31 289 Voortgezet Onderwijs

31 293 Primair Onderwijs

31 524 Beroepsonderwijs en Volwassenen Educatie

Nr. 418 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 7 mei 2020

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media over de brief van 17 maart 2020 inzake COVID-19 aanpak MBO (Kamerstukken 31 524 en 25 295, nr. 462), over de brief van 17 maart 2020 inzake maatregelen examens voortgezet onderwijs vanwege het coronavirus (Kamerstukken 31 289 en 25 295, nr. 415), over de brief van 18 maart 2020 inzake eindtoets 2020 (Kamerstukken 31 293 en 25 295, nr. 513) en over de brief van 24 maart 2020 inzake gewijzigde aanpak eindexamens vanwege het coronavirus (Kamerstukken 31 289 en 25 295, nr. 416).

De vragen en opmerkingen zijn op 26 maart 2020 aan de Ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media voorgelegd. Bij brief van 20 april 2020 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Tellegen

De adjunct-griffier van de commissie, Verouden

Inhoudsopgave

blz.

       

I

Vragen en opmerkingen uit de fracties

2

 

Inbreng van de leden van de VVD-fractie

2

 

Inbreng van de leden van de PVV-fractie

2

 

Inbreng van de leden van de CDA-fractie

3

 

Inbreng van de leden van de D66-fractie

7

 

Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie

9

 

Inbreng van de leden van de SP-fractie

12

 

Inbreng van de leden van de PvdA-fractie

14

 

Inbreng van de leden van de ChristenUnie-fractie

17

 

Inbreng van de leden van de PvdD-fractie

17

 

Inbreng van de leden van de 50PLUS-fractie

19

 

Inbreng van de leden van de SGP-fractie

19

II

Reactie van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media

20

I Vragen en opmerkingen uit de fracties

Inbreng van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de brieven van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media inzake coronamaatregelen met betrekking tot examens in het vo1, mbo2 en eindtoets bao3 en hebben hierover nog enkele vragen.

Deze leden merken dat er nog veel vragen leven bij scholen, leerlingen en ouders over de afname van het schoolexamen. Deze leden begrijpen ook dat het ministerie momenteel hard aan de slag is om deze antwoorden te kunnen leveren. De leden vragen of het mogelijk is om een tijdlijn te schetsen wanneer we welke informatie mogen verwachten als het gaat om verdere invulling van de schoolexamens, een update over wanneer er meer bekend wordt gemaakt over de termijn waarop scholen gesloten blijven en de termijn waar we resultaten kunnen verwachten van het aanstaande RIVM4-onderzoek onder jongeren in Noord-Brabant.

Mbo-studenten, eindexamenleerlingen, scholen en ouders zitten nog met veel vragen zo merken deze leden. Waar kunnen eindexamenleerlingen het beste terecht met deze vragen, als het bijvoorbeeld gaat over de komende schoolexamens? Waar kunnen scholen extra informatie krijgen over de manier waarop zij het beste de schoolexamens kunnen inrichten? Waar kunnen mbo-studenten terecht met hun vragen over onder andere het behalen van hun diploma, zo vragen deze leden.

Inbreng van de leden van de PVV-fractie

De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de brieven over de maatregelen in het onderwijs vanwege het coronavirus. Zij willen graag hun grote waardering uitspreken voor al die inspanningen die er in het onderwijs zijn geweest om in deze moeilijke tijd toch onderwijs aan te kunnen bieden. Ook hebben de leden grote zorgen ten aanzien van het toch door laten gaan van de schoolexamens in het voortgezet onderwijs en (praktijk)examens in middelbaar beroepsonderwijs.

Allereerst hebben deze leden vragen over het laten plaatsvinden van de schoolexamens in het voortgezet onderwijs. Zij begrijpen dat het uiterst wenselijk is dat deze toch doorgang krijgen, maar dat de huidige situatie het simpelweg niet mogelijk maakt dat het schoolexamen op ordentelijke wijze kan plaatsvinden. Daarbij vinden de leden het in een schril contrast staan met de eindtoets in het primair onderwijs die wel is geschrapt en alle tentamens in het hoger onderwijs die eveneens geen doorgang zullen vinden. Deze leden vragen waar deze discrepantie in de besluitvorming op gebaseerd is en zij vragen of de regering de zorgen van deze leden deelt ten aanzien van de problemen die hiermee gepaard gaan voor ouders en leerlingen. Ook vragen deze leden hoe deze beslissing tot stand is gekomen om de schoolexamens voor het voortgezet onderwijs toch door te laten gaan, terwijl in andere Europese landen er juist wel voor gekozen is om de schoolexamens geen doorgang te laten vinden.

Tevens vragen voornoemde leden waarom er niet voor gekozen is om de schoolexamens in ieder geval uit te stellen tot juli en de zomervakantie te gebruiken om in alle rust de examens af te handelen. Dit scenario zou tijd kopen; bovendien is er tegen die tijd meer duidelijkheid over het verloop van de pandemie. Dit zou scholen, ouders en leerlingen de mogelijkheid geven om naar een mogelijk werkbare oplossing te streven die dan tegelijkertijd zou kunnen rekenen op meer begrip dan nu het geval lijkt te zijn.

Deelt het kabinet de opvatting van deze leden dat het uitreiken van diploma’s zonder dat er examen gedaan is, niet uitgesloten zou moeten worden op het moment dat ook bovengenoemd scenario niet werkt door het verloop van de coronacrisis? De uitzonderlijke situatie omtrent de coronacrisis vraagt nou eenmaal om uitzonderlijke maatregelen en oplossingen.

Inbreng van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie willen via deze weg hun grote waardering uitspreken voor alle mensen in het onderwijs, van docenten tot ondersteuners en van directeuren en rectoren tot conciërges die in deze moeilijke en ongekende tijden hun uiterste best doen om voor alle kinderen in Nederland zo goed mogelijk onderwijs vorm te geven. In zeer korte tijd is het de scholen gelukt om op een goede manier een vorm van afstandsonderwijs in te richten voor al hun leerlingen en studenten en dat is een groot compliment waard.

Deze leden steunen het besluit van de Minister om de eindtoets bao niet door te laten gaan vanwege de prioriteit die in deze uitzonderlijke tijden aan het vormgeven van het afstandsonderwijs en de opvang van kinderen van ouders met vitale beroepen wordt gegeven. Deze leden lezen dat komend schooljaar wordt gekeken of alle kinderen op de goede plek in het voortgezet onderwijs zijn terecht gekomen en dat de Minister daar afspraken over gaat maken met het onderwijsveld. Deze leden vragen de Minister of hij kan aangeven wanneer deze afspraken gemaakt zullen worden en welke maatregelen worden getroffen om kinderen waarvan blijkt dat ze op basis van het gegeven schooladvies toch op een te laag onderwijsniveau zijn terechtgekomen zo snel als mogelijk worden begeleid naar een hoger schoolniveau. Tevens vragen deze leden of het mogelijk is om het schooladvies, nu er geen mogelijkheid meer is op een eventueel bijgesteld hoger schooladvies doordat de eindtoets niet doorgaat, in individuele gevallen positief bij te stellen indien de ontwikkeling van de leerling daar aanleiding toe geeft en of het mogelijk is om een enkelvoudig advies alsnog te verbreden naar een meervoudig advies.

Voornoemde leden hebben met grote instemming vernomen dat de Minister dinsdag 24 maart eindelijk de duidelijkheid heeft geboden waar de scholen op zaten te wachten en heeft besloten het centraal eindexamen niet door te laten gaan. Deze leden zijn de mening toegedaan dat hiermee de Minister het enig mogelijke besluit heeft genomen omdat onder deze omstandigheden het op een verantwoorde manier door laten gaan van het centraal eindexamen niet meer mogelijk was. Ook het verschuiven van de aanmelddatum voor het vervolgonderwijs naar 1 juni kan op de instemming van deze leden rekenen. Deze leden hebben nog wel een aantal vragen over de schoolexamens.

Deze leden vragen in hoeverre gegarandeerd kan worden dat het de scholen zal lukken om alle leerlingen en alle docenten aanwezig op de school te allen tijde op minimaal anderhalve meter afstand van elkaar te houden, zowel in het klaslokaal, de gangen, aula’s en het schoolplein, zoals de richtlijnen van het RIVM voorschrijven. Wordt hier ook op toegezien? Zo ja, welke maatregelen worden genomen indien blijkt dat een school om welke reden dan ook niet voldoet aan deze richtlijnen van het RIVM? Wordt in een uiterste geval dan ook besloten om de schoolexamens op te schorten? Deze leden vragen in hoeverre scholen vanuit het RIVM en het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap worden geholpen bij het voldoen aan de richtlijnen van het RIVM. Tevens vragen deze leden hoe de maatregelen van het doorgaan van de schoolexamens zich verhoudt tot de boodschap van de NL-alert van 22 maart en de aangescherpte maatregelen van maandag 23 maart waarbij er niet meer dan drie personen bij elkaar mogen zijn. Kan de Minister nader toelichten waarom hij de mening is toegedaan dat, ondanks de aangescherpte maatregelen, op scholen wel grotere groepen samen mogen komen? Is de Minister het met deze leden eens dat de schoolexamens alleen door kunnen gaan als dit voor alle leerlingen, docenten en ander onderwijspersoneel veilig en volgens de geldende richtlijnen gaat en als hier twijfel over bestaat dat de schoolexamens op die desbetreffende school uitgesteld moeten worden tot het wel veilig en verantwoord kan?

De aan het woord zijnde leden vragen de Minister aan te geven in hoeverre scholen in staat zijn om zowel afstandsonderwijs van goede kwaliteit vorm te geven voor al hun leerlingen en tegelijkertijd prioriteit te geven aan de schoolexamens voor de eindexamenleerlingen. Gaat deze prioriteit niet ten koste van de leerlingen die niet in een examenklas zitten? De leden ontvangen gaarne een nadere toelichting. Deze leden vragen de Minister tevens toe te lichten welke scenario’s er zijn om scholen te helpen die vanwege gebrek aan personeel, nu steeds meer personeel ziek wordt of thuis moet blijven vanwege de aangescherpte regel rondom het thuis blijven indien een huisgenoot koorts heeft, de schoolexamens niet meer op een goede manier kunnen vormgeven. Deze leden lezen in de brief van de Minister dat scholen zich vooral moeten richten op het zoveel mogelijk op afstand en digitaal afnemen van de schoolexamens. In de brief van de VO-Raad naar de scholen van eveneens 24 maart wordt scholen zelfs geadviseerd om tot 6 april alleen nog maar schoolexamens op afstand te organiseren. Deze leden zijn zeer onder de indruk van de tour de force die het is geweest voor scholen om op korte termijn afstandsonderwijs te regelen voor al hun leerlingen en het op een goede manier inrichten van het afnemen van de schoolexamens voor eindexamenleerlingen. Dat terwijl maar heel weinig scholen en docenten ervaring hadden met afstandsonderwijs. Er moesten op korte termijn voor de schoolexamens nieuwe draaiboeken worden gemaakt in verband met het afstandscriterium, looproutes door scholen, inrichting van de zalen en surveillanceroosters en allerlei andere zaken. Deze leden vragen hoe realistisch het is dat scholen na al deze inspanningen ook nog op korte termijn in staat zullen zijn de schoolexamens digitaal af te nemen. Deze leden vragen tevens aan de Minister of hij niet met deze leden van mening is dat niet alle schoolexamens geschikt zijn voor digitale afname vanwege fraudegevoeligheid. Wordt er ook gekeken naar best practices voor digitale examens zodat niet alle scholen zelf het wiel hoeven uit te vinden?

De aan het woord zijnde leden lezen in de brieven van de Minister vaak dat scholen naar eigen inzicht moeten handelen. Deze leden kunnen zich dat aan de ene kant voorstellen, maar aan de andere kant verwachten de scholen ook enige sturing van de Minister op zaken, vooral ten aanzien van de zak- en slaagregeling. Ook is het voor de scholen voor hun verdere planning na 6 april nodig dat er op de kortst mogelijke termijn duidelijkheid komt wanneer de scholen weer opengaan.

Deze leden lezen in de brief inzake de gewijzigde aanpak eindexamens vanwege het coronavirus dat de Inspectie van het Onderwijs (hierna: inspectie) zal toezien op de kwaliteit van de schoolexamens. Deze leden vragen de Minister op welke wijze dit zal gebeuren en of dit tijdens deze periode van het afnemen zal gebeuren of achteraf. Deze leden vragen tevens aan de Minister hoe nu wordt omgegaan met de beoordeling van de schoolexamens door de scholen zelf. Normaliter mag er niet een te groot verschil zitten tussen de score op het schoolexamen en het centraal eindexamen en ziet de inspectie daar streng op toe om een gelijk speelveld voor alle leerlingen te creëren en scholen de schoolexamens niet op de verkeerde manier gebruiken om hun slagingspercentages te laten stijgen. Nu het centraal eindexamen niet doorgaat, kan daar niet op worden toegezien. Deze leden vragen hoe aan de ene kant rekening wordt gehouden met de verre van optimale voorbereiding op dit laatste deel van de schoolexamens en het belang van de civiele waarde van de diploma’s. Deze leden vragen of het bekend is hoeveel scholen op dit moment de hele cyclus van de schoolexamens al hebben afgerond, hoeveel scholen deze week in hun laatste cyclus zitten en hoeveel scholen na deze week nog schoolexamens moeten afnemen.

Voornoemde leden lezen niets over faciliteiten voor leerlingen die thuis geen laptop of wellicht internetverbinding hebben, daarom vragen zij een nadere toelichting hoe leerlingen worden geholpen die thuis geen digitale faciliteiten hebben voor het volgen van afstandsonderwijs of geen rustige werkplek hebben in huis. Tevens vragen deze leden aandacht voor leerlingen die zich bevinden in lastige omstandigheden van huiselijk geweld of gezins- of familieleden hebben die (ernstig) ziek zijn. Op welke wijze wordt extra aandacht besteed aan deze kinderen en deze gezinnen? Deze leden vragen of de Minister kan aangeven in hoeverre de situatie die nu ontstaan is zorgt voor een goede voorbereiding door de eindexamenleerlingen op het schoolexamen in het algemeen en door de groep leerlingen in moeilijke omstandigheden zoals hiervoor omschreven in het bijzonder. Deze leden ontvangen gaarne een nadere toelichting waarbij zij de Minister ook vragen in te gaan op hoe deze omstandigheden worden meegewogen in het beoordelen van de resultaten. Op welke manier wordt hiermee rekening gehouden in de zak-slaagregeling? Kan de Minister al aangeven hoe deze zak-slaagregeling eruit zal komen te zien? Deze leden vragen verder hoe de Minister staat tegenover de onafhankelijke beroepscommissie zoals door de AOb en CNV wordt bepleit voor leerlingen die vinden dat ze onterecht niet zijn geslaagd na het afronden van de schoolexamens.

In de mbo-sector is samen door het ministerie en het onderwijsveld een servicedocument opgesteld met praktische richtlijnen voor de sector. Deze leden vragen waarom een zelfde document niet voor het funderend onderwijs is opgesteld, zoals ook uit de media blijkt, is er veel onduidelijkheid bij scholen (geweest) over wat nu wel of niet mag.

Deze leden vragen de Minister te bevestigen dat leerlingen die nu gezondheidsklachten hebben (bijvoorbeeld een verkoudheid) minder kansen hebben op het halen van het schoolexamen omdat zij daar niet aan mogen deelnemen dan leerlingen zonder klachten die wel mogen deelnemen. Kan de Minister bevestigen dat gezonde leerlingen drie kansen hebben op het halen van schoolexamen, te weten nu, medio juni en medio augustus en dat de leerlingen die nu niet aan deze eerste ronde kunnen meedoen maar twee kansen hebben, te weten de inhaalronde van medio juni en medio augustus? Zo ja, hoe ziet de Minister dit in het kader van kansengelijkheid?

Tot slot vragen deze leden hoe de Minister het voor zich ziet dat de schoolexamens, ook na het gewijzigde Programma van Toetsing en Afsluiting (hierna: PTA), de verplichte eindtermen moeten afdekken zoals blijkt uit zijn brief van 24 maart in het licht van het gegeven dat het schoolexamen lang niet altijd deze eindtermen toetst?

De aan het woord zijnde leden willen alle lof uitspreken over de manier waarop het mbo, de docenten en studenten bijspringen in vitale sectoren die een grote opgave hebben als de gevolg van het coronavirus. Deze leden hebben kennisgenomen van de brief inzake COVID-19 aanpak mbo en zijn onder de indruk van de manier waarop mbo-instellingen en het ministerie in deze crisis handelen. Ook waarderen deze leden de inspanningen van de MBO Raad, NRTO5, JOB6, de vakbonden, SBB7, Kennisnet en de inspectie.

Deze leden steunen de maatregelen van de Minister om de coronacrisis in het mbo aan te pakken omdat deze leden denken dat in deze sector de richtlijnen van RIVM en WHO8 goed opgevolgd kunnen worden. Deze leden begrijpen dat alle consequenties van het virus nog niet te overzien zijn en dat wekelijks de ontwikkelingen worden bekeken. Voorstelbaar is dat er aan de kant van de studenten, zeker de studenten die dit studiejaar kunnen diplomeren, veel onzekerheid bestaat. Daarom vinden deze leden het goed dat studenten die dit studiejaar kunnen diplomeren prioriteit krijgen om studievertraging te voorkomen. Graag zouden deze leden willen weten hoe de Minister de mbo-instellingen en de mbo-studenten zo snel als mogelijk en zo volledig mogelijk gaat informeren bij een verandering van de situatie na 6 april. Ook zijn sommige mbo-studenten afhankelijk van een stage voor hun mbo-diploma, bijvoorbeeld als onderwijsassistent of als kok. Nu deze en andere sectoren stilliggen vragen deze leden hoe er gehandeld gaat worden om voor deze groep zoveel als mogelijk vertraging te voorkomen.

Voornoemde leden vinden het van belang dat de huidige coronacrisis de instroom naar het mbo en de doorstroom van het mbo naar het hbo niet bemoeilijkt. Wat kan de Minister zeggen tegen studenten die zich zorgen maken over studievertraging vanwege corona? Denk hierbij aan bijvoorbeeld BOL9- en BBL10-studenten die hun stage en/of werkleerplek niet kunnen voortzetten. Kan de Minister ingaan of er indien nodig regelingen in de maak zijn om mbo-studenten te compenseren bij vertraging? Kan de Minister ingaan op welke regelingen in de maak zijn om mbo-studenten te compenseren bij vertraging?

Deze leden ondersteunen de lijn dat zoveel mogelijk lessen op afstand zouden moeten worden gevolgd. Zij zijn daarbij ook blij dat studenten die thuis geen gebruik kunnen maken van afstandsleren een beroep kunnen doen op leer- en ICT-faciliteiten van de school. Deze leden vragen wel wat voor mogelijkheden er zijn voor studenten die geen goede thuissituatie hebben, bijvoorbeeld door huiselijk geweld? Ook hebben de leden zorgen over de studenten van de entree-opleiding. Voor veel van deze jongeren geeft de orde en regelmaat van het onderwijs structuur aan hun leven. Deelt de Minister deze zorgen en wordt er extra aandacht besteed aan deze groep, zo vragen deze leden.

Inbreng van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brieven over de gewijzigde aanpak in het onderwijs door corona en willen de Ministers nog enkele vragen voorleggen.

Deze leden constateren dat er na de persconferentie van maandag 23 maart, waarin nadere maatregelen rond corona zijn gecommuniceerd, grote onrust en onzekerheid is ontstaan bij scholen, leraren, leerlingen en ouders. Deze leden vragen de Minister waarom er niet direct op maandag 23 maart duidelijkheid is geboden aan alle eindexamenkandidaten en de mensen die daar nauw bij betrokken zijn?

Deze leden vragen de Minister meer duidelijkheid te geven over wanneer de scholen weer opengaan? Naar welke datum wordt er toegewerkt en komt de informatie zo mogelijk voor 6 april, zodat scholen tijdig kunnen gaan voorbereiden? Hoe ziet het besluitvormingsproces rond het openen van scholen eruit? Hoe wordt het risico voor leraren hierin meegenomen en komen er aanvullende maatregelen voor de veiligheid van leraren?

Deze leden vragen de Minister nader toe te lichten wat de effecten van alle genomen maatregelen zijn op de kansengelijkheid van leerlingen. Zeker bij onderwijs op afstand is de thuissituatie zeer bepalend in hoeverre dit mogelijk is en hoe de kinderen worden ondersteund. Deze leden ontvangen graag een reactie van de Minister. Deze leden zijn erg blij met het extra geld voor de aanschaf van devices voor het onderwijs op afstand voor kinderen die dat niet tot hun beschikking hebben. Op 24 maart is bekend geworden dat scholen vóór donderdag 26 maart 15:00 hun aanvraag moeten indienen. In die twee dagen moeten scholen voldoen aan een viertal voorwaarden. Namelijk dat er geen beschikbare devices aanwezig zijn, het bestuur niet in staat is het uit eigen middelen te bekostigen, de gemeente dit ook niet kan bekostigen én er geen enkele andere regeling is waar zij aanspraak op kunnen maken bijvoorbeeld via stichting Leergeld. Deze voorwaarden zijn zo stringent dat er een grote kans is dat geen enkele school de deadline of de voorwaarde gaat halen waardoor niemand een beroep kan doen op de middelen. Deze leden vragen om meer vertrouwen naar scholen en checks achteraf in plaats van vooraf. In deze tijden zijn de voorwaarden te ingewikkeld en te tijdrovend. Deze leden ontvangen graag een reactie van de Minister. Wat kunnen scholen en instellingen doen als ze het contact met een leerling of student verliezen?

Deze leden vragen de Minister wat deze situatie voor effect heeft op het inspectietoezicht, met name op het gebied van resultaten. Deze leden vragen de Minister of de inspectie rekening gaat houden met de situatie en met coulance toezicht gaat houden.

Voornoemde leden zijn blij met het besluit om de eindtoetsen te laten vervallen. Deze leden lezen dat het schooladvies nu definitief is en niet meer bijgesteld kan worden. Is de Minister het met deze leden eens dat uiteindelijk de basisschool het definitieve advies bepaalt en dat het feit dat er geen eindtoets is niet betekent dat een advies toch niet om enige reden alsnog kan worden bijgesteld. Hoe ziet de Minister dat, zo vragen deze leden. Deze leden constateren dat een op de tien leerlingen vorig schooljaar een bijgesteld advies heeft gekregen door de eindtoetsscore. De eindtoets is essentieel om kinderen uit lagere sociaaleconomische milieus de beste kansen te bieden. De Staat van het Onderwijs stelt namelijk dat leerlingen waarvan de ouders geen, of een mbo niveau 1- of mbo niveau 2-diploma hebben, over tijd lagere schooladviezen hebben gekregen. Deze leden vragen de Minister hoe hij de kansengelijkheid gaat waarborgen voor deze kinderen? Is de Minister het met deze leden eens dat deze situatie vraagt om een ruim dekkend aanbod van brede brugklassen ook met inachtneming van de afspraken in het regeerakkoord? Deze leden stellen dat een brede brugklas de leerling extra tijd biedt om op het best passende niveau te komen. Zeker in deze spannende tijd voor kinderen, is er extra geduld vereist in het onderwijs. Deze leden vragen de Minister wat hij gaat doen om het aanbod brede brugklassen te bevorderen. Is de Minister hierover in gesprek met de VO-raad?

Voornoemde leden vragen de Minister hoe scholen ervoor kunnen zorgen dat de leerlingen die het centraal eindexamen nodig hebben om te kunnen slagen een eerlijke kans hebben. Deze leden vragen de Minister of leerlingen nog cum laude kunnen slagen. Wanneer is voor alle leerlingen definitief bekend of ze gezakt of geslaagd zijn? Deze leden constateren dat er ook scholen zijn die het eindexamen gespreid aanbieden, waarbij leerlingen in het voorexamenjaar al een aantal vakken afsluiten. Deze leden vragen de Minister of voor deze leerlingen ook geldt dat voor deze vakken het schoolexamencijfer telt en ze volgend jaar centraal eindexamen doen voor de overgebleven vakken.

Deze leden lezen dat scholen de ruimte krijgen om hun PTA aan te passen om schoolexamens tot juni, bij voorkeur op afstand, te realiseren. Deze leden vragen of ook PTA’s van leerlingen in het voorexamenjaar gewijzigd mogen worden. Voor deze leerlingen geldt ook dat de reguliere gang van zaken niet door kan gaan, ze niet altijd goed voorbereid kunnen worden op toetsweken en er naar alternatieven in toetsing moet worden gezocht. Deze leden lezen dat bij een aanpassing van het PTA instemming moet zijn van de MR11 en een melding moet worden gemaakt bij de inspectie. Deze leden vragen welke termijnen de Wet medezeggenschap op scholen stelt aan deze instemming en hoe dit zich verhoudt tot de urgentie van de aanpassingen in de huidige situatie. Deze leden constateren dat alle eindtermen afgedekt moeten zijn in de schoolexamens. Deze leden vragen de Minister of het haalbaar is voor een school om alle eindtermen in de schoolexamens af te dekken aangezien een deel normaliter wordt afgesloten in het centraal examen. Is dit een haalbare voorwaarde voor scholen en leerlingen? Deze leden vragen de Minister of het aan de scholen is om te bepalen of, hoe en wanneer de schoolexamens worden afgenomen.

Voornoemde leden constateren dat voor examenkandidaten in het volwassenonderwijs dezelfde richtlijnen gelden. Kan de Minister nader toelichten wat de gevolgen zijn voor kandidaten die in 2019 alleen gezakt zijn omdat ze niet de 5,5 gemiddeld hebben gehaald op het centraal examen? Deze leden vragen voorts wat de gevolgen zijn voor kandidaten in het volwassenonderwijs die een of enkele vakken volgen om te voldoen aan de vereisten van de vervolgopleiding.

Deze leden vragen de Minister te verduidelijken wat de gevolgen zijn voor het voortgezet speciaal onderwijs en de staatsexamens. Deze leden lezen dat voorlopig de college-examens doorgaan, maar dit biedt weinig houvast voor leerlingen, ouders en leraren in het speciaal onderwijs. Deze leden zijn van mening dat op deze wijze de leerlingen zich niet goed kunnen voorbereiden op de college-examens in deze spannende onzekere tijd. Deze leden vragen de Minister duidelijkheid te bieden aan het vso12 en om maatwerk te bieden bij de examens van deze groep leerlingen. Is het bijvoorbeeld mogelijk om waar nodig de college-examens te laten afnemen door de docenten, in plaats van door DUO13? De leraar is meer vertrouwd voor de leerlingen en dat is, zeker in deze tijd, van belang.

Deze leden willen weten wanneer er duidelijkheid komt voor de leerlingen in andere delen van het koninkrijk. Hoe worden de mondelinge examen voor de leerlingen die staatsexamen doen, georganiseerd?

Deze leden vragen de Minister wanneer scholen en leerlingen de nadere informatie over de zak-slaagregeling en de mogelijkheid tot herkansen kunnen verwachten. Deze leden vragen de Minister wie er betrokken is bij de besluitvorming over invulling van de zak-slaagregeling.

Deze leden lezen dat de aanmelddatum voor het hoger onderwijs is verschoven naar 1 juni. Deze leden vragen de Minister tot wanneer de matchingsactiviteiten en voorbereidingsprogramma’s van de leerlingen en studenten, die zich al hebben ingeschreven bij een vervolgopleiding, zijn uitgesteld. Hoe zit het specifiek met de toelatingstoetsen voor de pabo14? Gezien het lerarentekort is het van groot belang dat deze opleiding goed toegankelijk blijft. Zijn er landelijke afspraken voor het beleid van pabo’s bijvoorbeeld rond het lopen van stage op dit moment?

De aan het woord zijnde leden constateren dat in de brief inzake COVID-19 aanpak mbo wordt gesteld dat het servicedocument «werk in uitvoering» is. Wat is het beleid op dit moment voor het mbo en wat is er sinds vorige week gewijzigd? Deze leden vragen de Minister of de examens van het mbo nu nog doorgaan. Zo ja, waarom is hier afwijkend beleid van het voortgezet onderwijs? Voorts vragen deze leden waarom er verschillende aanmelddata zijn voor het hoger onderwijs en het mbo. Kan de aanmelddatum van het mbo ook verschuiven naar 1 juni? Deze leden vragen de Minister waarom het beleid rond het bindend studieadvies afwijkt van het hoger onderwijs. Wat zijn de gevolgen voor mbo-studenten die volgend jaar aan een hbo-opleiding willen beginnen, zo vragen deze leden.

Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie

De leden van de GroenLinks-fractie zijn onder de indruk van de flexibiliteit en snelheid waarmee leerlingen, studenten en docenten in zeer korte tijd afstandsonderwijs hebben vormgegeven en tot zich hebben genomen. Ook voelen deze leden de behoefte om de bewindspersonen, alle ambtenaren, onderwijsbestuurders, leerling- en studentenorganisaties en onderwijsbonden heel hartelijk te danken voor hun harde en belangrijke werk in deze moeilijke tijd.

De leden begrijpen het besluit dat is genomen om de centrale examens niet door te laten gaan en willen onderwijspersoneel en leerlingen sterkte wensen. Examens zijn een bijzondere periode en de leden kunnen zich goed voorstellen dat het besluit, behalve tot opluchting, ook tot veel teleurstelling leidt.

Deze leden vragen allereerst specifieke aandacht voor het vso. Omdat vso-scholen niet over een examenlicentie beschikken zijn veel leerlingen in het vso aangewezen op staatsexamens. Nu de centrale examens komen te vervallen, betekent dit voor leerlingen die staatsexamen doen dat op basis van één mondeling examen per vak wordt bepaald of zij slagen. Mondelinge examens kunnen extra stress en onrust met zich meebrengen, helemaal omdat zij niet worden afgenomen door de eigen docent en het hier gaat om een groep leerlingen die vaak al extra ondersteuning nodig heeft. Is het mogelijk om het afnemen van de mondelinge examens te spreiden over een langere tijdsperiode in plaats van de drie of vier dagen die nu gebruikelijk zijn? Komen er voor deze leerlingen extra herkansingsmogelijkheden? Worden er meer maatregelen genomen om juist deze leerlingen extra te ondersteunen, zoals bijvoorbeeld het vrij maken van examinatoren om te oefenen met deze kinderen voor de examens, zodat zij zich goed kunnen voorbereiden? Specifiek zouden deze leden ook willen weten of er aandacht is voor leerlingen die verbaal niet zo sterk zijn. Nu het centraal schriftelijk examen vervalt, zijn mondelinge vaardigheden immers extra belangrijk. Is het mogelijk om deze leerlingen meer duidelijkheid te geven over wat er van hen wordt verwacht? Hoe wordt gegarandeerd dat het oordeel over de cijfers van deze leerlingen zo objectief mogelijk gegeven wordt? Deze leden vragen of deze opties mogelijk zijn voor alle leerlingen in het vso. Hoe zorgt het kabinet er samen met scholen voor dat deze leerlingen niet buiten de boot vallen? Deze leden zien ook dat de ontstane situatie in algemene zin zorgt voor extra onrust bij veel leerlingen op het vso omdat zij vaak baat hebben bij rust en structuur. Is overwogen om toe te staan dat er uitzonderingssituaties komen en deze leerlingen op school kunnen worden opgevangen? Zo nee, is er een plek waar ouders zich kunnen wenden voor meer ondersteuning, zo vragen deze leden.

Deze leden vragen of leerkrachten en surveillanten op de scholen die nog wel fysiek onderwijs geven of schoolexamens afnemen extra worden beschermd? Volgt er een specifieke instructie door specialisten voorafgaand aan de examens? Zo nee, hoe zorgt het kabinet ervoor dat onderwijspersoneel weet wat er van hen wordt verwacht? Hoe zit het met de algemene hygiëne op scholen? Worden er hygiënemaatregelen genomen? Hoe zorgt de Minister er met scholen voor dat er voldoende hygiënemiddelen aanwezig zijn? Daarnaast willen deze leden graag weten of er aan medische voorlichting wordt gedaan naar scholen toe. Hoe worden leraren geholpen in het herkennen van een leerling die besmettingsverschijnselen heeft? Wanneer wordt besloten dat een leerling beter naar huis kan gaan? Hoe wordt beoordeeld dat een leerling klachtenvrij is?

Voornoemde leden maken zich zorgen over de toenemende kansenongelijkheid, omdat leerlingen zonder stabiele thuissituatie waarschijnlijk thuis minder goed begeleid kunnen worden of kunnen deelnemen aan afstandsonderwijs. Wat doet het kabinet om deze kinderen extra te kunnen helpen? Dat geldt ook voor leerlingen die niet de beschikking hebben over een goede computer, of tablet. Ook zij zijn niet goed in staat afstandsonderwijs te volgen. In hoeverre wordt met deze kansenongelijkheid rekening gehouden in de genomen besluiten en de verdere besluitvorming over het dichthouden van scholen?

Scholen en instellingen doen zelf al veel om ervoor te zorgen dat iedereen afstandsonderwijs kan volgen. Toch horen deze leden dat dit niet altijd toereikend is. Wat kan de Minister en gemeenten aanvullend doen om scholen en instellingen hierbij te ondersteunen? Ziet de Minister tevens mogelijkheden om gemeenten in staat te stellen bestaande fondsen en initiatieven gericht op 18+ studenten, ook open te stellen voor studenten onder de 18 jaar?

Daarnaast willen deze leden graag weten of er een extra mogelijkheid komt voor leerlingen die op basis van de schoolexamens niet slagen, om op een later moment via het staatsexamen wel hun diploma te halen.

De voornoemde leden begrijpen dat scholen zelf mogen bepalen op welk moment de schoolexamens afgenomen worden en of dit via afstandsonderwijs plaatsvindt of toch op school. De leden begrijpen de ruimte voor maatwerk omdat scholen in Noord-Brabant waarschijnlijk met een andere situatie te maken hebben dan scholen in Friesland. Tegelijk kan dit verschil in beleid ook tot verwarring leiden bij ouders en leerlingen. Graag willen deze leden weten hoe de Minister kijkt naar de keuzevrijheid van scholen op dit vlak en de onduidelijkheid die de verschillende manieren van aanpak kunnen geven bij ouders en leerlingen. Wordt hier zicht op gehouden? En welke rol speelt de inspectie hierbij?

Deze leden ontvangen zorgelijke berichten over studenten in een onveilige thuissituatie. Wat doet het kabinet in samenwerking met onderwijsinstellingen, gemeenten en organisaties als Veilig Thuis om leerlingen en studenten voor wie onderwijs en stages een uitvlucht uit een onveilige thuissituatie waren, nu extra te ondersteunen?

Deze leden begrijpen dat het besluit om de examens te schrappen kort geleden is genomen en er tijd nodig is om de exacte uitwerking te maken en te communiceren. Wel willen zij graag weten of het kabinet een indicatie kan geven van het vervolgtraject. Wanneer wordt de aangepaste zak-slaagregeling verwacht? Hoe gaat dit traject eruitzien en wie worden erbij betrokken?

De aan het woord zijnde leden horen dat de aanmelddatum voor het hoger onderwijs is verschoven. Dat geeft leerlingen meer tijd om hun keuze te maken voor een studie in het vervolgonderwijs. Tegelijkertijd hebben hogescholen en universiteiten ook belang bij duidelijkheid over aantallen studenten, ook in het kader van goede voorlichting en matchingsgesprekken. Helemaal nu een deel van de leerlingen al weet dat ze zijn geslaagd, willen deze leden graag weten wat er wordt gedaan om hen toch zoveel mogelijk te motiveren zich voor de oude datum aan te melden bij het vervolgonderwijs.

Voornoemde leden willen om te beginnen hun diepgevoelde waardering uiten voor alle studenten en docenten die op dit moment onmisbaar werk doen in vitale sectoren, zoals de zorg en logistiek. Hun werk blijft niet onopgemerkt.

Op dit moment gaan leer-werkbedrijven verschillend om met het al dan niet door laten gaan van stages in niet-vitale sectoren. Dit leidt tot onduidelijkheid. Deze leden vinden dit een dilemma. Aan de ene kant begrijpen zij dat het wenselijk is om ruimte te bieden aan leer-werkbedrijven en onderwijsinstellingen voor het leveren van maatwerk waar dat kan. Zeker ook omdat het generiek opschorten van alle niet-vitale stages haast onvermijdelijk tot studievertraging zou leiden, terwijl het de vraag is of dit met het oog op de volksgezondheid nodig is. Tegelijkertijd krijgen deze leden ook berichten van bezorgde ouders en studenten, die zich afvragen waarom stages doorgaan in deze onwerkelijke en onzekere omstandigheden. Hoe kijkt de Minister tegen dit dilemma aan? Wat zijn de voor- en nadelen van het stilleggen van alle stages, met uitzondering van stages in vitale sectoren? Wat is het verwachte effect van het stilleggen van niet-vitale stages op de volksgezondheid? Kan de Minister zich voorstellen dat een dergelijke maatregel op termijn getroffen zal worden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kan dit op zo’n manier gedaan worden dat het niet leidt tot studievertraging?

Op 24 maart heeft de MBO Raad een time out tot 6 april geadviseerd voor de praktijkexamens. Deze leden begrijpen dat dit advies nog vers is en in de komende dagen praktisch vormgegeven zal worden door mbo-instellingen. Zij vragen wel wat de verwachting is voor de periode na 6 april. Hoe schat de Minister dit in? Gaan er na 6 april weer praktijkexamens plaatsvinden? Hoe wordt voorkomen dat studenten studievertraging oplopen als gevolg van het niet doorgaan van beroepsgerichte examens? Hoe zoeken mbo-instellingen en leer-werkbedrijven naar mogelijkheden om vervangende opdrachten aan te bieden aan studenten die niet op hun leer-werkbedrijf terecht kunnen voor het afronden van hun examenopdracht? Hoe kunnen regering, SBB, MBO Raad en JOB de leer-werkbedrijven en mbo-instellingen daarin ondersteunen?

Deze leden horen vanuit het mbo-veld dat instellingen zich aan het voorbereiden zijn op heropening en daarvoor eigen data bepalen. Deze leden begrijpen de logica achter het bieden van ruimte voor maatwerk, maar vrezen ook dat verschillen in heropeningsdata per mbo-instelling zullen leiden tot onzekerheid en bezorgdheid onder studenten en docenten. Zij zullen zich afvragen waarom de ene mbo-instelling wel op een bepaalde datum opengaat en de andere niet. Bovendien kunnen uiteenlopende openingsdata ook leiden tot verschillen in diplomeringsdata. Hoe kijkt de Minister hier tegenaan? Deelt de Minister deze zorgen? Kan de Minister in overleg met de MBO Raad en JOB zorgen dat er meer helderheid komt op dit punt?

De studentenpopulatie in het mbo heeft een andere leeftijdsopbouw dan die in het primair, voortgezet en hoger onderwijs. Het grootste deel van de studenten is tussen de 16 en 21 jaar, maar er wordt ook volwassenonderwijs gegeven aan mensen die ouder zijn. Hoe wordt hier in de besluitvorming over maatregelen rekening mee gehouden? De regering wil op basis van het RIVM-onderzoek naar de rol van kinderen en jongeren bij de verspreiding van het coronavirus bekijken of en wanneer scholen weer open kunnen. Is het kabinet voornemens het mbo afzonderlijk te bekijken in de besluitvorming over de heropening van scholen, met oog voor de specifieke leeftijdsopbouw van de studentenpopulatie?

Tot slot zien deze leden dat er veel vragen en onduidelijkheden zijn, en waarschijnlijk voorlopig zullen blijven, over de maatregelen. Waar kunnen leerkrachten en leerlingen naartoe met algemene vragen over de schoolexamens, vragen over de verspreiding van het virus en vragen over mogelijkheden voor financiële ondersteuning bij de aanschaf van digitale leermiddelen? Is het mogelijk om op bijvoorbeeld de site van de rijksoverheid een aparte pagina aan te maken? Kan deze informatie tevens actief gecommuniceerd worden richting leerkrachten, leerlingen, docenten en studenten?

Inbreng van de leden van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de brieven over de maatregelen in het onderwijs vanwege het coronavirus. Allereerst willen zij hun grote waardering uitspreken voor al het onderwijspersoneel dat de afgelopen weken bijna letterlijk door muren gegaan is om in moeilijke omstandigheden zoveel mogelijk leerlingen toch onderwijs aan te bieden.

Daarnaast spreken de leden hun zorgen uit ten aanzien van onderwijspersoneel, leerlingen en studenten vanwege het laten doorgaan van schoolexamens in het voortgezet onderwijs en (praktijk)examens in het mbo, specifiek in regio’s met hoge aantallen coronabesmettingen. Ondanks het laten vervallen van het centraal examen en de verlengde periode dat scholen de schoolexamens mogen afnemen, zullen nog altijd schoolexamens op school afgenomen worden. Dit geldt ook voor het mbo.

Allereerst hebben deze leden enkele algemene vragen naar aanleiding van de maatregelen die genomen zijn, met begrip voor de complexe keuzes waar bewindspersonen nu voor gesteld worden. Hoe verhoudt de algehele instructie aan de Nederlandse bevolking «blijf thuis waar mogelijk» zich tot het besluit om de schoolexamens alsnog door te laten gaan, ondanks dat scholen hier extra tijd voor krijgen? Deelt het kabinet de zorgen van deze leden dat dit tot zeer complexe en mogelijk riskante situaties voor leraren en leerlingen kan leiden, ook nu scholen tot juni de tijd hebben om dit te organiseren? Bij vakken als Engels, Nederlands en Wiskunde moet zo goed als elke eindexamenkandidaat toegang verkrijgen tot de school om het schoolexamen te maken. Deelt de Minister de zorg van deze leden dat het organiseren van sociale distantie dan praktisch onmogelijk wordt? In hoeverre worden scholen ondersteund in het organiseren van het op afstand afnemen van schoolexamens? Deelt de Minister de zorgen van deze leden voor wat betreft de prikkel richting leerlingen om thuis te blijven met klachten? Hoe worden docenten ondersteund bij het bepalen of een leerling wel of geen toegang krijgt tot de school? Docenten zijn immers geen medici. Mag de school leerlingen weigeren waarvan het vermoeden bestaat dat zij klachten hebben of vanwege hun omgeving mogelijk besmet zijn? Hoe worden scholen hierin ondersteund? Deze leden wijzen erop dat er nog geen duidelijkheid bestaat over de mate waarin het virus door jongeren en kinderen wordt verspreid. Is dan niet juist in een regio met veel besmettingen, het afnemen van schoolexamens, waarin scholen nog altijd vrij zijn om dit op hun eigen manier te regelen, een te vermijden risico? Wat is de afweging om niet te kiezen voor het opschorten van alle schoolexamens in ieder geval tot 6 april, zoals veel scholen doen, tenminste in gebieden met een hoger risico? De Minister geeft namelijk aan dat er door het besluit om het centraal eindexamen te laten vervallen er geen noodzaak meer bestaat tot het direct moeten afnemen van de schoolexamens. Deze leden vragen de Minister dan ook wat de gevolgen zijn voor de schoolsluiting tot ten minste 6 april nu het centraal eindexamen niet doorgaat. Wat zijn de gevolgen voor het afnemen van de schoolexamens als het onderzoek van het RIVM over de verspreiding van het coronavirus onder jongeren nog niet klaar is? Klopt het dat scholen dicht zullen blijven in ieder geval tot de resultaten van het onderzoek bekend zijn?

Specifiek voor de moderne vreemde talen vragen deze leden of voor deze vakken een extra leesvaardigheidstoets afgenomen moet worden, aangezien dit normaal op het centraal examen getoetst wordt en er scholen zijn die zich aan de aanbeveling van SLO15 houden om dit niet te toetsen middels schoolexamens. Wat betreft de staatsexamens, vragen deze leden de Minister of er voor de deelnemers hieraan ook een speciale regeling wordt getroffen nu hun cijfer enkel gebaseerd wordt op het college-examen. Wat gebeurt er als blijkt dat ook de college-examens niet afgenomen kunnen worden vanwege uitbreiding en/of verlenging van de maatregelen omtrent het coronavirus?

Nu de eindtoets dit jaar niet wordt afgenomen, vragen deze leden wat de gevolgen hiervan zijn voor de kansengelijkheid van leerlingen. Het schooladvies wordt met deze maatregel bindend. Echter in schooljaar 2016–2017 kwam 33% van de leerlingen in aanmerking voor een heroverweging van het schooladvies16. Deze leden vinden de situatie nu dan ook zorgelijk voor de kansengelijkheid van leerlingen, met name voor leerlingen uit gezinnen met een zwakkere sociaaleconomische status. Welke mogelijkheden zijn er nu nog voor het bijstellen van het advies zonder de uitslag van de eindtoets? Is er bijvoorbeeld voor ouders nog een mogelijkheid om in gesprek te gaan met de leraar over het schooladvies? Wat vindt de Minister van de optie om scholen alle kinderen nog eens na te laten lopen en bij alle twijfelgevallen, het kind het voordeel van de twijfel te geven en het advies naar boven bij te stellen? Kan de Minister daarnaast toelichten welke afspraken hij van plan is te maken met het voortgezet onderwijs over het bekijken of leerlingen in het nieuwe schooljaar op de juiste plek zitten? Hoe gaat de Minister er voor zorgen dat dit geen vrijblijvende afspraken worden?

Voornoemde leden vragen de Minister of vo-scholen en mbo-instellingen verplicht zijn om lessen te verzorgen op school ter voorbereiding op de schoolexamens aan leerlingen waarvan hun ouders niet werkzaam zijn in één van de vitale beroepen indien afstandsonderwijs niet mogelijk is. Daarnaast vragen zij de Minister of er op dit moment voldoende personeel is om deze eventuele lessen te verzorgen en te surveilleren bij examens en/of deze af te nemen. Mag het onderwijspersoneel verplicht worden om deze werkzaamheden of andere werkzaamheden op de school uit te voeren?

Tevens vragen deze leden of leerlingen die klachtenvrij zijn, maar waarvan een van de gezinsleden een kwetsbare gezondheid heeft of in de risicogroep valt alsnog verplicht kunnen worden om deel te nemen aan de eventuele voorbereiding op examen op school en/of de examens op school te maken. Zo niet, kan de Minister dit naar scholen communiceren om misverstanden te voorkomen? Zo ja, is de Minister bereid om de maatregel zodanig aan te passen dat deze leerlingen thuis mogen blijven? Vindt de Minister het verantwoord om, in ieder geval in Noord-Brabant, de schoolexamens en praktijkexamens te laten plaatsvinden, aangezien scholen niet kunnen garanderen dat na schooltijd leerlingen en studenten niet met elkaar in contact komen en zo het virus alsnog kan verspreiden? Hoe worden scholen ondersteund in het voorkomen dat dit gebeurt?

Wat betreft het mbo vragen deze leden hoe scholen nu om moeten gaan met de stages van mbo-studenten. Sommige studenten kunnen niet meer naar hun stage en hebben niet de mogelijkheid om thuis hun stage uren te maken. Moeten deze studenten later hun stage uren inhalen of geldt hiervoor een andere regeling, zoals een vervangende thuisopdracht vanuit school of iets dergelijks? In hoeverre moeten praktijkexamens afgenomen worden op school of een andere locatie, indien de student niet meer naar zijn of haar stage kan en/of gezondheidsklachten heeft, zo vragen deze leden.

Inbreng van de leden van de PvdA-fractie

De leden van de PvdA-fractie hebben, gezien de uitzonderlijke omstandigheden, met instemming kennisgenomen van het besluit om dit schooljaar het centraal examen te laten vervallen. Nu het kabinet op 23 maart aanvullende maatregelen heeft genomen en de overheid tot 1 juni a.s. wat het openbare leven betreft alle samenkomsten verbiedt, werd het de vraag of grote groepen examenkandidaten wèl verantwoord fysiek zouden kunnen samenkomen. Onder meer de bonden, Ouders & Onderwijs en de VO-Raad bepleitten om die reden een time-out van (fysieke) schoolexamens. Deze leden hebben begrip voor de zorgen en onzekerheid die dit oplevert voor leraren, leerlingen en hun ouders, en hebben daarom op dit moment vooral behoefte aan meer duidelijkheid over de aard en consequenties van het besluit van de Minister.

Deze leden achten het een verstandig besluit van de Minister in samenspraak met het onderwijsveld om de centrale examens te schrappen. Dit haalt in deze crisis onnodige druk weg van leerlingen en leraren. Kan de Minister echter verklaren waarom hij dit pas op dinsdagochtend 24 maart bekendmaakte? Had hij dit niet eerder kunnen doen, bijvoorbeeld tijdens de persconferentie van maandagavond 23 maart, waarbij de premier en andere bewindspersonen nieuwe kabinetsmaatregelen bekendmaakten, zodat op de dinsdagochtend examenkandidaten een onnodige tocht naar school, met alle besmettingsgevaar van dien, bespaard had kunnen blijven? Tegelijkertijd begrijpen de leden dat als gevolg van het afblazen van het centraal examen de eindcijfers van de examenkandidaten meer komen af te hangen van de schoolexamens. Ook dit brengt begrijpelijke onrust met zich mee, vooral voor leerlingen die juist het centraal examen, dat relatief zwaar weegt, wilden aangrijpen om hun cijfer op te krikken. De leden krijgen graag op korte termijn verduidelijkende antwoorden op deze terechte zorgen. Kan de Minister in dat verband toelichten wanneer er meer informatie komt over een in te stellen beroepscommissie en een aangepaste slaag-zakregeling?

Voornoemde leden menen dat bij de organisatie van examens de veiligheid van zowel leraren als examenkandidaten en hun familieleden gegarandeerd moet zijn. Zij hopen dat scholen op creatieve manieren in staat zullen zijn om de examenkandidaten te toetsen op hun beheersing van de schoolexamenstof. In hoeverre gaat de Minister hiervoor de scholen nog handreikingen doen? Wat gaat de Minister doen met het pleidooi van onder meer de onderwijsvakbonden en Ouders & Onderwijs voor meer duidelijkheid over hoe nu verder te gaan met de schoolexamens in het licht van aangescherpte corona-maatregelen? Hoe staat de Minister tegenover hun pleidooi om de komende tijd, minstens tot 6 april, geen schoolexamens meer af te nemen die fysieke aanwezigheid op school vereisen? Hoe houdt de Minister toezicht op en helpt hij scholen bij naleving van de nu geldende RIVM-protocollen?

De Minister heeft in op 24 maart in de uitzending van Op1 de verwachting uitgesproken dat scholen ook na 6 april dicht zullen blijven, omdat hij met een besluit tot heropening van de scholen wil wachten op de uitkomsten van het RIVM-onderzoek naar de rol van kinderen en jongeren bij de verspreiding van het coronavirus. Dat onderzoek bleek pas de dag tevoren begonnen. Kan de Minister verklaren waarom dit onderzoek pas zo laat was gestart? Zou het voor het onderwijsproces niet beter zijn als hij niet alleen zou melden dat de sluiting van de scholen langer zal gaan duren, maar hij ook het onderwijzend personeel en de scholieren een datum zou noemen waarop de scholen – uiteraard onder voorbehoud van onvoorziene omstandigheden of bevindingen – weer zullen opengaan? Zou dat niet eraan kunnen meehelpen dat de betrokkenen weten waar zij naartoe kunnen werken? Waarom wel of waarom niet?

Nu het voor scholen door de fysieke afwezigheid van leerlingen niet vanzelf mogelijk is om examenkandidaten onderwijs te bieden dat hen in staat stelt zich goed voor te bereiden op de afronding van hun schoolexamens, vragen deze leden hoe de Minister scholen de komende tijd gaat ondersteunen bij het aanbod van bijles op afstand, ook voor leerlingen zonder digitale leermiddelen of die verkeren in een onveilige of onrustige thuissituatie, of leerlingen met een beperking? De Minister schrijft dat scholen tot begin juni de ruimte hebben om de schoolexamens af te ronden. Wat verwacht de Minister dat de scholen tussen 6 april en 1 juni daaraan kunnen doen?

Voornoemde leden hechten aan het civiele effect van diploma’s die de scholen voor voortgezet onderwijs verstrekken. Een diploma moet immers garanderen dat gediplomeerden beschikken over de kennis, het inzicht en de vaardigheden die zij voor het vervolg nodig hebben. Dat is van groot belang voor de doorstroom naar het vervolgonderwijs. Tegelijkertijd beseffen zij dat gevolgen van de coronacrisis niet alle scholen en niet alle leerlingen in gelijke mate treffen. In hoeverre ziet de Minister mogelijkheden om maatwerk mogelijk te maken voor examenkandidaten die nu buiten hun schuld toch in de problemen dreigen te geraken?

De Minister gaat in samenwerking met alle belanghebbende partijen de praktische consequenties van de maatregel nog uitwerken. Bij een centraal examen zoals dit in andere examenjaren plaatsvindt, hebben de examenkandidaten nog de kans om alsnog via een herexamen te slagen, als zij in eerste instantie waren gezakt. Nu krijgt het schoolexamen een aanzienlijk belangrijker gewicht. Kan de Minister toelichten in hoeverre examenkandidaten nog zeker kunnen zijn van herkansingsregelingen? Kunnen deze mogelijkheden per school gaan verschillen of komen er uniforme afspraken hiervoor die gaan gelden voor examenkandidaten in het gehele voortgezet onderwijs? Op welke wijzen kan de Minister hierbij de kansengelijkheid waarborgen?

De aanmelddata voor mbo, hbo en wo worden verschoven om leerlingen en studenten meer ruimte te geven voor het kiezen van hun studie. In hoeverre wil en kan de Minister in dezen ook maatwerk bieden, mede in het licht van de loopbaanoriëntatie en -begeleiding op scholen die onder de huidige omstandigheden in individuele gevallen in het gedrang kan zijn gekomen?

Jongeren die een staatsexamen afleggen, bijvoorbeeld vanuit het voortgezet speciaal onderwijs, moeten nu half juni deelnemen aan de college-examens. Deze gaan vooralsnog door. Of zij slagen of zakken zal nu geheel afhangen van hun resultaten voor deze college-examens. Gaan deze college-examens zo worden vormgegeven dat de betrokken jongeren, behoudens de centrale examens, onder dezelfde condities een diploma kunnen behalen als wanneer de coronacrisis niet was uitgebroken, zowel wat betreft de financiële kant van de zaak, als de kennis, het inzicht en de vaardigheden die zij moeten tonen? Begrijpen deze leden het goed dat de leerlingen van het vso in het voorstel dat er nu ligt, een diploma moeten zien te behalen gebaseerd op één cijfer gebaseerd op één mondeling per vak? Ziet de Minister mogelijkheden om de examinering voor deze examenkandidaten meer passend te maken? Deze leden hebben ook zorgen of de opzet van de college-examens geen risico betekent dat betrokken examenkandidaten onbedoeld worden benadeeld. Deelt de Minister de zorg dat leerlingen in het vso die over het gehele examenjaar geen schoolexamens doen, maar bij het college-examen – anders dan bij de reguliere schoolexamens – een geheel vreemde docent voor hun neus krijgen met een geheel eigen vraagstelling minder goed presteren of zelfs uit angst dichtslaan? Is de Minister het met deze leden eens dat juist deze groep scholieren gebaat is bij duidelijkheid en herkenbaarheid? Hoe denkt de Minister over een uitzondering waarbij voor deze leerlingen de schoolcijfers over het gehele examenjaar gaan gelden als het eindcijfer?

Deze leden vragen verder wat het besluit van de Minister gaat betekenen voor de positie van vavo17-studenten, van wie de eindcijferlijst straks deels zal bestaan uit cijfers inclusief een centraal examen en deels uit cijfers van het schoolexamen voor de vakken die zij nog dit jaar moeten behalen om hun lijst compleet te maken? Kan de Minister dit verduidelijken?

De aan het woord zijnde leden hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief inzake COVID-19 aanpak mbo en bijbehorend servicedocument. Zij hebben, net als voor het voortgezet onderwijs, zorgen over de wijze waarop toetsen op een veilige manier kunnen worden afgenomen, op een manier die controleerbaar is en de zorgen onder studenten, leraren en ouders voldoende wegneemt om te voorkomen dat ieder een eigen afweging maakt over deelname aan de toetsen. Is het, afgaande op de aangescherpte maatregelen van 23 maart, niet verstandiger tot in elk geval 6 april helemaal te stoppen met fysiek onderwijs door toetsen zoveel mogelijk digitaal af te nemen en indien dat geen optie is deze uit te stellen?

Deze leden zijn zeer onder de indruk van de wijze waarop ook het mbo de nieuwe situatie waarin thuisonderwijs centraal staat, handen en voeten weet te geven. Wel hechten zij eraan een vinger aan de pols te houden en er zorg voor te dragen dat we er ook echt in slagen iedereen mee te laten doen. Klopt het dat het servicedocument wordt geüpdatet? Zo ja wanneer? Zal hierin worden gesteld dat er per direct een time-out is afgekondigd in het mbo en de vavo voor wat betreft fysieke examens tot in elk geval 6 april? Zo ja, wat betekent dit vervolgens voor studenten die thuis niet kunnen leren en volgens het eerdere servicedocument daarvoor naar school konden komen? Deze leden ontvangen ook berichten van mbo-studenten die onverhoopt geen digitale hulpmiddelen zoals een laptop hebben. Zij zouden hiervoor een beroep moeten kunnen doen op bijvoorbeeld de school. Maar als dat niet mogelijk is, en je bent 18+, dan wordt het knap lastig. 18-Plussers hebben immers doorgaans geen toegang tot de gangbare onderwijsondersteunende (gemeente)fondsen om een beroep te doen op digitale hulpmiddelen. Herkent de Minister deze situaties? Welke mogelijkheden ziet de Minister om hen tegemoet te komen en er daarmee zorg voor te dragen dat ook zij volledig deel kunnen nemen aan het thuisonderwijs?

Tot slot hechten de leden eraan om waar mogelijk te voorkomen dat mbo-studenten onnodige studievertraging oplopen als gevolg van de huidige situatie. Dit dreigt met name voor studenten die in hun beroepspraktijkvormende fase zitten, een stage lopen. Het servicedocument schetst drie scenario’s. In de eerste twee gevallen wordt de student geacht de stage op een later moment in te halen. Hoe essentieel is dit, nu we er meer en meer van uit kunnen gaan dat deze situatie nog even voortduurt? Zouden studenten die onverhoopt hun stage (hebben) moeten afbreken een vervangende opdracht kunnen worden aangeboden? Is de Minister bereid hierover in gesprek te gaan met de sector en hier generieke afspraken over te maken die duidelijkheid verschaffen aan alle mbo-studenten? Is er speciaal beleid voor studenten die wegens een beperking of chronische aandoening extra problemen ondervinden om mee te doen middels thuisonderwijs?

Inbreng van de leden van de ChristenUnie-fractie

De leden van de ChristenUnie-fractie willen hun waardering uitspreken voor al het werk dat in de afgelopen weken en dagen verzet is door alle betrokkenen uit het onderwijsveld en op het ministerie. Deze uitzonderlijke tijden brengen uitzonderlijke maatregelen met zich mee. Deze leden danken de Minister voor de snelheid en voortvarendheid waarmee de besluiten zijn genomen en waarmee duidelijkheid is gegeven aan schoolleiders, leraren, ouders en leerlingen.

Deze leden vragen hoe de Minister kijkt naar de verschillen tussen scholen ten aanzien van de omgang met schoolexamens. Elke school heeft hierin zijn eigen werkwijze en er zijn forse verschillen in de strengheid en striktheid ten aanzien van het schoolexamen. Dit blijkt bijvoorbeeld op scholen waar leerlingen gemiddeld veel hoger scoren op het schoolexamen dan op het centraal examen. Houdt de Minister rekening met verschillen tussen scholen op dit punt en op welke manier kunnen we zorgen dat we toch alle leerlingen zoveel mogelijk gelijk behandelen? Deze leden vragen wat het schrappen van het centraal examen betekent voor de toelating tot vervolgopleidingen die een numerus fixus hanteren en die naar de gemiddelde cijfers van leerlingen kijken.

Voornoemde leden vragen wat de gevolgen zijn voor leerlingen die vanwege ziekte (al dan niet door het coronavirus) het schoolexamen niet goed kunnen afronden. Scholen worden geacht om de schoolexamens te blijven afnemen, maar dit levert problemen op voor leerlingen die noodgedwongen thuis moeten blijven (vanwege ziekte of uit voorzorg op basis van de RIVM-adviezen).

Deze leden vragen of er aan scenario’s wordt gewerkt voor het geval de pandemie langer duurt en het moeilijk wordt om het schoolexamen goed af te ronden. Er is nu extra tijd voor scholen om het schoolexamen af te ronden, maar als de scholen langer dicht blijven en het niet verantwoord is om schoolexamens fysiek af te nemen, kan dit ervoor zorgen dat de schoolexamens niet volledig afgerond kunnen worden. Hoe kijkt de Minister hiernaar en welke scenario’s zijn er op dit punt, zo vragen deze leden.

Inbreng van de leden van de PvdD-fractie

De leden van de PvdD-fractie hebben kennisgenomen van de brieven en hebben daarover nog enkele vragen en opmerkingen. Deze leden willen allereerst hun grote waardering uitspreken voor alle mensen die momenteel hard werken aan oplossingen voor het onderwijs. De situatie is alle behalve gemakkelijk. Na het sluiten van de scholen, is het schrappen van de centrale examens voor het voortgezet onderwijs en het voortgezet algemeen volwassenenonderwijs, met als doel om ruimte te creëren voor de schoolexamens, wederom een zeer uitzonderlijke maatregel. Dat geldt ook voor het schrappen van de eindtoets voor de leerlingen van groep acht. Deze leden erkennen dat bijzondere tijden vragen om bijzondere maatregelen, maar ook om flexibiliteit en mededogen.

Gezien de aangescherpte maatregelen omtrent samenscholing – zoals aangekondigd op de persconferentie van 23 maart – komt de vraag bovendrijven of het dan wel mogelijk is om op verantwoorde wijze schoolexamens te organiseren. Het roept vragen en zorgen op over de risico’s inzake de volksgezondheid. Klopt het dat het in de praktijk nog steeds mogelijk is dat van leerlingen en leraren gevraagd wordt om in groepen samen te komen op school om schoolexamens af te nemen? In welk opzicht zijn de risico’s bij deze situatie anders dan de risico’s bij het organiseren van bijvoorbeeld een feest of sportwedstrijd? Wat was het advies van het RIVM hierover? Kan de Minister toelichten welke veiligheidsgaranties er kunnen worden afgegeven bij de schoolexamens? Zijn er bepaalde instructies of adviezen beschikbaar voor scholen zodat ze bij het organiseren van schoolexamens de veiligheid maximaal kunnen organiseren? In hoeverre wordt het mogelijk gemaakt dat succesvolle voorbeelden op dit punt worden uitgewisseld tussen scholen?

Dezelfde vragen en zorgen spelen ook omtrent de toetsen en examens in het mbo. Wat is hier de actuele stand van zaken? Heeft de Minister signalen dat het lukt om alternatieven te verzinnen voor fysieke samenkomsten? Wat is de stand van zaken omtrent de stages, waarvan de Minister eerder schreef dat die waar mogelijk doorgang zouden vinden? Is er zicht op situaties waarbij studenten in de knel komen? Hoe worden die knelpunten opgelost?

Met betrekking tot de staatsexamens, onder andere relevant voor leerlingen uit het vso schrijft de Minister dat de college-examens vooralsnog wel door zullen gaan. Waarom is daar voor gekozen? En wanneer zal daar uiterlijk over besloten worden? Welke extra regelruimte kan de Minister creëren voor het vso?

De Minister schreef dat – op Sint Eustatius na – ook de scholen in het Caribisch deel van het Koninkrijk gesloten zijn. Wat zijn op die scholen de ervaringen met de nieuwe situatie? Kan de Minister al meer vertellen over het aangekondigde overleg met de scholen in het Caribisch deel van het Koninkrijk?

De schoolexamens en andere toetsvormen die momenteel toch worden afgenomen vinden plaats onder zeer onrustige omstandigheden. Erkent de Minister dat dit mogelijk zijn weerslag kan hebben op de resultaten? Wat kan de Minister in deze context al vertellen over de aangekondigde zak-slaagregeling? Deelt de Minister de mening dat de zak-slaagregeling, gezien de omstandigheden, de nodige coulance zou moeten bevatten? Zo nee, waarom niet?

Voor de leerlingen in het laatste jaar van de basisschool speelt met het schrappen van de eindtoets eveneens een complexe situatie. Deze leden staan overigens zeer kritisch tegenover de toetscultuur in het algemeen. Kan de Minister toelichten of er rekening wordt gehouden met leerlingen die mogelijk te maken hebben met onderadvisering?

Het organiseren van toetsen en examens kan niet los worden gezien van de algemene uitdaging om voor alle leerlingen thuisonderwijs mogelijk te maken. In alle geledingen van het onderwijs wordt daar momenteel hard aan gewerkt. Kan de Minister al meer vertellen over de ervaringen met het thuisonderwijs tot nu toe, zowel vanuit het perspectief van leraren, leerlingen en ouders? Kan de Minister op dit punt ook specifiek in gaan op de actuele ervaringen in het speciaal onderwijs, speciaal basisonderwijs en voortgezet speciaal onderwijs? Welke vormen van extra ondersteuning kan de Minister hen geven?

In hoeverre wordt het mogelijk gemaakt dat succesvolle voorbeelden van thuisonderwijs worden uitgewisseld tussen scholen? Zijn er groepen leerlingen bij wie dat momenteel minder goed verloopt, bijvoorbeeld omdat het erg druk is thuis of omdat er sprake is van te weinig begeleidingsmogelijkheden? Des te langer de scholen gesloten blijven, des te belangrijker het wordt om deze specifieke groepen extra te ondersteunen. Wordt er geïnventariseerd wat te doen met eventuele leerachterstanden voor specifieke leerlingen waarbij het om welke reden dan ook niet gelukt is om het thuisonderwijs in voldoende mate te organiseren? Welke afspraken gaat de Minister maken met middelbare scholen over de begeleiding van de brugklassers van volgend jaar? Welke afspraken gaat de Minister maken met de vervolgopleidingen in het mbo, hbo en wo over de begeleiding van de eerstejaars studenten van volgend jaar, zo vragen deze leden.

Inbreng van de leden van de 50PLUS-fractie

De leden van de 50PLUS-fractie hebben enkele vragen inzake de maatregelen met betrekking tot de examens vo, mbo en eindtoets bao. De coronacrisis heeft een grote impact op het onderwijs. Scholen en leerkrachten worden steeds creatiever in het geven van afstandsonderwijs. Deze ledenvragen of er gegevens bekend zijn over het afstandsonderwijs? Zijn alle scholen hier op dit moment mee bezig?

In het servicedocument mbo-aanpak coronavirus COVID-19 staat aangegeven dat sommige studenten vertraging zullen oplopen. Dit zijn mbo-studenten die een BOL-stage volgen en door sluiting van het leerbedrijf de leerdoelen en praktijkopdrachten niet meer kunnen afronden. Hoeveel studenten hebben te maken met deze situatie? Wat voor problemen levert dit op bij deze studenten? Worden deze studenten gecompenseerd? Tevens wordt aangegeven dat scholen een beroep kunnen doen op SBB voor studenten die niet meer bij hun leerbedrijf terecht kunnen voor hun stage, er kan dan gezocht worden naar alternatieven. Wat voor alternatieven zijn er mogelijk?

In de ochtend van 24 maart is bekend gemaakt dat het centraal examen dit jaar komt te vervallen, zodat de scholen langer de tijd hebben om de schoolexamens af te ronden. Centraal examens zijn in het leven geroepen zodat elke leerling gelijke kansen heeft. Hoe worden de gelijke kansen met deze maatregelen gewaarborgd? Krijgen leerlingen genoeg kansen om hun cijfers op te halen? Verder vragen deze leden hoe fraude voorkomen gaat worden en hoe de kwaliteit van het diploma gewaarborgd gaat worden?

Tot slot geeft de Minister aan dat de richtlijnen van kracht blijven tot de uitslag van het onderzoek in Noord-Brabant bekend is. Tijdens de technische briefing van 25 maart werd aangegeven dat dit onderzoek enige vertraging heeft opgelopen. Heeft dit invloed op de uitslagdatum die nu rond 6 april is vastgesteld, zo vragen deze leden.

Inbreng van de leden van de SGP-fractie

De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling en waardering kennisgenomen van de besluiten inzake de toetsen en examens. Zij beperken zich tot enkele vragen.

Deze leden vragen of het klopt dat er in tegenstelling tot het besluit over de eindexamens geen mogelijkheid van bezwaar, beroep en geschil zal zijn ten aanzien van het schooladvies.

Deze leden vragen of alle eindexamenleerlingen alle schoolexamens moeten afronden, ook als op basis van de resultaten reeds duidelijk is dat de leerling het eindexamen zal halen. Hoe zetten scholen hun capaciteit optimaal in?

Deze leden vragen hoe de mededeling dat er een uniforme zak-slaagregeling komt te verenigen is met de boodschap dat scholen op basis van het schoolexamen zelf kunnen bepalen of leerlingen geslaagd zijn. Waarom wordt niet in lijn met de beslissing inzake de eindtoets gekozen voor een doorslaggevend schooladvies op basis van de schoolexamens? Deze leden vragen in hoeverre de kernvakkenregeling vertaling krijgt in de regeling voor het bepalen van resultaten op basis van het schoolexamen. Eveneens vragen zij wanneer scholen duidelijkheid krijgen over de zak-slaagregeling.

Voornoemde leden hebben begrepen dat scholen nu de mogelijkheid wordt geboden om extra devices aan te vragen om de knelpunten ten aanzien van het onderwijs op afstand op te lossen voor gezinnen. Bij de aanvraag zou als criterium gelden of de school dat zelf niet kan financieren. Dat komt de leden als een ongeschikt en oneigenlijk criterium voor, aangezien van vrijwel iedere school verwacht mag worden dat zij deze investering kunnen doen. Deelt de Minister de mening van scholen dat deze investering niet ten koste mag gaan van andere onderwijsactiviteiten en dat voor alle scholen ruimhartige ondersteuning nodig is, zo vragen deze leden.

II Reactie van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media

Wij danken de leden van uw Kamer voor de vragen en opmerkingen inzake onderwijs en corona. We beantwoorden de vragen in volgorde van de fracties en geclusterd per onderwerp. In de vragen van de fracties komt een aantal thema’s naar voren: sluiting van scholen, eindtoets in het primair onderwijs, examinering in het voortgezet onderwijs, het middelbaar beroepsonderwijs, het hoger onderwijs, kansengelijkheid en vragen rondom veiligheid en communicatie.

Antwoord op de inbreng van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie vragen waar studenten terecht kunnen met hun vragen over onder andere het behalen van het diploma. In eerste instantie kunnen studenten hiervoor terecht bij hun eigen instelling. Daarnaast kunnen ze uiteraard ook terecht bij JOB (Jongeren Organisatie Beroepsonderwijs). Door JOB is samen met ons ministerie gewerkt aan een studentenversie van de handreiking over verantwoord diplomeren, die de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap uw Kamer op 2 april jl. heeft aangeboden.18

De leden van de VVD-fractie vragen of het mogelijk is om een tijdlijn te schetsen wanneer ze welke informatie mogen verwachten als het gaat om verdere invulling van de schoolexamens, een update over wanneer er meer bekend wordt gemaakt over de termijn waarop scholen gesloten blijven en de termijn waar ze de resultaten kunnen verwachten van het aanstaande RIVM -onderzoek onder jongeren in Noord-Brabant. Scholen zijn op 8 april middels een servicedocument geïnformeerd over de verdere consequenties voor de eindexamens in schooljaar 2019–2020.19 Dit betreft onder andere de nieuwe slaag-zakregeling en de mogelijkheid van herkansing. Op 21 april neemt het kabinet opnieuw een besluit over de coronamaatregelen. Dan wordt ook duidelijk of de scholen langer gesloten blijven. Het RIVM kan op dit moment nog niet aangeven wanneer de uitkomsten van het onderzoek naar de verspreiding van het coronavirus onder jongeren in Noord-Brabant verschijnen.

De leden van de VVD-fractie merken dat Mbo-studenten, eindexamenleerlingen, scholen en ouders nog met veel vragen zitten. Zij vragen waar eindexamenleerlingen het beste terecht met deze vragen, als het bijvoorbeeld gaat over de komende schoolexamens? Omdat het schoolexamen per school anders is georganiseerd, is in eerste instantie de school van de leerling het aanspreekpunt voor vragen. Voor het antwoord op meer algemene vragen kunnen leerlingen, scholen en ouders terecht op www.rijksoverheid.nl/examens waar de antwoorden op veelgestelde vragen staan over het eindexamen in de huidige situatie. Ook is hier de laatste informatie over de slaag-zakregeling te vinden.

De leden van de VVD-fractie vragen waar scholen extra informatie kunnen krijgen over de manier waarop zij het beste de schoolexamens kunnen inrichten? Scholen zijn zelf verantwoordelijk voor hoe het schoolexamen wordt ingericht en afgenomen. Om de kaders te schetsen waarbinnen de schoolexaminering kan plaatsvinden onder de huidige omstandigheden, hebben wij aan scholen een servicedocument over het eindexamen gestuurd, zoals eerder vermeld. Hierin staat de speelruimte van scholen en besturen, rekening houdend met de aangekondigde maatregelen en de RIVM-richtlijnen. Daarnaast zien wij dat vakverenigingen en belangenorganisaties mooie initiatieven nemen om vanuit hun expertise scholen en leraren te helpen bij het afnemen van het schoolexamen: op afstand of indien nodig op school. De VO-raad heeft daarbij ook een handreiking opgesteld over hoe scholen kunnen handelen als het PTA moet worden aangepast.

Antwoord op de inbreng van de leden van de PVV-fractie

De leden van de PVV-fractie hebben vragen over het laten plaatsvinden van de schoolexamens in het voortgezet onderwijs. Zij begrijpen dat het uiterst wenselijk is dat deze toch doorgang krijgen, maar geven aan dat de huidige situatie het simpelweg niet mogelijk maakt dat het schoolexamen op ordentelijke wijze kan plaatsvinden. Daarbij vinden de leden het in een schril contrast staan met de eindtoets in het primair onderwijs die wel is geschrapt en alle tentamens in het hoger onderwijs die eveneens geen doorgang zullen vinden. Deze leden vragen waar deze discrepantie in de besluitvorming op gebaseerd is en zij vragen of de regering de zorgen van deze leden deelt ten aanzien van de problemen die hiermee gepaard gaan voor ouders en leerlingen. Ook vragen deze leden van de PVV-fractie hoe deze beslissing tot stand is gekomen om de schoolexamens voor het voortgezet onderwijs toch door te laten gaan, terwijl in andere Europese landen er juist wel voor gekozen is om de schoolexamens geen doorgang te laten vinden. In consultatie met CvTE, Inspectie, VO-raad, CNV Onderwijs, Aob, FvOv, LAKS, Ouders en Onderwijs, NRTO, PO-Raad, MBO Raad, VH en VSNU heeft de besluitvorming rondom de examens in het voortgezet onderwijs plaatsgevonden. Afronding van de schoolexamens is nodig om alle leerlingen in het voortgezet onderwijs de kans te bieden om een diploma te behalen en daarmee zonder vertraging door te stromen naar het vervolgonderwijs. Dit is anders voor het primair onderwijs, waar het schooladvies al leidend is om te bepalen op welke niveau een leerling start op de middelbare school. Anders dan de leden van de PVV-fractie veronderstellen, kunnen tentamens in het hoger onderwijs doorgang vinden. Het is aan de instellingen in hoeverre tentamens digitaal kunnen worden afgenomen. Ten aanzien van de situatie in Nederland heeft het RIVM geadviseerd dat de schoolexamens door kunnen gaan. Andere landen maken hierin een eigen afweging, afhankelijk van de lokale context.

Tevens vragen voornoemde leden van de PVV-fractie waarom er niet voor gekozen is om de schoolexamens in ieder geval uit te stellen tot juli en de zomervakantie te gebruiken om in alle rust de examens af te handelen. Het onderwijs is aangewezen als een cruciale beroepsgroep om de samenleving draaiende te houden tijdens de COVID-19-uitbraak. De inzet is er daarom op gericht om waar mogelijk het onderwijs te laten doorgaan. Met inachtneming van de richtlijnen van het RIVM kunnen de schoolexamens doorgaan. Scholen hebben de ruimte en tijd om op een voor hen zo passend mogelijke manier te examineren. Uitstel is daarom niet nodig. Het tijdig afronden van de schoolexamens is ook in het belang van leerlingen. Zij kunnen hierdoor tijdig het diploma verkrijgen en daarmee doorstromen naar het vervolgonderwijs.

De leden van de PVV-fractie vragen of het kabinet de opvatting van hen deelt dat het uitreiken van diploma’s zonder dat er examen gedaan is, niet uitgesloten zou moeten worden op het moment dat ook bovengenoemd scenario niet werkt door het verloop van de coronacrisis? De diplomabeslissing wordt dit schooljaar genomen op basis van de resultaten voor de schoolexamens. Leerlingen hebben namelijk al een (flink) deel van de schoolexamens afgesloten. De komende periode kunnen scholen gebruiken om deze schoolexamens af te ronden, eventueel met aanpassingen.

Antwoord op de inbreng van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie vragen naar de afspraken die komend schooljaar worden gemaakt waarbij wordt gekeken of alle kinderen op de goede plek in het voortgezet onderwijs terecht zijn gekomen. Het is voor leerlingen die dit jaar de overstap maken van het primair onderwijs naar het voortgezet onderwijs extra belangrijk dat vo-scholen er alert op zijn of leerlingen onderwijs volgen op het niveau dat past bij hun capaciteiten en mogelijkheden. Aan de soepele overgang tussen het po en vo kunnen beiden sectoren bijdragen. De maatregelen worden op dit moment, in nauwe samenwerking met de PO-Raad, VO-raad en Ouders & Onderwijs, nader uitgewerkt en de inzet is om po- en vo-scholen hier in de eerste helft van april over te informeren.

Deze leden vragen ook of het mogelijk is om het schooladvies nog te heroverwegen nu de eindtoets is geannuleerd. Het schooladvies is gebaseerd op de ontwikkeling van het kind over de afgelopen jaren. Het advies van leraren is normaal gesproken al leidend en zal nu ook bepalen op welk niveau een kind start op de middelbare school. Omdat er geen eindtoets wordt gemaakt, kan het schooladvies niet worden heroverwogen. Leerlingen hebben de afgelopen weken al het schooladvies ontvangen. Dit advies wordt nu het definitieve advies voor de middelbare school.

Verder vragen deze leden waarom er voor het funderend onderwijs geen servicedocument met praktische richtlijnen voor de sector is opgesteld. 8 april jl. is een brief aan alle schoolbesturen in het funderend onderwijs verzonden waarin informatie staat over het zo goed mogelijk inrichten van het onderwijs op afstand.20 Ook is er uitgebreide ondersteuning voor scholen via lesopafstand.nl/. Voor het primair- en voortgezet onderwijs is daarnaast een handvattendocument opgesteld voor schoolbesturen in overleg met de raden (VO-raad en PO-raad).

De leden van de CDA-fractie vragen in hoeverre gegarandeerd kan worden dat het de scholen zal lukken om alle leerlingen en alle docenten aanwezig op de school te allen tijde op minimaal anderhalve meter afstand van elkaar te houden, zowel in het klaslokaal, de gangen, aula’s en het schoolplein, zoals de richtlijnen van het RIVM voorschrijven, en of hier ook op wordt toegezien. Scholen moeten voldoen aan de richtlijnen van het RIVM. De eerste stap daartoe is om zoveel mogelijk onderwijs op afstand te verzorgen. Op die manier wordt ervoor gezorgd dat er zo min mogelijk mensen tegelijk op school zijn. Scholen krijgen ook extra tijd om de schoolexamens te plannen zodat een grotere spreiding van schoolexamens in de tijd mogelijk is. Waar het nodig is om schoolexamens op school af te nemen, is het zaak dat de richtlijnen van het RIVM in acht worden genomen. Een school dient maatregelen te nemen om te bewerkstelligen dat leerlingen en docenten zich aan de richtlijnen houden. Bij het wachten voor en na afloop van het examen dient bijvoorbeeld het samenscholingsadvies in acht genomen te kunnen worden. Dit betekent bijvoorbeeld dat de school moet zorgen dat niet alle leerlingen op het schoolplein rondhangen voordat ze naar binnen kunnen en dat er duidelijke bewegwijzering is zodat er geen opstopping in de hal optreedt. Het personeel van een school dient toe te zien op het naleven van de richtlijnen. De Inspectie heeft geen taak als het gaat om toezicht op het voldoen aan de richtlijnen van het RIVM.

De leden van de CDA-fractie vragen welke maatregelen worden genomen indien blijkt dat een school om welke reden dan ook niet voldoet aan deze richtlijnen van het RIVM, en of in een uiterste geval dan ook wordt besloten om de schoolexamens op te schorten. Als een school merkt dat zij niet voldoet aan de richtlijnen van het RIVM, dient zij maatregelen te nemen. Hierboven is al een aantal mogelijke maatregelen beschreven. Scholen hebben daarbij meer ruimte gekregen om de schoolexamens op te schorten. Hierdoor is er ook tijd en ruimte om bijvoorbeeld in te spelen op het wegvallen van personeel wegens ziekte of quarantaine. Zoals wij eveneens in de brief aan uw Kamer van 24 maart hebben aangegeven, vragen we veel van scholen, maar we kunnen niet het onmogelijke vragen.21 In gevallen waarin het niet mogelijk is om schoolexamens af te nemen (op afstand of op school) is daar begrip voor. Scholen kunnen dan het PTA aanpassen, mits de verplichte eindtermen van het schoolexamen gedekt worden. De schoolexamens moeten uiterlijk begin juni zijn afgenomen, zodat de uitslag van het schoolexamen uiterlijk op 4 juni kan worden gemeld aan leerlingen.

De leden van de CDA-fractie vragen in hoeverre scholen vanuit het RIVM en het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap worden geholpen bij het voldoen aan de richtlijnen van het RIVM. Scholen zullen inderdaad creatief moeten zijn in het bedenken van manieren om te voldoen aan de richtlijnen van het RIVM, en in de praktijk zien we dat gelukkig ook. Er wordt vanuit het ministerie en het RIVM informatie beschikbaar gesteld, zoals het servicedocument van 8 april. Ook andere organisaties, zoals Stichting School en Veiligheid en het Nationaal Jeugdinstituut, hebben informatie en handreikingen beschikbaar. Ook de VO-raad heeft handreikingen en goede voorbeelden op zijn website. Hierboven is in antwoorden op vragen van VVD en CDA ook al nader ingegaan op de informatievoorziening aan scholen.

De leden van de CDA-fractie vragen tevens hoe de maatregelen van het doorgaan van de schoolexamens zich verhoudt tot de boodschap van de NL-alert van 22 maart en de aangescherpte maatregelen van maandag 23 maart waarbij er niet meer dan drie personen bij elkaar mogen zijn. Zij vragen ook of nader toegelicht kan worden waarom er op scholen, ondanks de aangescherpte maatregelen, wel grotere groepen mogen samenkomen. De scholen zijn gesloten. Het onderwijs is echter aangewezen als een cruciale beroepsgroep om de samenleving draaiende te houden tijdens de COVID-19-uitbraak en daarom zijn er uitzonderingen mogelijk. Zo is er bewust een uitzondering voor de afname van schoolexamens gemaakt: daarvoor mogen scholen, indien nodig, wel open gaan. Examens zijn nodig om leerlingen een diploma te kunnen verstrekken, iets wat van groot belang is voor individuele leerlingen en voor de samenleving als geheel. Daarom moeten examens voor zover noodzakelijk doorgaan. Wel is besloten om de centrale examens te schrappen, omdat leerlingen zich hier in de huidige situatie onvoldoende op kunnen voorbereiden en omdat deze examens, in verband met de geheimhouding, allemaal op hetzelfde moment moeten worden afgenomen. Hierdoor zou het lastig zijn voor scholen om de benodigde afstand tussen leerlingen en surveillanten te realiseren. Om leerlingen de mogelijkheid te geven het diploma te behalen dit schooljaar en bijvoorbeeld zonder vertraging door te stromen naar een vervolgopleiding, is het wel nodig dat de schoolexamens afgesloten worden. Om dat veilig en verantwoord te kunnen doen, is het ten eerste van belang dat scholen bezien of alle schoolexamens ook fysiek afgenomen moeten worden, en of ze in de tijd zo veel mogelijk gespreid kunnen worden. Zo wordt voorkomen dat er te grote groepen leerlingen tegelijkertijd op school aanwezig zijn. Verder dienen de richtlijnen van het RIVM in acht genomen te worden.

De leden van de CDA-fractie vragen of we het met hen eens zijn dat de schoolexamens alleen door kunnen gaan als dit voor alle leerlingen, docenten en ander onderwijspersoneel veilig en volgens de geldende richtlijnen gaat en als hier twijfel over bestaat dat de schoolexamens op die desbetreffende school uitgesteld moeten worden tot het wel veilig en verantwoord kan. Bij het afnemen van de schoolexamens staat de gezondheid voorop. Hierboven is al ingegaan op de mogelijkheden die scholen hebben om de risico’s te beperken. Wanneer leerlingen en personeel fysiek naar school moeten komen, dienen de richtlijnen van het RIVM in acht genomen te worden. Als dat gebeurt, kunnen schoolexamens op een veilige en verantwoorde manier worden afgenomen.

De leden van de CDA-fractie vragen om aan te geven in hoeverre scholen in staat zijn om zowel afstandsonderwijs van goede kwaliteit vorm te geven voor al hun leerlingen en tegelijkertijd prioriteit te geven aan de schoolexamens voor de eindexamenleerlingen. Zij vragen of deze prioriteit niet ten koste gaat van de leerlingen die niet in een examenklas zitten? We realiseren ons dat het voor scholen een uitdaging is om zowel het afstandsonderwijs als de schoolexamens goed te organiseren. Nu er meer tijd is om de schoolexamens af te ronden, kan deze werklast worden verspreid.

Deze leden vragen tevens toe te lichten welke scenario’s er zijn om scholen te helpen die vanwege gebrek aan personeel, nu steeds meer personeel ziek wordt of thuis moet blijven vanwege de aangescherpte regel rondom het thuisblijven indien een huisgenoot koorts heeft, de schoolexamens niet meer op een goede manier kunnen vormgeven. Zoals wij in onze brief van 24 maart over dit onderwerp hebben aangegeven, is de inzet dat scholen zoveel als mogelijk het schoolexamen afronden.22 Omdat de centrale examens niet doorgaan en de periode voor afronding van het schoolexamen is verlengd, bieden we scholen ruimte om de examinering af te ronden. Hierdoor is er ook tijd en ruimte om bijvoorbeeld in te spelen op het wegvallen van personeel wegens ziekte of quarantaine. Zoals wij eveneens in de brief van 24 maart heb aangegeven, vragen we veel van scholen, maar we kunnen niet het onmogelijke vragen. In gevallen waarin het niet mogelijk is om schoolexamens af te nemen (op afstand of op school) is daar begrip voor. Scholen kunnen dan het PTA aanpassen, mits de verplichte eindtermen van het schoolexamen gedekt worden.

De leden van de CDA-fractie vragen hoe realistisch het is dat scholen na al hun inspanningen ook nog op korte termijn in staat zullen zijn de schoolexamens digitaal af te nemen. Wij delen de observatie van deze leden dat scholen in korte tijd grote stappen hebben gezet om examinering op school op een veilige manier te organiseren. Scholen kunnen de komende periode doorgaan met het afnemen van schoolexamens op deze aangepaste manieren. Waar mogelijk kunnen zij examens ook op afstand afnemen, scholen maken deze afweging zelf. Wij zien ook dat leraren onderling, bijvoorbeeld op sociale media, goede voorbeelden delen over hoe examinering op afstand kan plaatsvinden.

De leden van de CDA-fractie vragen tevens of we het met hen eens zijn dat niet alle schoolexamens geschikt zijn voor digitale afname vanwege fraudegevoeligheid. Scholen zijn nu, net als altijd, zelf verantwoordelijk voor hoe zij het schoolexamen organiseren en daarmee ook in welke vorm het examen plaatsvindt. Dat de huidige situatie extra uitdagingen met zich meebrengt voor de manier waarop wordt geëxamineerd, is evident. Als blijkt dat scholen bepaalde examens niet kunnen afnemen, dan is daar begrip voor. Redenen hiervoor kunnen zijn dat er geen leraar beschikbaar is om ze af te nemen, maar ook omdat de aard of het onderwerp van het examen zich niet leent voor afname op afstand, bijvoorbeeld vanwege het risico op een onbetrouwbare afname.

De leden van de CDA-fractie vragen of er ook wordt gekeken naar best practices voor digitale examens zodat niet alle scholen zelf het wiel hoeven uit te vinden? Voor het antwoord op die vraag verwijzen we naar het antwoord op de eerdere vraag van de VVD over waar scholen extra informatie kunnen krijgen over de manier waarop zij het beste de schoolexamens kunnen inrichten.

De leden van de CDA-fractie vragen op welke wijze de Inspectie van het Onderwijs zal toezien op de kwaliteit van de schoolexamens en of dit tijdens deze periode van het afnemen zal gebeuren of achteraf. Het toezicht op de schoolexamens door de Inspectie gebeurt op de wijze waarop dit normaal ook gebeurt. Indien scholen hun PTA aanpassen doen ze hiervan melding bij de Inspectie. De kwaliteitsstandaard toetsing en afsluiting is standaard onderdeel van het toezicht.

De leden van de CDA-fractie vragen tevens hoe nu wordt omgegaan met de beoordeling van de schoolexamens door de scholen zelf. Zij geven aan dat er normaliter niet een te groot verschil mag zitten tussen de score op het schoolexamen en het centraal eindexamen en zij vragen of de Inspectie daar streng op toeziet om een gelijk speelveld voor alle leerlingen te creëren en scholen de schoolexamens niet op de verkeerde manier gebruiken om hun slagingspercentages te laten stijgen. Deze leden van de CDA-fractie vragen hoe aan de ene kant rekening wordt gehouden met de verre van optimale voorbereiding op dit laatste deel van de schoolexamens en het belang van de civiele waarde van de diploma’s. De Inspectie monitort jaarlijks het verschil tussen de score op het schoolexamen en het centraal eindexamen (SE-CE). Ook dit jaar zullen de resultaten op de schoolexamens waaronder opvallende afwijkingen in het slagingspercentage worden gemonitord, waarbij een verschilanalyse uiteraard niet mogelijk is omdat er in 2020 geen centrale examens zijn. De afgelopen jaren is het verschil tussen de SE en CE resultaten bij vrijwel alle scholen klein en zijn ook de slagingspercentages stabiel. Nu in 2020 geen centrale examens worden afgenomen is een analyse van het verschil tussen de score op het SE en CE niet mogelijk. Wel zal een analyse op de schoolexamencijfers mogelijk zijn. Het belang van de civiele waarde van het diploma en daarmee het belang van de leerlingen is op dit moment gediend met een schoolexamen, dat onder deze omstandigheden zo goed als mogelijk is afgenomen en afgerond.

De leden van de CDA-fractie vragen of het bekend is hoeveel scholen op dit moment de hele cyclus van de schoolexamens al hebben afgerond, hoeveel scholen deze week in hun laatste cyclus zitten en hoeveel scholen na deze week nog schoolexamens moeten afnemen. Informatie over hoe ver scholen zijn in de afronding van het schoolexamen is niet beschikbaar. De afronding van het schoolexamen is per school verschillend en afhankelijk van het programma van toetsing en afsluiting (PTA) van de school. Wel is het zo dat bij de meeste scholen het schoolexamenproces zo is opgebouwd dat er in de loop van de bovenbouw al allerlei onderdelen van het SE worden afgerond. Het is om die reden aannemelijk dat een groot deel van de schoolexamens inmiddels zijn afgenomen.

De leden van de CDA-fractie vragen of kan worden aangegeven in hoeverre de situatie die nu ontstaan is zorgt voor een goede voorbereiding door de eindexamenleerlingen op het schoolexamen in het algemeen en door de groep leerlingen in moeilijke omstandigheden zoals hiervoor omschreven in het bijzonder. We hebben met trots gezien hoe het onderwijs op afstand is opgepakt met creativiteit, flexibiliteit en een enorme inzet van alle kanten. De vormgeving van onderwijs op afstand in het po en vo is een zoektocht die we samen met de PO-Raad en VO-raad, met vakverenigingen, vakbonden en organisaties zoals het Lerarencollectief en AVS, met de VNG en diverse gemeenten doormaken. Er zijn tal van initiatieven ter ondersteuning van onderwijs op afstand, ook vanuit schoolleiders en de van leraren zelf. Op korte termijn informeren we de schoolbesturen nader over kwesties als toegang, mogelijkheden tot prioritering in de onderwijsinhoud en de kwaliteit van het afstandsonderwijs. Een belangrijk vraagstuk is hoe we alle leerlingen toegang geven tot het onderwijs op afstand. Schoolbesturen hebben in belangrijke mate zelf oplossingen kunnen vinden voor leerlingen zonder beschikking over de benodigde apparatuur. Voorbeelden van samenwerking met bedrijven en initiatieven van andere organisaties zijn vermeld in de brief aan uw Kamer van 3 april 2020 met betrekking tot de stand van zaken over onderwijs op afstand tijdens de corona crisis. Tot slot is het aannemelijk dat al een groot deel van de SE-onderdelen op scholen was afgerond, voordat de scholen moesten sluiten vanwege de corona crisis.

De leden van de CDA-fractie geven aan gaarne een nadere toelichting te ontvangen waarbij zij vragen in te gaan op hoe de nieuwe situatie die nu is ontstaan wordt meegewogen in het beoordelen van de resultaten. Zij vragen op welke manier hiermee rekening wordt gehouden in de slaag-zakregeling? Scholen hebben de ruimte om bij de afname van het examen rekening te houden met bijzondere omstandigheden waarin leerlingen verkeren. Te denken valt dan aan de vorm waarin afname plaats vindt, de voorbereidingstijd, extra faciliteiten of het doen van een gespreid examen. Aan deze mogelijkheden wordt onder de huidige bijzondere omstandigheden vastgehouden. De beoordeling van de examens dit schooljaar wordt echter niet op specifieke groepen of leerlingen aangepast. Vanwege de waarde van het diploma vindt de beoordeling van het examen van leerlingen van hetzelfde niveau op basis van dezelfde regels plaats. Op dit punt is daarom niets opgenomen in de slaag-zak regeling.

De leden van de CDA-fractie vragen of kan worden aangeven hoe de slaag-zakregeling eruit zal komen te zien? De uitgangspunten van de slaag-zakregeling voor het schooljaar 2019–2020 zijn op 8 april bekend gemaakt. Voor scholen is een servicedocument opgesteld waarin de regels voor dit jaar worden toegelicht. Dit document treft u aan als bijlage bij onze brief aan uw Kamer betreffende de slaag-zakregeling van 8 april 2020.

De leden van de CDA-fractie vragen verder hoe de Minister staat tegenover de onafhankelijke beroepscommissie zoals door de AOb en CNV wordt bepleit voor leerlingen die vinden dat ze onterecht niet zijn geslaagd na het afronden van de schoolexamens. Het kan voorkomen dat examenkandidaten door hun persoonlijke omstandigheden ernstig benadeeld worden door de manier waarop scholen toepassing hebben gegeven aan de examenregels zoals die dit schooljaar gelden. Daarom is er een hardheidsclausule in de slaag-zakregeling voor schooljaar 2019–2020 opgenomen. Deze clausule biedt scholen de mogelijkheid om leerlingen in individuele gevallen een extra mogelijkheid tot een resultaatverbeteringstoets te bieden. Er moet dan sprake zijn van een «onbillijkheid van overwegende aard». Dat betekent dat de toepassing van de regels onevenredig nadelig uitpakt voor de individuele leerling in de ogen van het bevoegd gezag. Daarnaast is in het besluit geregeld dat als een kandidaat ten gevolge van ziekte of om een andere geldige reden is verhinderd bij de resultaatverbeteringstoets, de directeur hem of haar de gelegenheid zal geven om de resultaatverbeteringstoets alsnog af te leggen.

De leden van de CDA-fractie vragen om te bevestigen dat leerlingen die nu gezondheidsklachten hebben (bijvoorbeeld een verkoudheid) minder kansen hebben op het halen van het schoolexamen omdat zij daar niet aan mogen deelnemen dan leerlingen zonder klachten die wel mogen deelnemen. Het uitgangspunt is dat leerlingen die nadelige gevolgen ondervinden bij de afname van het schoolexamen als gevolg van gezondheidsklachten gebruik kunnen maken van de regelingen die er onder normale omstandigheden ook zijn voor leerlingen die door ziekte aan onderdelen van het schoolexamen niet kunnen deelnemen. In het PTA zijn herkansingsmogelijkheden opgenomen. De scholen hebben nu veel meer tijd om het PTA inclusief de herkansingsmogelijkheden af te ronden. Daarnaast voorziet het Besluit eindexamens voortgezet onderwijs 2020 er in dat in gevallen van onbillijkheden van overwegende aard de leerlingen een extra RV-toets kunnen afleggen.

De leden van de CDA-fractie vragen of kan worden bevestigd dat gezonde leerlingen drie kansen hebben op het halen van schoolexamen, te weten nu, medio juni en medio augustus en dat de leerlingen die nu niet aan deze eerste ronde kunnen meedoen maar twee kansen hebben, te weten de inhaalronde van medio juni en medio augustus? Zo ja, dan vragen ze hoe we dit zien in het kader van kansengelijkheid? De periodes zoals genoemd in de vraag zijn gebaseerd op de tijdvakken voor het CE. Aangezien het CE is komen te vervallen en de tijd die scholen nu hebben voor de afname van het SE is verruimd, is er een andere situatie ontstaan. De herkansingsmogelijkheden voor leerlingen, voor zover het de SE-onderdelen betreft die door de school worden afgenomen, zijn opgenomen in het PTA. Scholen ronden het PTA, inclusief herkansingen, uiterlijk 4 juni af. In de periode vanaf 5 juni tot aan de start van de zomervakantie worden leerlingen in de gelegenheid gesteld om voor maximaal twee vakken een resultaatverbeteringstoets te maken. Hiermee krijgen leerlingen die gezakt zijn op basis van de schoolexamens en leerlingen die hun cijfers willen verbeteren de mogelijkheid om hun eindcijfers te verbeteren.

De leden van de CDA-fractie vragen hoe de schoolexamens, ook na het gewijzigde Programma van Toetsing en Afsluiting (hierna: PTA), de verplichte eindtermen moeten afdekken zoals blijkt uit zijn brief van 24 maart in het licht van het gegeven dat het schoolexamen lang niet altijd deze eindtermen toetst. Bij sommigen is het misverstand ontstaan dat scholen nu in het schoolexamen ook de eindtermen van het centraal examen (CE) moeten afdekken. Dit is niet het geval. Scholen maken conform het bestaande programma van toetsing en afsluiting (PTA) de schoolexamens af. In het PTA zijn minimaal de verplichte eindtermen gedekt. Dit zijn de eindtermen die in de examenprogramma’s worden voorgeschreven voor het schoolexamen. Het alsnog toevoegen van extra eindtermen aan het PTA (bijvoorbeeld die uit het CE) is dus niet nodig.

De leden van de CDA-fractie vragen hoe de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap de mbo-sector gaat informeren bij een verandering van de situatie na 6 april. Hier heeft de Minister de mbo-sector reeds over geïnformeerd, door het aanpassen en updaten van het servicedocument mbo-aanpak Coronavirus COVID-19. Dit heeft zij in nauwe afstemming gedaan met de MBO Raad, NRTO, JOB, de vakbonden en de Onderwijsinspectie, en met betrokkenheid van de SBB. Daarnaast heeft de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap samen met de MBO Raad en met betrokkenheid van de voornoemde partners een handreiking Verantwoord Diplomabesluit opgesteld. Beide documenten zijn gepubliceerd op de websites van de MBO Raad en het Kennispunt MBO. De Minister heeft deze documenten onlangs ook met uw Kamer gedeeld. De aanpak in het mbo kan veranderen naarmate de Coronacrisis langer duurt. Het servicedocument en de handreiking zullen wederom worden voorzien van een update, indien daar aanleiding voor is, en bevatten dus de meest recente informatie. Voor wat betreft de handreiking Verantwoord Diplomabesluit, heeft JOB het initiatief genomen om het document om te werken naar een studentvriendelijke versie. Deze versie is beschikbaar op hun website: jobmbo.nl/regels-over-examens-en-diploma-tijdens-corona/.

Deze leden vragen ook hoe er gehandeld gaat worden om zoveel mogelijk studievertraging te voorkomen bij mbo-studenten die voor hun diploma afhankelijk zijn van een stage in een sector die stilligt. Voor vragen die betrekking hebben op dit onderwerp, verwijst de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap u naar het servicedocument mbo-aanpak Coronavirus COVID-19 en de handreiking Verantwoord Diplomabesluit. Het servicedocument gaat onder andere in op de invulling van afstandsonderwijs, toetsen en examens, beroepspraktijkvorming en stages, en aanmeldingen, intakegesprekken, het bindend studieadvies en inschrijvingen. Daarnaast biedt het servicedocument informatie over onder meer financiële gevolgen, inburgering, educatie, medezeggenschap en Staatexamens Nt2.

Deze leden geven aan dat de instroom naar het mbo en de doorstroom van mbo naar het hbo niet door de Coronacrisis mag worden bemoeilijkt. Daarnaast vragen de leden wat de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap kan zeggen tegen studenten die zich zorgen maken om studievertraging. De Minister doet er alles aan om de overgang van leerlingen en studenten die dit jaar examen doen en overstappen naar een vervolgopleiding, ondanks de huidige omstandigheden, zo soepel mogelijk te laten verlopen. Dat betekent dat er afspraken zijn gemaakt over de toelatingsvoorwaarden en dat de data voor aanmelding (1 april voor mbo en 1 mei voor het hoger onderwijs) beide met een maand zijn uitgesteld. Dit geeft scholen en onderwijsinstellingen de tijd om intake en kennismakingsactiviteiten anders vorm te geven. Voor leerlingen die overstappen naar het mbo verwacht de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap vooralsnog geen studievertraging. Zij kunnen, als de crisismaatregelen zijn opgeheven, gewoon begin augustus starten met hun mbo-opleiding. Mbo-4-studenten die normaliter dit studiejaar een diploma zouden behalen, krijgen de kans voor 1 januari 2021 een diploma te behalen. Tegelijkertijd geldt voor diegenen die door willen stromen naar een AD- of hbo-opleiding, maar nog een beperkt deel van de mbo-opleiding moeten afronden en dus niet tijdig voldoen aan de toelatingsvoorwaarden, dat zij tot 1 januari 2021 de mogelijkheid hebben hun mbo-4-diploma te verwerven. Tegelijkertijd mogen zij al wel vanaf 1 september 2020 beginnen aan hun studie in het hoger beroepsonderwijs. Het afronden van de mbo-4-opleiding kan een uitdaging zijn met mogelijk studievertraging tot gevolg, maar dat moet per student worden bekeken. Helaas is niet voor alle studenten studievertraging uit te sluiten, maar we doen er met elkaar alles aan om dit zoveel mogelijk te beperken.

Verder vragen deze leden of er indien nodig regelingen in de maak zijn, en zo ja welke, om mbo-studenten te compenseren bij vertraging. Alle inzet is erop gericht om mbo-studenten die dit studiejaar een diploma zouden behalen, ook zo snel als mogelijk, en uiterlijk voor 1 januari 2021, een diploma te laten behalen. Het verzorgen van afstandsonderwijs en examinering voor deze groep studenten heeft grote prioriteit bij scholen. Met het hbo zijn daarnaast afspraken gemaakt om studenten waarvan de verwachting is dat zij voor 1 januari 2021 het mbo-diploma zullen behalen, gewoon op 1 september 2020 te laten starten met een hbo-opleiding. Dit om vertraging zoveel mogelijk te voorkomen. In het servicedocument mbo-aanpak Coronavirus COVID-19 is beschreven hoe met financiële effecten wordt omgegaan. Het kabinet inventariseert op dit moment de verdere gevolgen van de Coronacrisis, waaronder de gevolgen voor die studenten die ondanks alle inzet van de mbo-scholen toch vertraging oplopen.

De leden van de CDA-fractie vragen of de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap de zorgen over studenten van de entree-opleiding deelt en of er extra aandacht wordt besteed aan deze groep.

De Minister deelt de zorgen over de meest kwetsbare groepen, waaronder veel entreestudenten. Cruciaal is dat deze jongeren goed in beeld blijven, dat we voorkomen dat ze uitvallen, dat ze terecht kunnen bij de school voor structuur en hulp en dat ze ook op afstand onderwijs kunnen volgen. Het is van groot belang om in goed contact te blijven met jongeren. Dit geldt voor alle jongeren, maar het is vooral bij jongeren in een kwetsbare positie van belang om te weten wat er bij hen speelt. Bijvoorbeeld bij kwetsbare jongeren met multiproblematiek die extra risico op voortijdige schooluitval kennen. Voor deze potentiële voortijdige schoolverlaters kan extra ondersteuning nodig zijn. Indien de school geen contact kan krijgen met de student, constateert dat hij ondanks geboden ondersteuning het onderwijsprogramma niet volgt en vermoedt dat hij hier geen geldige reden voor heeft, kan de school een melding doen van het verzuim bij het verzuimregister. De leerplicht- of RMC-ambtenaar kan onderzoeken waarom de student het programma niet volgt en kan het gesprek tussen de student en de school stimuleren. De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zal dit verder uitwerken in een update van het servicedocument met de mbo-sector. De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft met de mbo-sector de afspraak gemaakt dat mbo-instellingen hun locaties mogen openen voor begeleiding van jongeren die geen veilige thuissituatie hebben of onvoldoende mogelijkheden voor afstandsonderwijs. De MBO Raad deelt naar behoefte van scholen kennis en informatie over de begeleiding van kwetsbare jongeren via het Kennispunt Passend Onderwijs en via de Bedrijfstakgroep Entree voor jongeren in de entreeopleiding. De MBO Raad heeft voor deze jongeren in de entreeopleiding recentelijk extra aandacht gevraagd. De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft met de mbo-sector in het servicedocument afspraken gemaakt waar afstandsonderwijs aan moet voldoen (Servicedocument mbo-aanpak Coronavirus COVID-19). Uitgangspunt is dat studenten weten waar ze terecht kunnen, wat ze kunnen verwachten en dat er gebruik gemaakt kan worden van goede didactische werkvormen. Bijvoorbeeld een webinar voor meerdere studenten/groepen tegelijk en een telefonisch spreekuur met docenten voor lesinstructie.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft ook afspraken gemaakt met de mbo-sector over hoe het onderwijs voor studenten in een kwetsbare positie zo goed mogelijk vorm kan krijgen. Samen met de mbo-sector wordt nauw de vinger aan de pols gehouden en daar waar nodig worden nieuwe afspraken gemaakt.

De leden van de CDA-fractie vragen wat voor mogelijkheden er zijn voor (mbo-)studenten die geen goede thuissituatie hebben, bijvoorbeeld door huiselijk geweld. Met gemeenten is afgesproken dat zij – als er echt sprake is van spoedeisende onveilige thuissituaties – regie nemen over de opvang van jongeren en het initiatief nemen voor betrokkenheid van onder meer onderwijs, wijkteams en jeugdgezondheidszorg, Veilig Thuis, gecertificeerde instellingen voor jeugdbescherming en jeugdhulpaanbieders. De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft veel contact met mbo-scholen en zij doen hun uiterste best om jongeren zo goed mogelijk in beeld te houden en ondersteuning te bieden waar nodig, om te voorkomen dat studenten uitvallen. Voor het mbo zijn afspraken gemaakt met de sector, zoals gemeld in de brief van 17 maart jl. aan uw Kamer, zodat het onderwijs voor studenten in een kwetsbare positie zo goed mogelijk vorm kan krijgen en er zo min mogelijk verschillen zullen ontstaan in de voortgang van studenten. Samen met de mbo-sector houdt de Minister vinger aan de pols en daar waar nodig worden nieuwe afspraken gemaakt met de sector. De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft afspraken gemaakt met mbo-instellingen dat zij hun locaties open kunnen stellen voor begeleiding, en veel gaan daar ook mee aan de slag. Met de mbo-sector is ook afgesproken dat ook voor studenten die niet over voldoende digitale middelen beschikken om afstandsonderwijs volgen, onderwijs kan worden aangeboden op locatie, in kleine groepen en met inachtneming van de richtlijnen van RIVM. Indien mogelijk en noodzakelijk kan een school studenten ook tijdelijk helpen aan een werkplek met internettoegang en een computer of laptop. Schoolbesturen hebben in belangrijke mate zelf oplossingen kunnen vinden voor leerlingen zonder beschikking over de benodigde apparatuur. Daarbij is samenwerking gezocht met gemeenten en lokale initiatieven. In aanvulling hierop hebben wij aan SIVON een bedrag van € 2,5 miljoen verstrekt, waarmee circa 6800 apparaten voor leerlingen zijn gekocht en verdeeld over de schoolbesturen in het po, vo en mbo. De verspreiding van de aangeschafte apparaten naar leerlingen en studenten die deze het hardst nodig hebben loopt inmiddels. Deze voorzieningen/fondsen zijn beschikbaar voor minder- en meerderjarige mbo’ers.

De leden van de CDA-fractie vragen hoe leerlingen worden geholpen die thuis geen digitale faciliteiten hebben voor het kunnen volgen van afstandsonderwijs. We vinden het belangrijk dat leerlingen toegang tot onderwijs op afstand hebben. Schoolbesturen hebben in belangrijke mate zelf oplossingen kunnen vinden voor leerlingen zonder beschikking over de benodigde apparatuur. Daarbij is samenwerking gezocht met de gemeente en lokale initiatieven. Daarnaast hebben maatschappelijke organisaties als Stichting Leergeld, Nationaal Fonds Kinderhulp en het Jeugdeducatiefonds zich in de afgelopen periode ingezet om leerlingen uit gezinnen met een laag inkomen waar nodig van devices en internettoegang te voorzien. Het initiatief van SIVON is hier aanvullend op. Schoolbesturen konden tot en met 26 maart aanvragen indienen voor devices. SIVON heeft voor een bedrag van € 2,5 miljoen circa 6.800 apparaten voor leerlingen gekocht en verdeeld over de schoolbesturen in het po, vo en mbo. De verspreiding van aangeschafte apparaten is gaande. Er is echter nog altijd vraag naar devices in verschillende regio’s. Daarom zijn we blij met verschillende initiatieven in de samenleving en het bedrijfsleven om leerlingen te helpen. We werken samen met de Minister van BZK, met zijn aanpak op digitale inclusie en de Alliantie Digitaal Samenleven, NLdigital, NL2025, de sectorraden, Kennisnet en SIVON, om het aanbod van deze andere partijen te verbinden met de vraag vanuit het scholenveld. Voor het indienen van een aanvraag konden schoolbesturen terecht op de website van SIVON. Aanvullend bieden telecomaanbieders kosteloos tijdelijke internetverbindingen aan voor leerlingen die thuis nog geen toegang tot internet hebben. T-Mobile, KPN en VodafoneZiggo hebben gezamenlijk al vele duizenden huishoudens van internet voorzien. We waarderen het zeer dat deze en andere private partijen en maatschappelijke organisaties hun steentje bijdragen. De telecomaanbieders overleggen met de sectorraden over knelpunten rond internetverbindingen bij leerlingen thuis.

Tot slot vragen deze leden op welke wijze extra aandacht besteed wordt aan leerlingen die zich in een lastige thuissituatie bevinden. Voor deze kinderen is maatwerk nodig op lokaal niveau. Gemeenten en scholen identificeren de kinderen die dit betreft en kunnen in overleg met betrokken partijen tot een oplossing komen. Samen met de VNG, de PO-Raad en de VO-raad benaderen we gemeenten en scholen om ervoor te zorgen dat deze kinderen in beeld zijn en de begeleiding krijgen die ze nodig hebben.

Antwoord op de inbreng van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie vragen aan de Ministers duidelijkheid te geven over wanneer de scholen weer open gaan. Het kabinet heeft besloten om scholen fysiek te sluiten tot en met de meivakantie. Dit betekent dat leerlingen in het primair en voortgezet onderwijs tot en met de meivakantie geen les meer krijgen op school. Scholen geven onderwijs op afstand. Studenten in het mbo en ho hebben geen onderwijs op locatie tot en met 28 april. Onderwijsinstellingen geven zo veel mogelijk onderwijs op afstand. Op 21 april neemt het kabinet opnieuw een besluit over de het gehele pakket aan maatregelen dat nu loopt tot en met 28 april en wordt duidelijk wat dit betekent voor het onderwijs.

Deze leden vragen ook hoe het besluitvormingsproces rond het openen van scholen eruit ziet en hoe het risico voor leraren hierin wordt meegenomen. Op 21 april neemt het kabinet opnieuw een besluit over de maatregelen en wordt duidelijk wat dit betekent voor het onderwijs. Momenteel wordt zoals in alle sectoren gewerkt aan protocollen om de scholen, wanneer zij weer open zouden gaan, veilig te laten openen.

De leden van de D66-fractie stellen, gelijk aan het CDA, de vraag of het mogelijk is om het schooladvies nog te heroverwegen nu de eindtoets is geannuleerd. Dit is niet het geval. Leerlingen hebben de afgelopen weken al het schooladvies ontvangen. Dit advies wordt nu het definitieve advies voor de middelbare school.

Deze leden vragen tevens of de situatie waarin het schooladvies niet meer kan worden heroverwogen vraagt om een ruim dekkend aanbod van brede brugklassen, ook met inachtneming van de afspraken in het regeerakkoord. Een dekkend aanbod van brede brugklassen is inderdaad, juist in deze omstandigheden, goed om leerlingen ook op een later moment nog te plaatsen op een bij hen passend niveau. Scholen hebben alle ruimte om te werken met brede brugklassen, zodat leerlingen meer tijd hebben om door te stromen naar een bij hen passend onderwijsniveau.

Verder vragen deze leden wat de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media gaat doen om het aanbod brede brugklassen te bevorderen. In overleg met de PO-Raad, VO-raad en Ouders & Onderwijs werkt de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media aan een totaalbeeld van maatregelen die scholen kunnen nemen voor een soepele overgang van het po naar het vo. Op 16 april heeft de Minister alle po- en vo-scholen geïnformeerd over deze mogelijkheden met een brief waarin hij een beroep doet op hun gezamenlijke verantwoordelijkheid voor een goede overgang van po naar vo voor leerlingen die nu in groep 8 zitten.23 Het aanbod van brede brugklassen is hier onderdeel van, evenals de mogelijkheden voor samenwerking tussen categorale scholen en brede scholengemeenschappen. Zodoende is er meer ruimte voor op- of afstroom van leerlingen over de grenzen van scholen heen.

De leden van D66-fractie vragen waarom er niet direct op maandag 23 maart duidelijkheid is geboden aan alle eindexamenkandidaten en de mensen die daar nauw bij betrokken zijn? De ministeriële commissie crisisbeheersing (MCCb) heeft op 23 maart ingestemd met het besluit om het centraal examen dit schooljaar niet door te laten gaan. Daarbij is afgesproken dat dit besluit pas de volgende ochtend zou worden gecommuniceerd. Hierdoor was het ook mogelijk om de Kamer gelijktijdig te informeren met de Kamerbrief over dit besluit.24

De leden van de D66-fractie vragen hoe scholen ervoor kunnen zorgen dat de leerlingen die het centraal eindexamen nodig hebben om te kunnen slagen een eerlijke kans hebben. Daarnaast vragen zij of leerlingen nog cum laude kunnen slagen. Om leerlingen die op basis van hun SE-resultaten zouden zijn gezakt zoveel mogelijk de kans te geven om alsnog een diploma te behalen, mogen zij voor twee vakken (vmbo-bb en -kb voor drie vakken) een resultaatverbeteringstoets maken. Deze toets telt voor 50% mee, en vormt een aanvulling op de mogelijkheid om schoolexamens te herkansen. De details rondom de resultaatverbeteringstoets zijn te vinden in het servicedocument waarin de regels voor dit jaar worden toegelicht. Leerlingen kunnen nog steeds cum laude slagen. De reguliere voorwaarden worden toegepast op de eindcijfers die op basis van het schoolexamencijfer worden vastgesteld.

Wanneer is voor alle leerlingen definitief bekend of ze gezakt of geslaagd zijn, zo vragen de leden van de D66-fractie? De leerlingen die het reguliere eindexamen doen horen uiterlijk 4 juni of zij geslaagd zijn. De leerlingen die nog niet geslaagd zijn, maar nog wel zouden kunnen slagen door het maken van één of meer resultaatverbeteringstoetsen, doen deze toetsen tussen 4 juni en de start van de zomervakantie. Dat betekent dat alle leerlingen die het reguliere examen maken, uiterlijk de dag voor de zomervakantie definitief weten of ze zijn geslaagd of niet. Kandidaten die staatsexamen doen, waaronder veel leerlingen in het vso, horen in principe kort na het afleggen van het college-examen van een bepaald vak wat het resultaat voor dat vak is. Kort na hun laatste college-examen horen zij of ze geslaagd of gezakt zijn voor het volledige diploma. De college-examens vinden plaats in de periode van 25 mei tot 1 augustus 2020. Van 17 tot 29 augustus 2020 vinden de herkansingen plaats voor deze leerlingen.

De leden van de D66-fractie vragen of voor leerlingen, die in het voorexamenjaar al een aantal vakken afsluiten, ook geldt dat voor deze vakken het schoolexamencijfer telt en ze volgend jaar centraal eindexamen doen voor de overgebleven vakken. Dit is inderdaad het geval. Voor leerlingen die gespreid examen doen geldt dat voor het vak of de vakken waarin zij dit schooljaar examen doen het eindcijfer tot stand komt op basis van de SE-resultaten. Dit is ook weergegeven in de slaag-zak regeling zoals die voor dit schooljaar is vastgesteld. Dit cijfer geldt dan dus als eindcijfer voor het examen in het betreffende vak. Voor de overige vakken maken leerlingen volgend jaar zowel het school- als centraal examen.

De leden van de D66-fractie vragen of ook PTA’s van leerlingen in het voorexamenjaar gewijzigd mogen worden. Als er aanpassingen nodig zijn, als gevolg van de huidige situatie, in het PTA van leerlingen die nu in het voorexamenjaar zitten, kunnen scholen deze wijzigingen doorvoeren na de hiervoor geldende procedure te hebben gevolgd.

De leden van de D66-fractie vragen welke termijnen de Wet medezeggenschap op scholen stelt aan de instemming van de MT bij een aanpassing van het PTA en hoe dit zich verhoudt tot de urgentie van de aanpassingen in de huidige situatie. In de wet op de medezeggenschap scholen (WMS) staat geen termijn genoemd waarbinnen de MR haar goedkeuring moet verlenen. Zoals wij in de brief aan uw Kamer van 24 maart hebben aangegeven, vertrouwen wij op de medewerking van scholen, leraren, ouders en leerlingen om in het belang van de eindexamenkandidaten de afronding van de schoolexamens tot een goed einde te brengen. Daarmee vertrouwen wij ook op een snelle reactie van de MR op voorgestelde aanpassingen in het PTA.

De leden van de D66-fractie vragen of het haalbaar is voor een school om alle eindtermen in de schoolexamens af te dekken aangezien een deel normaliter wordt afgesloten in het centraal examen. Zij vragen of dit een haalbare voorwaarde is voor scholen en leerlingen. Bij sommigen is het misverstand ontstaan dat scholen als gevolg van het besluit om het centraal examen dit schooljaar niet door te laten gaan nu in het schoolexamen ook de eindtermen van het centraal examen moeten afdekken. Dit is niet het geval. Scholen ronden conform het bestaande programma van toetsing en afsluiting (PTA) de schoolexamens af. In het PTA zijn minimaal de verplichte eindtermen van het schoolexamen gedekt. Dit zijn de eindtermen die in de examenprogramma’s worden voorgeschreven voor het schoolexamen. Het alsnog toevoegen van extra eindtermen aan het PTA (bijvoorbeeld die uit het centraal examen) is dus niet nodig.

De leden van de D66-fractie of het aan de scholen is om te bepalen of, hoe en wanneer de schoolexamens worden afgenomen. Het is aan de scholen om te bepalen hoe en wanneer zij de schoolexamens afronden, met dien verstande dat het schoolexamen conform het PTA voor 4 juni afgerond moet te zijn.

Voornoemde leden van de D66-fractie vragen of nader toegelicht kan worden wat de gevolgen zijn voor eindexamenkandidaten in het volwassenonderwijs (vavo) die in 2019 alleen gezakt zijn omdat ze niet de 5,5 gemiddeld hebben gehaald op het centraal examen? Kandidaten die vorig jaar zijn gezakt op de 5,5 regel en nu onderwijs volgen bij het vavo hebben dit jaar, afhankelijk van hun resultaten vorig jaar, voor één of meerdere vakken schoolexamenresultaten behaald op het vavo. Voor deze kandidaten wordt de uitslag bepaald op basis van deze resultaten. Voor vakken die niet zijn open gebroken en waarvoor leerlingen dit jaar geen resultaten hebben gehaald op het vavo, blijft het eindresultaat van vorig jaar staan.

Deze leden van de D66-fractie vragen voorts wat de gevolgen zijn voor kandidaten in het volwassenonderwijs die een of enkele vakken volgen om te voldoen aan de vereisten van de vervolgopleiding. Net als andere jaren kunnen kandidaten die deze vakken dit jaar (op basis van de resultaten van het schoolexamen) met goed gevolg afleggen hiermee toegang krijgen tot het vervolgonderwijs. Het diploma dat dit jaar behaald wordt heeft dezelfde waarde als altijd.

De leden van de D66-fractie vragen te verduidelijken wat de gevolgen zijn voor het voortgezet speciaal onderwijs en de staatsexamens. Zij lezen dat voorlopig de college-examens doorgaan, maar vinden dat dit weinig houvast biedt voor leerlingen, ouders en leraren in het speciaal onderwijs. Zij zijn van mening dat op deze wijze de leerlingen zich niet goed kunnen voorbereiden op de college-examens in deze spannende onzekere tijd. De volledige college-examens gaan door, zoals in de brief aan uw Kamer van 8 april en in de tweede versie van het servicedocument is aangegeven. Daarmee is de duidelijkheid gecreëerd waar u terecht aan hecht.

De leden van de D66-fractie vragen duidelijkheid te bieden aan het vso en om maatwerk te bieden bij de examens van deze groep leerlingen. Zij vragen of het bijvoorbeeld mogelijk is om waar nodig de college-examens te laten afnemen door de docenten, in plaats van door DUO. De college-examens worden zoals elk jaar afgenomen door bevoegde vo-docenten, niet door medewerkers van DUO. Zoals altijd is dat niet de eigen docent van de leerlingen. Wel zijn het docenten die zijn getraind in het afnemen van mondelinge examens en zijn opgeleid om daarbij ook met bijvoorbeeld kandidaten met autisme of communicatieproblemen om te gaan. Gezien de omstandigheden dit schooljaar wordt er bij de afname van het college-examen extra aandacht besteed aan de afnamecondities, zodat de afname voor de kandidaat zo prettig mogelijk verloopt. In de afname wordt zo veel mogelijk maatwerk geboden aan de kandidaten, waarbij maximaal rekening wordt gehouden met de beperkingen en specifieke behoeften van elke individuele kandidaat. Voorafgaand aan de afname van het staatsexamen bij vso-leerlingen wordt in contact tussen de voorzitter van de locatie en de contactpersoon van de vso-school per individuele kandidaat besproken hoe de afname van het college-examen zo goed mogelijk bij de behoeften van een leerling kan aansluiten. De contactpersoon van de vso-school fungeert als tussenpersoon tussen de kandidaat en ouders/verzorgers en de examinatoren bij het vormgeven van de afname van het examen voor een kandidaat. Op die manier is de examinator goed op de hoogte van de specifieke situatie van de leerling en kan daar op worden ingespeeld, waardoor de kandidaat zo goed mogelijk kan laten zien wat hij of zij in huis heeft.

De leden van de D66-fractie willen weten wanneer er duidelijkheid komt voor de leerlingen in andere delen van het koninkrijk. Hoe worden de mondelinge examen voor de leerlingen die staatsexamen doen, georganiseerd? Voor het onderwijs in Caribisch Nederland wordt zoveel mogelijk de lijn gevolgd voor Europees Nederland. Waar nodig en mogelijk worden oplossingen gezocht die beter passen bij de Caribische context. Ook de andere landen van het koninkrijk willen zo veel mogelijk de Europees Nederlandse lijn volgen. In nauw contact wordt momenteel bekeken hoe de slaag-zakregeling 2019–2020 kan worden toegepast in het Caribisch deel van het Koninkrijk.

Deze leden van de D66-fractie vragen wanneer scholen en leerlingen de nadere informatie over de slaag-zakregeling en de mogelijkheid tot herkansen kunnen verwachten. Op 8 april is de nadere informatie verstrekt.

Deze leden van de D66-fractie vragen wie er betrokken is bij de besluitvorming over invulling van de slaag-zakregeling. De besluitvorming over de invulling van slaag-zakregeling is tot stand gekomen in overleg en met behulp van vele partijen uit het veld, namelijk: CvTE, Inspectie, VO-raad, Stichting Cito, CNV Onderwijs, AOb, FvOv, LAKS, Ouders en Onderwijs, NRTO, PO-Raad, MBO Raad, VH en VSNU.

De leden van de D66-fractie vragen wat het beleid op dit moment is voor het mbo en wat er sinds vorige week is gewijzigd. Voor vragen die betrekking hebben op dit onderwerp, verwijst de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap graag naar het antwoord dat zij gegeven heeft aan de leden van het CDA. Het onlangs aangepaste en geüpdatete servicedocument mbo-aanpak Coronavirus COVID-19 biedt hier handvatten voor.

Deze leden vragen ook of de examens van het mbo nog doorgaan en zo ja, waarom hier een afwijkend beleid is van het voortgezet onderwijs. Zoals gemeld in de brief van 17 maart jl. aan uw Kamer, gaan de examens voor mbo-studenten die dit studiejaar kunnen diplomeren zoveel mogelijk door.25 Zoals gemeld in de brief van 2 april jl. aan uw Kamer, krijgen mbo-scholen wel meer mogelijkheden voor het toepassen van maatwerk in de diplomering, zodat de examinering anders ingericht kan worden of kan worden gebaseerd op al aanwezige bewijzen van het vereiste bezit aan kennis en kunde bij de student.26 In het mbo gaan de centrale examens, in tegenstelling tot die in het voortgezet onderwijs wel door. Echter, dit is ook mogelijk omdat de afnames hiervan flexibel zijn, bijvoorbeeld waar het gaat om het aantal afnamemomenten. Verder zijn in overleg met het CVTE de afnameperiodes voor de centrale examens verruimd.

Verder vragen deze leden waarom de aanmelddatum voor het mbo niet, net als voor het hoger onderwijs, naar 1 juni is verplaatst. De reguliere data voor aanmelding verschillen ook één maand (1 april voor mbo en 1 mei voor het hoger onderwijs). Voor beide sectoren is de aanmelddatum met een maand uitgesteld. Dit geeft scholen de tijd om intake, kennismakingsactiviteiten en, indien van toepassing, selectieactiviteiten anders vorm te geven.

De leden van de D66-fractie vragen de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap waarom het beleid rond het bindend studieadvies (BSA) in het mbo afwijkt van dat in het hoger onderwijs. De Minister roept beide sectoren (mbo en hoger onderwijs) op maximaal gebruik te maken van de ruimte die de huidige wetgeving rond het BSA biedt. De wetgeving verschilt echter per sector. Mbo-scholen hebben tot uiterlijk twaalf maanden na de start van de opleiding (bij meerjarige opleidingen) de tijd om een advies te geven. In het hoger onderwijs mag het advies worden uitgesteld tot de propedeutische fase, die zich uit kan strekken tot in het tweede studiejaar. Het mbo kent geen propedeuse.

Ook vragen deze leden wat de gevolgen zijn voor mbo-studenten die komend schooljaar naar het hbo willen. De overgrote meerderheid van mbo-4-studenten zal naar verwachting hun diploma voor de zomer halen en kan daarmee doorstromen naar het hbo. Dit zal echter niet voor alle studenten gelden. Voor mbo-4-studenten, die door willen stromen naar een AD- of hbo-opleiding, maar nog een beperkt deel van de mbo-opleiding moeten afronden en dus niet tijdig voldoen aan de toelatingsvoorwaarden, geldt dat zij tot 1 januari 2021 de mogelijkheid hebben hun mbo-4-diploma te verwerven. Deze studenten mogen wel al vanaf 1 september 2020 beginnen aan hun studie in het hoger beroepsonderwijs.

De leden van de D66-fractie vragen tot wanneer de matchingsactiviteiten en voorbereidingsprogramma’s van de leerlingen en studenten, die zich al hebben ingeschreven bij een vervolgopleiding, zijn uitgesteld. Ho-instellingen hebben de afgelopen weken hard gewerkt om de studievoorlichtingsactiviteiten, studiekeuzechecks en matchings- en voorbereidingsprogramma’s (in onlinevorm) door te laten gaan. De activiteiten zijn niet uitgesteld, maar worden nu waar nodig op een andere manier ingevuld. Het lukt daarmee alle opleidingen om studenten die zich voor of op 1 mei aanmelden een digitale studiekeuzecheck aan te bieden. Voor sommige studiekeuzeactiviteiten is dit lastiger omdat er alternatieven moeten worden bedacht voor (grootschalige) fysieke bijeenkomsten. Instellingen wisselen hierover onderling ervaringen en best practices uit. De verwachting is dat het zal lukken om voor het overgrote deel van de studenten die zich uiterlijk op 1 mei aanmelden (alternatieve) studiekeuzeactiviteiten te organiseren. Ook voor de studenten die zich voor 1 juni aanmelden, spannen instellingen zich in om hen zo goed mogelijk voor te lichten en waar mogelijk te nodigen voor matchingsactiviteiten.

Deze leden vragen ook hoe het zit met de toelatingstoetsen voor de pabo in het kader van toegankelijkheid van deze opleiding. De toegankelijkheid van de opleidingen blijft ook nu van groot belang. De afnames van de toelatingstoetsen pabo in de toetsvensters van juni, juli en augustus voor de instroom per 1 september 2020 kunnen (op dit moment nog steeds) doorgaan. Omdat het toetsvenster van maart/april is vervallen, plant Cito per toetsvenster in de zomer extra afnamedagen in. De pabo’s kunnen aan de hand hiervan hun reserveringen aanpassen en verruimen. Voor de voorbereiding op de toetsen wordt voor aspirant-studenten extra online ondersteuning verzorgd, en zal er een «zomercursus» gegeven worden.

Verder vragen deze leden of er landelijke afspraken zijn voor het beleid van pabo’s, bijvoorbeeld rond het lopen van stage op dit moment. De stages die pabostudenten lopen kunnen afhankelijk van het curriculum per opleiding anders georganiseerd zijn. Over afspraken voor het stagebeleid wordt daarom binnen en tussen de instellingen het gesprek over gezamenlijke afspraken en oplossingen gevoerd.

De leden van de D66-fractie vragen wat de effecten van alle genomen maatregelen zijn op de kansengelijkheid van leerlingen. Voor kinderen met een hoog risico op achterstanden en kinderen die thuis minder kansen hebben om zich te ontwikkelen, is de continuïteit van hun leerproces het meeste in het geding. De fysieke sluiting van de scholen zal kansenongelijkheid met zich meebrengen. Scholen doen hun best om dit zoveel mogelijk te voorkomen. We onderzoeken nu hoe leerlingen kunnen worden geholpen om leerachterstanden in te lopen, als de scholen weer open gaan. We denken daarbij onder andere aan zomerscholen of andere vormen van extra onderwijstijd. De Onderwijsraad heeft hierover geadviseerd en wij zullen de bevindingen uit dit advies benutten.27

Deze leden vragen ook om meer vertrouwen naar scholen en checks achteraf in plaats van vooraf, in het kader het initiatief van SIVON voor het ter beschikking stellen van devices. Zoals aangegeven in het antwoord op de vraag van CDA-fractieleden over het ter beschikking stellen van decives, vinden we het belangrijk dat leerlingen toegang tot onderwijs op afstand hebben. Schoolbesturen hebben in belangrijke mate zelf oplossingen kunnen vinden voor leerlingen zonder beschikking over de benodigde apparatuur. Voor aanvullende toelichting op de initiatieven, zie het antwoord op de vraag van de leden van de CDA-fractie.

De leden van de D66-fractie vragen wat scholen en instellingen kunnen doen als zij het contact met een leerling of student verliezen. Hierover is het volgende afgesproken: scholen kunnen dit melden bij leerplicht. Vervolgens kan de leerplichtambtenaar, een gezinscoach, iemand van het wijkteam of een andere hulpverlener een bezoek aan de deur brengen, om het contact met de leerling te herstellen. Afhankelijk van de situatie blijft het lokale team, Veilig Thuis of de jeugdhulpverleningsketen vervolgens ook betrokken bij het kind of de jongere.

Verder vragen deze leden naar het waarborgen van kansengelijkheid voor kinderen die mogelijk een bijgesteld schooladvies zouden hebben gekregen als gevolg van de eindtoets. Zowel po-scholen als vo-scholen hebben verschillende mogelijkheden om bij te dragen aan een reële, kansrijke instroom voor leerlingen in het vo. Een warme overdracht tussen de po-school en de vo-school, extra mogelijkheden voor leerlingen om in te stromen in brede brugklassen en een kansrijke plaatsing als daartoe aanleiding is op basis van het onderwijskundig rapport, kunnen hier bijvoorbeeld aan bijdragen. Op 16 april heeft de Minister van Basis en Voortgezet Onderwijs en Media de scholen hierover door middel van een brief geïnformeerd.28

De leden van de D66-fractie vragen beide Ministers wat deze situatie voor effect heeft op het inspectietoezicht, met name op het gebied van resultaten. Deze leden vragen de Ministers tevens of de inspectie rekening gaat houden met de situatie en met coulance toezicht gaat houden. De inspectie heeft op haar website gemeld hoe het inspectietoezicht tot de zomervakantie er op hoofdlijnen uitziet. Tot de zomervakantie start de inspectie geen nieuwe vierjaarlijkse onderzoeken bij besturen en hun scholen/opleidingen en bij samenwerkingsverbanden waar bezoeken op locatie (op scholen en bij opleidingen) of rondetafelgesprekken (bij samenwerkingsverbanden) onderdeel van zijn. Verder lopen toezichttrajecten in de periode tot de zomervakantie door, daar waar dat nodig en ook mogelijk is. De inspectie bekijkt momenteel hoe zij haar onderwijsresultatenmodellen gebruikt, nu de centrale eindtoets in het primair onderwijs en het centraal examen in het voortgezet onderwijs daarin ontbreken. Hierover zijn wij met de inspectie in overleg. Waar dat opportuun is, zal de inspectie uiteraard rekening houden met de gevolgen van de coronacrisis voor het onderwijs. Dit geldt bijvoorbeeld ten aanzien van onderwijstijd.

Antwoord op de inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie

De leden van de GroenLinks-fractie vragen aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hoe zij aankijkt tegen de verschillende keuzes van leer-werkbedrijven om stages al dan niet door te laten gaan in niet-vitale sectoren. In het servicedocument mbo-aanpak Coronavirus COVID-19 heeft de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap de te volgen werkwijze aangegeven voor mbo-scholen. Uit het feit dat dit document tot stand is gekomen met steun van de besturen van de MBO Raad, NRTO, JOB, AOb, BVMBO, CNV Onderwijs, FNV Overheid, UnieNFTO en van de Onderwijsinspectie, blijkt dat de aanpak uit het servicedocument breed gedragen wordt. Gezien de grote verscheidenheid van scholen en opleidingen is ervoor gekozen om binnen de te volgen werkwijze ruimte te laten voor een maatwerkaanpak door schoolbesturen. In het antwoord aan de leden van het CDA wordt een toelichting gegeven op het servicedocument mbo-aanpak Coronavirus COVID-19.

Deze leden vragen ook naar de voor- en nadelen van het stilleggen van alle stages (de beroepspraktijkvorming), met uitzondering van stages in de vitale sectoren. De beroepspraktijkvorming kan doorgaan, op voorwaarde dat de ontvangende organisatie of school dat toestaat, handelt conform de richtlijnen van de overheid en het onderwijs plaatsvindt op een wijze die past bij de richtlijnen van RIVM en GGD. Het kan natuurlijk voor komen dat een leerbedrijf desondanks de stage moet stilleggen vanwege de economische effecten van deze crisis. Het grote nadeel daarvan is dat dit in het uiterste geval kan leiden tot studievertraging van studenten, wat kan leiden tot inkomensverlies, wanneer studenten later toetreden tot de arbeidsmarkt of vertraging bij een vervolgstudie. In het servicedocument mbo-aanpak Coronavirus COVID-19 wordt echter ruimte geboden en zijn mogelijkheden opgenomen om zoveel mogelijk te voorkomen dat dit gebeurt.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen naar het effect van het stilleggen van niet-vitale stages op de volksgezondheid. Die effecten laten zich pas op lange termijn aanzien. De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap kan daar nu nog geen uitspraken over doen.

Verder vragen deze leden of de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zich het treffen van een dergelijke maatregelen op termijn kan voorstellen en zo ja, of dit op een manier gedaan worden met zo min mogelijk studievertraging. Of de beroepspraktijkvorming op termijn wel stilgelegd moet worden, is afhankelijk van hoe de Coronacrisis zich ontwikkelt en is op dit moment niet in te schatten. Mocht daar aanleiding toe zijn, dan zullen passende maatregelen worden genomen. Daarbij zal het zoveel mogelijk beperken van studievertraging een belangrijk doel zijn.

Deze leden vragen ook wat de verwachting is voor wat er gaat gebeuren met de examinering na de time out die de MBO Raad heeft geadviseerd tot 6 april. Met de MBO Raad is afgesproken dat vanaf 7 april de examinering weer zoveel mogelijk doorgang zal vinden, met in acht neming van de voorschriften van het RIVM, en voor zover dit nodig is voor het kunnen diplomeren van de studenten die nog dit studiejaar het diploma kunnen behalen.

Verder vragen deze leden of er na 6 april weer praktijkexamens gaan plaatsvinden. Zoals aangegeven in het antwoord op de voorgaande vraag, vinden ook deze examens weer plaats. Daarbij worden de richtlijnen van het RIVM uiteraard in acht genomen.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen hoe wordt voorkomen dat studenten studievertraging oplopen als gevolg van het niet doorgaan van beroepsgerichte examens. De mbo-instellingen spannen zich op dit moment in om voor alle studenten die dit studiejaar hun diploma willen behalen goede oplossingen te vinden. Dit gebeurt bijvoorbeeld door examens te verplaatsen naar later in het studiejaar, ze af te nemen in andere bedrijven die zijn stilgelegd, of door examens op de school zelf te laten plaatsvinden. Daarnaast is er de mogelijkheid om eerder verzamelde bewijzen in te zetten voor de diplomering. Hiermee wordt geprobeerd om studievertraging zoveel mogelijk te voorkomen.

Deze leden vragen ook hoe mbo-instellingen en leer-werkbedrijven naar mogelijkheden zoeken om vervangende opdrachten aan te bieden aan studenten die niet op hun leer-werkbedrijf terecht kunnen voor het afronden van hun examenopdracht. Zoals aangegeven in het antwoord op de vorige vraag, wordt dan bijvoorbeeld gezocht naar het afnemen van examens op een andere locatie of op school.

Verder vragen deze leden hoe de regering, de SBB, MBO Raad en JOB de leer-werkbedrijven en mbo-instellingen kunnen ondersteunen bij het aanbieden van vervangende opdrachten aan studenten die niet (meer) op hun leer-werkbedrijf terecht kunnen voor het afronden van hun examenopdracht. Het servicedocument mbo-aanpak Coronavirus COVID-19, dat onder meer met steun van de MBO Raad en JOB tot stand is gekomen, biedt handvatten voor de mbo-instellingen. Zoals ook vermeld in het servicedocument, biedt SBB praktische ondersteuning wanneer een vervangende stageplek nodig is. Studenten, ouders of de school kunnen in dit geval een melding doen bij SBB, waarna een adviseur van SBB samen met de school kijkt of er een vervangende reeds erkende stageplek in de buurt beschikbaar is. In het antwoord aan de leden van het CDA wordt een toelichting gegeven op het servicedocument mbo-aanpak Coronavirus COVID-19.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hoe zij aankijkt tegen de verschillen in heropeningsdata per mbo-instelling. Op 31 maart jl. heeft het kabinet besloten dat alle onderwijsinstellingen tot en met 28 april gesloten blijven. De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap gaat ervan uit dat de mbo-scholen dit besluit zullen volgen. Op 21 april beoordeelt het kabinet wat er in de periode daarna nodig is.

Deze leden vragen ook om helderheid over de heropeningsdata, in overleg met de MBO Raad en JOB. Inmiddels is er helderheid op dit punt. Hierover is ook overleg gevoerd met de MBO Raad en JOB. Alle onderwijsinstellingen blijven tot en met 28 april gesloten. Op 21 april beoordeelt het kabinet wat er in de periode daarna nodig is. De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap houdt hierover nauw contact met de MBO Raad en JOB.

Verder vragen deze leden hoe in de besluitvorming rekening wordt gehouden met de brede studentenpopulatie in het mbo. Het servicedocument mbo-aanpak Corinavirus COVID-19 is in nauwe samenwerking opgesteld met partijen die ook het volwassenenonderwijs vertegenwoordigen. In het servicedocument is een aparte paragraaf opgenomen over educatie. Aanvullende vragen en antwoorden over dit onderwerp staan op de website van de MBO Raad.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen of het kabinet voornemens is om het mbo uitzonderlijk te bekijken in de besluitvorming over de heropening van scholen. Het kabinet heeft op 31 maart jl. besloten dat alle scholen in het primair, voortgezet en middelbaar beroepsonderwijs tot en met 28 april gesloten blijven.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen specifieke aandacht voor het vso. Omdat vso-scholen niet over een examenlicentie beschikken zijn veel leerlingen in het vso aangewezen op staatsexamens. Zij vragen of het is mogelijk om het afnemen van de mondelinge examens te spreiden over een langere tijdsperiode in plaats van de drie of vier dagen die nu gebruikelijk zijn.

De volledige college-examens gaan door, zowel de schriftelijke, de mondelinge als de praktische examens. Daarbij wordt goed rekening gehouden met de doelgroep, zoals hierboven is uiteengezet in het antwoord op de vraag van D66. Het spreiden van de mondelinge examens over een langere tijdsperiode is niet mogelijk vanwege de organisatie van het staatsexamen, onder andere de beschikbaarheid van examinatoren. Wel bestaat voor vso-kandidaten die het diploma behalen via het staatsexamen de mogelijkheid om het afsluiten van vakken over meerdere jaren spreiden.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen of er voor vso-leerlingen die zijn aangewezen op staatsexamens extra herkansingsmogelijkheden komen. Ja. Het aantal herkansingen is uitgebreid. Staatsexamenkandidaten kunnen dit schooljaar meerdere onderdelen van de college-examens van maximaal twee vakken herkansen. Daarbij hebben kandidaten de volgende mogelijkheden:

  • twee mondelinge en/of twee schriftelijke onderdelen, of

  • één mondeling, één schriftelijk en/of één praktisch onderdeel.

Deze herkansingsmogelijkheid wordt geboden aan kandidaten die gezakt zijn en door middel van deze herkansing alsnog het diploma in dit schooljaar kunnen halen. Dat betekent dat het net als andere jaren niet mogelijk is om de college-examens te herkansen voor kandidaten die dit schooljaar niet opgaan voor het volledige diploma. Deze leerlingen kunnen volgend schooljaar opnieuw examen afleggen in een vak zonder dat de resultaten van andere vakken vervallen (zoals dat wel het geval is in het regulier onderwijs). De herkansingen worden, net als in de reguliere situatie, afgenomen in het 3e tijdvak, dat loopt van 17 t/m 29 augustus 2020.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen of er meer maatregelen worden genomen om juist de vso-leerlingen die zijn aangewezen op staatsexamens extra te ondersteunen, zoals bijvoorbeeld het vrij maken van examinatoren om te oefenen met deze kinderen voor de examens, zodat zij zich goed kunnen voorbereiden. Het voorbereiden van deze vso-leerlingen op de staatsexamens is de verantwoordelijkheid van de school. Daarnaast wordt er bij de college-examens extra rekening gehouden met de doelgroep, zoals hierboven is uiteengezet in het antwoord op een vraag van de leden van de D66-fractie hierover.

De leden van de GroenLinks-fractie zouden specifiek ook willen weten of er aandacht is voor leerlingen die verbaal niet zo sterk zijn. Nu het centraal schriftelijk examen vervalt, zijn mondelinge vaardigheden immers extra belangrijk. Zij vragen of het mogelijk is om deze leerlingen meer duidelijkheid te geven over wat er van hen wordt verwacht. De eisen die aan leerlingen worden gesteld in de college-examens zijn niet anders dan andere jaren. De docenten die de examens afnemen, zijn bovendien getraind in het afnemen van mondelinge examens en zijn opgeleid om daarbij ook met kandidaten met bijvoorbeeld communicatieproblemen om te gaan. Daarnaast is er in de voorbereiding van de afname van de college-examens overleg tussen de contactpersoon van de school en het staatsexamen over de (ondersteunings)behoeften van individuele leerlingen. Zo kan per leerling worden bepaald wat er nodig is om de afname van het college-examen zo goed mogelijk te laten verlopen en de leerling kan laten zien wat hij of zij in huis heeft. Ook zijn er extra herkansingsmogelijkheden als leerlingen de examens niet in één keer halen. Op deze manier is er veel aandacht voor deze leerlingen.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen hoe wordt gegarandeerd dat het oordeel over de cijfers van de leerlingen die verbaal niet zo sterk zijn zo objectief mogelijk gegeven wordt. De beoordeling van college-examens gebeurt altijd zo objectief mogelijk. De examinatoren worden hiertoe getraind. Juist het feit dat college-examens niet door de eigen docent worden afgenomen, garandeert een grote mate van objectiviteit in het oordeel.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen of deze opties mogelijk zijn voor alle leerlingen in het vso. De geschetste mogelijkheden voor de college-examens staan open voor alle vso-leerlingen die opgaan voor het diploma via het staatsexamens. Bij mondelinge examens wordt altijd rekening gehouden met de specifieke beperkingen en behoeften van de kandidaat.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen hoe het kabinet er samen met scholen voor zorgt dat deze leerlingen niet buiten de boot vallen? Voor het antwoord verwijzen we naar het antwoord op de vraag van leden van de D66-fractie over maatwerk voor vso-leerlingen.

De leden van de GroenLinks-fractie zien dat de ontstane situatie in algemene zin zorgt voor extra onrust bij veel leerlingen op het vso omdat zij vaak baat hebben bij rust en structuur. Zij vragen of overwogen is om toe te staan dat er uitzonderingssituaties komen en deze leerlingen op school kunnen worden opgevangen? Indien dit niet het geval is, vragen de leden van de GroenLinks-fractie waar ouders zich kunnen wenden voor meer ondersteuning. Kortheidshalve verwijzen wij naar de brief aan uw Kamer van 3 april jl. waarin staat dat in het speciaal onderwijs de zorg voor leerlingen met ernstige gedragsstoornissen en psychiatrische problematiek zo goed als dat kan doorgaat, voornamelijk in digitale vorm. Ouders kunnen, zoals ook in de brief van 3 april is aangegeven, terecht bij de gemeente. Scholen kiezen er in sommige gevallen voor om deze kinderen op te vangen. Het gaat om een enkele leerling tot circa 15 leerlingen per school. We hebben met gemeenten en met scholen afgesproken dat er begeleiding is voor alle kinderen in een kwetsbare positie. Eerder hebben we globaal geschetst voor welke kinderen de sluiting van de scholen met name problematisch is: het gaat om kinderen voor wie vanwege bijzondere problematiek of moeilijke thuissituatie maatwerk nodig is. Voorbeelden hiervan zijn kinderen voor wie het wegvallen van de structuur van school teveel vraagt, of voor wie de dagelijkse zorg en begeleiding teveel vraagt van ouders. Dit kunnen kinderen met een verstandelijk, lichamelijke of zintuigelijke beperking, chronische ziekte, psychische aandoening of gedragsproblematiek zijn. Om te zorgen dat het goede werk voor deze kinderen wordt voortgezet en om te voorkomen dat er kinderen tussen wal en schip vallen, hebben we samen met de VNG, de sectorraden, LECSO, de samenwerkingsverbanden passend onderwijs en Ingrado aanvullende afspraken gemaakt over de ondersteuning van deze leerlingen.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen of leerkrachten en surveillanten op de scholen die nog wel fysiek onderwijs geven of schoolexamens afnemen extra worden beschermd. Het is aan scholen om zorg te dragen voor eventuele bescherming van leerkrachten en surveillanten. Zij zijn verantwoordelijk voor de hygiëne op school. Dat gebeurt in de eerste plaats door de richtlijnen van het RIVM in acht te nemen. Een school kan er verder voor kiezen om bijvoorbeeld desinfecterende gel beschikbaar te stellen of andere maatregelen te nemen.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen of er een specifieke instructie volgt door specialisten voorafgaand aan de examens? Vervolgens vragen de leden van de GroenLinks-fractie dat indien dat niet het geval is, hoe het kabinet ervoor zorgt dat onderwijspersoneel weet wat er van hen wordt verwacht. Scholen houden zich bij de afname van de schoolexamens aan de richtlijnen van het RIVM. Bij de voorbereiding op en de afname van het schoolexamen zijn de richtlijnen van het RIVM leidend. In de brieven die naar scholen zijn verstuurd, wordt aangegeven dat de eerste stap daartoe is om zoveel mogelijk onderwijs op afstand te verzorgen. Op die manier wordt ervoor gezorgd dat er zo min mogelijk mensen tegelijk op school zijn. We zien in de praktijk dat scholen creatief zijn in het bedenken van manieren om te voldoen aan de richtlijnen van het RIVM. Er wordt vanuit het ministerie en het RIVM informatie beschikbaar gesteld, zie bijvoorbeeld het servicedocument dat naar besturen is gestuurd. Ook andere organisaties, zoals Stichting School en Veiligheid en het Nationaal Jeugdinstituut, hebben informatie en handreikingen beschikbaar.

Daarnaast willen de leden van GroenLinks-fractie graag weten of er een extra mogelijkheid komt voor leerlingen die op basis van de schoolexamens niet slagen, om op een later moment via het staatsexamen wel hun diploma te halen. Leerlingen die zakken op basis van de vastgestelde eindcijfers krijgen, naast deelname aan maximaal twee resultaatverbeteringstoetsen op hun eigen school, geen extra herkansingsmogelijkheid via het staatsexamen in hetzelfde schooljaar.

Leerlingen die in schooljaar 2019–2020 zakken voor het diploma in het reguliere vo hebben dezelfde mogelijkheden als voorheen om alsnog hun diploma halen. Dat kan volgend schooljaar via hun eigen school, via het vavo of via het staatsexamen.

De voornoemde leden van GroenLinks vragen hoe wordt aangekeken tegen de keuzevrijheid van scholen om zelf te bepalen op welk moment de schoolexamens afgenomen worden en of dit via afstandsonderwijs plaatsvindt of toch op school en de onduidelijkheid die de verschillende manieren van aanpak kunnen geven bij ouders en leerlingen. De leden van GroenLinks vragen of hier zicht op wordt gehouden? En de leden van GroenLinks vragen welke rol de Inspectie hierbij speelt? De oproep aan scholen is om de schoolexamens zoveel mogelijk op afstand plaats te laten vinden. Aangezien de situaties op scholen kunnen verschillen, hebben de scholen de vrijheid om op een voor hen zo passend mogelijke manier te examineren. Scholen maken in overleg met docenten, ouders en leerlingen hier een eigen afweging in. Overigens zijn er in een normale situatie ook verschillen tussen scholen, aangezien zij een eigen programma van toetsing en afsluiting (PTA) opstellen waar de MR instemmingsrecht op heeft. Bij aanpassingen in het programma van toetsing en afsluiting (PTA) dient de MR instemming te geven. Tevens meldt de school de aanpassing aan de Inspectie.

De leden van de GroenLinks-fractie willen graag weten of het kabinet een indicatie kan geven van het vervolgtraject. Zij vragen wanneer de aangepaste slaag-zakregeling wordt verwacht? Op 8 april is de nadere informatie over het vervolgtraject en de aangepaste slaag-zakregeling verstrekt in de vorm van een servicedocument aan scholen. De slaag-zakregeling voor schooljaar 2019–2020 wordt zo snel mogelijk, maar uiterlijk 1 mei gepubliceerd.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen hoe dit traject eruit gaat zien en wie erbij worden betrokken? Hierover bent u per Kamerbrief op 8 april geïnformeerd.

De leden van de GroenLinks-fractie willen weten wat er wordt gedaan om studenten te motiveren om zich voor de oude aanmelddatum aan te melden bij het vervolgonderwijs. Voor zowel de studenten als voor de hogescholen en universiteiten is het het beste als zij zich zo snel mogelijk aanmelden, het liefst nog voor of op 1 mei. Dat geeft hogescholen en universiteiten de ruimte om voor hen een studiekeuzecheck te organiseren. Vanuit het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de ho-instellingen moet de boodschap aan de studenten helder worden gecommuniceerd: meld je zo snel mogelijk aan. Daarnaast wordt Studiekeuze123 gevraagd hierover actief te communiceren om de boodschap bij aspirant-studenten te laten landen.

De leden van de Groen-Links-fractie vragen wat het kabinet doen om kansenongelijkheid in deze situatie tegen te gaan. We hebben u in onze brieven van 20 maart jl. en 3 april jl. geïnformeerd over wat we doen voor kinderen in kwetsbare posities en voor kinderen die thuis niet de begeleiding kunnen krijgen die zij nodig hebben.29 We hebben met scholen en gemeenten afgesproken dat voor deze kinderen extra aandacht is. Ook als straks de scholen weer open gaan, hebben we hier aandacht voor. De Onderwijsraad is gevraagd advies uit te brengen over hoe kinderen «bijgespijkerd» kunnen worden als de scholen weer open gaan.

Deze leden wijzen ook op leerlingen die geen toegang tot afstandsonderwijs hebben door een gebrek aan digitale middelen. In onze brief van 20 maart jl. hebben wij u hierover geïnformeerd.30 Duizenden kinderen zijn inmiddels geholpen aan devices en diverse telecomaanbieders bieden tijdelijk kosteloos internetverbindingen aan voor leerlingen die thuis nog geen toegang tot internet hebben. We blijven hieraan werken.

Deze leden vragen in hoeverre met deze kansenongelijkheid rekening wordt gehouden in de genomen besluiten en de verdere besluitvorming over het dichthouden van scholen. Gezondheid en veiligheid staat voorop in de besluitvorming over de maatregelen om de verspreiding van corona terug te dringen. We volgen hierbij adviezen van het RIVM. Binnen deze kaders doen we wat mogelijk is om kansenongelijkheid tegen te gaan.

Verder vragen deze leden hoe scholen en instellingen ondersteund kunnen worden bij het leveren van goed afstandsonderwijs. Op verschillende manieren wordt ondersteuning geleverd – zowel in onderwijsinhoudelijke zin, door handvatten te geven bij prioriteiten in het curriculum, als in praktische zin. Op www.lesopafstand.nl zijn voor zowel po, vo als mbo, voor verschillende onderdelen van het onderwijsproces, tips en ondersteuning te vinden.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap mogelijkheden ziet om gemeenten in staat te stellen bestaande fondsen en initiatieven gericht op 18+ studenten, ook open te stellen voor studenten onder de 18 jaar? Zoals aangegeven in reactie op de vraag van de CDA-fractie, heeft de Minister veel contact met mbo-scholen en zij doen hun uiterste best om jongeren zo goed mogelijk in beeld te houden en ondersteuning te bieden waar nodig, om te voorkomen dat studenten uitvallen. Voor het mbo zijn afspraken gemaakt met de sector, zoals gemeld in de brief van 17 maart jl. aan uw Kamer, zodat het onderwijs voor studenten in een kwetsbare positie zo goed mogelijk vorm kan krijgen en er zo min mogelijk verschillen zullen ontstaan in de voortgang van studenten.31 De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft afspraken gemaakt met mbo-instellingen dat zij hun locaties open kunnen stellen voor begeleiding, en veel gaan daar ook mee aan de slag. Met de mbo-sector is ook afgesproken dat ook voor studenten die niet over voldoende digitale middelen beschikken om afstandsonderwijs volgen, onderwijs kan worden aangeboden op locatie, in kleine groepen en met inachtneming van de richtlijnen van RIVM. Indien mogelijk en noodzakelijk kan een school studenten ook tijdelijk helpen aan een werkplek met internettoegang en een computer of laptop Schoolbesturen hebben in belangrijke mate zelf oplossingen kunnen vinden voor leerlingen zonder beschikking over de benodigde apparatuur. Daarbij is samenwerking gezocht met gemeenten en lokale initiatieven. In aanvulling hierop hebben wij aan SIVON een bedrag van € 2,5 miljoen verstrekt, waarmee circa 6800 apparaten voor leerlingen zijn gekocht en verdeeld over de schoolbesturen in het po, vo en mbo. De aangeschafte apparaten worden komende dagen verspreid. Deze voorzieningen/fondsen zijn beschikbaar voor minder- en meerderjarige mbo’ers.

Deze leden ontvangen zorgelijke berichten over studenten in een onveilige thuissituatie en vragen wat het kabinet doet in samenwerking met onderwijsinstellingen, gemeenten en organisaties als Veilig Thuis om leerlingen en studenten voor wie onderwijs en stages een uitvlucht uit een onveilige thuissituatie waren, nu extra te ondersteunen. Deze signalen ontvangen wij ook. In onze brief van 20 maart jl. hebben wij u geïnformeerd over welke afspraken wij hebben gemaakt voor deze kinderen en jongeren.32 Gemeenten nemen hiertoe, in opdracht van de Veiligheidsregio, het initiatief, met betrokkenheid van onder meer onderwijs, kinderopvang, wijkteams en jeugdgezondheidszorg, Veilig Thuis, de Raad voor de Kinderbescherming, de gecertificeerde instellingen voor jeugdbescherming en jeugdreclassering en jeugdhulpaanbieders. Uiteraard kan de school ook zelf handelen. De opvang of de school stemt dit af met de gemeente, die regie heeft. Bij zorgen over de veiligheid van een kind thuis dient de professional in het belang van de veiligheid van het kind contact op te nemen met Veilig Thuis volgens de meldcode.

De leden van de GroenLinks-fractie hebben een aantal vragen gesteld over hygiëne op scholen. Voor wat betreft de algemene hygiëne op scholen heeft het Landelijk Centrum voor Hygiëne en Veiligheid (LCHV) de hygiënerichtlijn basisscholen opgesteld. Daarin wordt uitgebreid omschreven welke normen rond hygiëne, schoonmaak en welke randvoorwaarden er zijn voor basisscholen. Deze richtlijnen zijn ook goed bruikbaar voor scholen in het voortgezet onderwijs. Naast de ondersteuning en informatie over hygiëne op school vanuit de GGD’s kunnen scholen, die dat nodig achten, binnen het project De Gezonde School expliciet aan de slag met het thema hygiëne. Ook nemen scholen aanvullende hygiënemaatregelen. Zoals gezegd zijn er voor het onderwijs algemene hygiënerichtlijnen, en gelden er daar bovenop momenteel extra adviezen om de verspreiding van het coronavirus tegen te gaan. Een goede hygiëne op school is zowel in het belang van de nu nog aanwezige leerling als het onderwijspersoneel. Scholen zijn verantwoordelijk voor de veiligheid van de leerlingen en het personeel. Ook vanuit die zorgplicht nemen scholen de hygiëne momenteel extra serieus.

Deze leden vragen ook hoe de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media ervoor zorgt dat er voldoende hygiënemiddelen aanwezig zijn. Scholen hebben, vanuit de normale hygiëne richtlijnen, de nodige hygiënemiddelen in huis om te zorgen voor een hygiënische omgeving. Zoals gezegd is de leerlingpopulatie die momenteel aanwezig zijn op scholen beperkt. Dit maakt dat de hoeveelheid zeep, schoonmaakmiddelen, papieren handdoekjes etc. ook met de aangescherpte hygiëne adviezen toereikend zou moeten zijn.

Verder vragen deze leden of er aan medische voorlichting wordt gedaan naar scholen toe en hoe leraren worden geholpen in het herkennen van een leerling met besmettingsverschijnselen. Op de website van het RIVM is medische voorlichting voor scholen te vinden. Via de website van het RIVM kunnen scholen meer leren over infectieziekten, weerstand en immuniteit en het belang van hygiëne in het bestrijden van infectieziekten. De informatie is tot stand gekomen in samenwerking met de GGD. Dit kan leraren ook helpen bij het herkennen van een leerling met besmettingsverschijnselen.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen wanneer wordt besloten dat een leerling beter naar huis kan gaan. Scholen mogen zelf besluiten wanneer een leerling beter naar huis kan gaan. Hierbij volgen scholen de algemene richtlijn van de RIVM. Een leerling met klachten gaat niet naar school, een leerling waarvan een gezinslid klachten heeft, gaat niet naar school. Ook nu scholen alleen bepaalde groepen leerlingen opnemen, geldt deze richtlijn.

Deze leden vragen ook hoe wordt beoordeeld dat een leerling klachtenvrij is. De school kan contact opnemen met de GGD voor een beoordeling van de fase waarin het kind zich bevindt en of de leerling klachtenvrij is.

De leden van de GroenLinks-fractie stellen tot slot een aantal vragen rondom de communicatie over de maatregelen. De leden vragen waar leerkrachten en leerlingen naartoe kunnen met algemene vragen over de schoolexamens, vragen over de verspreiding van het virus en vragen over mogelijkheden voor financiële ondersteuning bij de aanschaf van digitale leermiddelen. De website van de rijksoverheid is het centrale communicatiepunt. Hier is de actuele informatie te vinden over de aanpak van het coronavirus. Specifieke informatie voor het onderwijs is te vinden op de pagina www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/coronavirus-covid-19/veelgestelde-vragen-per-onderwerp/onderwijs, waaronder vragen en antwoorden over de schoolexamens en mogelijkheden voor financiële ondersteuning bij de aanschaf van digitale leermiddelen. Deze vragen en antwoorden worden continue geactualiseerd. Kennisnet heeft daarnaast in samenwerking met het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de verschillende onderwijsorganisaties in het primair onderwijs, voortgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs, het platform www.lesopafstand.nl ontwikkeld. De website kan scholen helpen om onderwijs te kunnen blijven geven nu veel leerlingen niet meer fysiek naar school kunnen. Scholen, leraren, schoolleiders en onderwijsondersteuners zijn vol energie aan de slag om het onderwijs op hun school op afstand te organiseren. Inspirerende voorbeelden van andere leraren zijn te vinden op de website www.leraar.nl.

Deze leden vragen ook of het mogelijk is om op de site van de rijksoverheid een aparte pagina aan te maken over het coronavirus en het onderwijs. Op de site van de rijksoverheid is op een aparte pagina de informatie over het coronavirus en het onderwijs te vinden. De verschillende onderwijssectoren zijn op overzichtelijke wijze onderverdeeld zodat leerkrachten, schoolleiders, leerlingen, studenten en ouders daar snel het antwoord op hun vraag kunnen vinden. Daarnaast is er ook een aparte pagina over examens ingericht zodat die informatie snel en eenvoudig te vinden is. Zie ook https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/coronavirus-covid-19/veelgestelde-vragen-per-onderwerp/onderwijs.

Tot slot vragen de leden van de GroenLinks-fractie vragen of deze informatie tevens actie gecommuniceerd kan worden richting leerkrachten, leerlingen, docenten en studenten. Leerkrachten, leerlingen, docenten en studenten worden via hun onderwijsinstelling geïnformeerd over actuele ontwikkelingen. Het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap faciliteert de sectorraden, belangenorganisaties en de onderwijsinstellingen daarbij met actuele informatie zoals nieuwsberichten, servicedocumenten en Q&A’s. Daarnaast verstuurt het ministerie nieuwsbrieven per onderwijssector over actuele onderwerpen. De OCW-accounts op sociale media platforms zoals Facebook, Instagram, LinkedIn en Twitter dragen daarnaast bij aan een breed bereik van de informatie onder leerkrachten, leerlingen, docenten en studenten. Bij deze verschillende informatiebronnen wordt steeds verwezen naar de aparte onderwijspagina op de site van de rijksoverheid waar de informatie continu wordt geactualiseerd. Zie ook https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/coronavirus-covid-19/veelgestelde-vragen-per-onderwerp/onderwijs.

Antwoord op de inbreng van de leden van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie vragen of de scholen dicht blijven tot de uitslag van het onderzoek in Noord-Brabant bekend is. Het kabinet heeft besloten om de scholen fysiek te sluiten tot en met de meivakantie. Op 21 april neemt het kabinet opnieuw een besluit over de maatregelen en wordt duidelijk wat dit betekent voor het onderwijs.

De leden van de SP-fractie vragen net als de leden van de D66-fractie en CDA-fractie, welke mogelijkheden er nog zijn voor het bijstellen van het schooladvies zonder de uitslag van de eindtoets. Ook vragen de leden wat de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media vindt om alle kinderen nog eens na te lopen en bij twijfelgevallen het kind het voordeel van de twijfel te geven. Het schooladvies is gebaseerd op de ontwikkeling van het kind over de afgelopen jaren. Het advies van leraren is normaal gesproken al leidend en zal nu ook bepalen op welk niveau een kind start op de middelbare school. Omdat er geen eindtoets wordt gemaakt, kan het schooladvies niet worden heroverwogen. Het is ook niet mogelijk om alle leerlingen nog eens na te lopen en het voordeel van de twijfel te geven. Leerlingen hebben de afgelopen weken al het schooladvies ontvangen. Dit advies wordt nu het definitieve advies voor de middelbare school.

De leden van de SP-fractie vragen verder net als de leden van de CDA-fractie, welke afspraken de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media van plan is te maken met het voortgezet onderwijs om te bekijken of leerlingen in het nieuwe schooljaar op de juiste plek zitten. Er wordt op dit moment, in overleg met de PO-Raad, VO-raad en Ouders & Onderwijs, gewerkt aan de nadere invulling van de verantwoordelijkheid die po- en vo-scholen hebben voor het verzorgen van een zo soepel mogelijke overgang. Op 16 april heeft de Minister van Basis en Voortgezet Onderwijs en Media de scholen hierover door middel van een brief geïnformeerd.33

De leden van de SP-fractie vragen hoe de algehele instructie aan de Nederlandse bevolking «blijf thuis waar mogelijk» zich verhoudt tot het besluit om de schoolexamens alsnog door te laten gaan, ondanks dat scholen hier extra tijd voor krijgen. Zij vragen of het kabinet hun zorgen deelt dat dit tot zeer complexe en mogelijk riskante situaties voor leraren en leerlingen kan leiden, ook nu scholen tot juni de tijd hebben om dit te organiseren. Voor het antwoord op deze vraag verwijzen we naar het antwoord op de eerdere vragen van de CDA-fractie over hoe de maatregelen van het doorgaan van de schoolexamens zich verhoudt tot de aangescherpte maatregelen van 23 maart en of nader toegelicht kan worden dat er op scholen wel grotere groepen mogen samenkomen.

De leden van de SP-fractie vragen geven of hun zorg gedeeld wordt dat het organiseren van sociale distantie bij vakken als Engels, Nederlands en Wiskunde praktisch onmogelijk is, als zo geld als elke eindexamenkandidaat toegang moet verkrijgen tot de school om het schoolexamen te maken. Bij vakken waar veel leerlingen schoolexamens in doen, is het uiteraard lastiger om sociale distantie te realiseren dan bij vakken waar het gaat om een handjevol leerlingen. Het is echter niet onmogelijk. Het vraagt van scholen dat ze goed nadenken over de manier waarop zulke schoolexamens gepland worden. Zijn er mogelijkheden om schoolexamens op afstand te doen? Kunnen de examens beter gespreid worden in de tijd? Zeker op grotere scholen zijn er vaak meerdere gebouwen of meerdere ingangen. Door daar slim gebruik van te maken, is het ook bij wat grotere groepen mogelijk de richtlijnen van het RIVM te volgen.

De leden van de SP-fractie vragen in hoeverre scholen worden ondersteund in het organiseren van het op afstand afnemen van schoolexamens. Nu veel scholen hun leerlingen en studenten hebben kunnen bereiken, rijst de vraag hoe het afstandsonderwijs zo goed mogelijk kan worden ingevuld, passend bij de onderwijskundige visie van de school. Het is en blijft aan de scholen om te bepalen welke lesstof zij op welke wijze aan hun leerlingen aanbieden, maar voor scholen die hier gebruik van willen maken is www.lesopafstand.nl het centrale punt voor informatie, voorbeelden en ondersteuning. Omdat het voor de meeste scholen niet haalbaar is om op afstand alle lesstof te behandelen zoals dat op school gedaan zou worden, is de SLO, expertisecentrum leerplanontwikkeling, gevraagd om scholen die daar behoefte aan hebben te helpen bij prioritering van de onderwijsinhoud. Welke onderdelen van het curriculum zijn het meest relevant en waar kan de nadruk op liggen? De eerste handreikingen komen deze week beschikbaar, volgende week wordt dit aangevuld. Verschillende leermiddelenmakers en uitgevers bieden uitwerkingen van methodes voor afstandsonderwijs en suggesties voor prioritering.

Daarnaast is op de website van de VO-raad een pagina te vinden met betrekking tot het examen 2020, waar verwezen wordt naar diverse helpdesks, onder meer die van het Cito, om docenten te ondersteunen bij het samenstellen van (digitale) examens.

De leden van de SP-fractie vragen of niet juist in een regio met veel besmettingen het afnemen van schoolexamens, waarin scholen nog altijd vrij zijn om dit op hun eigen manier te regelen, een te vermijden risico is. Daarnaast vragen deze leden wat de afweging is om niet te kiezen voor het opschorten van alle schoolexamens in ieder geval tot 6 april, zoals veel scholen doen, tenminste in gebieden met een hoger risico. Daarnaast vragen zij wat de gevolgen zijn voor de schoolsluiting tot ten minste 6 april nu het centraal eindexamen niet doorgaat. Scholen hebben meer ruimte gekregen in het afnemen van de schoolexamens. Het staat ze vrij om de extra tijd te gebruiken om de examinering meer te spreiden. Ook kunnen ze ervoor kiezen de schoolexamens te verplaatsen naar een moment ná 6 april.

De leden van de SP-fractie ook wat de gevolgen voor het afnemen van de schoolexamens zijn als het onderzoek van het RIVM over de verspreiding van het coronavirus onder jongeren nog niet klaar is. Om deze duidelijkheid te krijgen, wordt onderzoek gedaan naar de verspreiding van het coronavirus onder jongeren in Noord-Brabant. In ieder geval totdat de uitkomsten van dit onderzoek duidelijk zijn, gelden de richtlijnen van het RIVM zoals die eerder gecommuniceerd zijn en eerder hierboven uiteengezet. Op deze wijze is het mogelijk de schoolexamens op verantwoorde en veilige manier af te nemen.

Specifiek voor de moderne vreemde talen vragen deze leden van de SP-fractie of voor deze vakken een extra leesvaardigheidstoets afgenomen moet worden. Er wordt voor deze vakken geen extra leesvaardigheidstoets afgenomen. De eindexamenleerlingen ronden conform het PTA de schoolexamens af. In het PTA dienen minimaal de verplichte eindtermen van het schoolexamen (de eindtermen die in de examenprogramma’s voor de verschillende vakken zijn voorgeschreven voor het schoolexamen) te zijn opgenomen. De eindtermen die normaal gesproken in het centraal examen worden getoetst hoeven, nu het centraal examen komt te vervallen, niet aan het PTA te worden toegevoegd.

Wat betreft de staatsexamens, vragen deze leden van de SP-fractie of er voor de deelnemers hieraan ook een speciale regeling wordt getroffen nu hun cijfer enkel gebaseerd wordt op het college-examen. Voor het antwoord verwijzen we naar de antwoorden op vragen van de leden van de GroenLinks-fractie over de staatexamens voor vso-leerlingen en hun herkansingmogelijkheden en hun beoordeling.

De leden van de SP-fractie vragen wat er gebeurt als blijkt dat ook de college-examens niet afgenomen kunnen worden vanwege uitbreiding en/of verlenging van de maatregelen omtrent het coronavirus? Binnen de huidige maatregelen als gevolg van het coronavirus gaat het volledige college-examen, dus inclusief de mondelinge, schriftelijke en praktische college-examens, dit schooljaar door. Mochten de college-examens toch niet door kunnen gaan als gevolg van een uitbreiding van de maatregelen, dan worden de staatsexamenkandidaten tijdig geïnformeerd. Op de gevolgen hiervan kunnen we nu nog niet vooruitlopen.

De leden van de SP-fractie vragen of vo-scholen en mbo-instellingen verplicht zijn om lessen te verzorgen op school ter voorbereiding op de schoolexamens aan leerlingen waarvan hun ouders niet werkzaam zijn in één van de vitale beroepen indien afstandsonderwijs niet mogelijk is. Scholen mogen alleen opengesteld worden voor zover de noodverordeningen van de veiligheidsregio’s dat toestaan. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn bij leerlingen waarvoor, vanwege bijzondere problematiek of moeilijke thuissituatie, onderwijs op afstand niet de aangewezen weg is. Scholen zijn echter niet onder alle omstandigheden verplicht om deze leerlingen op school voor te bereiden op de schoolexamens. Dit zal namelijk niet in alle gevallen haalbaar zijn, bijvoorbeeld als veel leraren ziek zijn of als de veiligheidsmaatregelen onvoldoende in acht kunnen worden genomen. Van scholen wordt verwacht dat zij hun leerlingen en studenten zo goed mogelijk voorbereiden op de schoolexamens, maar slechts binnen de mogelijkheden die zij hiervoor hebben en met inachtneming van de noodverordeningen.

De leden van de SP-fractie vragen of er op dit moment voldoende personeel is om bovengenoemde eventuele lessen te verzorgen en te surveilleren bij examens en/of deze af te nemen. Zij vragen of het onderwijspersoneel verplicht mag worden om deze werkzaamheden of andere werkzaamheden op de school uit te voeren. Wij hebben geen signalen dat er op dit moment te weinig personeel is om eventuele lessen te verzorgen en om te surveilleren. Deelname aan de onderwijs- en examenactiviteiten op school is niet verplicht. Voor het onderwijspersoneel worden hierover op schoolniveau afspraken gemaakt.

De leden van de SP-fractie vragen of leerlingen die klachtenvrij zijn, maar waarvan een van de gezinsleden een kwetsbare gezondheid heeft of in de risicogroep valt alsnog verplicht kunnen worden om deel te nemen aan de eventuele voorbereiding op examen op school en/of de examens op school te maken. Zo niet, dan vragen zij of dit door ons naar scholen gecommuniceerd kan worden om misverstanden te voorkomen, en zo ja, of wij bereid zijn om de maatregel zodanig aan te passen dat deze leerlingen thuis mogen blijven? Zoals in de brief van 24 maart al is aangegeven, geldt ook hier dat deelname aan de onderwijs- en examenactiviteiten op school niet verplicht is. Als hierdoor het PTA niet afgerond kan worden, mag een school dat aanpassen. Zie verder het antwoord op de vraag van het CDA over de scenario’s als scholen de schoolexamens niet meer op een goede manier vorm kunnen geven.

De leden van de SP-fractie vragen of we het verantwoord vinden om, in ieder geval in Noord-Brabant, de schoolexamens en praktijkexamens te laten plaatsvinden, aangezien scholen niet kunnen garanderen dat na schooltijd leerlingen en studenten niet met elkaar in contact komen en zo het virus alsnog kan verspreiden. Zij vragen hoe scholen worden ondersteund in het voorkomen dat dit gebeurt. Ja, dat achten wij verantwoord, ervan uitgaande dat scholen goed nadenken voor welke schoolexamens het noodzakelijk is dat leerlingen naar school komen, zij die examens zo goed mogelijk spreiden over de beschikbare tijd en daarbij de richtlijnen van het RIVM in acht nemen. Zoals hierboven is aangegeven, is het op die manier mogelijk de schoolexamens op een verantwoorde en veilige manier af te nemen. In antwoorden op vragen van de VVD en het CDA is ook ingegaan op de ondersteuning die scholen daarbij krijgen en op de informatievoorziening.

De leden van de SP-fractie vragen hoe mbo-scholen om moeten gaan met stages. Voor vragen die betrekking hebben op dit onderwerp, verwijst Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap graag naar het antwoord dat zij gegeven heeft aan de leden van het CDA. Het servicedocument mbo-aanpak Coronavirus COVID-19 biedt hier handvatten voor.

Deze leden vragen ook in hoeverre praktijkexamens moeten worden afgenomen op school of op een andere locatie, indien de student niet meer naar zijn of haar stage kan en/of gezondheidsklachten heeft. Praktijkexamens kunnen op veel verschillende plekken worden afgenomen, bijvoorbeeld op het stagebedrijf van de student, een ander bedrijf of op school. Als de examens niet op de stageplek afgenomen kunnen worden, terwijl dit wel nodig is voor diplomering van de student, dan zal dit op een andere locatie moeten gebeuren. Bij gezondheidsklachten geldt uiteraard de richtlijn van het RIVM om binnen te blijven, waardoor de student geen examens kan afleggen. Er zal dan in overleg tussen de student en de school gezocht worden naar andere oplossingen.

De leden van de SP-fractie vragen, net als de leden van de D66-fractie, naar het waarborgen van kansengelijkheid voor kinderen die mogelijk een bijgesteld schooladvies zouden hebben gekregen als gevolg van de eindtoets. Zowel po-scholen als vo-scholen hebben verschillende mogelijkheden om bij te dragen aan een reële, kansrijke instroom voor leerlingen in het vo. Een warme overdracht tussen de po-school en de vo-school en een kansrijke plaatsing als daartoe aanleiding is op basis van het onderwijskundig rapport, kunnen hier bijvoorbeeld aan bijdragen.

De leden van de SP-fractie vragen of de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media hun zorgen deelt voor wat betreft de prikkel richting leerlingen om thuis te blijven met klachten. Deelname aan de onderwijs- en examenactiviteiten op school is niet verplicht in deze periode. Voor het onderwijspersoneel worden hierover op schoolniveau afspraken gemaakt. Tegelijkertijd mag er van leerlingen worden verwacht dat zij als er geen gezondheidsklachten zijn, deelnemen aan de schoolexamens die worden afgenomen. Zij mogen er op vertrouwen dat scholen zich aan alle voorschriften van het RIVM houden. Echter, leerlingen moeten niet uit angst voor het niet behalen van hun diploma zich gedwongen voelen naar school te gaan. Indien leerlingen ziek zijn, in thuisquarantaine zitten of een kwetsbare gezondheid hebben dan zullen scholen deze leerlingen op een later moment in staat stellen het schoolexamen af te ronden, zoals ook gemeld in de brief aan uw Kamer van 24 maart jl.34

Deze leden vragen ook hoe docenten ondersteund worden bij het bepalen of een leerling wel of geen toegang krijgt tot school. Docenten worden op dit moment geïnformeerd bij het bepalen of een leerling wel of geen toegang krijgt tot de school met de handreiking «Informatie over ziektebeelden voor basisscholen» van het Landelijk Centrum Hygiëne en Veiligheid. Deze handreiking over ziektebeelden voor basisscholen is opgesteld door het Landelijke Coördinatie Infectieziektebestrijding (LCI) van het RIVM. Op de website van de RIVM wordt dit steeds aangevuld met actuele informatie over het Coronavirus. Op de website van het RIVM is ook een specifieke pagina voor het onderwijs beschikbaar met een groot aantal vragen en antwoorden. Verder volgen scholen de algemene richtlijn van de RIVM. Een leerling met klachten gaat niet naar school, een leerling waarvan een gezinslid klachten heeft, gaat niet naar school. Ook nu scholen alleen bepaalde groepen leerlingen opnemen, geldt deze richtlijn.

Tot slot vragen de leden van de SP-fractie of de school leerlingen mag weigeren waarvan het vermoeden bestaat dat zij klachten hebben of vanwege hun omgeving mogelijk besmet zijn, en hoe scholen hierin ondersteund worden. Wanneer een school vermoedt dat een leerling klachten heeft of ziek is, of vanwege hun omgeving mogelijk besmet zijn, mag de school uiteraard de leerling weigeren of naar huis sturen. Ook hier volgt de school de richtlijnen van het RIVM. Scholen worden hierin ondersteund door de informatie van het RIVM.

Antwoord op de inbreng van de leden van de PvdA-fractie

De leden van de PvdA-fractie vragen of de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media niet alleen wil melden dat de scholen langer gesloten zullen zijn, maar ook wanneer de scholen, onder voorbehoud van onvoorziene omstandigheden of bevindingen, weer open zullen gaan. Het kabinet heeft besloten om de scholen fysiek te sluiten tot en met de meivakantie. Op 21 april neemt het kabinet opnieuw een besluit over de maatregelen en wordt duidelijk wat dit betekent voor het onderwijs. Het is volgens de experts van het RIVM op dit moment niet mogelijk langer vooruit te kijken dan tot en met 28 april.

De leden van de PvdA-fractie vragen of verklaard kan worden, waarom het bericht pas op dinsdagochtend 24 maart bekend werd gemaakt? Ze vragen of dit niet eerder had gekund, bijvoorbeeld tijdens de persconferentie van maandagavond 23 maart, waarbij de premier en andere bewindspersonen nieuwe kabinetsmaatregelen bekendmaakten, zodat op de dinsdagochtend examenkandidaten een onnodige tocht naar school, met alle besmettingsgevaar van dien, bespaard had kunnen blijven? Voor het antwoord op deze vraag verwijzen we naar het antwoord dat is gegeven op de vraag van de D66-fractie waarom er niet direct op maandag 23 maart duidelijkheid is geboden.

De leden van de PvdA-fractie vragen of kan worden toegelicht wanneer er meer informatie komt over een in te stellen beroepscommissie en een aangepaste slaag-zakregeling? Deze informatie is op 8 april verstrekt.

De leden van de PvdA-fractie menen dat bij de organisatie van examens de veiligheid van zowel leraren als examenkandidaten en hun familieleden gegarandeerd moet zijn. Zij hopen dat scholen op creatieve manieren in staat zullen zijn om de examenkandidaten te toetsen op hun beheersing van de schoolexamenstof. Zij vragen in hoeverre wij hiervoor de scholen nog handreikingen gaat doen. Voor het antwoord op deze vraag verwijzen we naar het antwoord op de eerdere vraag van het CDA over in hoeverre scholen vanuit het RIVM en het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap worden geholpen bij het voldoen aan de richtlijnen van het RIVM.

De leden van de PvdA-fractie vragen wat we gaan doen met het pleidooi van onder meer de onderwijsvakbonden en Ouders & Onderwijs voor meer duidelijkheid over hoe nu verder te gaan met de schoolexamens in het licht van aangescherpte corona-maatregelen. Zij vragen hoe wordt aangekeken tegen hun pleidooi staat om de komende tijd, minstens tot 6 april, geen schoolexamens meer af te nemen die fysieke aanwezigheid op school vereisen. Zoals we ook hebben aangegeven in het antwoord op vergelijkbare vragen van de SP, hebben scholen meer ruimte gekregen in het afnemen van de schoolexamens. Het staat ze vrij om de extra tijd te gebruiken om de examinering meer te spreiden. Ook kunnen ze ervoor kiezen de schoolexamens te verplaatsen naar een moment ná 6 april.

De leden van de PvdA-fractie vragen hoe er toezicht wordt gehouden op scholen en scholen worden geholpen bij naleving van de nu geldende RIVM-protocollen. Voor het antwoord op deze vraag verwijzen we naar het antwoord op de eerdere vraag van het CDA over in hoeverre gegarandeerd kan worden dat het de scholen zal lukken te handelen zoals de richtlijnen van het RIVM voorschrijven en of hier ook op wordt toegezien.

De leden van de PvdA-fractie vragen hoe scholen de komende tijd ondersteund worden bij het aanbod van bijles op afstand, ook voor leerlingen zonder digitale leermiddelen of die verkeren in een onveilige of onrustige thuissituatie, of leerlingen met een beperking. Het belangrijkste aandachtspunt dat we scholen willen meegeven in deze tijd is om oog te hebben voor kinderen en jongvolwassenen in een kwetsbare positie. Voor hen en voor hun ouders en/of verzorgers heeft de huidige crisis nog meer impact. Waar voorheen het onderwijs of de dagopvang structuur en zorg bood, valt dit nu weg. De begeleiding van deze kinderen en jongvolwassenen is minstens zo belangrijk als de continuïteit van het onderwijs aan alle leerlingen. In sommige gemeenten en op sommige scholen gaat dit goed. Niet alle kinderen en jongeren zijn echter nog in beeld en voor lang niet ieder van hen is al een oplossing gevonden. We verwachten van gemeenten en scholen dat zij ieder kind in beeld brengen en sporen hen aan zoveel mogelijk oplossingen te bieden aan kinderen die dat nodig hebben. Voor kinderen met een hoog risico op achterstanden en kinderen die thuis minder kansen hebben om zich te ontwikkelen, is de continuïteit van hun leerproces het meeste in het geding. We verwachten van scholen dat ze hun best doen om zich ook in de huidige omstandigheden voor deze kinderen in te spannen. In de brief aan uw Kamer van 3 april wordt uitgebreid in gegaan op kansengelijkheid en begeleiding van kinderen die dat nodig hebben.

De leden van de PvdA-fractie vragen wat we verwachten dat de scholen tussen 6 april en 1 juni kunnen doen, nu hen tot begin juni ruimte is geboden om de schoolexamen af te ronden? De scholen kunnen doorgaan met het afnemen van de schoolexamens mits de scholen de richtlijnen van het RIVM. De oproep aan scholen is om de schoolexamens zoveel mogelijk op afstand plaats te laten vinden. Scholen kunnen de afweging over de vorm van de toetsen in overleg met hun personeel, leerlingen en ouders, en met begrip voor ieders situatie, maken.

De leden van de PvdA-fractie vragen in hoeverre de Minister mogelijkheden ziet om maatwerk mogelijk te maken voor examenkandidaten die nu buiten hun schuld toch in de problemen dreigen te geraken. Het kan voorkomen dat leerlingen door hun persoonlijke omstandigheden ernstig benadeeld worden door de manier waarop scholen toepassing hebben gegeven aan de examenregels, zoals die dit jaar gelden. Daarom is er in de slaag-zakregeling voor schooljaar 2019–2020 een clausule opgenomen die scholen de gelegenheid geeft om leerlingen in individuele gevallen een extra mogelijkheid tot een resultaatverbeteringstoets te bieden. Er moet dan sprake zijn van een «onbillijkheid van overwegende aard». Dat betekent dat de toepassing van de regels onevenredig uitpakt voor de individuele leerling in de ogen van het bevoegd gezag. Daarnaast is in de slaag-zakregeling geregeld dat als een kandidaat ten gevolge van ziekte of om een andere geldige reden bij de resultaatverbeteringstoets is verhinderd, de directeur hem of haar de gelegenheid zal geven om de resultaatverbeteringstoets alsnog af te leggen. Ook kan de directeur een leerling met een beperking de resultaatverbeteringstoets geheel of gedeeltelijk laten afleggen op een wijze die is aangepast aan de mogelijkheden van die leerling. Daarbij blijven de eisen zoals geformuleerd in het PTA, alsmede de landelijke slaag-zakregeling, wel van kracht.

De leden van de PvdA-fractie vragen of nader toegelicht kan worden in hoeverre examenkandidaten nog zeker kunnen zijn van herkansingsregelingen? In het programma van toetsing en afsluiting (PTA) van de school is het beleid rond de herkansingen voor de schoolexamens beschreven. Van deze herkansingen kunnen examenkandidaten net als andere jaren gebruik maken. Daarnaast is er voor leerlingen die op basis van de schoolexamenresultaten zijn gezakt of zijn geslaagd maar hun resultaten willen verbeteren voor maximaal twee vakken een zogeheten resultaatverbeteringstoets (RV-toets). Vmbo bb- en kb-leerlingen mogen daarnaast ook voor hun beroepsgerichte profielvak een RV-toets maken, dus in totaal voor drie vakken. Scholen kunnen de periode na 4 juni tot de aanvang van de zomervakantie benutten om deze RV-toetsten af te nemen.

Voornoemde leden van de PvdA-fractie vragen of deze mogelijkheden per school kunnen gaan verschillen of dat er uniforme afspraken hiervoor komen die gaan gelden voor examenkandidaten in het gehele voortgezet onderwijs? Zij vragen op welke wijzen de kansengelijkheid hierbij gewaarborgd kan worden? Deze herkansingsmogelijkheden voor de schoolexamens kunnen verschillen per school, aangezien dit, zoals gebruikelijk, onderdeel is van het PTA dat per school wordt vastgesteld. Naast de herkansingen die zijn opgenomen in het PTA en per school verschillen, is er een uniforme afspraak die ook wordt vastgelegd in de regelgeving, dat alle leerlingen voor maximaal twee vakken een zogeheten resultaatverbeteringstoets kunnen maken. Daarbovenop mogen vmbo bb- en kb-leerlingen ook voor hun beroepsgerichte profielvak een RV-toets maken, zoals ik hierboven heb toegelicht.

De leden van de PvdA-fractie merken op dat jongeren die een staatsexamen afleggen, bijvoorbeeld vanuit het voortgezet speciaal onderwijs, nu half juni moeten deelnemen aan de college-examens. Deze gaan vooralsnog door. Of zij slagen of zakken zal nu geheel afhangen van hun resultaten voor deze college-examens. Deze leden vragen of deze college-examens zo worden vormgegeven dat de betrokken jongeren, behoudens de centrale examens, onder dezelfde condities een diploma kunnen behalen als wanneer de coronacrisis niet was uitgebroken, zowel wat betreft de financiële kant van de zaak, als de kennis, het inzicht en de vaardigheden die zij moeten tonen. De college-examens gaan in hun geheel door. Behoudens het niet doorgaan van de centrale examens kunnen de betrokken jongeren dus onder dezelfde condities hun diploma halen. Uiteraard heeft de coronacrisis invloed op deze jongeren. Het is op zichzelf al een spannende tijd. Daarom wordt bij de college-examens maximaal rekening gehouden met de beperkingen en specifieke behoeften van elke individuele kandidaat. In het antwoord op de vraag van de leden van de D66-fractie over maatwerk voor de college-examens wordt hier verder op ingegaan. Overigens zijn de staatsexamens voor vso-leerlingen gratis.

De leden van de PvdA-fractie vragen of zij het goed begrijpen dat de leerlingen van het vso in het voorstel dat er nu ligt, een diploma moeten zien te behalen gebaseerd op één cijfer gebaseerd op één mondeling per vak. Zij vragen voorts of we mogelijkheden zien om de examinering voor deze examenkandidaten meer passend te maken. Dat klopt, met als enige toevoeging dat de college-examens voor een aantal vakken bestaat uit een mondeling examen aangevuld met een schriftelijk examen. Zoals in het antwoord op de vraag van de leden van de D66-fractie over maatwerk voor de college-examens is uiteengezet, wordt er wel maximaal aandacht besteed aan de beperkingen en de specifieke behoeften van elke individuele kandidaat bij de afname van het college-examen. Ook zijn er extra herkansingsmogelijkheden, met uitzondering van leerlingen die deelexamen doen en dit schooljaar nog niet opgaan voor het volledige examen.

De leden van de PvdA-fractie hebben ook zorgen of de opzet van de college-examens geen risico betekent dat betrokken examenkandidaten onbedoeld worden benadeeld. Zij vragen of wij hun zorg delen dat leerlingen in het vso die over het gehele examenjaar geen schoolexamens doen, maar bij het college-examen – anders dan bij de reguliere schoolexamens – een geheel vreemde docent voor hun neus krijgen met een geheel eigen vraagstelling minder goed presteren of zelfs uit angst dichtslaan. Zij vragen of we het met hen eens zijn dat juist deze groep scholieren gebaat is bij duidelijkheid en herkenbaarheid. Zij vragen ook hoe wij denken over een uitzondering waarbij voor deze leerlingen de schoolcijfers over het gehele examenjaar gaan gelden als het eindcijfer. Met de brief van 8 april en de tweede versie van het servicedocument is de nodige duidelijkheid verschaft. Het gebruik van de schoolcijfers over het gehele examenjaar als eindcijfer is niet mogelijk. De vso-scholen waarvan de leerlingen opgaan voor het staatsexamen hebben zelf geen examenlicentie en kunnen geen schoolexamens afnemen. Zie voor de mate waarin wordt tegemoetgekomen aan de zorgen voor de leerlingen in het vso verder het antwoord op de vraag van de leden van de D66-fractie naar maatwerk voor vso-leerlingen.

Deze leden van de PvdA-fractie vragen verder wat het besluit van ons gaat betekenen voor de positie van vavo-studenten, van wie de eindcijferlijst straks deels zal bestaan uit cijfers inclusief een centraal examen en deels uit cijfers van het schoolexamen voor de vakken die zij nog dit jaar moeten behalen om hun lijst compleet te maken? Zij vragen of dit door ons verduidelijkt kan worden. Leerlingen kunnen via het vavo resultaten uit verschillende schooljaren inzetten om een diploma te behalen. De samenstelling van de eindcijfers verschilt in schooljaar 2019–2020 van eerdere en latere schooljaren, vanwege het vervallen van de centrale examens, maar aangezien het allemaal vastgestelde eindcijfers zijn, kan de uitslag gewoon worden vastgesteld. Als een leerling in schooljaar 2019–2020 het diploma behaalt via het vavo door middel van de inzet van eerder behaalde resultaten, dan worden deze vastgestelde eindcijfers in zijn geheel ingezet (zowel SE als CE). En voor vakken die in 2019–2020 worden afgesloten dus alleen het SE-cijfer. Daarnaast hoeven leerlingen, die het diploma in een later schooljaar dan 2019–2020 willen behalen, niet alsnog het CE af te leggen voor de vakken die in schooljaar 2019–2020 zijn afgesloten.

De leden van de PvdA-fractie vragen de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap of zij bereid is ruimte te bieden voor maatwerk wanneer voor sommige leerlingen of studenten de aanmelddata (die met een maand zijn verschoven) toch te vroeg blijken te zijn. Voor beide sectoren is de aanmelddatum met een maand uitgesteld. Voor het mbo naar 1 mei, voor het hoger onderwijs naar 1 juni. Dit geeft scholen en onderwijsinstellingen de tijd om intake, kennismakingsactiviteiten en, indien van toepassing, selectieactiviteiten anders vorm te geven. Die activiteiten dragen ook bij aan het keuzeproces van leerlingen en studenten. Een tijdige aanmelding garandeert dat de aspirant-student kan beginnen aan een opleiding, ook wanneer de student verandert van keuze want zijn/haar aanmelding was dan op tijd. Het maatwerk vindt dus plaats na aanmelding.

Deze leden van de PvdA-fractie vragen ook of het niet verstandiger is om tot in elk geval 6 april helemaal te stoppen met fysiek onderwijs door toetsen zoveel mogelijk digitaal af te nemen en indien dit geen optie is om deze uit te stellen. Zoals aangegeven in reactie op de vraag van GroenLinks, zal er in de komende periode geen fysiek onderwijs plaatsvinden, behalve in uitzonderingen zoals voor studenten voor wie vanwege bijzondere problematiek of moeilijke thuissituatie maatwerk nodig is. Daarnaast is vanaf 7 april het onderwijs op afstand en de examinering voor studenten die dit studiejaar het diploma kunnen behalen, weer aangevangen.

Verder vragen deze leden of het servicedocument zal worden geüpdatet en wanneer en of hierin wordt meegenomen dat er een time-out is aangekondigd in het mbo en het vavo voor wat betreft de fysieke examens. Hiervoor geldt dat het servicedocument inmiddels is geüpdatet en dat de bijgestelde versie per brief op 2 april aan uw Kamer is aangeboden. In het antwoord aan de leden van het CDA wordt een toelichting gegeven op het servicedocument mbo-aanpak Coronavirus COVID-19. Voor wat betreft de reactie op de time-out, verwijst de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap naar het antwoord op de voorgaande vraag.

De leden van de PvdA-fractie vragen of de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap herkent dat studenten ouder dan 18 jaar, die onvoldoende digitale hulpmiddelen bezitten, doorgaans geen toegang hebben tot de gangbare onderwijsondersteunende fondsen. Zij vragen hoe de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap deze groep studenten hierin tegemoet kan komen. Het is inderdaad een belangrijk vraagstuk hoe we ervoor kunnen zorgen dat alle leerlingen en studenten toegang krijgen tot het onderwijs op afstand. Er is op lokaal niveau hard gewerkt om leerlingen en studenten van de benodigde apparatuur te voorzien, als zij daar thuis niet de beschikking over hebben. Schoolbesturen hebben in belangrijke mate zelf oplossingen kunnen vinden voor deze leerlingen en studenten en hebben daarvoor waar nodig samenwerking gezocht met de gemeente en lokale initiatieven die kunnen voorzien in faciliteiten voor onderwijs op afstand. Aanvullend hebben school- en instellingsbesturen uit het po, vo en mbo afgelopen week circa 12.500 aanvragen gedaan bij SIVON. SIVON heeft voor het bedrag van € 2,5 miljoen bijna 6.800 apparaten voor leerlingen en studenten gekocht en verdeeld over de aanvragen. De aangeschafte apparaten worden komende dagen verstrekt. In totaal zijn er 306 apparaten toegekend aan mbo-scholen.

Deze leden vragen ook hoe mbo-scholen om moeten gaan met stages. Voor vragen die betrekking hebben op dit onderwerp, verwijst de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap graag naar het antwoord dat zij gegeven heeft aan de leden van het CDA. Het meest recente servicedocument mbo-aanpak Coronavirus COVID-19 biedt hier handvatten voor.

De leden van de PvdA-fractie vragen of er speciaal beleid is voor studenten die wegens een beperking of chronische aandoening extra problemen ondervinden om mee te doen middels thuisonderwijs. Het goed kunnen meedoen van studenten met een beperking of chronische aandoening met thuisonderwijs is zeer belangrijk. Ik ben hierover in gesprek met instellingen en koepels om te bezien of hier nog specifieke maatregelen voor nodig zijn.

Tot slot vragen de leden van de PvdA-fractie een verklaring waarom het RIVM-onderzoek naar de rol van kinderen en jongeren bij de verspreiding van het coronavirus pas zo laat was gestart. De eerste resultaten van het onderzoek van het RIVM naar COVID-19 onder gezinnen in Nederland worden nog in april verwacht, omdat de resultaten van het onderzoek zes weken na de eerste test in een gezin bekend zijn. De opzet van het onderzoek wordt verder toegelicht in de Kamerbrief van 31 maart jl.35

Antwoord op de inbreng van de leden van de ChristenUnie-fractie

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen hoe we kijken naar de verschillen tussen scholen ten aanzien van de omgang met schoolexamens. Zij geven aan dat elke school hierin zijn eigen werkwijze heeft en er forse verschillen zijn in de strengheid en striktheid ten aanzien van het schoolexamen. Zij geven hierbij scholen als voorbeeld waar leerlingen gemiddeld veel hoger scoren op het schoolexamen dan op het centraal examen. Daarnaast vragen de leden van de ChristenUnie-fractie of er rekening wordt gehouden met verschillen tussen scholen op dit punt en op welke manier kunnen we zorgen dat we toch alle leerlingen zoveel mogelijk gelijk behandelen? Elk jaar zijn er verschillen in de manier waarop scholen omgaan met de schoolexamens, dus daar kijken wij niet anders tegenaan dan in andere jaren. De beslissing dat het centraal examen dit schooljaar niet doorgaat hebben wij niet lichtvaardig genomen, aangezien het centraal examen bijdraagt aan de objectieve waarde van het diploma. Door het wegvallen van het centraal examen is het helaas niet mogelijk om rekening te houden met verschillen tussen scholen als leerlingen hoger scoren op het schoolexamen dan het centraal examen. Overigens komt een groot verschil tussen SE-CE de afgelopen jaren nog maar zelden voor, zoals wij hebben aangegeven bij een eerdere vraag van het CDA.

Scholen maken conform hun programma van toetsing en afsluiting (PTA) de schoolexamens af. In het PTA zijn minimaal de verplichte eindtermen gedekt, waar de schoolexamens van alle leerlingen in ieder geval aan moeten voldoen. Deze voorwaarde zorgt ervoor dat alle leerlingen in ieder geval op de verplichte eindtermen worden getoetst. Zie verder ook de antwoorden die zijn gegeven op eerdere vragen hierover van het CDA hierboven over de beoordeling van de schoolexamens door de scholen zelf. Daarnaast wordt dit schooljaar een mogelijkheid geboden om na afronding en vaststelling van de eindcijfers van het schoolexamen voor twee vakken een zogenaamde resultaatverbeteringstoets af te leggen. Hiermee krijgen leerlingen de mogelijkheid om de eindcijfers van het schoolexamen te verbeteren.

Deze leden van de ChristenUnie-fractie vragen wat het schrappen van het centraal examen betekent voor de toelating tot vervolgopleidingen die een numerus fixus hanteren en die naar de gemiddelde cijfers van leerlingen kijken. Vervolgopleidingen die een selectieprocedure hanteren kunnen alsnog naar de gemiddelde eindcijfers van de leerlingen kijken. Alleen zijn de eindcijfers enkel gebaseerd op schoolexamens en niet op centrale examens. Overigens staat het centraal examen voor de meeste opleidingen los van de decentrale selectie. Plaatsingsnummers voor de numerus fixusopleidingen worden normaliter 15 april bekend gemaakt. Dan is normaal gesproken het centraal examen nog niet geweest.

Voornoemde leden van de ChristenUnie-fractie vragen wat de gevolgen zijn voor leerlingen die vanwege ziekte (al dan niet door het coronavirus) het schoolexamen niet goed kunnen afronden.

Zoals we op een eerdere vraag van de leden van de PvdA-fractie hebben geantwoord, zijn er herkansingsmogelijkheden in het PTA van de school beschreven en komen er resultaatverbeteringstoetsen voor leerlingen. Daarnaast is er in de slaag-zakregeling voor schooljaar 2019–2020 geregeld dat als een kandidaat ten gevolge van ziekte of om een andere geldige reden is verhinderd bij de resultaatverbeteringstoets, de directeur hem of haar de gelegenheid zal geven om de resultaatverbeteringstoets alsnog af te leggen. Leerlingen die langdurig ziek zijn of andere bijzondere omstandigheden hebben, mogen hun eindexamens zoals gewoonlijk over twee jaar spreiden. Scholen melden uiterlijk 11 mei bij de Inspectie welke leerlingen gespreid examen doen. Als deze leerlingen dit jaar vakken afronden, hoeven zij volgend jaar het CE van deze vakken niet alsnog te doen.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of er aan scenario’s wordt gewerkt voor het geval de pandemie langer duurt en het moeilijk wordt om het schoolexamen goed af te ronden. Er is nu extra tijd voor scholen om het schoolexamen af te ronden, maar als de scholen langer dicht blijven en het niet verantwoord is om schoolexamens fysiek af te nemen, kan dit ervoor zorgen dat de schoolexamens niet volledig afgerond kunnen worden. Zij vragen hoe wij hiernaar kijken en welke scenario’s er zijn op dit punt. Scholen hebben tot 4 juni de ruimte om de schoolexamens af te ronden en daarmee te voldoen aan hun PTA. Zij krijgen daarbij de ruimte om het PTA aan te passen als dat nodig is als gevolg van de huidige situatie, waarmee het onder andere mogelijk is om toetsen in een andere vorm, af te nemen, bijvoorbeeld via (beeld)bellen. Aanpassing in het PTA gebeurt met instemming van de MR en er wordt melding van gemaakt bij de Inspectie. Als een school voorziet dat het niet mogelijk is om voor alle examenleerlingen het schoolexamen af te ronden, meldt de school zich uiterlijk 28 mei bij de Inspectie. In overleg wordt gekeken naar een mogelijke oplossing.

Antwoord op de inbreng van de leden van de PvdD-fractie

De leden van de PvdD-fractie vragen hoe als gevolg van het schrappen van de eindtoets rekening wordt gehouden met leerlingen die mogelijk te maken hebben met onderadvisering. Het is voor alle leerlingen in het vo belangrijk dat zij onderwijs volgen op een niveau dat past bij hun capaciteiten en mogelijkheden. Dit geldt zowel voor leerlingen bij wie mogelijk sprake is van onderadvisering als voor leerlingen die zich op een later moment ontwikkelen. Voor de leerlingen die dit jaar de overstap maken naar het vo, is het extra belangrijk dat gemonitord wordt of zij op de juiste plek zitten. Hieraan wordt vanzelfsprekend ook aandacht besteed wanneer po- en vo-scholen nader geïnformeerd worden over de maatregelen.

De leden van de PvdD-fractie vragen of het, gezien de aangescherpte maatregelen omtrent samenscholing – zoals aangekondigd op de persconferentie van 23 maart – dan wel mogelijk is om op verantwoorde wijze schoolexamens te organiseren. Het roept bij deze leden vragen en zorgen op over de risico’s inzake de volksgezondheid. Voor het antwoord op deze vraag verwijzen we naar het antwoord op de eerdere vraag van de SP over of het verantwoord is om de schoolexamens en praktijkexamens te laten plaatsvinden.

De leden van de PvdD-fractie vragen of het klopt dat het in de praktijk nog steeds mogelijk is dat van leerlingen en leraren gevraagd wordt om in groepen samen te komen op school om schoolexamens af te nemen. Zij vragen in welk opzicht de risico’s bij deze situatie anders zijn dan de risico’s bij het organiseren van bijvoorbeeld een feest of sportwedstrijd. Ook vragen zij wat het advies van het RIVM hierover was. Dat is mogelijk. In overleg met het RIVM is er besloten dat examens door mogen gaan. Zoals hiervoor al is aangegeven, dienen scholen wel zorg te dragen dat de aantallen mensen die tegelijk op school zijn zo laag mogelijk zijn en dat de richtlijnen van het RIVM worden nageleefd. Gezien de gecontroleerde omgeving waarin examens plaatsvinden is het naleven van de richtlijnen en het toezicht hierop beter te realiseren dat in andere sociale situaties.

De leden van de PvdD-fractie vragen of kan worden toegelicht welke veiligheidsgaranties er kunnen worden afgegeven bij de schoolexamens. Voor het antwoord op deze vraag verwijzen we naar het antwoord op de eerdere vraag van het CDA over in hoeverre gegarandeerd kan worden dat het de scholen zal lukken te handelen zoals de richtlijnen van het RIVM voorschrijven en of hier ook op wordt toegezien.

De leden van de PvdD-fractie vragen of er bepaalde instructies of adviezen beschikbaar zijn voor scholen zodat ze bij het organiseren van schoolexamens de veiligheid maximaal kunnen organiseren. Zij vragen ook in hoeverre het mogelijk wordt gemaakt dat succesvolle voorbeelden op dit punt worden uitgewisseld tussen scholen. Voor het antwoord op deze vragen verwijzen we naar het antwoord op de eerdere vraag van het CDA over in hoeverre scholen vanuit het RIVM en het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap worden geholpen bij het voldoen aan de richtlijnen van het RIVM.

De leden van de PvdD-fractie vragen waarom er voor gekozen is om de college-examens van de staatexamens, onder andere relevant voor leerlingen uit het vso, vooralsnog wel door te laten gaan. Zoals ook voor de rest van het vo geldt, moet een diploma wel gebaseerd zijn op een examen. Nu de centrale examens niet doorgaan, is het eindcijfer in het reguliere vo gebaseerd op de schoolexamens. Voor leerlingen die opgaan voor het staatsexamen geldt dat zij geen schoolexamen afleggen gedurende het schooljaar, maar deelnemen aan het college-examen. Het college-examen bij het staatsexamen vervangt daarmee het schoolexamen. Het eindcijfer wordt dan ook gebaseerd op het college-examen.

De leden van de PvdD-fractie vragen wanneer daar uiterlijk over besloten zal worden. Met de brief van 8 april en de tweede versie van het servicedocument is duidelijkheid verschaft.

De leden van de PvdD-fractie vragen welke extra regelruimte gecreëerd kan worden voor het vso. In het antwoord op de vraag van de leden van de D66-fractie naar maatwerk voor vso-leerlingen wordt ingegaan op de ondersteuning die is gerealiseerd voor vso-leerlingen. Er zijn verschillende vormen van maatwerk mogelijk. Om de waarde van het diploma te behouden moet wel worden vastgehouden aan de centraal bepaalde regels.

De leden van PvdD-fractie vragen wat op de scholen in het Caribische deel van het Koninkrijk (op Sint Eustatius na) de ervaringen zijn met de nieuwe situatie? Alle scholen in het Caribisch deel van het Koninkrijk zijn inmiddels door de lokale autoriteiten gesloten, nadat op 30 maart jl. die maatregel ook op Sint Eustatius is getroffen. De ervaringen zijn vergelijkbaar met die in het Europees deel van het Koninkrijk: scholen, leerlingen en ouders moeten hun weg vinden in het op afstand voortzetten van het onderwijs. Dat is voor alle betrokkenen wennen. Er wordt een mix van digitale en fysieke middelen ingezet om daar vorm aan te geven. De mate waarin scholen reeds gewend zijn om met digitale hulpmiddelen te werken en de mogelijkheden van ouders om hun kinderen bij te staan in het leerproces verschillen wel van die in Europees Nederland. Gemiddeld genomen zijn de scholen daar minder ver in en beschikken ze over minder faciliteiten. Voor de vele ouders met een laag inkomen geldt dat het niet vanzelfsprekend is dat zij over internet en of devices beschikken om de kinderen online huiswerk te laten maken. Gelet op het gemiddeld genomen lagere opleidingsniveau van de ouders wordt verwacht dat zij minder goed in staat zullen zijn hun kinderen te begeleiden bij het maken van het (t)huiswerk. Ook zijn er zorgen over een groter deel van de leerlingen dat in kwetsbare thuissituaties verkeert.

De leden van de PvdD-fractie vragen of de Minister al meer kan vertellen over het aangekondigde overleg met de scholen in het Caribisch deel van het Koninkrijk? Onze medewerkers van de afdeling OCW Caribisch Gebied op Bonaire en Sint Eustatius zijn in nauw contact met de schoolbesturen en de openbare lichamen om hen zoveel mogelijk te ondersteunen. Ook zijn wij ambtelijk in contact met Curaçao, Aruba en Sint Maarten over de actuele situatie m.b.t. de maatregelen op onder meer het onderwijsterrein.

De leden van de PvdD-fractie vragen of wij erkennen, de onrustige omstandigheden waaronder de schoolexamens en andere toetsvormen momenteel worden afgenomen, zijn weerslag kan hebben op de resultaten? Wij hebben er alle begrip voor dat dit voor leerlingen een onrustige periode is. Tegelijk weten wij dat scholen hun uiterste beste doen om goede examinering op te zetten, waarbij rekening wordt gehouden met de situatie van de leerlingen. Ook is het in dit verband goed te vermelden dat een groot deel van het schoolexamen al eerder in het lopende schooljaar of zelfs al in het jaar ervoor onder normale omstandigheden heeft plaatsgevonden. Desondanks is het mogelijk dat de huidige omstandigheden effect kunnen hebben op de resultaten voor het schoolexamen. In de slaag-zakregeling 2019–2020 wordt daarom aan leerlingen de mogelijkheid geboden om voor twee vakken een resultaatverbeteringstoets af te leggen om het behaalde resultaat op de schoolexamens te verbeteren.

De leden van de PvdD-fractie vragen wat er al verteld kan worden over de aangekondigde slaag-zakregeling? Inmiddels hebben wij u hier op 8 april over geïnformeerd.

De leden van de PvdD-fractie vragen of wij hun mening delen dat de slaag-zakregeling, gezien de omstandigheden, de nodige coulance zou moeten bevatten? Zo nee, waarom niet? Het VO-diploma moet net als in andere jaren zijn waarde en civiel effect hebben. Leerlingen krijgen dit jaar een volwaardig diploma waarmee toegang tot het vervolgonderwijs wordt verkregen. De bestaande slaag-zakregeling blijft zo veel mogelijk in stand, bijvoorbeeld waar het gaat om de kernvakkenregel en het maximum aantal onvoldoendes. Deze regels hebben dit jaar echter alleen betrekking op het schoolexamen in plaats van op het samenspel van het schoolexamen en het centrale examen. Dit geldt voor alle regels behalve voor de regel dat het gemiddelde cijfer van de centrale examens minimaal een 5,5 moet zijn. In het servicedocument, dat als bijlage is meegestuurd bij de Kamerbrief van 8 april, vindt u een uitgebreidere beschrijving van de slaag-zakregeling voor schooljaar 2019–2020. Vanwege de uitzonderlijke situatie en het feit dat sommige leerlingen hadden gerekend op het centrale examen om hun cijfers op te halen, is het mogelijk om voor twee vakken een resultaatverbeteringstoets te maken. Dit is een verruiming ten opzichte van de reguliere situatie, waarbij leerlingen in het tweede tijdvak voor één vak het centraal examen mogen herkansen.

De leden van de PvdD-fractie vragen wat de actuele stand van zaken is omtrent de toetsen en examens in het mbo. Zoals aangegeven in het antwoord op soortgelijke vragen van de VVD, GroenLinks en de PvdA, is de examinering vanaf 7 april weer aangevangen, voor die studenten die dit studiejaar het diploma kunnen behalen.

Deze leden vragen ook of de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap signalen heeft dat het mbo-scholen lukt om alternatieven te verzinnen voor samenkomsten. Vanuit onder andere de MBO Raad ontvangt de Minister inderdaad deze signalen.

Verder vragen deze leden naar de stand van zaken omtrent de stages. Het is niet bekend hoeveel stages geen doorgang kunnen vinden als gevolg van de Coronacrisis. Daarbij verschilt de situatie enorm per sector. In bijvoorbeeld de supermarkten, de bouw en de voedingsindustrie werken veel bedrijven door, met inachtneming van de voorschriften van het RIVM en de GGD. Daarentegen hebben in de horeca, toerisme en de culturele sector veel ondernemingen de deuren moeten sluiten. Het hangt dus in hoge mate af van de situatie in de sector of de stage van de student door gaat of dat deze (tijdelijk) stopgezet wordt.

De leden van de PvdD-fractie vragen of er zicht is op situaties waarbij studenten in de knel komen. Het is nog te vroeg om hierop al goed zicht te hebben. Uiteraard maken veel studenten zich zorgen. Met de huidige maatregelen en het servicedocument kunnen veel vragen alvast beantwoord worden. We houden hierover ook nauw contact met de studentenbonden.

Deze leden vragen ook hoe die knelpunten bij studenten worden opgelost. De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap verwijst hiervoor naar het antwoord op de voorgaande vraag.

Verder vragen deze leden welke afspraken de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap gaat maken met mbo-scholen en hogeronderwijsinstellingen over de begeleiding van eerstejaars studenten. De vormgeving en, indien nodig, de intensivering van de begeleiding van studenten is de verantwoordelijkheid van de onderwijsinstellingen. Vooralsnog verwacht de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap geen kennisachterstanden bij leerlingen en studenten die instromen. Daar waar studenten overstappen en nog een deel van hun vorige opleiding moeten afronden, zoals bij studenten van het mbo die naar het hbo gaan, zal mogelijk extra begeleiding gewenst zijn. De Minister ziet dat als een gedeelde verantwoordelijkheid van de mbo- en de hbo-instellingen. Daar waar er zich na de start van de opleidingen onverhoopt problemen voordoen, zal de Minister daarover met de onderwijskoepels in gesprek gaan.

De leden van de fractie van de PvdD vragen of de Minister in kan gaan op de ervaringen in het speciaal basisonderwijs en het (voortgezet) speciaal onderwijs. De Minister van Basis en Voortgezet Onderwijs en Media ontvangt signalen dat voor sommige van de kinderen op deze scholen de sluiting van de scholen met name problematisch is, omdat het wegvallen van de structuur veel impact heeft, of omdat de dagelijkse begeleiding veel vraagt van ouders. Gemeenten en scholen kunnen maatwerk bieden voor deze leerlingen en dit gebeurt ook al. Verder is met de samenwerkingsverbanden passend onderwijs afgesproken dat ook zij in beeld brengen voor welke leerlingen extra begeleiding en/of zorg nodig is.

Deze leden vragen ook naar uitwisseling van goede voorbeelden van thuisonderwijs en of er groepen kinderen zijn bij wie het thuisonderwijs minder goed verloopt, bijvoorbeeld omdat het erg druk is thuis of omdat er sprake is van te weinig begeleidingsmogelijkheden. Dit verloopt via allerlei platforms, waaronder via www.lesopafstand.nl. Daar wordt ook naar andere platforms doorverwezen.

Deze leden merken vervolgens op dat, des te langer de scholen gesloten blijven, des te belangrijker het wordt om deze specifieke groepen extra te ondersteunen. Zij vragen of er geïnventariseerd wordt wat te doen met eventuele leerachterstanden voor specifieke leerlingen waarbij het om welke reden dan ook niet gelukt is om het thuisonderwijs in voldoende mate te organiseren? Wij spannen ons nu samen met scholen en gemeenten in om zoveel mogelijk oog voor deze leerlingen te hebben. Het is echter onvermijdelijk dat er achterstanden zullen ontstaan. Als de scholen weer open gaan, moet hier aandacht voor zijn, zeker voor groepen kinderen die thuis minder goed kunnen leren. De Onderwijsraad is gevraagd hierover advies uit te brengen.

Verder vragen deze leden welke afspraken gemaakt gaan worden met middelbare scholen over de begeleiding van brugklassers volgend jaar. Op korte termijn zullen scholen een brief ontvangen waarin zij worden gewezen op de mogelijkheden om te zorgen voor een goede overdracht van het po naar het vo, met reële kansen passende bij het schooladvies. Het is uiteindelijk aan de scholen om te beoordelen welk type begeleiding voor welke leerling wenselijk is en maatwerk te verzorgen afgestemd op wat leerlingen nodig hebben.

Antwoord op de inbreng van de leden van de 50PLUS-fractie

De leden van de 50PLUS-fractie vragen of de vertraging van de uitslag van het onderzoek in Noord-Brabant van invloed is op de uitgangsdatum van 6 april. Het kabinet heeft inmiddels besloten om de scholen fysiek te sluiten tot en met de meivakantie. Op 21 april neemt het kabinet opnieuw een besluit over de maatregelen en wordt duidelijk wat dit betekent voor het onderwijs.

In de ochtend van 24 maart is bekend gemaakt dat het centraal examen dit jaar komt te vervallen, zodat de scholen langer de tijd hebben om de schoolexamens af te ronden. Centraal examens zijn in het leven geroepen zodat elke leerling gelijke kansen heeft. De leden van 50PLUS vragen hoe de gelijke kansen met deze maatregelen worden gewaarborgd? Scholen maken conform hun programma van toetsing en afsluiting (PTA) de schoolexamens af. In het PTA zijn minimaal de verplichte eindtermen gedekt, waar de schoolexamens van alle leerlingen in ieder geval aan moeten voldoen. Deze voorwaarde zorgt ervoor dat alle leerlingen in ieder geval op de verplichte eindtermen worden getoetst. Daarnaast wordt dit schooljaar een mogelijkheid geboden om na afronding en vaststelling van de eindcijfers van het schoolexamen voor twee vakken een zogenaamde resultaatverbeteringstoets af te leggen. Hiermee krijgen leerlingen de mogelijkheid om de eindcijfers van het schoolexamen te verbeteren. Elk jaar zijn er verschillen in de manier waarop scholen omgaan met de schoolexamens, dus daar kijken wij niet anders tegenaan dan in andere jaren. De beslissing dat het centraal examen dit schooljaar niet doorgaat hebben wij niet lichtvaardig genomen, aangezien het centraal examen bijdraagt aan de objectieve waarde van het diploma. Door het wegvallen van het centraal examen is het helaas niet mogelijk om rekening te houden met verschillen tussen scholen als leerlingen hoger scoren op het schoolexamen dan het centraal examen. Overigens komt een groot verschil tussen SE-CE de afgelopen jaren nog maar zelden voor. Zie verder ook de antwoorden die we hebben gegeven op eerdere vragen hierover van de CDA-fractie en de ChristenUnie-fractie.

De leden van 50PLUS-fractie vragen of leerlingen genoeg kansen krijgen om hun cijfers op te halen? Ja, leerlingen krijgen genoeg kansen via de herkansingmogelijkheden opgenomen in het PTA en via resultaatverbeteringstoetsen. Vanwege de uitzonderlijke situatie en het feit dat sommige leerlingen hadden gerekend op het centrale examen om hun cijfers op te halen, is het mogelijk om voor twee vakken een resultaatverbeteringstoets te maken. Dit is een verruiming ten opzichte van de reguliere situatie, waarbij leerlingen in het tweede tijdvak voor één vak het centraal examen mogen herkansen.

Verder vragen deze leden hoe fraude voorkomen gaat worden en hoe de kwaliteit van het diploma gewaarborgd gaat worden? Voor het antwoord op het eerste deel van deze vraag verwijzen we naar het antwoord op de vraag van de CDA-fractie over of alle schoolexamens geschikt zijn voor digitale afname vanwege fraudegevoeligheid. Voor wat betreft de kwaliteit van het diploma geldt dat leerlingen wel nagenoeg het volledige onderwijsprogramma hebben gehad gedurende hun schoolcarrière en dat ook een groot deel van de schoolexamens al waren afgerond op het moment dat het kabinet de huidige maatregelen afkondigde, alhoewel dit kan verschillend per school. Daarbij hebben wij er vertrouwen in dat scholen hun best doen om de schoolexaminering af te ronden zodat zij op basis van een representatief beeld van de leerling een besluit kunnen nemen over het diploma, op basis van de dit jaar geldende slaag-zakregeling.

De leden van de 50PLUS-fractie vragen hoeveel studenten vertraging zullen oplopen doordat zij door sluiting van het leerbedrijf de leerdoelen en praktijkopdrachten niet meer af kunnen ronden. Dit is op dit moment niet bekend en zal ook afhankelijk zijn van de duur van de Coronacrisis.

Deze leden vragen ook wat voor problemen studievertraging oplevert bij studenten. In het servicedocument mbo Coronavirus COVID-19 is beschreven hoe zo veel mogelijk kan worden voorkomen dat studenten studievertraging oplopen. Wanneer toch studievertraging ontstaat, kan dit zonder extra maatregelen bijvoorbeeld gevolgen hebben voor het instromen in een vervolgopleiding. In het meest recente servicedocument staat beschreven hoe dit wordt voorkomen. In het antwoord aan de leden van het CDA op een soortgelijke vraag wordt een toelichting gegeven op het servicedocument mbo-aanpak Coronavirus COVID-19.

Verder vragen deze leden of studenten die studievertraging oplopen gecompenseerd worden. In het servicedocument mbo-aanpak Coronavirus COVID-19 is beschreven hoe met financiële effecten wordt omgegaan.

De leden van de 50PLUS-fractie vragen tevens wat voor alternatieven er mogelijk zijn voor studenten die niet meer bij hun leerbedrijf terecht kunnen voor hun stage. Het gaat dan om het voortzetten van de beroepspraktijkvorming bij een ander leerbedrijf. Voor studenten die al een groot deel van hun stage hebben afgerond, biedt het servicedocument mbo-aanpak Coronavirus COVID-19 enkele handvatten.

Tot slot vragen de leden van de fractie van 50PLUS of er gegevens bekend zijn over het afstandsonderwijs en of alle scholen hier op dit moment mee bezig zijn. Uit een peiling van de Algemene Vereniging Schoolleiders onder 752 schoolleiders bleek dat vrijwel alle scholen reeds in de eerste week na de sluiting van de scholen een vorm van afstandsonderwijs hebben georganiseerd. Nu de sluiting van de scholen voortduurt, is het zaak om afstandsonderwijs ook duurzaam in te richten, zodat leerlingen ook nieuwe lesstof aangeboden kunnen krijgen. Scholen kunnen daarbij op verschillende wijzen ondersteund worden, en het centrale punt voor ondersteuning is www.lesopafstand.nl.

Antwoord op de inbreng van de leden van de SGP-fractie

De leden van de SGP-fractie vragen over de mogelijkheid van bezwaar, beroep en geschil ten aanzien van het schooladvies. Het schooladvies is gebaseerd op de ontwikkeling van het kind over de afgelopen jaren. Het advies van leraren is normaal gesproken al leidend en zal nu ook bepalen op welk niveau een kind start op de middelbare school. Omdat er geen eindtoets wordt gemaakt, kan het schooladvies niet worden heroverwogen. Leerlingen hebben de afgelopen weken al het schooladvies ontvangen. Dit advies wordt nu het definitieve advies voor de middelbare school. Ouders die een beoordeling wensen over de procedurele totstandkoming van het schooladvies kunnen zich wenden tot de Landelijke Klachtencommissie Onderwijs. Er wordt op dit moment, in overleg met de PO-Raad, VO-raad en Ouders & Onderwijs, gewerkt aan de nadere invulling van de verantwoordelijkheid die po- en vo-scholen hebben voor het verzorgen van een zo soepel mogelijke overgang. Op 16 april heeft de Minister van Basis en Voortgezet Onderwijs en Media de scholen hierover door middel van een brief geïnformeerd.36

De leden van de SGP-fractie vragen of alle eindexamenleerlingen alle schoolexamens moeten afronden, ook als op basis van de resultaten reeds duidelijk is dat de leerling het eindexamen zal halen. Zoals wij in onze brief van 24 maart over dit onderwerp hebben aangegeven, is de inzet dat scholen zoveel als mogelijk het schoolexamen conform het PTA afronden.37 Dit geldt voor alle schoolexamens van alle eindexamenleerlingen. In gevallen waarin het niet mogelijk is om schoolexamens af te nemen (op afstand of op school) is daar begrip voor. Scholen kunnen dan het PTA aanpassen, mits de verplichte eindtermen van het schoolexamen gedekt worden.

De leden van de SGP-fractie vragen hoe scholen hun capaciteit optimaal inzetten? Het is aan de scholen zelf hoe zij hun capaciteit het beste kunnen inzetten, aangezien zij hier het beste zicht op hebben en dit kan verschillen per school.

Deze leden van de SGP-fractie vragen hoe de mededeling dat er een uniforme slaag-zakregeling komt te verenigen is met de boodschap dat scholen op basis van het schoolexamen zelf kunnen bepalen of leerlingen geslaagd zijn. Het SE-cijfer van de examenkandidaten wordt vastgesteld conform het PTA van de school.

Dit levert per examenkandidaat een set eindcijfers voor het examen op. Of een leerling met deze cijfers geslaagd is, is vastgelegd in de geldende slaag-zakregeling.

Voornoemde leden van de SGP-fractie vragen waarom er niet in lijn met de beslissing inzake de eindtoets wordt gekozen voor een doorslaggevend schooladvies op basis van de schoolexamens? Het schooladvies in het basisonderwijs is al leidend voor de plaatsing van een leerling in het vo. De rol van de eindtoets is anders dan de rol van het eindexamen waarbij de diplomering aan regels is gebonden. Het belangrijke verschil tussen de overgang van de basisschool naar het vo en de afsluiting van het vo is het civiel effect van het vo diploma. Dat betekent dat aan de uniformiteit van het oordeel meer eisen mogen worden gesteld.

Deze leden van de SGP-fractie vragen in hoeverre de kernvakkenregeling vertaling krijgt in de regeling voor het bepalen van resultaten op basis van het schoolexamen. Er wordt geen centraal examen afgenomen dit schooljaar. De overige voorwaarden waaraan moet worden voldaan om te slagen voor een diploma of een deelcertificaat blijven gelden, met uitzondering van de bepalingen over de rekentoets. De kernvakkenregeling blijft dus van kracht.

Eveneens vragen de leden van de SGP-fractie wanneer scholen duidelijkheid krijgen over de slaag-zakregeling. Op 8 april is nadere informatie verstrekt over de slaag-zakregeling. De slaag-zakregeling wordt zo snel mogelijk, maar uiterlijk 1 mei gepubliceerd.

De leden van de SGP-fractie vragen ook of de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media de mening deelt dat de investering in devices door scholen niet ten koste mag gaan van andere onderwijsactiviteiten, en dat voor alle scholen ruimhartige ondersteuning nodig is. De investering van € 2,5 miljoen en de diensten van SIVON voor aanschaf en verspreiding van devices, zijn aanvullend op acties die op lokaal niveau al worden ondernomen om alle leerlingen toegang te geven tot onderwijs op afstand, zoals toegelicht in antwoord op onder meer vragen van de CDA-fractie en de D66-fractie. De daarbij geformuleerde criteria hebben tot doel om de additionaliteit daarin te waarborgen, zodat zoveel mogelijk leerlingen die dat nodig hebben over een device kunnen beschikken en toegang krijgen tot onderwijs op afstand.


X Noot
1

vo: Voortgezet onderwijs.

X Noot
2

mbo: Middelbaar beroepsonderwijs.

X Noot
3

bao: basisonderwijs.

X Noot
4

RIVM: Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu.

X Noot
5

NTRO: Nederlandse Raad voor Training en Opleiding.

X Noot
6

JOB: Jongeren Organisatie Beroepsonderwijs.

X Noot
7

SBB: Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs Bedrijfsleven.

X Noot
8

WHO: Wereldgezondheidsorganisatie.

X Noot
9

BOL: Beroeps Opleidende Leerweg.

X Noot
10

BBL: Beroeps Begeleidende Leerweg.

X Noot
11

MR: Medezeggenschapsraad.

X Noot
12

Vso: Voortgezet Speciaal Onderwijs.

X Noot
13

DUO: Dienst Uitvoering Onderwijs.

X Noot
14

Pabo: Pedagogische academie voor het basisonderwijs.

X Noot
15

SLO: Stichting Leerplan Ontwikkeling.

X Noot
16

Onderwijs in cijfers, «Schooladvies en heroverweging schooladvies», https://www.onderwijsincijfers.nl/kengetallen/po/leerlingen-po/prestaties-schooladvies.

X Noot
17

Vavo: Voortgezet algemeen volwassenenonderwijs.

X Noot
19

Bijlage bij Kamerstukken 31 289 en 25 295, nr. 417.

X Noot
21

Kamerstukken 31 289 en 25 295, nr. 416.

X Noot
22

Kamerstukken 31 289 en 25 295 , nr. 416.

X Noot
24

Kamerstukken 31 289 en 25 295, nr. 416.

X Noot
25

Kamerstukken 31 524 en 25 295, nr. 462.

X Noot
26

Kamerstukken 31 524 en 25 295, nr. 463.

X Noot
30

Kamerstukken 31 293 en 25 295, nr. 514.

X Noot
31

Kamerstukken 31 524 en 25 295, nr. 463.

X Noot
32

Kamerstukken 31 293 en 25 295, nr. 514.

X Noot
34

Kamerstukken 31 289 en 25 295, nr. 416.

X Noot
35

Kamerstuk 25 295, nr. 200.

X Noot
37

Kamerstukken 31 289 en 25 295, nr. 416.

Naar boven