31 288 Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid

Nr. 181 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Ontvangen ter Griffie van de Tweede Kamer op 26 mei 2011.

De voordracht voor de vast te stellen algemene maatregel van bestuur kan niet eerder worden gedaan dan op 24 juni 2011.

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 26 mei 2011

Ter voldoening aan artikel 5a.11, vierde lid en artikel 5a.13d, zesde lid, respectievelijk artikel 5a.2a, derde lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW), bied ik u, mede namens de minister van Economische zaken, Landbouw en Innovatie, hierbij aan:

  • 1. het ontwerpbesluit houdende vaststelling van een algemene maatregel van bestuur ter uitvoering van het bepaalde in artikel 5a.11, vierde lid, artikel 5a.12a, eerste lid, en artikel 5a.13d, zesde lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (Accreditatiebesluit WHW)1, en

  • 2. het ontwerp van een wijziging van de hoofdstukken 9 en 10 van het accreditatiekader, zoals dat aan mij is voorgelegd door de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO).1)

Op grond van de aangehaalde bepalingen geschiedt de voordracht van het ontwerpbesluit aan de Koningin ter verkrijging van het advies van de Raad van State over het ontwerpbesluit niet eerder dan nadat het ontwerpbesluit aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal is overgelegd. Wat betreft de wijziging van het accreditatiekader schrijft artikel 5a.2a, derde lid, van de WHW voor, dat ik mijn goedkeuring aan de wijziging kan verlenen pas nadat vier weken zijn verstreken sinds ik mijn voornemen daartoe aan de beide Kamers der Staten-Generaal heb voorgelegd. Ik ben voornemens om de wijziging goed te keuren.

Achtergrond

Per 1 januari 2011 is de WHW gewijzigd in verband met aanpassing van het accreditatiestelsel (Stb. 2010, 293). Het Accreditatiebesluit WHW bevat voorschriften betreffende de voorwaarden die, op grond van de WHW, aan een toets nieuwe opleiding, een instellingstoets kwaliteitszorg en een herstelperiode bij een aanvraag voor accreditatie gesteld kunnen worden, indien bepaalde kwaliteitsaspecten onvoldoende zijn, maar binnen afzienbare termijn verbeterd kunnen worden. De bestaande accreditatie c.q. toets nieuwe opleiding wordt gedurende de herstelperiode verlengd.

Bij brief van 13 oktober 2010 van de toenmalig staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Marja van Bijsterveldt-Vliegenthart (TK 2010–11, 31 288, nr. 119) is al een ontwerp-Accreditatiebesluit WHW aan uw Kamer overgelegd. Het was de bedoeling om, in lijn met de inwerkingtreding van de Wet, dit besluit in werking te laten treden op 1 januari 2011. Ook het accreditatiekader van de NVAO is in oktober 2010 voorgelegd aan beide Kamers van de Staten-Generaal (TK2010–11, 31 288, nr. 121). Ik heb het accreditatiekader goedgekeurd bij brief van 17 december 2010, kenmerk 257 709, waarna het is gepubliceerd in de Staatscourant (Stcrt. 2010, nr. 21523).

Wijziging ontwerpbesluit en accreditatiekader NVAO

Nadat ik het advies van de Raad van State had ontvangen, heb ik besloten om de mogelijkheden voor toekenning van een herstelperiode te verruimen omdat hiermee het hoger onderwijs meer geprikkeld wordt zich te verbeteren. De leden van de commissie van deskundigen, die oordelen over de kwaliteitsaspecten van de opleiding, zullen naar verwachting eerder geneigd zijn kritiek te uiten wanneer de kritiekpunten kunnen worden hersteld dan wanneer accreditatie aan de opleiding moet worden onthouden of ingetrokken. Een herstelperiode is in het nieuwe Accreditatiebesluit WHW daarom ook toegestaan indien een opleiding onvoldoende scoort op het kwaliteitsaspect «het gerealiseerde eindniveau, gelet op hetgeen internationaal gewenst en gangbaar is, alsmede de deugdelijkheid van beoordeling, toetsing en examinering van de studenten» (artikel 5a.8, tweede lid, onderdeel c, van de WHW). In het oorspronkelijke besluit was die herstelmogelijkheid niet opgenomen. Naar aanleiding van het advies van de Raad van State is het besluit daarnaast redactioneel en qua normstelling aangepast.

De verruiming van de herstelmogelijkheid was voor de NVAO aanleiding om hoofdstuk 9 en hoofdstuk 10 van het accreditatiekader aan te passen. Opgenomen is dat bij een onvoldoende op het gerealiseerde eindniveau verlenging van accreditatie mogelijk is met uiterlijk een jaar. De NVAO heeft dus de aan haar in de WHW toegekende bevoegdheid om een herstelperiode van maximaal twee jaar toe te kennen ingeperkt tot één jaar. Meer hersteltijd op dit belangrijke kwaliteitsonderdeel wordt niet rechtvaardig bevonden. Het kabinet deelt dit oordeel. Tevens zijn in het accreditatiekader de voorwaarden opgenomen voor instemming door de NVAO met de samenstelling van de commissie van deskundigen, die zich buigt over het herstel.

Om bovengenoemde reden worden het ontwerp van het Accreditatiebesluit WHW en de voorgestelde aanpassing van het accreditatiekader gezamenlijk aangeboden. Ik wijs u erop dat uw Kamer, separaat van deze voorhangbrief, op 20 mei jongstleden van mij de beleidsreactie heeft ontvangen op de rapporten van de inspectie over alternatieve afstudeertrajecten, die ik u op 28 april jongstleden heb toegestuurd (TK 2010–11, 31 288, nr. 163).

Een brief over deze onderwerpen heb ik heden ook gezonden aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal.

De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

H. Zijstra


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede KamerOntvangen ter Griffie van de Tweede Kamer op 26 mei 2011.De voordracht voor de vast te stellen algemene maatregelvan bestuur kan niet eerder worden gedaan dan op24 juni 2011.

Naar boven