaan uit documenten over de jaarrekeningen, concernrelaties, bedrijfshistorie en deponering. Ouders dienen bij het opvragen van deze informatie wel een klein bedrag te betalen. Dit bedrag verschilt per hoeveelheid opgevraagde informatie.

In november heb ik een enquête uitgezet onder ouders om te zien hoe zij tegen bepaalde actuele thema’s aankijken. In totaal hebben 1.839 ouders met kinderen in de leeftijd 0–12 jaar de vragenlijst ingevuld. Vragen hadden onder andere betrekking op het gebruik en beschikbaarheid van kinderopvang en de kinderopvangtoeslag, en over hoe zij kijken naar de kwaliteit en veiligheid van de kinderopvang. De resultaten hiervan vindt u als bijlage bij deze brief.

In het bijzonder is in de enquête ook een aantal vragen gesteld rondom de organisatievorm van de kinderopvangorganisaties. Hieruit komt naar voren dat meer dan de helft (56%) van de ouders die gebruik maken van buitenschoolse opvang/kinderdagverblijf weten waar zij informatie over de organisatievorm kunnen vinden. In deze groep geven bijna alle ouders vervolgens (98%) aan geen informatie te missen. Binnen de andere groep ouders, die aangeeft de informatie niet te kunnen vinden (44%), geeft negen op de tien ouders (89%) aan geen behoefte te hebben aan meer informatie. Meer dan de helft (55%) van de bevraagde ouders geeft aan de organisatievorm van de opvang niet belangrijk te vinden. Ruim een derde (36%) vindt dit wel belangrijk, maar heeft het niet meegenomen in de keuze voor een kinderopvanglocatie. 9% geeft aan het belangrijk te vinden én ook mee te nemen in de keuze voor een kinderopvanglocatie.

Met de verschillende mogelijkheden om informatie te vinden over de organisatievorm die er zijn, en met de doorontwikkeling van «in-één-oogopslag» kom ik mijns inziens voldoende tegemoet aan de informatiebehoefte van ouders op dit vlak. Aan bovenstaande conclusies wil ik nog het volgende toevoegen. De kinderopvang in Nederland kent, als zijnde een private markt, een grote variatie in de omvang van organisaties, organisatievormen en financieringsstructuren. Alle kinderopvangorganisaties die in deze markt actief zijn moeten, ongeacht hun financieringsvorm, voldoen aan de wet- en regelgeving. Het wettelijk kader wordt gesteld met de Wet Kinderopvang (Wko) en daar houden de GGD-en, in opdracht van gemeenten, toezicht op. Ouders zijn in deze markt vrij om te kiezen naar welke organisatie zij hun kind willen brengen. Zo kunnen ouders kiezen tussen verschillende vormen van opvang en kunnen zij de aspecten die daarbij van belang zijn wegen. De kinderopvangtoeslag is er om de financiële toegankelijkheid voor ouders daarin te waarborgen. Naast de eerder aangekondigde verbeteringen over de informatiecentralisatie blijf ik bezig met het monitoren van vragen en behoeftes die spelen bij ouders.

Professionalisering binnen de kinderopvangsector

Tijdelijke subsidieregeling versterking taal- en interactievaardigheden beroepskrachten en gastouders in de kinderopvang.

De kwaliteit van de kinderopvang wordt voor een belangrijk deel bepaald door de deskundigheid van de beroepskracht of de gastouder. Deskundigheid in de kinderopvang komt onder andere naar voren in de wijze waarop beroepskrachten en gastouders met de kinderen praten, zaken uitleggen en interactie tussen kinderen stimuleren. Om beheersing van de Nederlandse taal en de interactievaardigheden naar een hoger peil te brengen, is in 2014 de tijdelijke subsidieregeling «Versterking taal- en interactievaardigheden beroepskrachten en gastouders in de kinderopvang» in het leven geroepen.

Van eind 2014 tot medio 2018 kon door een houder van een kindercentrum of een gastouderbureau een subsidie worden aangevraagd voor een bijdrage in de kosten voor trainingsactiviteiten waarmee taal- en interactievaardigheden van beroepskrachten en gastouders konden worden versterkt. Deze trainingsactiviteiten hadden betrekking op trainingen voor individuele beroepskrachten en op trainingen voor leidinggevenden of stafmedewerkers van kindercentra en gastouderbureaus(«train-de-trainer») om zo het bereik te vergroten. In vier jaar zijn bijna 1.600 subsidieaanvragen verleend. In 2019 zijn de laatste trainingen onder de regeling afgerond en in 2020 verschijnt de eindevaluatie.

Stand van zaken acties Taskforce samenwerking onderwijs en kinderopvang

Tijdens het VAO Kinderopvang in september 2019 stelde het lid Westerveld van uw Kamer dat het meerwaarde oplevert als medewerkers in de kinderopvang en het onderwijs meer samenwerken, specifiek in interprofessionele teams. Conform de toezegging die ik heb gedaan tijdens het VAO van 4 september geef ik u in deze brief een update van een aantal acties die zijn ingezet naar aanleiding van de adviezen van de taskforce. Ik doe dit mede namens de Minister voor BVOM.

Ondanks de verschillen tussen onderwijs en kinderopvang is er al veel mogelijk in de samenwerking. Vrijwel alle basisscholen werken op enige wijze samen met één of meerdere kinderopvangorganisaties. Ten opzichte van 2016 wordt er ook steeds intensiever samengewerkt blijkt uit onderzoek.12 Het kabinet is hier blij om. Beide sectoren hebben een unieke expertise waarmee zij aansluiten bij de ontwikkelfasen en verschillende behoeften van kinderen en door goed samen te werken kunnen beide sectoren elkaar versterken en kinderen helpen in hun ontwikkeling. In dat kader benoem ik graag enkele initiatieven:

De afgelopen tijd hebben vijf partijen (SWN, BMK, BK, PO-raad en de VNG) onderling gesproken over de overeenkomsten en verschillen tussen de cao’s opvang, welzijn en onderwijs. Het is aan de cao-partijen om dit verder mee te nemen in hun onderhandelingen. Een mooi initiatief vind ik dat het Arbeidsmarktplatform Kinderopvang een e-book gemaakt heeft over combinatiebanen in de kinderopvangsector. In het e-book zijn ervaringen met combinatiebanen opgenomen. De samenwerking tussen onderwijs en kinderopvang komt hier prominent in terug. Er worden tips en een stappenplan gegeven voor een succesvolle combinatiebaan waarmee medewerkers in beide sectoren actief kunnen worden.

Bureau Kwaliteit Kinderopvang (BKK) heeft eerder in 2017 een pedagogisch curriculum opgeleverd voor het jonge kind in voorzieningen die vallen onder de Wko dat kinderopvangorganisaties kunnen gebruiken om hun beleid vorm te geven. Binnen het traject curriculum heeft het BKK feedback gegeven op tussenproducten van het curriculum en zijn kinderopvangorganisaties geconsulteerd bij het vormgeven van het nieuwe schoolcurriculum. Daarnaast heeft PACT voor Kindcentra een gesprekstafel opgezet over het huidige opleidingenveld. Daarin bespreekt een aantal partijen of de huidige opleidingen aansluiten bij de behoeften van Integrale Kindcentra (IKC) en de steeds nauwere samenwerking tussen onderwijs en kinderopvang in de praktijk. Zij hebben een beroepsbeeld voor een IKC-medewerker ontwikkeld. Dit beroepsbeeld kan worden gebruikt binnen opleidingen en is te vinden op de website van PACT. Ook komen er drie proeftuinen waarbij opleidingen dichter op de vraag van het werkveld worden aangesloten.

Momenteel voeren het Ministerie van OCW en het Ministerie van SZW een onderzoek uit naar de huidige informatieoverdracht tussen kinderopvang en onderwijs en naar welke informatieoverdracht er nodig is om een goede doorlopende ontwikkellijn aan te bieden voor kinderen in de leeftijd van 0–12 jaar. Het gaat daarbij zowel om de informatieoverdracht bij de overgang van kinder(dag)opvang naar school, als om de aansluiting tussen school en buitenschoolse opvang. De resultaten van dit onderzoek zullen in het voorjaar van 2020 naar de Tweede Kamer worden gestuurd.

Voorschoolse voorzieningen voor peuters

Monitor voorschoolse voorziening peuters

Op 26 april 2016 zijn er bestuurlijke afspraken gemaakt tussen het Ministerie van SZW en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) over een aanbod van deelname aan een voorschoolse voorziening voor alle peuters.13 Deze bestuurlijke afspraken zijn gemaakt in het kader van de harmonisatie van kinderopvang en peuterspeelzaalwerk.

Gemeenten krijgen structureel 30 miljoen om zich in te zetten om het bereik van peuters in de leeftijdsgroep van 2,5 tot 4 jaar van ouders die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag en die nog geen gebruik maken van een voorschoolse voorziening te vergroten.

Om te kijken naar de ontwikkelingen in het bereik is er een monitor ingericht. De eerste monitor vond plaats in 2017.14 Dit jaar is er weer een monitor uitgevoerd en in 2021 wordt de volgende monitor uitgevoerd. Hierbij informeer ik u over de resultaten van het afgelopen jaar.

Uit de monitor blijkt dat vrijwel alle gemeenten een gesubsidieerd aanbod hebben voor peuters waarvan de ouders niet in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag en dat steeds meer gemeenten zich inspannen om zoveel mogelijk peuters op de opvang te krijgen. Het non-bereik onder alle peuters ligt in 2019 op circa 11%. Dat volgt uit de enquêtes die zijn afgenomen onder ouders. Het non-bereik is daarmee iets gedaald, want het lag in 2017 op circa 13,6%. In de monitor wordt ook een uitsplitsing gemaakt naar verschillende groepen peuters. Als gekeken wordt naar de groep die in aanmerking komt voor het gesubsidieerde aanbod van gemeenten, dan is te zien dat het non-bereik onder deze groep iets is afgenomen. Onder de groep waarvan de ouders in aanmerking kunnen komen voor kinderopvangtoeslag is het relatieve bereik ongeveer gelijk gebleven.

Wat betreft de redenen van het non-gebruik is het beeld hetzelfde als bij de vorige monitor. De ouders met overige en principiële bezwaren vormen de grootste groep non-gebruikers.

Ik ben blij om te zien dat gemeenten zo hard werken om alle peuters te bereiken. Het lijkt erop dat dit heeft geleid tot een lichte toename in het bereik onder peuters wat ook het doel was van deze uitkering. In 2021 zal de volgende monitor over het bereik verschijnen. Volgend jaar wordt de wet harmonisatie kinderopvang en peuterspeelzaalwerk geëvalueerd.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, T. van Ark


X Noot
1

Kamerstuk 31 322, nr. 399.

X Noot
2

Handelingen II 2018/2019 nr. 104, item 9.

X Noot
3

Kamerstuk 31 322, nr. 395.

X Noot
4

Voor de gastouderopvang hebben er afgelopen jaren geen beleidswijzigingen plaatsgevonden. Om deze reden zal ik hier in deze brief niet nader op ingaan.

X Noot
5

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
6

Bij gemiddelde aantallen wordt een kind dat bijvoorbeeld 1 dag in een jaar naar kinderopvang gaat en waarvoor de ouders recht hebben op kinderopvangtoeslag voor 1/365 meegeteld.

X Noot
8

Kamerstuk 31 322, nr. 405.

X Noot
11

www.kvk.nl

X Noot
12

Kamerstuk 31 322, nr. 308.

X Noot
13

Kamerstuk 31 322, nr. 300.

X Noot
14

Kamerstuk 31 322, nr. 346.

Naar boven