31 289 Voortgezet Onderwijs

Nr. 496 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BASIS- EN VOORTGEZET ONDERWIJS EN MEDIA

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 oktober 2021

Met deze brief informeer ik u over een aantal ontwikkelingen rond de Stichting Islamitisch Onderwijs (SIO), het bevoegd gezag van het Cornelius Haga Lyceum (CHL).

Het CHL kent in zijn relatief korte bestaan een bewogen geschiedenis. Er was sprake van onrust in en om de school. Onrust is vooral erg voor de leerlingen van de school. Zij verdienen goed onderwijs en alle onrust helpt daar niet bij.

Zoals u weet heb ik in 2019 een aanwijzing gegeven aan de SIO. Dit leidde tot juridische procedures die nog niet zijn afgerond. De kern van mijn aanwijzing was dat alleen een nieuw – dagelijks – bestuur in staat zou zijn de geconstateerde tekortkomingen en risico’s op te heffen. Zoals ik uw Kamer eerder heb laten weten heb ik samen met de SIO bij de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State een verzoek ingediend om de behandeling van het hoger beroep uit te stellen tot september 2021.1

Mijn gronden om hoger beroep in te stellen zijn niet langer van toepassing. Aan de eis dat het dagelijks bestuur vernieuwd moest worden is voldaan. De dagelijks bestuurder die destijds in functie was, is niet meer bij de school betrokken. Daarnaast is inmiddels de wettelijke burgerschapsopdracht, een belangrijk fundament van de aanwijzing, met ingang van 1 augustus 2021 gewijzigd. Hoger beroep is daarmee niet langer zinvol. Dit staat los van recente – bestuurlijke – ontwikkelingen bij de SIO.

Het leek de goede kant op te gaan met de SIO. In mei en juni heeft de inspectie positief gerapporteerd over een deel van de herstelopdrachten. In verband met de met de coronapandemie kon de inspectie niet op alle punten een oordeel geven. Daarnaast was er goed contact met het – interim- – dagelijks bestuur. SIO had bovendien een integraal verbeterplan opgesteld en vroeg wederom om aanvullende bekostiging om dit plan te kunnen uitvoeren. We hoopten dat dit een omslagpunt zou zijn voor het bestuur van de SIO en een impuls voor verbeteringen op de school. In uitzonderlijke gevallen kan het gebeuren dat we scholen aanvullend bekostigen voor de uitvoering van een urgente opdracht, als het bestuur niet zelf beschikt over de middelen en als er geen redelijk alternatief beschikbaar is. In het verleden is dit onder andere gebeurd bij Amarantis, Berechja, Edudelta en het Aloysius College.2

De SIO verzocht uiteindelijk voor de uitvoering van het verbeterplan en voor reeds gemaakte kosten om een bedrag van circa € 1,9 miljoen. Ik heb ruim € 500.000 van de gevraagde € 1,9 miljoen goedgekeurd. In een eerder stadium vroeg SIO ook aanvullende bekostiging voor juridische kosten (€ 0,4 miljoen). Dergelijke kosten worden echter nooit aanvullend bekostigd. Alleen de gemaakte kosten die direct verbonden waren met de bestuurlijke crisis bij de SIO, de verwachte kosten om de onderwijskwaliteit duurzaam te verbeteren en de verwachte kosten om het financieel beheer binnen een jaar op orde te brengen, heb ik aanmerking genomen. De aanvullende bekostiging voor de uitvoering van het verbeterplan mag alleen besteed worden aan het doel waarvoor het verstrekt is en moet worden terugbetaald als het daar niet aan wordt uitgegeven.

Helaas is er sindsdien veel gebeurd, waardoor mijn zorgen zijn toegenomen. Zo is de (interim-) dagelijks bestuurder, waar wij goed contact mee hadden, niet meer in functie. Ook heeft de SIO bezwaar gemaakt tegen de door mij verstrekte aanvullende bekostiging en heeft de inspectie mij in een ambtsbericht laten weten signalen over misstanden in en om het bestuur van SIO te hebben ontvangen. Hoewel het nu om andersoortige problematiek gaat vergeleken met enkele jaren geleden, baart het mij zorgen en vraagt het om gerichte aandacht.

De inspectie blijft mede om die reden de situatie zeer nauwlettend in de gaten houden en zal ingrijpen waar dat nodig is. Het reeds gestarte herstelonderzoek loopt door. Mocht daartoe aanleiding zijn, bijvoorbeeld naar aanleiding van eerdergenoemde signalen, dan zal de inspectie haar onderzoek uitbreiden. Ik zal u daarover uiteraard op de hoogte houden.

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob


X Noot
1

Kamerstukken 29 614 en 31 289, nr. 156.

X Noot
2

Amarantis: Kamerstuk 33 495, nr. 12; Berechja: Kamerstuk 31 524, nr. 229; Edudelta: Kamerstukken 33 495 en 34 284, nr. 114; Aloysius College: Kamerstuk 31 289, nr.268.

Naar boven