31 289 Voortgezet Onderwijs

Nr. 99 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 april 2011

Inleiding

Een effectief gebruik van onderwijstijd en voldoende onderwijstijd zijn bepalende factoren voor de kwaliteit van onderwijs. Door het stimuleren van opbrengstgericht werken wordt gestimuleerd dat de onderwijstijd zo effectief mogelijk wordt gebruikt. Door voor- en vroegschoolse educatie, schakelklassen en zomerscholen krijgen kinderen die dat nodig hebben extra onderwijstijd. Op deze punten kom ik terug in het actieplan Basis voor Presteren. Deze brief gaat over een derde aspect van onderwijstijd: de ruimte die scholen hebben de onderwijstijd naar eigen inzicht in te richten. Ik wil onderzoeken of die ruimte kan worden vergroot. In deze brief staat hoe dit onderzoek is ingericht.

Met het onderzoek wordt uitvoering gegeven aan de motie Kraneveldt-van der Veen c.s. (Kamerstukken 2009–2010, 32 123 VIII, nr. 83) en aan de toezegging tijdens de recente begrotingsbehandeling om experimenteerruimte te bieden op het terrein van de onderwijstijd. De eerdere toezegging over de school van de toekomst (Kamerstukken 2010–2011, 31 322, nr. 115) zal worden betrokken bij de beleidsreactie op een aanstaand SER–rapport over «Tijden in de Samenleving».

Het onderzoek bestaat uit drie onderdelen die ik hieronder behandel:

  • Experiment flexibilisering onderwijstijd.

  • Enquête onder scholen naar flexibilisering onderwijstijd.

  • Monitor 5-gelijkedagenmodel.

Wettelijke regels voor onderwijstijd

De Wet op het primair onderwijs kent een beperkt aantal regels voor onderwijstijd:

  • a. Er geldt een minimale onderwijstijd van 7520 uur per leerling in 8 jaar. Met een minimum van 3520 in de onderbouw en 3760 in de bovenbouw. De resterende 240 uur kunnen scholen naar eigen inzicht inroosteren.

  • b. De zomervakantie wordt centraal vastgesteld. Voor de overige vakanties gelden adviesdata.

  • c. De schoolweek heeft in de laatste zes schooljaren minimaal 5 dagen. Het is in de laatste zes schooljaren toegestaan om 7 keer per jaar een 4 daagse schoolweek te hebben. Deze 4 daagse schoolweken moeten evenwichtig over het schooljaar zijn verdeeld.

  • d. Er moet sprake zijn van een evenwichtige verdeling van onderwijstijd over de dag.

Experiment flexibilisering onderwijstijd

Tijdens de recente begrotingsbehandeling heb ik op verzoek van de Kamer toegezegd De School in Zandvoort experimenteerruimte te bieden op het terrein van onderwijstijd. De reden dat De School experimenteerruimte wil heeft te maken met het concept van De School. Als onderdeel van een gecombineerd aanbod van onderwijs en kinderopvang is De School 50 weken per jaar open. Onder de huidige regelgeving mag het onderwijs tijdens de verplichte zomervakantie niet meetellen voor de minimale onderwijstijd.

In het kader van het experiment wordt aan maximaal 10 scholen die een soortgelijk concept hanteren de ruimte geboden om af te wijken van de volgende regels:

  • De verplichte centrale zomervakantie. Het gevolg hiervan is dat onderwijstijd in de zomervakantie mee mag tellen voor de minimale onderwijstijd. Van de minimale onderwijstijd mag vanzelfsprekend niet worden afgeweken.

  • De verplichting van een schoolweek van minimaal 5 dagen, met een maximum van 7 schoolweken van 4 dagen. Als dezelfde onderwijstijd in meer schoolweken wordt gegeven is deze eis niet haalbaar. De eis van evenwichtige spreiding over de dag en het jaar blijft overeind.

In de monitor bij het experiment wordt zowel gekeken naar de effecten op het onderwijs als naar de effecten op de kinderopvang. In de eerste plaats gaat het om de effecten op de prestaties van de leerlingen en de kwaliteit van het onderwijsproces. Deze mogen niet lijden onder de flexibilisering. Voor wat betreft de kinderopvang wordt de deelname aan de kinderopvang en het effect op de arbeidsparticipatie in beeld gebracht. Daarnaast wordt voor beide sectoren bekeken wat de effecten zijn op de tevredenheid van de ouders, de kinderen en het personeel.

Het experiment gaat van start met ingang van schooljaar 2011–2012 en duurt 3 jaar. Na afloop van ieder schooljaar volgt een tussenrapportage, en aan het eind van het experiment een slotrapportage.

Enquête onder scholen naar flexibilisering onderwijstijd

Indien het experiment zou uitmonden in een voorstel de regels voor onderwijstijd aan te passen, gelden de nieuwe regels niet alleen voor de scholen die deelnemen aan het experiment maar voor alle scholen. Via een enquête wordt onderzocht wat voor wijzigingen de niet-deelnemende scholen zouden willen doorvoeren als de regels zouden worden aangepast. Samen met de uitkomsten van het experiment biedt dit de basis voor een afgewogen besluit over een mogelijk generieke aanpassing van de regelgeving op het gebied van onderwijstijd.

Monitor 5-gelijkedagenmodel

Ook onder de huidige regelgeving zijn veel scholen vernieuwend bezig ten aanzien van de onderwijstijd. Een model dat bij veel scholen wordt ingevoerd is het 5-gelijkedagenmodel. Het 5-gelijkedagenmodel kent 5 gelijke schooldagen met een korte middagpauze. Omdat dit een belangrijke ontwikkeling is in de sector wordt via een monitor in kaart gebracht wat de gevolgen zijn van dit model. Een experiment is niet nodig omdat dit model al mogelijk is onder de huidige regelgeving.

In de monitor 5-gelijkedagenmodel wordt eveneens naar de effecten op zowel onderwijs als kinderopvang gekeken. Het is ook hier in de eerste plaats van belang de effecten op de prestaties van de leerlingen en de kwaliteit van het onderwijsproces scherp te krijgen. De andere vragen die in de monitor aan de orde komen zijn de deelname aan de kinderopvang, het effect op de arbeidsparticipatie en de tevredenheid van de ouders, de kinderen en het personeel in zowel onderwijs als kinderopvang.

De monitor 5-gelijkedagenmodel start met ingang van schooljaar 2011–2012 en loopt 3 jaar. De monitor voorziet in tussenrapportages na afloop van ieder schooljaar en in een eindrapportage aan het einde van de 3 jaar.

Tot slot

De Kamer zal worden geïnformeerd over de jaarlijkse rapportages van het experiment flexibilisering onderwijstijd, de uitkomsten van de enquête en de jaarlijkse rapportages van de monitor 5-gelijkedagenmodel.

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

J. M. van Bijsterveldt-Vliegenthart

Naar boven