31 288 Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid

Nr. 582 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 21 maart 2017

In 2012, kort voor de start van het huidige kabinet, sloot toenmalig Staatssecretaris Zijlstra prestatieafspraken met de hogescholen en universiteiten (Kamerstuk 31 288, nr. 261). Het systeem van prestatieafspraken en daaraan gekoppelde prestatiebekostiging was vormgegeven als een experiment en zo heb ik het ook altijd gezien: als een experiment waarvan we konden leren.

Ik zag de prestatieafspraken nadrukkelijk als middel om het gesprek over onderwijskwaliteit te bevorderen. Daarom heb ik de onafhankelijke Evaluatiecommissie prestatiebekostiging hoger onderwijs onder voorzitterschap van commissaris van de Koning Van de Donk een brede opdracht meegegeven, breder dan uit het experimentbesluit voortvloeide. De commissie heeft niet alleen het experiment op zijn effectiviteit en doelmatigheid beoordeeld, maar heeft zich ook gebogen over de vraag in hoeverre het experiment de kwaliteitscultuur in het hoger onderwijs heeft bevorderd. Want juist ook op dat punt wilde ik van het experiment kunnen leren. In het mbo heb ik bewust voor kwaliteitsafspraken gekozen, voor een systeem waarin we extra middelen hebben gekoppeld aan meer kwalitatieve plannen die door een onafhankelijke commissie beoordeeld worden.

Naast de evaluatiecommissie heeft ook de Reviewcommissie Hoger Onderwijs en Onderzoek een (zelf)evaluatie uitgevoerd en daaruit bruikbare lessen getrokken voor de toekomst. Het rapport van de reviewcommissie heb ik eerder al aan de evaluatiecommissie ter beschikking gesteld en heeft daarvoor als input gediend.

Met deze brief bied ik u, mede namens de Minister en Staatssecretaris van Economische Zaken, beide rapporten aan1. Met deze rapporten en het rapport2 dat de Commissie prestatieafspraken hbo voor de Vereniging Hogescholen maakte, kunnen we nu de balans opmaken van het experiment met de prestatieafspraken en vooruitkijken naar de vormgeving van de kwaliteitsafspraken in het hoger onderwijs.

Zoals ook aangegeven in de Strategische Agenda Hoger Onderwijs en Onderzoek is in het akkoord over het studievoorschot afgesproken dat in ieder geval de middelen die daardoor vrijkomen gekoppeld worden aan kwaliteitsafspraken (Kamerstuk 31 288, nr. 481). Daarbij wil ik benadrukken dat die middelen bestemd zijn voor de verbetering van de onderwijskwaliteit. Ik zie geen reden daarvan af te wijken. De hogescholen, universiteiten en de studenten hebben de afspraak over de bestemming van de studievoorschot-middelen voor onderwijskwaliteit met elkaar ook nog bevestigd in hun Gemeenschappelijke Agenda die ik op 19 december jl. aan uw Kamer heb aangeboden (Kamerstuk 31 288, nr. 567).

De evaluatiecommissie vraagt aandacht voor de relatie tussen onderwijs, onderzoek en profilering. Hierbij is de vraag hoe de uitwerking van de Strategische Agenda, de Nationale Wetenschapsagenda en onder andere de kennis- en innovatieagenda’s van de topsectoren ook op instellingsniveau goed op elkaar aan kunnen sluiten.

De evaluatiecommissie concludeert dat het instrument van de prestatiebekostiging effect heeft gehad op het formuleren van een eigen instellingsprofiel en een stevige impuls heeft gegeven aan het gesprek over – met name – onderwijskwaliteit en studiesucces. Tegelijk ziet de commissie dat dit gesprek niet voldoende impact heeft gehad op de richting en inrichting van het stelsel, vooral in de mate waarin het stelsel in staat is om flexibel en wendbaar in te spelen op belangrijke maatschappelijke en economische opgaven.

In het licht van deze opgave doet de evaluatiecommissie een aantal waardevolle aanbevelingen voor de inrichting van toekomstige kwaliteitsafspraken. Deze zien onder andere op het versterken van een gezamenlijk gedragen visie, meer synergie in de werkzaamheden van de toezichthouders en een steviger horizontale verantwoording. Daarbij wordt de horizontale verantwoording verbonden met een vorm van verticale sturing, verantwoording en bekostiging die de horizontale lijn ondersteunt. In al deze aanbevelingen van de evaluatiecommissie vormt dialoog het sleutelbegrip.

De evaluatie van het experiment geeft een goede basis om het gesprek aan te gaan over de toekomst van het hoger onderwijs en onderzoek en de rol van kwaliteitsafspraken en bekostiging daarbij; met instellingen, docenten, studenten, werkgevers en andere bij het hoger onderwijs betrokken partijen. Ik zal de komende periode gebruiken om de vormgeving van de kwaliteitsafspraken voor te bereiden. Besluitvorming daarover zal ik aan een nieuw kabinet overlaten.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
2

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven