Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2023-2024 | 31288 nr. 1136 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2023-2024 | 31288 nr. 1136 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 juni 2024
Graag informeer ik uw Kamer, mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister van Economische Zaken en Klimaat, over de voortgang van het wetsvoorstel screening kennisveiligheid. Hiermee geef ik gehoor aan uw verzoek om nadere informatie hierover.1 Het kennisveiligheidsbeleid bestaat uit een samenhangend geheel aan instrumenten, waarvan de screening het sluitstuk is. Het wetsvoorstel is daarmee een belangrijk onderdeel van het beleid.
Ik heb uw Kamer laten weten dat ik mijn eerder genoemde streven om het wetsvoorstel voor het zomerreces te publiceren voor openbare internetconsultatie, niet kan halen.2 Ik heb daarbij ook aangegeven dat dit tijdpad afhankelijk is van drie fundamentele elementen:
1. de afbakening en aanpak van sensitieve kennis en technologie in relatie tot de screening;
2. de afbakening van de doelgroep, waarover ik advies heb gevraagd aan het College van de Rechten van de Mens; en
3. de uitvoering van de screening, waarbij ik eerder heb aangegeven dat ik de uitkomsten van het vooronderzoek door de mogelijke uitvoerder van de screening, Justis, wil afwachten.
Vanwege de nationale veiligheid is het van groot belang dat er een wet komt. Uitgangspunt is en blijft dat het wetsvoorstel ziet op het invoeren van een persoonsgerichte screening van (master)studenten en onderzoekers daar waar de risico’s voor nationale veiligheid het grootst zijn. Dit zijn risico’s die zich voordoen op het gebied van de ongewenste overdracht van sensitieve kennis en technologie die statelijke actoren actief willen verwerven met de intentie om dit in te zetten voor militair of ander ongewenst eindgebruik, of om in te zetten als strategisch machtsmiddel.
De uitdaging van het kennisveiligheidsbeleid is om het smalle pad te bewandelen tussen het borgen van nationale veiligheid enerzijds en het stimuleren van de nodige internationale samenwerking in de wetenschap anderzijds. Voor onze kennispositie – en dus voor ons internationaal concurrentievermogen – is internationale samenwerking op onderzoek en innovatie immers vereist; tegelijkertijd mogen we daarin absoluut niet naïef zijn over risico’s op ongewenste kennis- en technologieoverdracht en risico’s voor de nationale veiligheid.
Recente ontwikkelingen en bevindingen op eerdergenoemde drie elementen brengen mij tot de conclusie dat ik mijn eerder genoemde streven van openbare internetconsultatie voor het zomerreces niet kan halen. Dit licht ik hieronder nader toe. Tot slot ga ik in op de aangenomen moties die zijn ingediend tijdens het tweeminutendebat kennisveiligheid op 21 mei jl.
De afbakening van sensitieve kennis en technologie in relatie tot de screening
Naar aanleiding van de feedback van het kennisveld en mijn doorlopende consultatie van experts en internationale partners, heb ik geconstateerd dat ik meer tijd nodig heb voor een zorgvuldige uitwerking van het afbakenen van sensitieve technologie. Het proces moet responsief en zo fijnmazig als mogelijk worden vormgegeven, met voldoende waarborgen ten aanzien van onze kennispositie, concurrentievermogen en de mogelijkheden voor internationale samenwerking op onderzoek en innovatie.
Zoals eerder aan uw Kamer gemeld, worden met het wetsvoorstel technologieën afgebakend die in beginsel als sensitief worden aangemerkt, en wordt een wettelijk beoordelingskader gegeven waarmee bepaald wordt wanneer onderzoek sensitief is op het gebied van een aangewezen technologie.3 Met deze lijst en dit beoordelingskader worden vervolgens specifieke risicovakgebieden aangewezen met daarbij een belangrijke rol voor de kennisinstellingen. Onder de term risicovakgebieden kunnen onder meer onderzoeksgroepen, vakgroepen, programmalijnen, teams en opleidingen vallen. Op het niveau van risicovakgebieden is de screeningsplicht van toepassing. De uitwerking hiervan vergt zorgvuldigheid.
Rechtsgelijkheid borgen en discriminatie voorkomen
In het huidige wetsontwerp is gekozen voor een doelgroepafbakening van te screenen personen, bestaande uit derdelanders.4 Het wetsvoorstel mag niet leiden tot ongerechtvaardigd onderscheid (discriminatie). De screening is tevens een in de persoonlijke levenssfeer ingrijpende maatregel waarbij (bijzondere) persoonsgegevens worden verzameld. De wet moet daarom rechtsgelijkheid en voorspelbaarheid bieden ten aanzien van de vraag wie met een screening te maken krijgt en onder welke voorwaarden. Ik heb daarom onafhankelijk advies gevraagd aan het College voor de Rechten van de Mens over de huidige doelgroepafbakening. Ik bestudeer dit inmiddels ontvangen advies. Het advies wordt betrokken bij de doorontwikkeling van het wetsvoorstel. Ook dit vergt meer tijd dan aanvankelijk verwacht.
Uitvoerbaarheid is cruciaal
De mogelijke uitvoerder van het wetsvoorstel, Justis, heeft mij laten weten meer tijd nodig te hebben voor het lopende vooronderzoek. Justis onderzoekt of zij de screening op termijn kan uitvoeren, en zo ja, onder welke voorwaarden. De uitvoering van de screening en de uitvoerbaarheid zijn fundamentele elementen van het wetsvoorstel. Justis verwacht het vooronderzoek uiterlijk in juli op te kunnen leveren. Daarna vindt besluitvorming plaats over het kunnen uitvoeren van de opdracht. Ik vind het van cruciaal belang dat de uitvoerder van deze screening straks in staat is haar verantwoordelijkheid te kunnen nemen en de opdracht goed te kunnen uitvoeren.
Vervolgstappen
De hiervoor geschetste elementen worden in de komende periode verder uitgewerkt in het wetsvoorstel. Daarbij worden ook de aandachtspunten betrokken die de KNAW en de universiteiten hebben aangedragen, zoals waarborgen van privacy, het voorkomen van stigmatisering en discriminatie, de sociale veiligheid van studenten en personeel, het behoud van internationale samenwerking, het voorkomen van een geïsoleerde positie van het Nederlandse kennisveld, de academische vrijheid en voldoende financiële middelen. Ook wordt meegenomen hoe andere landen, binnen en buiten Europa, kennisveiligheid hebben vormgegeven. Hiermee wordt invulling gegeven aan de motie Stultiens.5 Uw Kamer wordt na de zomer geïnformeerd over het tijdpad voor het wetsvoorstel.
De screening kennisveiligheid moet een effectief en proportioneel instrument worden, als onderdeel van de brede aanpak kennisveiligheid. In die aanpak is een belangrijke rol voor de kennisinstellingen weggelegd. Naast de doorontwikkeling van het wetsvoorstel wordt daarom met de kennissector gewerkt aan het versterken van de positie van de kennisinstellingen binnen de aanpak kennisveiligheid. Samen met de kennisinstellingen wordt een landelijke set uniforme criteria voor kennisveiligheid ontwikkeld voor het aangaan van internationale samenwerkingen, zoals de motie Rooderkerk en Paternotte mij heeft gevraagd.6 Daarbij betrekt mijn departement de NCTV, de inlichtingen- en veiligheidsdiensten en overige departementen. Daarnaast wordt onderzocht, conform de motie Martens-America, of het mogelijk en wenselijk is om het Loket Kennisveiligheid een proactieve rol in de advisering aan instellingen te geven.7 Ook worden met de kennisinstellingen gesprekken gestart over hoe zij omgaan met het CSC-beurzenprogramma in relatie tot sensitieve onderzoeksgebieden en over samenwerkingen waarbij sprake is van gedeeld intellectueel eigendom. Daarmee wordt uitvoering gegeven aan de motie Martens-America c.s.8 en de motie Hertzberger c.s.9 In het najaar wordt uw Kamer geïnformeerd over de uitkomsten.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, R.H. Dijkgraaf
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31288-1136.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.