31 300 Monitoring verwerving Joint Strike Fighter

Nr. 18 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 16 april 2010

De commissie voor de Rijksuitgaven1, en de vaste commissie voor Defensie2, hebben een aantal vragen voorgelegd aan de Algemene Rekenkamer over de brief van 28 januari 2010 inzake het rapport van de Algemene Rekenkamer «Monitoring verwerving Joint Strike Fighter; stand van zaken augustus 2009» (Kamerstuk 32 318, nrs. 13 en 14)

De Algemene Rekenkamer heeft deze vragen beantwoord bij brief van 15 april 2010. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie voor de Rijksuitgaven,

Aptroot

De voorzitter van de vaste commissie voor Defensie,

Van Miltenburg

De griffier van de commissie voor de Rijksuitgaven,

Groen

1

Kan inzage gegeven worden hoeveel vertraging het oorspronkelijk voorziene test- en oefenprogramma voor Nederlandse piloten met de twee voor Nederland beoogde testvliegtuigen op dit moment heeft opgelopen ten opzichte van de oorspronkelijke planning en ten opzichte van de planning van januari 2009 waarin sprake was van een «spin-up» van deze fase vanaf februari 2013 en een uitvoering van deze fase tussen augustus 2013 en oktober 2014?

De staatssecretaris van Defensie gaf in de Jaarrapportage vervanging F-16 2008 aan dat de oorspronkelijk geplande test- en evaluatiefase (IOT&E), inclusief de Nederlandse voorbereidingen, is voorzien van 2011 tot midden 2014 (Kamerstukken 2008–2009, 26 488, nr. 159)3. Na een voorbereidende spin upfase vanaf februari 2013, loopt het hoofdprogramma van de test- en evaluatiefase van augustus 2013 tot en met mei 2014.

Op dit moment is voor ons nog onduidelijk hoeveel vertraging de oorspronkelijke planning voor de test- en evaluatiefase heeft opgelopen. Voor de volledigheid geven wij aan wat de staatsecretaris van Defensie hierover recentelijk aan de Tweede Kamer heeft gemeld.

De staatssecretaris van Defensie heeft verder over de laatste stand van zaken van het JSF-programma geschreven in zijn brieven van 16 februari en 23 maart en 6 april jongstleden (Tweede Kamer, vergaderjaar 2009-2010, 26 488, nrs. 217 en 222 en kenmerk 2010Z04819/2010D13985).

In zijn brief van 16 februari jongstleden geeft de staatssecretaris aan dat hij informatie inwint met het oog op de planning van de opleiding van Nederlandse vliegers en technici voorafgaand aan de test- en evaluatiefase. De aanvang van die opleidingen zou beginnen in het voorjaar van 2011, maar dat wordt later. Defensie zal ook de achterstand in de productie van toestellen bij de beoordeling betrekken. De uitkomsten zal hij aan de Kamer voorleggen voorafgaand aan de besluitvorming over het tweede Nederlandse testtoestel.

Op 23 maart jongstleden schreef de staatssecretaris dat de Kamer is bericht dat het demissionaire kabinet het besluit tot aanschaf van een tweede JSF-testtoestel niet meer zal voorleggen aan de Kamer. De staatssecretaris schrijft vervolgens: «Dat geldt de facto ook voor de effectuering van het besluit tot deelneming aan de IOT&E-fase, aangezien voor deelneming aan IOT&E en de daaraan voorafgaande opleidingen van vliegers minimaal twee testtoestellen moeten worden aangeschaft».4

In zijn brief aan de Tweede Kamer van 6 april jongstleden merkt de staatsecretaris van Defensie op dat naar verwachting in de loop van juni meer duidelijkheid zal bestaan over denieuwe planning voor de test- en evaluatiefase.

2

Krijgen de twee voor Nederland beoogde testtoestellen nog steeds dezelfde oorspronkelijke functie, te weten een test- en oefenprogramma voor Nederlandse piloten? Zo nee, voor welke andere functies in welke fase van het JSF-project wordt hun inzet nu geheel of gedeeltelijk ook voorzien?

Wij hebben geen aanwijzingen dat de twee voor Nederland beoogde testtoestellen een andere functie zouden krijgen dan deelname aan de test- en evaluatiefase van de JSF.

3

Kan inzage gegeven worden in hoeverre er met de opgelopen vertragingen en tegenvallers in het JSF-project sprake is van wanprestatie en contractbreuk door Lockheed Martin of andere contractpartijen?

Kan een en ander gespecificeerd worden aan de hand van de relevante teksten uit de verschillende Memoranda of Understanding (MoU’s)?

De meest recente ontwikkelingen in de VS vallen buiten onze onderzoeksperiode. Daarom geven wij hier kort weer welke informatie de staatssecretaris van Defensie op 16 februari 2010 naar de Tweede Kamer stuurde (Tweede Kamer, vergaderjaar 2009-2010 26 488, nrs. 217). De staatssecretaris van Defensie schreef dat Minister Gates op 1 februari jl. bekend maakte dat in de afgelopen twee jaar een aantal doelstellingen van het JSF-programma niet is gehaald en dat Gates daarmee doelt op vertragingen in de productie en de testfase. De staatssecretaris schrijft verder dat minister Gates aankondigde aan dat Lockheed Martin $ 614 miljoen minder krijgt betaald dan geraamd. Lockheed Martin ontwikkelt en bouwt de F-35, volgens de staatssecretaris, op basis van cost plus incentivecontracten, waarbij een deel van de betalingen pas volgt als de afgesproken doelstellingen worden gehaald.

De staatssecretaris specificeert het niet halen van de doelstellingen niet nader aan de hand van teksten uit contracten tussen de Amerikaanse overheid en Lockheed Martin.

4

Kan inzage gegeven worden in hoeverre de toegezegde Nederlandse bijdrage aan de bouw van een eerste JSF-testvliegtuig gedurende 1 jaar (voor maximaal € 20 miljoen) op dit moment ook reeds daadwerkelijk tot besteding en uitvoering heeft geleid?

Wij zijn niet bekend met een toegezegde Nederlandse bijdrage aan de bouw van het eerste JSF-testtoestel gedurende 1 jaar voor maximaal € 20 miljoen. Wel kunnen wij op basis van het addendum bij de Jaarrapportage 2008 van de staatssecretaris van Defensie inzicht geven in de daadwerkelijke besteding van geld voor de testtoestellen op 15 april 2009. Deze informatie is te vinden bij de uitstapkosten op pagina 39 van ons rapport. Hierin is € 12 miljoen opgenomen voor Long lead items5 van het eerste testtoestel, € 9,5 voor Long Lead items voor het tweede testtoestel en € 10,4 miljoen voor de inkoop en productie van het eerste testtoetsel. De uitstapkosten geven de situatie per 15 april 2009 weer.

Op 19 november 2009 schreef de staatssecretaris van Defensie aan de Tweede Kamer over de aangegane verplichtingen voor het eerste testtoestel van € 99,7 miljoen (prijspeil 2009). Voor actuele informatie over de verplichtingen en uitgaven voor de testtoestellen verwijzen wij u naar de komende Jaarrapportage 2009 vervanging F-16.

5

Wat is het oordeel van de Algemene Rekenkamer over de beperkte mate van transparantie en openbaarheid die door de verschillende partners in het JSF-project, inclusief Defensie, gehanteerd wordt als het gaat om de reële geluidsproductie en -belasting van de JSF?

De Algemene Rekenkamer heeft geen onderzoek gedaan naar de geluidsproductie en -belasting van de JSF. Wij kunnen daarom niet oordelen over de mate van transparantie en openbaarheid van de verschillende betrokkenen.

6

Welke aanwijzingen heeft de Algemene Rekenkamer dat er met name op het terrein van infrastructuur, beveiliging en/of begeleidende diensten in Nederland al investeringen gedaan worden direct door Defensie en/of indirect door gesubsidieerde instellingen die vooruitlopen op een eventueel positief besluit over te gaan tot aanschaf van de JSF als opvolger van de F16?

Gaat het hierbij om investeringen waarvoor op de begroting van Defensie of in de begeleidende Memorie van Toelichting expliciete inspanningen zijn aangekondigd?

In onze JSF-rapporten stand van zaken oktober 2008 en augustus 2009 wezen wij op de voorbereidingen die het Ministerie van Defensie treft voor de komst van de JSF als vervanger van de F-16, zoals de implementatie van het logistieke informatiesysteem ALIS, de site survey van vliegbasis Leeuwarden om de basis gereed te maken voor de mogelijke komst van de JSF en het op te stellen transitieplan met activiteiten, relaties en afhankelijkheden voor de invoering van de JSF in de Defensieorganisatie. Deze inspanningen zijn niet expliciet opgenomen in de begroting 2010 van Defensie en in de begeleidende Memorie van Toelichting maar maken wel deel uit van het project vervanging F-16 zoals opgenomen in de begrotingsstukken van Defensie voor 2010.

In ons rapport «Monitoring verwerving JSF; stand van zaken oktober 2008» (Tweede Kamer, vergaderjaar 2008–2009, 31 300, nrs. 6–7) wezen wij tevens op de spanning die er bestaat tussen een goede voorbereiding voor een mogelijke introductie van de JSF binnen het Commando Luchtstrijdkrachten, en het feit dat er nog geen definitief besluit is genomen over de mogelijke vervanger van de F-16. Het Ministerie van Defensie heeft het kabinetsbesluit over de vervanging van de F-16 al in 2006 voorbereid. Door de val van het kabinet in juni 2006 werd dat besluit in eerste instantie verschoven naar 2010 en later naar 2012. Wij schreven dat «de voorbereidingen voor de invoering van de JSF als vervanger van de F-16 ondertussen logischerwijs gewoon door zijn gegaan, opdat een eventuele invoering soepel verloopt en geen problemen in de operationele gereedheid van het Commando Luchtstrijdkrachten veroorzaakt». Volgens het Ministerie van Defensie is de kandidatenvergelijking uit 2008 duidelijk en is het daarom moeilijk om inspanningen te rechtvaardigen die niet op de JSF zijn gericht.

7

Wat is reeds bekend over het mogelijk gebruik van onder andere cadmium en/of nanotechniek ten behoeve van stealth coating of anticorrosie coating voor de JSF?

Met welke mogelijke gezondheidsrisico’s moet daarbij vanuit het voorzorgbeginsel reeds rekening worden gehouden? Kunnen die risico’s reeds gespecificeerd worden als zijnde voor de piloten, voor dienstverleners van de Koninklijke Luchtmacht (KLu) op de grond en/of voor omwonende burgers?

Welke investeringen zijn tot op heden verricht om over te kunnen gaan tot het automatisch tanken van jachtvliegtuigen op de grond en onder welk begrotingsartikel worden die investeringen verantwoord?

De Algemene Rekenkamer heeft geen onderzoek verricht naar deze onderwerpen.

8

Wanneer heeft de Algemene Rekenkamer inzage gehad in de gedetailleerde maandrapporten van het Defence Contract Management Agency (DCMA) aan het JSF Programma Office (JPO), waarin de DCMA rapporteert over de productievoortgang aan de JPO?

Over welke andere rapporten, cq. informatie van het JPO kon de Algemene Rekenkamer beschikken?

De Algemene Rekenkamer is op basis van artikel 87 lid 1 van de Comptabiliteitswet 2001 bevoegd, voor zover zij een en ander nodig acht voor het uitoefenen van haar taak, bij alle dienstonderdelen van het Rijk alle goederen, administraties,

documenten en andere informatiedragers op door haar aan te

geven wijze te onderzoeken.

De Algemene Rekenkamer kon daarom beschikken over alle informatie van het JSF Program Office (JPO) die in het bezit was van het Nederlandse Ministerie van Defensie. Zoals wij in ons JSF-rapport over 2008 schreven wordt de kosteninformatie die het JPO aanlevert, over het algemeen overgenomen door de Nederlandse overheid. Waar nodig vult het Ministerie van Defensie de informatie aan met specifiek Nederlandse informatie.

Voor ons meest recente rapport hebben we gebruik gemaakt van de rapporten van de het Government Accountability Office (GAO), uit maart 2009 en mei 2009, en van de gesprekken die we hebben gevoerd met de GAO en het interne onderzoeksteam van het Amerikaanse Ministerie van Defensie, het Joint Estimating Team6 (JET) in juli en augustus 2009.

De GAO heeft gebruik gemaakt van de rapporten van het Defence Contract Management Agency (DCMA)en heeft DCMA-medewerkers geïnterviewd voor haar onderzoek7. Wij hebben geen onderzoek gedaan naar de DCMA-rapporten omdat wij daar ten tijde van ons onderzoek niet over konden beschikken. Wij merken hierbij op dat bijna alle maandelijkse DCMA-rapporten over de JSF vanaf juli 2007 recentelijk openbaar gemaakt zijn op de website http://www.dcma.mil/dcmahq/FOIA/reading_room.cfm.

Het Ministerie van Defensie heeft mogelijkheden om informatie op te vragen bij het JSF Program Office in de Verenigde Staten op basis van bepalingen in de Memoranda of Understanding voor de ontwikkel- en de productiefase. Het ministerie kan een verzoek indienen om informatie met Nederland te delen (Request for Information).

9

In hoeverre kan het bericht bevestigd en/of ontkend worden dat Italië contractueel bedongen heeft, op aandrang van het parlement, dat niettegenstaande de toepassing van het (JSF) best value principe, Italië een compensatie zal krijgen die proportioneel in relatie staat tot de omvang van zijn deelname in het JSF-programma, en dat men er in Italië daarbij vanuit gaat dat minstens 75% van hun investeringen in het project ook daadwerkelijk terugvloeit naar Italië?

Welke invloed zal zo’n toezegging hebben op de kans dat Nederland ooit in aanmerking komt voor een assemblage- en/of onderhoudslijn voor de JSF in Europa?

De Algemene Rekenkamer heeft geen onderzoek verricht naar deze onderwerpen.

10

Wat is de laatste stand van zaken inzake de kostenontwikkeling van een vlieguur van de JSF F-35A CTOL versie inzake onderhoud, brandstof etc. en in hoeverre spreken de diverse partijen (JPO, Lockheed Martin, Joint Estimating Team (JET), etc.) elkaar op dit punt tegen?

Met welk percentage zijn deze kosten toegenomen ten opzichte van de oorspronkelijke verwachting in 2002?

Met welk percentage zijn deze kosten toegenomen ten opzichte van de berekeningen in april 2008?

De Algemene Rekenkamer heeft geen onderzoek verricht naar de kostenontwikkeling van een vlieguur van de JSF.

In het rapport Joint Strike Fighter: Additional Costs and Delays Risk Not Meeting Warfighter Requirements on Time (maart 2010) schrijft de GAO (p. 13):

«The program office currently estimates total life-cycle costs for operating, sustaining, and maintaining JSF fleets at $764 billion, substantially higher than earlier estimates. The cost per flying hour of the CTOL variant is projected to be higher than the F-16, one of the Air Force aircraft it is slated to replace. NAVAIR officials recently projected total life-cycle costs even higher, at more than $1 trillion».

11

In hoeverre blijkt uit de meest actuele feitelijke gegevens waarover direct en indirect onder andere via het JPO beschikt kan worden, dat de conclusie van het JET, inhoudende dat het afronden van de ontwikkelingsfase minimaal US$ 3,6 miljard extra en twee jaar meer tijd zal vergen dan het JPO eind 2008 nog heeft ingeschat, gerechtvaardigd is?

De genoemde uitloop in tijd en kosten is in de zomer van 2008 voorspeld in het zogenaamde JET I-rapport. Wij schreven hierover in ons meest recente rapport op pagina 45. Het onderzoek van het JET is in 2009 geactualiseerd (JET-II). Het JET-II onderzoek valt buiten onze onderzoeksperiode, zodat wij voor het beantwoorden van de vraag naar de meest actuele gegevens, de informatie van de staatssecretaris van Defensie kort samenvatten. Op 16 maart 2010 schreef de staatssecretaris dat met de herstructurering van het JSF-programma een bedrag van $ 2,8 miljard is gemoeid (Tweede Kamer, vergaderjaar 2009-2010, 26 488, nr. 217). De staatssecretaris van Defensie schreef op 23 maart 2010 dat het JET in de actualisatie van het onderzoek (JET-II) tot de conclusie kwam dat de ontwikkelfase met dertig maanden zou moeten worden verlengd (Tweede Kamer, vergaderjaar 2009-2010, 26 488, nr. 222). Vervolgens schrijft de staatssecretaris dat op grond van herstructureringsmaatregelen die het Pentagon heeft vastgesteld het JET geconcludeerd heeft dat een verlenging met dertien maanden (revised JET II) in plaats van dertig maanden kan volstaan. Deze verlenging betreft de ontwikkel- en testfase. De staatssecretaris gaf ook aan dat het Pentagon besloten heeft het formele einde van de ontwikkelfase, waarbij het programma overschakelt van Low Rate Initial Productionnaar Full Rate Production, niet in november 2015 te plannen, maar vijf maanden later, in april 2016.

12

Kan om praktische redenen een tabel worden verstrekt met omrekenfactoren tussen prijspeil 2001, 2005, 2006, 2008?

Beantwoording van deze vraag ligt op de weg van de staatssecretaris van Defensie.

13

Kan bevestigd worden dat vooraf en achteraf elke vlucht met de JSF via het verplichte Autonomic Logistics Information System (ALIS; «logistieke» systeem) in de Verenigde Staten aangemeld en uitgelezen moet worden?

Bij welke instantie of bedrijf in de Verenigde Staten zal dat geschieden?

Beantwoording van deze vraag ligt op de weg van de staatssecretaris van Defensie.

14

Is de Algemene Rekenkamer van mening dat omwille van het behouden van een keuzemogelijkheid ook sterk inferieure kandidaten voor de opvolging van de F-16 langer dan thans voorzien in de verdere procedure hadden moeten blijven meedingen? Kan de Algemene Rekenkamer (een) vliegtuigtype(s) noemen dat/die, qua geschiktheid en perspectieven voor bondgenootschappelijke samenwerking voor de komende decennia de kwaliteit van de JSF benadert/benaderen?

Het is aan het kabinet en de Tweede Kamer om te bepalen welke toestellen in aanmerking komen voor de vervanging van de F-16. Zoals wij in onze brief van 11 juli 2008 aan de staatssecretaris van Defensie8 hebben aangegeven, achten wij het Ministerie van Defensie als behoeftesteller bij uitstek in staat om de alternatieven te beoordelen. Wel wijzen wij er in ons rapport op dat wij het zinvol vinden om de verkenningen een rol te doen spelen in de besluitvorming over de vervanging van de F-16. De gewenste ambities en samenstelling van de krijgsmacht kunnen van invloed zijn op de keuze voor een jachtvliegtuig, het type jachtvliegtuig en het aantal waarvoor wordt gekozen. Op 29 maart 2010 is het eindrapport van de verkenningen met de titel «Verkenningen – Houvast voor de krijgsmacht van de toekomst» gepresenteerd.

15

Welke gevolgen heeft de recent in de Verenigde Staten geraamde prijsstijging van de JSF voor de prijs die Nederland zal moeten betalen voor de JSF?

Voor ons rapport hebben wij onderzoek gedaan naar de verschillende aspecten van het JSF-programma tot en met augustus 2009. Wij kunnen dus niet ingaan op de eventuele gevolgen van de recent in de Verenigde Staten geraamde prijsstijging van de JSF. In onze monitoring 2010 zullen wij aandacht besteden aan de meest recente kostenontwikkelingen van de JSF.

16

Is blijvende onzekerheid over de Nederlandse deelname aan het JSF-programma schadelijk voor de betrokkenheid van het Nederlandse bedrijfsleven aan dat programma?

Wij hebben niet onderzocht of de onzekerheid over Nederlandse deelname aan het JSF-programma schadelijk is voor de betrokkenheid van het Nederlandse bedrijfsleven.

17

Heeft de Algemene Rekenkamer zich ook beziggehouden met de vraag welk belang moet worden gehecht aan het feit dat de JSF een multi role vliegtuig van de vijfde generatie is? Hoe verhoudt zich dat tot de toekomstbestendigheid van de belangrijkste andere kandidaten? Welke conclusies verbindt de Algemene Rekenkamer aan het feit dat we bij de kandidaten voor de opvolging van de F-16 spreken over vliegtuigen van uiteenlopende generaties?

Zie ons antwoord op vraag 14.

18

Kan de Algemene Rekenkamer een overzicht geven van de bestellingen die reeds zijn geplaatst voor de JSF vanuit de Verenigde Staten en vanuit andere landen? Hoe verhoudt de huidige orderportefeuille zich tot de orderportefeuille van bijvoorbeeld de Saab Gripen? Wat zijn de verwachtingen met betrekking tot toekomstige orders voor de JSF internationaal en hoe verhouden die verwachtingen zich tot de verwachtingen met betrekking tot toekomstige orders van de Saab Gripen?

Voor de meest actuele stand van de orders verwijzen wij naar de verantwoordelijke bewindspersoon. Voor ons rapport «Monitoring verwerving Joint Strike Fighter; stand van zaken augustus 2009» hebben wij geen onderzoek gedaan naar andere kandidaten.

19

Kan de Algemene Rekenkamer ingaan op de mate waarin een keuze door Nederland voor de F-35 aansluit bij het transitieprogramma van de Koninklijke Luchtmacht respectievelijk het uitfaseren van de F-16 en het invoeren van de opvolger daarvan? Hoe is de situatie in dat opzicht bij een eventuele keuze voor een alternatief als de Saab Gripen?

In ons rapport constateren wij dat het Ministerie van Defensie in augustus 2009 nog niet beschikte over een transitieplan. Beantwoording van deze vraag ligt op de weg van de staatssecretaris van Defensie.

20

Wat zijn de gevolgen voor de prijs van de JSF van het feit dat de Verenigde Staten veel meer JSF’s zullen kopen dan aanvankelijk voorzien? Hoeveel meer JSF’s gaan de Verenigde Staten aanschaffen?

Het door u veronderstelde feit is ons niet bekend.

Wel waren er berichten in diverse media in de zomer van 2009 over (onzekere) voorspellingen door Lockheed Martin en JPO dat er uiteindelijk circa 6000 JSF-toestellen verkocht zullen worden. De GAO gaat in haar laatste rapport van maart 2010 uit van een totale verwerving van 2457 toestellen door de Verenigde Staten en een minimale verwerving van 730 toestellen door de partnerlanden.

21

Kan bevestigd worden dat het uiteindelijk aan de Tweede Kamer is om te beslissen of de ICT-component van het JSF-project wordt opgenomen in de rijksbrede rapportage grote ICT-projecten?

Conform het Nederlandse staatsrecht is het altijd aan de Tweede Kamer om te beslissen welke informatie zij wenst te ontvangen. De jaarlijkse rapportage via de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) is ingesteld om de Tweede Kamer een overzicht te geven van alle grootschalige ICT-projecten bij de Rijksoverheid (Tweede Kamer, vergaderjaar 2006–2007, 26 643, nr. 93)9. Het doel van dit overzicht is om te komen tot een betere coördinatie van rijksbrede ICT-projecten.

In zijn reactie op ons rapport beroept de staatssecretaris van Defensie zich op rijksbrede afspraken als argument om ICT-componenten van het JSF-project niet te laten opnemen in deze jaarlijkse rapportage over grootschalige ICT-projecten. Op 29 januari 2010 heeft de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de Tweede Kamer nader geïnformeerd over deze afspraken (Tweede Kamer, vergaderjaar 2009-2010, 26 643, nr. 148). In deze brief laat de minister van BZK weten van plan te zijn om in het jaarlijkse overzicht niet te rapporteren over «ICT-projecten die een geïntegreerd onderdeel vormen van een materieelproject zoals de vervanging van de F-16 of van een infrastructureel project zoals de HSL».10

In ons laatste JSF-monitoringrapport hebben wij vraagtekens geplaatst bij deze afspraak, omdat wij het niet aannemelijk vinden dat er zich minder problemen voordoen met ICT bij infrastructurele projecten en bij de aanschaf van materieel dan bij andere soorten projecten met een ICT-component. Specifiek over ALIS hebben we aangegeven dat het bij de implementatie van dit systeem in de Defensieorganisatie gaat om een (deel)project waarbij zelfstandige sturing en monitoring mogelijk en zinvol is. Implementatietrajecten kunnen alleen succesvol zijn als ze projectmatig worden aangepakt en om projecten goed te kunnen sturen en beheersen is interne sturingsinformatie nodig. Informatie die nodig is voor de rijksbrede rapportage over ICT-projecten zoals ALIS zou dus al aanwezig moeten zijn binnen de projectorganisatie. De administratieve lasten van opname in de rijksbrede rapportage zijn daarmee gering.

22

Van welke concrete doorontwikkelingsplannen van de Block 3 versie in het kader van de MoU Production & Sustainment and Follow-on Development (MOU-PSFD) is er sprake?

Hoe verhoudt zich dit tot de overeenkomst dat de System Development en Demonstration MoU (SDD MoU)-fase, zonder meerkosten, zou eindigen met een volledig ontwikkelde Block 3 variant?

In hoeverre verschillen de huidige Block 3 specificaties, zoals voorzien aan het eind van de SDD fase, van de oorspronkelijke specificaties uit 2001?

Met welke planningsvertraging in de doorontwikkelingsplannen wordt gerekend nu er, nadat in 2006 de MOU-PSFD is ondertekend, de SDD fase inmiddels met 25 maanden is verlengd?

Wat voor gevolg heeft dit voor de allocatie van MOU-PSFD budgetten?

Deze vragen verwijzen naar pagina 29 van ons meest recente JSF-rapport. De Amerikaanse overheid heeft de acht partnerlanden gevraagd om $ 400 miljoen uit hun productiebudgetten voor de periode 2009–2014 te gebruiken voor de ontwikkelfase. De auditdiensten signaleerden hierbij het risico dat er aan het eind van de productiefase (2052) toch onvoldoende ruimte is in het productiebudget, zodat er dan een tekort zou zijn van € 36 miljoen11 (het aandeel van Nederland in prijspeil 2008). De vragen zijn voor ons niet zonder nader onderzoek te beantwoorden.

23

Van welke nieuwe feiten is er sprake sinds de betreffende motie Hamer c.s. in de Tweede Kamer is aangenomen die relevant zijn voor een besluit over het evtueel verder gaan met investeren in één of twee JSF-testtoestellen?

Op pagina 31 en 32 van ons rapport «Monitoring verwerving Joint Strike Fighter; stand van zaken augustus 2009» gaan wij in op de stand van zaken met betrekking tot de motie-Hamer c.s. Sindsdien hebben wij hier nog geen verder onderzoek naar verricht.

24

Kan met een toelichting het verschil verklaard worden van de hier genoemde prijs van het eerste testtoestel ten opzichte van de F-35A Flyaway Unit Cost?

Idem ten opzichte van de kale kostprijs?

Is er sprake van eenmalige subsidie door regering van de Verenigde Staten of korting door Lockheed Martin? Hoe is anders te verklaren dat Nederland ruim US$ 20 miljoen onder de meest kale kostprijs dit eerste testtoestel kunnen inkopen?

Of betreft het hier een groot verschil in specificaties? Zo ja welke?

Welk risico is er dat Nederland de verschillen tussen de kosten voor long lead items in de verschillende Low Rate Initial Production (LRIP)-fases krijgt doorberekend bij de eind afrekening van deze toestellen als «nakomende» of «bijkomende» kosten?

Het is aan de staatssecretaris van Defensie om inzicht te verschaffen in de opbouw van de prijs van het eerste testtoestel, de toestelspecificaties, de relatie tussen de prijs van het testtoestel en andere stuksprijzen en de verschillen tussen de kosten voor Long lead items in de verschillende LRIP-fases. Er is voor zover ons bekend geen sprake van een eenmalige subsidie door de regering van de Verenigde Staten of korting door Lockheed Martin. Er zijn verschillende bedragen in omloop voor verschillende varianten van het toestel. In ons meest recente rapport gaven wij de stuksprijs van de CTOL-variant zoals geschat door JPO in juli 2009.

In onze monitoring 2010 zullen wij aandacht besteden aan de «kale stuksprijs».

25

In hoeverre is de Algemene Rekenkamer van mening dat de opvatting van de auditdiensten, «dat zij geen uitspraak kunnen doen over de toereikendheid van het huidige projectbudget in toekomstige jaren gelet op de onzekerheden over de kostenontwikkeling, de effecten van de stijgende prijzen en de fluctuerende (dollar)koers» ook voldoende doorklinken in de (samenvattende en concluderende) informatie die de staatssecretaris van Defensie zelf tot nu toe aan de Tweede Kamer heeft verschaft?

Dit citaat is afkomstig uit het assurancerapport van de auditdiensten van het Ministerie van Defensie en EZ (Tweede Kamer, vergaderjaar 2008–2009, 26 488, nr. 173). De auditdiensten beoordelen in hun assurancerapport de jaarrapportage van het Ministerie van Defensie over het project vervanging F-16. De jaarrapportage en het assurancerapport worden jaarlijks door de staatssecretaris van Defensie naar de Tweede Kamer gestuurd.

Op basis van hun onderzoek stellen de auditdiensten dat zij geen uitspraak kunnen doen over de toereikendheid van het huidige projectbudget in toekomstige jaren gelet op de onzekerheden over de kostenontwikkeling, de effecten van de stijgende prijzen en de fluctuerende (dollar)koers.

In onze Observatiebrief kandidatenvergelijking vervanging F-16 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2008–2009, 31 300, nr. 12) constateerden wij dat de firma RAND wees op, deels inherente, beperkingen bij een aantal belangrijke aspecten (prijs, kwaliteit, levertijd) uit de kandidatenvergelijking. Ook de auditdiensten wezen in het assurancerapport bij de kandidatenvergelijking 2008 op, deels inherente, beperkingen en onzekerheden. Ten aanzien van de openbare rapporten over de kandidatenvergelijking vervanging F-16 uit december 2008 gaven wij aan dat de staatssecretaris van Defensie toen een feitelijke conclusie trok die verder strekte dan de procesconclusie uit het assurancerapport van de auditdiensten over de kandidatenvergelijking 2008 voor de vervanging van de F-16.

26

Is er in paragraaf 3.2.1 en figuur 5 sprake van «Kale stuksprijs van CTOL variant» (CTOL: Conventional Take Off and Landing) of van de «Gemiddelde kale stuksprijs van CTOL variant gedurende tijdvak 2007–2034»?

Kan de gemiddelde kale stuksprijs van de CTOL variant, zoals voorzien voor het voor Nederland relevante tijdvak 2009–2023 verstrekt worden voor elk van de jaren 2001 t/m 2008 op een gelijksoortige wijze als in Figuur 5, blz. 42 van het Rekenkamerrapport?

Hoe beoordeelt de Algemene Rekenkamer het gebruik van het begrip «kale stuksprijs» door de regering in het kader van een zuivere informatievoorziening aan de Tweede Kamer?

Wat zijn gangbare minimale en maximale rekenfactoren tussen kalekostprijs en uiteindelijke aankoopprijs van een gevechtsvliegtuig?

In § 3.2.1 en figuur 5 van ons rapport «Monitoring verwerving Joint Strike Fighter; stand van zaken augustus 2009» hanteren wij de kale stuksprijs van de CTOL-variant in dollars in prijspeil 2002. Wij kunnen geen uitspraak doen over de gemiddelde kale stuksprijs van de CTOL-variant voor de genoemde toekomstige periode omdat bij ons geen gemiddelde stuksprijzen bekend zijn over die periode.

Het Ministerie van Defensie heeft de Tweede Kamer in de Jaarrapportage 2008 bericht dat de kale stuksprijs het volgende omvat: de kosten voor een vlieggereed vliegtuig, inclusief alle bij die configuratie behorende, ingebouwde deelsystemen, maar exclusief de ontwikkelingskosten en bijkomende kosten voor ondermeer reservedelen, simulators, opleidingen (Kamerstuk 26 488, nr. 159). Wij hebben geen oordeel geveld over het gebruik van het begrip «kale stuksprijs». Wel is ons uitgangspunt dat inzicht moet bestaan in alle kosten die Nederland moet maken voor de vervanging van de F-16.

Naar rekenfactoren hebben wij in de achterliggende periode geen onderzoek gedaan.

27

Kan een gespecificeerde toelichting worden gegeven van het verschil tussen de gerapporteerde kale kostprijs van US$ 50, 9 miljoen (prijspeil 2002) en de momenteel bekende kale kostprijs van US$ 160 miljoen voor een LRIP-3 toestel?

Wij veronderstellen dat de vraagstellers doelen op het bedrag van $ 160 miljoen voor een LRIP-3 toestel dat genoemd wordt in het stuk «Briefing actuele status JSF project VK Defensie Tweede Kamer 17 februari 2010» van de heer Boeder. In ons JSF-rapport over 2009 noemen wij een kale stuksprijs van $ 50,9 miljoen in prijspeil 2002. Wij hebben de jaarlijkse bedragen vanaf oktober 2001 tot en met december 2008 opgenomen in prijspeil 2002 zodat de autonome kostenstijging van het toestel zichtbaar is. Wij noemen daarnaast het bedrag van $ 72 miljoen. Dit is de kale stuksprijs zoals geschat door het JPO tijdens ons bezoek in juli 2009. Dit is het bedrag in lopende prijzen in juli 2009.

De staatssecretaris van Defensie informeerde de Tweede Kamer op 19 november 2009 over de prijs van het eerste testtoestel uit LRIP-3 van € 99,7 miljoen (prijspeil 2009).

In onze monitoring 2010 zullen wij aandacht besteden aan de meest recente kostenontwikkelingen van de JSF.

28

Welk prijsbegrip wordt precies bedoeld met «lopende stuksprijs»?

Kunt een gespecificeerde toelichting worden gegeven omtrent het verschil van de op bladzijde 42 van het Algemene Rekenkamerrapport vermelde «lopende stuksprijs van US$ 72 miljoen» zoals door het JPO aan de Algemene Rekenkamer gemeld tijdens haar bezoek en de gemiddelde Flyaway Unit Cost van US$ 89,5 miljoen, dan wel US$ 95,6 miljoen zoals blijkt uit de Begroting van de United States Air Force, FY 2010, Exhibit P-40?

In ons rapport «Monitoring verwerving Joint Strike Fighter; stand van zaken augustus 2009» schreven wij op pagina 42:

«In lopende prijzen is de stuksprijs van de CTOL-variant ongeveer $72 miljoen, aldus het JPO tijdens ons bezoek in juli 2009». We bedoelen met «lopende prijzen» dat dit bedrag werd weergegeven door JPO in het prijspeil van juli 2009.

We benadrukken in ons rapport het feit dat het «lopende prijzen» betreft omdat de stuksprijs van de «Nederlandse» CTOL-variant omwille van de vergelijkbaarheid in prijspeil 2002 wordt weergegeven, bijvoorbeeld in figuur 5 van ons rapport.

Het leveren van een gespecificeerde toelichting omtrent het verschil van deze CTOL-prijs met de verschillende bedragen uit de begroting van de United States Air Force FY 2010, Exhibit P-40 is niet mogelijk. In deze begroting wordt namelijk de gemiddelde JSF-prijs gegeven voor de drie varianten van de JSF samen, te weten de Carrier Variant (CV), de Short Take-Off en Vertical Landing (STOVL) en de Conventional Take-Off and Landing (CTOL) variant.

29

Wat is het oordeel van de Algemene Rekenkamer over de resultaten van de herijking van de businesscase tot op dit moment?

Hoe beoordeelt zij het feit dat de uitkomst van de arbitrage (tot nu toe) blijkbaar niet als bindend wordt beschouwd door alle partijen, inclusief de regering?

Hoe beoordeelt zij deze resultaten tot op dit moment in relatie tot de politieke toezegging destijds dat de Nederlandse deelname aan het JSF-project de belastingsbetaler niets zou gaan kosten?

Hoe realistisch acht zij de tot nu toe gehanteerde aannames bij de herijking van de businesscase door de verschillende partijen?

Wat is het oordeel van de Algemene Rekenkamer over het feit dat bij de herijking van de businesscase nu ook de aanname gehanteerd wordt dat voor de opvolging van de F16 uiteindelijk ook daadwerkelijk gekozen gaat worden voor de JSF?

De afronding van het arbitrageproces en het overleg tussen de Staat en de industrie met betrekking tot de afdracht in het kader van de Medefinancieringsovereenkomst JSF (MFO) viel buiten onze onderzoeksperiode. We zullen dit onderwerp betrekken bij onze JSF-monitoring 2010.

30

Hoe is te verklaren dat er in juli 2008 sprake is van circa US$ 4 miljard aan verstrekte contracten voor de series LRIP-1 en LRIP-2, terwijl door de Nederlandse industrie op 1 juli 2008 nog geen productie gerelateerde omzet is gemeld?

Hoe verhoudt zich dit tot de gebruikelijke vooruitbetalingen voor long lead items die de Nederlandse overheid doet?

Hoeveel productie gerelateerde omzet is er op 1 juli 2009 daadwerkelijk gefactureerd?

De beantwoording van de eerste twee subvragen van vraag 30 ligt op de weg van de verantwoordelijke bewindspersoon.

Voor wat betreft de derde subvraag merken wij op dat het Ministerie van Economische Zaken in januari 2010 aan de industrie gevraagd heeft om de JSF-gerelateerde omzet op te geven die is behaald van 1 juli 2008 tot en met 31 december 2009. Deze opgaven, voorzien van accountantsverklaringen, zullen worden opgenomen in de Jaarrapportage vervanging F-16 over 2009.

31

Waarom wordt de stand van JSF orders (inclusief onzekere raamcontracten) gerapporteerd in plaats van JSF omzet, zoals relevant voor de het JSF Business Case rekenmodel?

Is het mogelijk voortaan alleen daadwerkelijk gefactureerde en betaalde omzet te rapporteren?

Wij rapporteren sinds 2007 in JSF-orders en niet in JSF-omzet omdat wij ons baseren op informatie van het Ministerie van Economische Zaken. Het Ministerie van Economische Zaken rapporteert tot nu toe in orders.

De Tweede Kamer zal in de aankomende Jaarrapportage vervanging F-16 2009 informatie ontvangen van de minister van Economische Zaken over de omzet waarover vanaf 1 juli 2008 afgedragen gaat worden.

32

Kan een gespecificeerde verklaring gegeven worden voor de – los van inflatie – ruim 11% stijging van de verwachte midlife update kosten tussen 2008 en 2009?

Volgens het ministerie van Defensie zijn de verwachte midlife update-kosten in 2009 € 243.000.000 (addendum bij de Jaarrapportage 2008). In 2008 was deze kostenpost € 205.800.964 (pagina 57 van ons rapport).

De stijging van de kosten wordt voor een deel veroorzaakt doordat de post «kosten meegenomen in exploitatiekosten onder kostenregel informatievoorzieningskosten» ter waarde van € 27 miljoen op nul gesteld en is ondergebracht bij de post «midlife update-kosten» (zie voetnoot 6 op pagina 58 van ons rapport). Voor de overige kostenstijging van circa € 10 miljoen verwijzen wij u door naar de staatssecretaris van Defensie.

33

Wat zijn de gevolgen van de recente berichten over een prijsstijging van de JSF voor orders die belangrijke afnemers als de Verenigde Staten zelf, het Verenigd Koninkrijk, Israel, Italië, Turkije, Noorwegen plaatsen respectievelijk hebben geplaatst?

Wij hebben hier geen onderzoek naar gedaan.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Vlies, B.J. van der (SGP), Blok, S.A. (VVD), Hoopen, J. ten (CDA), Weekers, F.H.H. (VVD), Haersma Buma, S. van (CDA), Nerée tot Babberich, F.J.F.M. de (CDA), Aptroot, Ch.B. (VVD), voorzitter, Dezentjé Hamming-Bluemink, I. (VVD), Omtzigt, P.H. (CDA), Koşer Kaya, F. (D66), Luijben, A.P.M. (SP), Veen, E. Van der (PvdA), Kalma, P. (PvdA), Gerven, H.P.J. Van (SP), Blanksma-van den Heuvel, P.J.M.G. (CDA), Cramer, E.A. (CU), Dijck, A.P.C. van (PVV), Gesthuizen, S.M.J.G. (SP), Ouwehand, E. (PvdD), Heijnen, P.M.M. (PvdA), Tang, P.J.G. (PvdA), Vos, M.L. (PvdA), ondervoorzitter, Bashir, F (SP), Sap, J.C.M. (GL) en Vacature, (CDA).

Plv. leden: Staaij, C.G. van der (SGP), Burg, B.I. van der (VVD), Jonker, C.W.A. (CDA), Snijder-Hazelhoff, J.F. (VVD), Vries, J.M. de (CDA), Hijum, Y.J. Van (CDA), Beek, W.I.I. van (VVD), Krom, P. de (VVD), Pater-van der Meer, M.L. de (CDA), Ham, B. van der (D66), Gerkens, A.M.V. (SP), Vermeij, R. (PvdA), Laaper-ter Steege, S.Th.M. (PvdA), Kant, A.C. (SP), Vacature, CDA (), Anker, E.W. (CU), Roon, R. de (PVV), Irrgang, E. (SP), Thieme, M.L. (PvdD), Linhard, P. (PvdA), Besselink, M. (PvdA), Depla, G.C.F.M. (PvdA), Roemer, E.G.M. (SP), Vendrik, C.C.M. (GL) en Mastwijk, J.J. (CDA).

XNoot
2

Samenstelling:

Leden: Gent, W. van (GL), Bommel, H. van (SP), Staaij, C.G. van der (SGP), Poppe, R.J.L. (SP), Ferrier, K.G. (CDA), Velzen, K. van (SP), Haverkamp, M.C. (CDA), Blom, L. (PvdA), ondervoorzitter, Eijsink, A.M.C. (PvdA), Miltenburg, A. van (VVD), voorzitter, Dam, M.H.P. Van (PvdA), Schippers, E.I. (VVD), Kraneveldt-van der Veen, M. (PvdA), Griffith, L.J. (VVD), Aasted-Madsen-van Stiphout, J.D.M.P. (CDA), Algra, R.H. (CDA), Irrgang, E. (SP), Knops, R.W. (CDA), Willemse-van der Ploeg, A.A.M. (CDA), Jacobi, L. (PvdA), Brinkman, H. (PVV), Voordewind, J.S. (CU), Pechtold, A. (D66), Broeke, J.H. Ten (VVD) en Thieme, M.L. (PvdD).

Plv. leden: Vendrik, C.C.M. (GL), Lempens, P.P.E. (SP), Vlies, B.J. van der (SGP), Polderman, H.J. (SP), Ormel, H.J. (CDA), Wit, J.M.A.M. de (SP), Çörüz, C. (CDA), Roefs, C.W.J.M. (PvdA), Wolbert, A.G. (PvdA), Beek, W.I.I. van (VVD), Smeets, P.E. (PvdA), Nicolaï, A (VVD), Arib, K. (PvdA), Blok, S.A. (VVD), Omtzigt, P.H. (CDA), Uitslag, A.S. (CDA), Roemer, E.G.M. (SP), Jonker, C.W.A. (CDA), Nerée tot Babberich, F.J.F.M. de (CDA), Samsom, D.M. (PvdA), Wilders, G. (PVV), Wiegman-van Meppelen Scheppink, E.E. (CU), Ham, B. van der (D66), Teeven, F. (VVD) en Ouwehand, E. (PvdD).

XNoot
3

Wij hebben bij de beantwoording geen gebruik kunnen maken van de Jaarrapportage vervanging F-16 2009 van de staatssecretaris en het bijbehorende assurancerapport van de auditdiensten van de Ministeries van Defensie en Economische Zaken van 13 april 2010.

XNoot
4

IOT&E-fase is de test- en evaluatiefase

XNoot
5

Onderdelen van het JSF-toestel die een langere levertijd vergen of die nodig zijn voor de productie-voorbereiding.

XNoot
6

Dit team bestond uit circa uit experts op het gebied van aankopen voor defensiematerieel, afkomstig uit de verschillende Amerikaanse krijgsmachtonderdelen.

XNoot
7

Government Accountability Office (19 maart 2010). Joint Strike Fighter – Additional costs and delays risk not meeting warfighter requirements on time, blz. 37 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2009–2010, 31 300, nr. 15).

XNoot
8

Wij hebben een afschrift van deze brief aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal verzonden. Van deze brief is geen Tweede Kamerstuk gemaakt. Zie www.rekenkamer.nl/jsf voor deze brief.

XNoot
9

Later is besloten om ook de ICT-projecten van zelfstandige bestuursorganen aan de lijst toe te voegen (Tweede Kamer, vergaderjaar 2009–2010, 26 643, nr. 148)

XNoot
10

Het document «Rijksbrede afspraken rondom de rapportage grote ICT-projecten» waar de staatssecretaris van Defensie naar verwijst, spreekt van «ICT-componenten die een geïntegreerd onderdeel zijn van een infrastructureel project danwel een aanschaf van materieel en waarvoor zelfstandige sturing en monitoring niet mogelijk of zinvol is». In de brief van de minister is het laatste deel van deze zin («en waarvoor zelfstandige sturing en monitoring niet mogelijk of zinvol is») niet opgenomen.

XNoot
11

Dit is $ 36,8 miljoen in prijspeil 2002. In de Jaarrapportage 2008 noemt het Ministerie van Defensie een bedrag van «ongeveer € 36 miljoen».

Naar boven