31 322 Kinderopvang

Nr. 287 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 27 november 2015

Met deze brief ga ik mede namens de Staatssecretaris van OCW in op het verzoek van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid om u te informeren over de stand van zaken met betrekking tot de uitvoering van de motie Yücel/Tellegen1 en om met concrete voorstellen te komen in het licht van het voorstel Kindcentra 2020.

Circa 150.000 kinderen per jaar maken de overgang van voorschoolse voorzieningen naar het basisonderwijs. Een goede overdracht is hierbij van groot belang. Dat zorgt ervoor dat kinderen een soepele overgang maken van voorschoolse voorziening naar basisschool en de kennis over de ontwikkeling van het kind niet verloren gaat. Voor een doorlopende ontwikkellijn is een nauwe samenwerking tussen ouders, voorschoolse voorzieningen, onderwijs, welzijn en gemeenten essentieel. Hiervoor moet er sprake zijn van een gedeelde visie, een cultuur van samenwerking en wederzijds vertrouwen en respect.

Op verschillende manieren zoeken organisaties en professionals de samenwerking met elkaar. Een manier om de samenwerking in te richten is in de vorm van kindcentra, zoals Kindcentra 2020 bepleit. Er zijn ook andere voorbeelden van inhoudelijke samenwerking, zoals basisscholen die een sluitend dagarrangement bieden of waarbij onderwijs en opvang een samenwerkingsovereenkomst afsluiten. Dat voor dergelijke initiatieven breed draagvlak bestaat, lieten de positieve reacties op het symposium van Kindcentra 2020 van 9 oktober jl. zien. Ik onderschrijf de inhoudelijk uitgangspunten van Kindcentra 2020 en andere initiatieven, namelijk een optimale start voor kinderen en een goede inhoudelijke samenwerking tussen organisaties en professionals. Voor mij staat hierbij de inhoud centraal en niet de vorm waarin samengewerkt wordt.

Uitvoering motie Yücel/Tellegen

De Kamer heeft met de motie Yücel/Tellegen verzocht om waar mogelijk de kwaliteitseisen en daarbij behorende toezichtkaders van voorschoolse voorzieningen, de buitenschoolse opvang en het basisonderwijs beter op elkaar aan te laten sluiten, zodat brede scholen en integrale kindcentra bevorderd kunnen worden. In de brief over het traject «Het Nieuwe Toezicht» van 7 juli jl. heb ik aangegeven welke voornemens ik heb om vanaf 2017 de huidige kwaliteitseisen voor dagopvang en buitenschoolse opvang te wijzigen:2

  • Het meer in lijn brengen van de beroepskracht-kindratio voor de buitenschoolse opvang met de personeelsinzet in het onderwijs, zodat de verhoudingen beter op elkaar aansluiten. Omdat de buitenschoolse opvang een ander karakter kent dan school, is volledige gelijkschakeling niet wenselijk.

  • Het structureel volgen van de ontwikkeling van kinderen om de doorgaande leerlijn te stimuleren tussen opvang en onderwijs. Dit wordt onder andere nagestreefd door aan ieder kind in de dagopvang en de buitenschoolse opvang een mentor toe te kennen. Deze mentor kan een sleutelrol spelen in het volgen van kinderen en het bespreken van de resultaten met de ouders, scholen en andere betrokken instellingen in het jeugddomein.

  • Voornemens om ruimte te bieden in de kwaliteitseisen kunnen ook de samenwerking tussen opvang en onderwijs vergemakkelijken. Dit kan bijvoorbeeld door het mogelijk te maken om in buitenschoolse opvanginstellingen een percentage «anders-gekwalificeerde» beroepskrachten formatief in te zetten, bijvoorbeeld voetbaltrainers of beeldend kunstenaars.

De partijen die betrokken zijn bij toezicht en handhaving werken in de komende periode het toezicht- en handhavingskader uit, dat hoort bij de aanpassing van de kwaliteitseisen. Om de kennis bij de toezichthouders vanuit kinderopvang en het onderwijs over elkaars werk en over integrale voorzieningen te vergroten is daarnaast ingezet op betere informatie-uitwisseling en een betere samenwerking tussen de GGD GHOR en de Inspectie van het Onderwijs. De samenwerking wordt in de komende periode verder uitgebouwd, zodat bij geïntegreerde voorzieningen inspecteurs zich voorafgaand aan een inspectiebezoek kunnen informeren over het oordeel van de andere toezichthouder. Hierover is uw Kamer per brief van 7 september jl. geïnformeerd.3

Vervolg

Samen met de Staatssecretaris van OCW bekijk ik hoe wij de aansluiting tussen voorschoolse voorzieningen en onderwijs verder kunnen verbeteren.

Wij laten op dit moment onderzoeken welke behoeften en inhoudelijke motieven er in de praktijk zijn voor de samenwerking tussen opvang en basisscholen. Wij zullen uw Kamer in het voorjaar van 2016 informeren over de uitkomsten van het onderzoek en de eventuele vervolgstappen die daarbij passen. Ook hebben Staatssecretaris Dekker en ik de betrokken sectororganisaties uitgenodigd om met ons in gesprek te gaan over de vraag of er concrete knelpunten zijn de samenwerking in de weg staan. Vanwege de lopende initiatieven en de voorgenomen maatregelen van Het Nieuwe Toezicht vind ik het nu te vroeg om met aanvullende concrete voorstellen te komen.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher


X Noot
1

Kamerstuk 31 322, nr. 237.

X Noot
2

Kamerstuk 31 322, nr. 280.

X Noot
3

Kamerstuk 31 322, nr. 281.

Naar boven