31 289 Voortgezet Onderwijs

Nr. 175 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 oktober 2013

Werkende ouders hebben er veel baat bij dat de schooltijden van hun kinderen goed worden afgestemd op hun werktijden. Zo was een belangrijke conclusie van het SER-advies «Tijden van de samenleving» dat publieke functies meer rekening moeten houden met de tijden waarop mensen aan het werk zijn, omdat zij steeds meer moeite hebben hun baan te combineren met hun taken in de privésfeer.1 Ik vind het daarom belangrijk dat zoveel mogelijk scholen en kinderopvang-organisaties een in tijd en inhoud sluitend dagarrangement gaan bieden.

Het experiment flexibilisering onderwijstijd is een van de experimenten van de Ministeries van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid die bijdragen aan deze ontwikkeling.2 Twaalf basisscholen participeren in een experiment met onderwijs in de zomervakantie en flexibele onderwijstijden. School en opvang werken samen aan organisatorische en pedagogische verbinding en komen tegemoet aan de vraag uit de samenleving om meer flexibiliteit. Uit de vorige monitorrapportage (Kamerstuk 31 289, nr.135) bleek dat dit experiment zijn doel dient: ouders zijn zeer tevreden en kunnen werk en gezinsleven beter organiseren.

Ook binnen de ruimte die de huidige regelgeving biedt zijn veel scholen vernieuwend bezig ten aanzien van de onderwijstijd. Het 5-gelijkedagenmodel (5 gelijke schooldagen en een korte middagpauze) wordt in het advies «Tijden van de samenleving» genoemd als een belangrijke stimulans voor de arbeidsparticipatie en het meest kansrijke onderwijstijdenmodel om in te spelen op de ontwikkelingen in de samenleving. Daarom is tegelijk met het experiment flexibilisering onderwijstijd een monitor gestart die in kaart brengt wat de gevolgen van het 5-gelijkedagenmodel zijn.

In zowel de monitor bij het experiment als de monitor van het 5-gelijkedagenmodel wordt gekeken naar de effecten op het onderwijs, de deelname aan de kinderopvang, de arbeidsparticipatie en de tevredenheid van de betrokkenen. Zoals toegezegd (Kamerstuk 31 289, nr. 99) ontvangt u hierbij de tweede monitorrapportage van het experiment flexibilisering onderwijstijd en de tweede monitorrapportage van het 5-gelijkedagenmodel3. Hieronder zal ik deze bespreken.

1) Experiment flexibilisering onderwijstijd

Op 1 augustus 2011 zijn zeven scholen gestart met het experiment. Per 1 augustus 2012 zijn daar vijf scholen bijgekomen. Binnen het experiment mogen scholen afwijken van twee wettelijke regels: de verplichte centrale zomervakantie en de schoolweek van minimaal 5 dagen. Dit experiment duurt tot 1 augustus 2014. Voor meer informatie over het experiment verwijs ik naar de brief waarin ik dit experiment aankondigde (Kamerstuk 31 289, nr. 99), de bijbehorende beleidsregel (Staatscourant 2011, 8589) en de vorige monitorrapportage.

Randvoorwaarden voor het onderwijs zijn in orde

De Inspectie van het Onderwijs (hierna: inspectie) heeft alle scholen bezocht en constateert op basis van de gesprekken en de onderzoeken die er tot nu toe zijn gedaan geen tekortkomingen wat betreft bijvoorbeeld de schoolgids, het schoolplan, instemming van de medezeggenschapsraad en de ouderbijdrage.

Gezien de ontwikkelingsfase waarin de scholen zich bevinden kan de inspectie nog geen uitspraken doen over de effecten van het experiment op de kwaliteit van het onderwijs. In het laatste experimenteerjaar zal de inspectie alle scholen nogmaals bezoeken om een oordeel te vellen over de onderwijskwaliteit op de scholen. Hierbij zal de inspectie met name letten op factoren die (kunnen) samenhangen met de flexibele onderwijstijden.

De flexibele onderwijstijden vragen om goede afspraken over en een uitgebreide registratie van de aanwezigheid van leerlingen. Dit lukt de scholen: de inspectie constateert op basis van deze afspraken dat alle scholen instaan voor ten minste 940 uur onderwijstijd per leerling per jaar. Sterker, er zijn aanwijzingen dat er eerder sprake is van meer onderwijstijd dan verplicht is. In de slotrapportage van het experiment zal ik hier verder op ingaan.

Scholen vernieuwen en innoveren

In de vorige rapportage werd al het beeld geschetst van scholen waartussen grote verschillen zijn. Dat beeld is gebleven: de twaalf scholen zijn elk op hun eigen manier vernieuwend bezig. Ze innoveren met de integratie van onderwijs en opvang, met individuele leerlijnen en uiteraard met de onderwijstijd. Deze nieuwe monitorrapportage geeft meer inzicht in hoe de scholen dit doen en welke keuzes ze maken om dit te kunnen doen.

De onderwijstijden worden op verschillende manieren geflexibiliseerd: door het jaar, in de week en op de dag. De mate waarin dit gebeurt hangt af van de vraag van ouders, de keuzes van de school en de praktische haalbaarheid. Het aantal weken dat de scholen onderwijs aanbieden varieert van 42 tot 52 weken per jaar. Verder kiezen sommige scholen voor het aanbieden van een 4-daagse schoolweek of flexibele begin- en eindtijden.

Het aanbieden van flexibele onderwijstijden vraagt in organisatorisch en financieel opzicht wat extra’s van de scholen. Het kost simpelweg geld om langer open te zijn – personeel en huisvesting moeten worden betaald – en het vraagt een flexibele instelling van het betrokken personeel. Ik wil het laatste jaar van het experiment benutten om meer inzicht te krijgen in de manier waarop scholen dit regelen en bekostigen. Als het experiment leidt tot aanpassing van de regelgeving is dit belangrijke kennis voor andere scholen die met flexibele onderwijstijden willen gaan werken.

Onderwijs sluit aan op de behoeften van leerlingen

De flexibele onderwijstijden hangen ook samen met het soort onderwijs op de scholen. Doordat leerlingen niet altijd allemaal tegelijk aanwezig zijn, heeft elke leerling zijn of haar eigen ontwikkelingspad. Op de scholen staan individuele leerlijnen centraal. Docenten moeten op een andere manier kunnen en willen werken dan in een meer klassikaal onderwijsmodel. Andersom geven flexibele onderwijstijden ook de ruimte die nodig is voor deze individuele benadering van onderwijs. Hierdoor kunnen leerlingen op hun eigen tijden, naar hun eigen behoeften en in hun eigen ritme werken.

Ouders en leraren zijn tevreden

Voor 70% van de ouders was de flexibele onderwijstijd van belang bij de keuze voor één van de scholen uit het experiment. Een zelfde percentage geeft aan dat flexibele onderwijstijden een positief effect hebben op de mogelijkheden om hun werk en gezinsleven beter te organiseren. Zo kunnen zij onregelmatige werktijden, of werk in de zomerperiode, combineren met het onderwijs en de opvang van hun kinderen en kunnen ze de vrije periodes juist samen doorbrengen. De scholen in het experiment laten in dit tweede experimenteerjaar opnieuw zien dat zij inspelen op deze maatschappelijke behoefte.

Ook het personeel is overwegend positief. Zij vinden dat vooral ouders voordelen hebben van flexibele tijden, maar een meerderheid ziet ook zeker de voordelen voor zichzelf en leerlingen. Een kwart geeft zelfs aan niet meer op een school met reguliere onderwijstijden te willen werken.

Er is ook met een aantal leerlingen gesproken, ook zij zijn positief. Met name de aandacht in de periodes dat er minder kinderen zijn ervaren zij als prettig.

Scholen en kinderopvang zijn aantrekkelijk voor werkende ouders

De scholen met flexibele onderwijstijden blijken aantrekkelijk voor tweeverdieners die allebei meer dan 30 uur per week werken en eenoudergezinnen met werk. De samenwerking tussen onderwijs en opvang speelt hierin een belangrijke rol. Het flexibele dagarrangement dat de scholen en opvangorganisaties kunnen bieden is aantrekkelijk doordat ouders werk en zorg beter kunnen combineren. Dat blijkt wel uit het feit dat het aantal leerlingen op de scholen toeneemt en de vraag naar kinderopvang stabiel is, tegen de landelijke trends in van dalende leerlingaantallen en een teruglopende vraag naar buitenschoolse opvang.

2) Monitor 5-gelijkedagenmodel

De monitor van het 5-gelijkedagenmodel geeft inzicht in de praktijk van het model en schetst zowel voor- als nadelen. Veruit de meeste ouders zijn tevreden over het model. Leraren geven enerzijds aan dat zij de extra tijd na schooltijd goed kunnen benutten, anderzijds ervaren ze gedurende de dag een hogere werkdruk en zijn ze ontevreden over hun pauze. Als belangrijk voordeel voor het onderwijs zien zij dat door het verkorten van de pauze de pedagogische lijn tussen de onderwijsblokken beter doorloopt. Een aantal directeuren geeft aan door het model problemen te ondervinden met de bekostiging van personeel, overblijf of buitenspeelmateriaal.

De meeste scholen eindigen de schooldag rond twee uur ’s middags, wat eerder is dan gebruikelijk. Dit laat meer uren vrij voor de buitenschoolse opvang (bso) in de middag. Uit de monitor blijkt echter niet dat het bso-gebruik stijgt. Andersom lijkt het model ook geen invloed te hebben op het bso-gebruik op de woensdag en de vrijdag, de dagen waarop de schooldag juist later eindigt dan bij het reguliere onderwijstijdenmodel.

De effecten van het 5-gelijkedagenmodel op de arbeidsparticipatie zijn niet eenduidig. Er zijn ouders die meer zijn gaan werken en ouders die minder zijn gaan werken. In beide groepen zijn er ongeveer evenveel ouders die aangeven dat het 5-gelijkedagenmodel hierin een rol heeft gespeeld als ouders die aangeven dat het geen rol heeft gespeeld. Ouders met een hogere arbeidsparticipatie in het gezin zijn wel meer tevreden met het model dan ouders met een lagere arbeidsparticipatie.

Tot slot

Op 1 augustus 2014 zal het experiment flexibilisering onderwijstijd eindigen. Uw Kamer zal dan worden geïnformeerd over de slotrapportage van het experiment. Op basis van de slotrapportage zal ik besluiten of ik kom met een voorstel om de regels rondom de onderwijstijd aan te passen. Tegelijkertijd zult u de slotrapportage van de monitor van het 5-gelijkedagenmodel ontvangen.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker


X Noot
1

Advies nr. 2011/06: 15 april 2011.

X Noot
2

Andere experimenten in dit kader zijn de Pilot Gemeentebrede Dagarrangementen (Kamerstuk 29 544 nr.355), het Experiment Integraal Dagarrangement (Kamerstuk 31 322, nr.188) en de Pilot Startgroepen voor Peuters (Staatscourant 2011, 10375).

X Noot
3

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

Naar boven