31 239 Stimulering duurzame energieproductie

Nr. 376 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 16 mei 2023

De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister voor Klimaat en Energie over de brief van 23 november 2022 over de brief van 21 november 2022 over de Subsidieregeling coöperatieve energieopwekking 2023 (Kamerstuk 31 239, nr. 367) en de brief van 23 november 2022 over de Verloop openstelling SDE++ 2022 (Kamerstuk 31 239, nr. 368).

De vragen en opmerkingen zijn op 23 december 2022 aan de Minister voor Klimaat en Energie voorgelegd. Bij brief van 26 april 2023 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Agnes Mulder

De adjunct-griffier van de commissie, Reinders

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersoon

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

1. De leden van de D66-fractie lezen dat de er voor een bedrag van 7,1 miljard euro voor CO2-afvang en -opslag (CCS) is aangevraagd, en voor een bedrag van 600 miljoen euro aan CO2-afvang en -gebruik (CCU) is aangevraagd in de glastuinbouw. Deze leden vragen de Minister toe te lichten in hoeverre hij verwacht dat de beschikkingen ook daadwerkelijk nodig zijn voor de realisatie en exploitatie van deze installaties, daar de businesscase voor deze projecten mogelijk gewijzigd is, gezien in de openstellingsronde van 2022 gerekend is met de basisbedragen en correctiebedragen zoals die door het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) in 2021 werden berekend?

Antwoord:

De SDE++ richt zich op grootschalige uitrol van technieken die hernieuwbare energie produceren en andere technieken die de uitstoot van CO2 verminderen. Voor het opslaan en gebruik van CO2 is de kostprijs hoger dan de (mogelijke) opbrengsten. Er is dus sprake van een onrendabele top. De SDE++ is belangrijk om het project te financieren zodat de onrendabele top is afgedekt. Gelijktijdig met het toesturen van deze antwoorden stuur ik uw Kamer een brief met daarin informatie over de resultaten van de SDE++-ronde van 2022.

2. Verandert de businesscase wanneer met de huidige energieprijzen en CO2-prijzen wordt gerekend?

Antwoord

In de SDE++ wordt enkel de onrendabele top gesubsidieerd, dat wil zeggen het verschil tussen het duurzame project en het fossiele alternatief. In de uitbetaling van de subsidie wordt met werkelijke CO2-prijzen op het moment van productie gerekend, het correctiebedrag varieert dan ook jaarlijks. Veranderingen in de kosten van project zijn voor risico van de ondernemer. Hoe hoog de energieprijs zal zijn op het moment van realisatie is onzeker, te meer omdat de realisatie pas vanaf 2027 is gepland.

De aanvragers hebben voor een bedrag ingediend. De daadwerkelijke subsidie die wordt uitgekeerd is het indieningsbedrag minus het correctiebedrag dat jaarlijks door het PBL wordt berekend. Het PBL rekent bijvoorbeeld voor het gebruik van elektriciteit van de installatie met een langetermijnelektriciteitsprijs 2022–2036 (KEV 2021).

Ook kunnen partijen op korte termijn met hogere materiaalkosten en elektriciteitsprijzen geconfronteerd worden. Dit zal een negatieve impact hebben op de business case. Echter is de vraag of de hoge prijs aanhoudt of dat deze langzaam zal zakken naar de voorspelde prijs van de KEV 2022. De realisatietermijnen van CCS en CCU zijn namelijk 6 jaar. Voor het afvangen van CO2 door ETS-bedrijven is de ETS-prijs het correctiebedrag. Als de ETS-prijs hoger wordt dan het indieningsbedrag zal er geen subsidie worden uitgekeerd. Het project is nog steeds rendabel omdat anders ETS-rechten ingekocht hadden moeten worden.

3. Hoe groot acht de Minister de slagingskans van deze projecten met geactualiseerde cijfers?

Antwoord

Zoals reeds aangegeven heb ik op dit moment op basis van de geactualiseerde cijfers geen reden om te twijfelen aan het tijdig realiseren van de CCS- en CCU-projecten. De CCS/CCU-projecten waarvoor subsidie is verleend moeten nog gerealiseerd worden. Op dit moment zijn mij geen projecten bekend die niet gerealiseerd gaan worden.

4. Wanneer verwacht de Minister de Kamer te kunnen informeren over oplossing van de Rijksdienst voor Ondernemen Nederland (RVO) voor de te veel betaalde voorschotten en de toepassing van de contracts for difference? Ziet de Minister dit laatste als een tijdelijke oplossing gezien de marktomstandigheden of als blijvend instrument?

Antwoord

Gelijktijdig met het verzenden van deze antwoorden stuur ik uw Kamer een brief met daarin ook de laatste stand van zaken aangaande de terugbetaling van voorschotten. Het verkennen van aanpassingen aan de SDE++, waaronder mogelijk contracts for difference, wordt onderzocht en is gericht op een eventuele aanpassing van de SDE++ in de toekomst. Een dergelijke aanpassing aan de SDE++ is naar verwachting op zijn vroegst mogelijk vanaf 2025.

5. De leden van de D66-fractie constateren dat door hoge (fossiele) energieprijzen sprake is van onderuitputting van de stimuleringsregeling Duurzame Energieproductie en Klimaattransitie (SDE++) in 2022. Kan de Minister ingaan op of hij de volledige onderuitputting inzet voor verdere verduurzaming en de energietransitie, conform de motie van het lid Sienot (Kamerstuk 35 570 XIII, nr. 38)? Zo ja, hoe gaat hij dat doen? Kunnen deze middelen naar het Klimaatfonds vloeien?

Antwoord:

Als gevolg van hogere energieprijzen worden de SDE-uitgaven naar beneden bijgesteld. De subsidieregeling vergoedt namelijk de onrendabele top van projecten, en deze wordt kleiner bij hogere energieprijzen waardoor de subsidie-uitgaven lager zullen zijn. Over de precieze aanwending van de SDE-middelen bent u geïnformeerd bij de Voorjaarsnota. Voor specifiek de SDE++ wordt het openstellingsbudget in 2023 verhoogd naar € 8 miljard. Op basis van de huidige inzichten in de kasramingen heeft het kabinet daarnaast besloten een deel van de SDE-middelen in te zetten voor openstellingsbudgetten van € 8 miljard in 2024 en 2025. Hiermee worden projecten voor hernieuwbare energie en reductie van CO2 binnen de SDE++ verder gestimuleerd. Daarnaast zal het kabinet zoals gebruikelijk ook kijken naar de te verwachten projecten en beschikbare kasruimte. Er blijft daarmee naar huidige inzichten na 2025 voldoende ruimte voor de SDE++ om kosteneffectief de energietransitie en de maatregelen van het aangekondigde voorjaarspakket die daaraan bijdragen uit te voeren.

6. Kan de Minister ingaan op de CO2-prijs waarmee gerekend is voor deze openstellingsronde? Is zijn inzet deze te verhogen of indexeren gezien de ontwikkelingen op de energiemarkt? Welke voordelen kan dit hebben voor de SDE++, zoals extra beschikbare middelen?

Antwoord

PBL maakt ramingen van de CO2-prijs. Voor de SDE++-ronde in 2022 was die berekend op € 41 per ton CO2. De langetermijn-CO2-prijs waarmee PBL heeft gerekend is € 60 per ton CO2. Als gevolg daarvan wordt met de beschikbare kasmiddelen meer budget opengesteld in 2023, zoals toegelicht in het voorgaande antwoord.

7. De leden van de D66-fractie memoreren dat de Minister in de Zonnebrief (Kamerstukken 32 813 en 31 239, nr. 1046) een subsidie voor dakversterking heeft aangekondigd. Deze subsidie kan bijdragen aan het weghalen van de belemmering die een dakconstructiebewijs kan vormen. Wat is de stand van zaken van deze regeling en is de Minister voornemens om deze beschikbaar te hebben gesteld vóór de volgende SDE-ronde? Deelt hij de mening dat die de aanvragen voor zonprojecten kan stimuleren?

Antwoord:

Niet alle daken zijn inderdaad geschikt voor zon-PV. Ik ben voornemens om meer van dit potentieel beter te benutten. Daarom heb ik aan het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) advies gevraagd over eventuele subsidiëring van dakversterking in combinatie met zon-PV en/of lichtgewicht zonnepanelen als (aparte) categorie in de SDE++. Het advies van PBL over deze categorieën is voor de SDE++ in 2024. Er zijn overigens meerdere factoren die bijdragen aan de stimulering van aanvragen van zonprojecten. Het wegnemen van de barrière «constructief ongeschikt dak» is daar één van.

8. Deze leden memoreren eveneens dat de Minister een subsidieregeling voor multifunctioneel ruimtegebruik bij zonnevelden heeft aangekondigd omdat extra kwaliteitseisen niet in de SDE++ passen. Zij vragen de Minister hoe het hiermee staat. Deze leden wijzen ook op de motie van het lid Boucke c.s. over een kwaliteitsbudget voor energieopwekkingsprojecten (Kamerstuk 32 813, nr. 726) en vragen de Minister om de Kamer op korte termijn te informeren hierover.

Antwoord

Voor de aankomende openstellingsronde van de SDE++ heeft het PBL kosten voor natuurinclusiviteit en ecologie meegenomen in de berekening van de basisbedragen, omdat is vastgesteld dat het lokaal bevoegd gezag hier eisen aan stelt voor projecten. Door deze lokale eisen en het meerekenen van de kosten in de SDE++-subsidie wordt natuurinclusiviteit en ecologie lokaal beter geborgd en via de SDE++ vergoed. Daarnaast zorg ik er samen met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en het Interprovinciaal Overleg (IPO) voor dat vóór de SDE++-openstellingsronde van 2024, ook natuurinclusieve eisen in de lokale vergunningen op worden genomen voor zon-PV. Wanneer deze eisen zijn opgenomen zal het PBL ook de kosten hiervoor in de berekeningen meenemen als kosten die gemaakt moeten worden ter realisatie van een zonnepark, en zullen deze kosten dus in de SDE++ vergoed worden. Tevens heb ik samen met de andere opdrachtgevers het NP RES gevraagd om een vervolgonderzoek te laten uitvoeren en hierin ook multifunctioneel ruimtegebruik als een aspect van kwaliteit mee te nemen. NP RES maakt daarmee inzichtelijk hoe ruimtelijke en financiële instrumenten concreet en gericht kunnen worden ingezet. Ook verzamelt NP RES praktijkvoorbeelden om te kijken of additionele middelen nodig zijn.

9. De leden van de D66-fractie zijn enthousiast over de subsidieregeling coöperatieve energieopwekking. Het immers belangrijk dat zo veel mogelijk mensen kunnen profiteren van de energietransitie, al dan niet via coöperaties. Zij juichen het besluit het budget te vergroten dan ook toe. Mocht blijken dat er sprake is van onder uitputting voor de openstelling van 2023, blijft het budget dan beschikbaar voor de jaren daarna? Onder andere bekendheid met het instrument, ondersteuning bij organisatiekracht en andere factoren die tijd vragen zijn immers bepalende factoren bij het succes van een dergelijke regeling. Deelt de Minister deze opvatting en in het verlengde hiervan dat een dergelijk instrument tijd nodig heeft om tot optimaal functioneren te komen?

Antwoord

De SCE bestaat sinds 2021 en is een jaarlijks terugkerende regeling. Ik stel de openstellingsbudgetten van de SCE jaarlijks zo vast dat er optimaal gebruik gemaakt wordt van de beschikbare kasmiddelen voor de SCE-regeling. Dit doe ik in goed overleg met het Ministerie van Financiën. Ik bezie per openstellingsronde wat een toepasselijk budget is, onder andere op basis van de ontwikkelingen in de markt, de potentie van projecten en de beschikbare kasmiddelen. Zo kan de SCE zich ontwikkelen tot een stabiel instrument dat de energiecoöperatieve beweging passend kan ondersteunen. Ik span mij ervoor in om het instrument waar nodig per jaar te verbeteren en de bekendheid ervan te vergroten. Als gevolg hiervan heb ik het budget wat resteerde in 2022 doorgeschoven naar 2023.

10. De leden van de D66-fractie vragen de Minister of het mogelijk is ook vormen van energieopslag in coöperatief verband te subsidiëren met de Subsidieregeling Coöperatieve Energieopwekking (SCE)? Kan dit bijdragen aan het oplossen van bijvoorbeeld congestie of flexibele vraag naar elektriciteit? Deze leden denken daarbij aan coöperatieve vormen van laadpleinen, «buurtbatterijen» of andere vormen van opslag.

Antwoord

Dit vind ik op zich een sympathieke gedachtegang. Op termijn zal het energiesysteem flexibeler moeten worden om vraag en aanbod goed in balans te kunnen blijven brengen. Echter is op dit moment de SCE niet het aangewezen instrument om flexibele oplossingen, zoals energieopslag, te subsidiëren. Dit heeft meerdere redenen, maar in de kern komt het erop neer dat energieopslag niet goed past in de systematiek van de SCE. Dit is voor de SDE++, die eenzelfde systematiek kent als de SCE, tweemaal onderzocht door het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL). Hiervoor verwijs ik u naar Bijlage F in het Eindadvies SDE++ 2021 en naar het Eindadvies SDE++ 2022 hoofdstuk 5.4. Hieruit wordt duidelijk dat energieopslag niet goed past in een exploitatiesubsidie, omdat het CO2-reducerend effect van opslag zich zeer lastig laat berekenen. Tevens zijn neveninkomsten uit energieopslag (bijvoorbeeld door (markt)vergoedingen) mogelijk, die niet goed te verdisconteren zijn in de subsidiebedragen. Hierdoor bestaat het risico op overcompensatie. Door deze redenen past opslag niet goed in de SDE++, wat dus ook voor de gelijksoortige SCE geldt.

11. De leden van de D66-fractie lezen dat de Minister ook voor de SCE een verklaring geschiktheid dak of gevel wil invoeren. Deze leden constateren dat de Minister schrijft dat dit belemmerend kan werken voor een aanvraag in de SDE++. Deze leden vrezen dat dit ook het geval kan zijn voor de SCE. Is de Minister voornemens de aangekondigde subsidieregeling ook beschikbaar te stellen voor kleinverbruikers/consumenten, die al dan niet gebruik willen maken van de SCE maar dat niet kunnen vanwege hun dakconstructie?

Antwoord

Een geschikt dak is essentieel voor het realiseren van zon-PV, en nu ook vereist om aanspraak te doen om aanspraak te doen op de SCE-subsidie. De verklaring geschiktheid dak of gevel in de SCE is anders dan de dakconstructieverklaring in de SDE++. In de SDE++ is deze strenger, omdat een erkend constructeur deze verklaring moet ondertekenen. Voor de verklaring geschiktheid dak of gevel in de SCE is een eerste schouw op het dak of de gevel voldoende. Dit kan gedaan worden door een expert uit de coöperatie zelf, een van de vele experts van bijvoorbeeld de koepelorganisatie of anderszins door een kundig persoon. Hierdoor is de verklaring in de SCE in veel mindere mate een drempel voor aanvragen. Dat neemt niet weg dat de verklaring wel zorgt voor bewustwording vóór het moment van aanvraag, zodat niet later blijkt dat het project niet door kan gaan vanwege een onvoldoende geschikt dak of een onvoldoende geschikte gevel. Ook op het moment dat het dak of de gevel bij aanvraag nog niet helemaal geschikt is, kan SCE aangevraagd worden. Dan dient de aanvrager wel aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) aan de tonen hoe het dak of de gevel tijdig geschikt gemaakt wordt voor de realisatie van de productie-installatie. Op deze manier wil ik zoveel mogelijk zon-PV daadwerkelijk realiseren.

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

12. De leden van de CDA-fractie lezen dat de Minister constant kijkt naar mogelijke verbeteringen in de vormgeving van de SDE++ om eventuele ongewenste effecten aan te pakken en vragen de Minister welke criteria daarbij worden gehanteerd. Zij merken op dat de SDE++ de laatste jaren vaak op ad hoc wijze is aangepast, maar dat het wellicht tijd is om meer naar de lange termijn te kijken bij het verbeteren van de SDE++. De leden van de CDA-fractie merken daarbij op dat zij tijdens de begrotingsbehandeling voor het jaar 2023 voor het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (Handelingen II 2022/23, nr. 25, item 23) en (Handelingen II 2022/23, nr. 26, items 8 en 10) hebben gepleit voor een omslag van doelmatigheid naar voorspelbaarheid om de energietransitie te versnellen. Deze leden zien het invoeren van hekjes in de SDE++ als een goede eerste stap, maar zijn van mening dat de SDE++ nog verder zou moeten worden hervormd op dit punt om voorspelbaarheid het uitgangspunt te maken in plaats van doelmatigheid. Zij vragen de Minister te reflecteren op hoe in de SDE++ meer voorspelbaarheid kan worden gecreëerd en hoe naast het introduceren van de hekjes meer gestuurd kan worden op het stimuleren van de uitrol van technieken zoals waterstof, groen gas, geothermie en kernenergie.

Antwoord

Ik kijk constant naar mogelijkheden om de vormgeving van de SDE++ te verbeteren. Binnen de SDE++ zullen de hekjes ertoe leiden dat projectaanvragen voor bijvoorbeeld waterstof, groen gas en geothermie meer kans hebben om subsidie te ontvangen. Daarmee wordt de voorspelbaarheid voor aanvragers vergroot. Binnen het Klimaatfonds worden maatregelen uitgewerkt voor de stimulering van de opschaling van waterstofproductie middels elektrolyse, vergassing voor de productie van onder meer groen gas, de opschaling en uitrol van geothermie en de stimulering van kernenergie. Dit zorgt ervoor dat veel technieken worden opgeschaald en uitgerold.

Ook laat ik op dit moment onderzoeken of het mogelijk is de SDE++ aan te passen. Daarbij richt het onderzoek zich in eerste instantie op zon-PV en wind op land. In het kader daarvan wordt onder meer naar een contract for difference gekeken, maar ook naar andere verbeteringen. De voorspelbaarheid van de SDE++ is van groot belang voor aanvragers, omdat daarmee de investeringszekerheid wordt vergroot. Ik verwacht het resultaat van dit onderzoek in september. Ik zal deze kort daarna met de Kamer delen.

13. De leden van de CDA-fractie merken op dat de huidige situatie op de energiemarkt juist zorgt voor een hoge mate van onvoorspelbaarheid, ook voor de SDE++ en gesubsidieerde projecten. Zo lezen zij dat in 2021 zo’n 900 miljoen euro te veel voorschot is ontvangen door projecten en dat de teveel betaalde voorschotten per 1 oktober zelfs zijn opgelopen tot 1,2 miljard euro. Daarnaast is de verwachting dat voor nagenoeg alle categorieën van hernieuwbare energieproductie de correctiebedragen voor 2023 zo hoog zullen zijn dat zij geen voorschot zullen ontvangen. Deze leden vragen de Minister om een inschatting te geven van het aantal projecten dat door deze situatie in de problemen dreigt te komen, omdat zij enerzijds een voorschot over 2021 en/of 2022 terug moeten betalen en anderzijds geen voorschot voor 2023 zullen ontvangen.

Antwoord

Door hoge marktinkomsten hebben veel projecten geen subsidie meer nodig. Dat is op zich positief nieuws. Het is dan ook niet zo dat projecten per definitie in de problemen komen. Zoals ik heb gemeld in Kamerbrief van 23 november 2022 (Kamerstuk 31 239, nr. 368) hebben SDE++-projecten hierdoor over 2021 in totaal ca. € 900 miljoen euro te veel voorschot ontvangen, waarvan inmiddels al zo’n € 400 miljoen is teruggestort. De teveel betaalde voorschotten zijn naar verwachting, na aftrek van reeds gedane terugbetalingen, per 1 oktober 2022 opgelopen tot € 1,2 miljard. Het is op voorhand niet goed in te schatten hoeveel projecten alsnog hierdoor in de problemen komen. Dit is afhankelijk van de individuele, financiële situatie waarop ik geen zicht heb. Ik ga er vanuit dat de meeste projecten het te veel betaalde voorschot kunnen terugbetalen, door de hoge marktinkomsten die zij nu hebben. RVO informeert partijen hier actief over, en heeft mogelijkheden (en gebruikt deze ook) om de terugbetalingen te faseren. uw Kamer wordt hier in het voorjaar nader over geïnformeerd.

14. De leden van de CDA-fractie lezen dat de Minister voornemens is om een systeem van contracts for difference extern te laten onderzoeken. Zij vragen de Minister wanneer dit onderzoek gereed zal zijn en op welke wijze een dergelijk systeem bij zou kunnen dragen aan een hogere mate van voorspelbaarheid.

Antwoord

Ik laat de alternatieve mogelijkheden onderzoeken voor stimulering van zon- en windprojecten op land, ter vervanging van de huidige SDE++. Binnen het onderzoek zal ook naar het systeem van contracts for difference worden gekeken. In dit onderzoek neem ik ook de vraag mee in hoeverre de onderzochte opties bijdragen aan de mate van investeringszekerheid voor bedrijven. Ik verwacht dat uw Kamer aan het einde van de zomer over dit onderzoek te kunnen informeren.

15. De leden van de CDA-fractie vernemen vanuit de energiesector dat ook de sterk stijgende en fluctuerende feedstock kosten, met name bij groen gas en biomassa projecten, tot problemen (zullen) leiden. Deze kosten kunnen namelijk meestal niet door worden belast aan klanten en leiden ook binnen de SDE++ voor extra onzekerheid voor (nieuwe) projecten. Vanuit de sector wordt daarom gevraagd om bij dergelijke projecten in de SDE++ niet alleen te corrigeren op fluctuaties in verkoopprijzen maar ook in inkoopkosten. Deze leden vragen de Minister in hoeverre hij de effecten van sterk stijgende en fluctuerende inkoopkosten op SDE++-projecten goed in beeld heeft en te schetsen hoeveel projecten daar mee te maken hebben. Ook vragen zij de Minister welke mogelijkheden hij ziet om in de SDE++ beter rekening te houden met inkoopkosten. Heeft de Minister daar concrete voorstellen voor en hoe kijkt hij naar de suggestie vanuit de sector om niet alleen te corrigeren op fluctuaties in verkoopprijzen maar ook in inkoopkosten?

Antwoord

Het is mij bekend dat de kosten van biomassa zijn gestegen. Daar staan ook extra inkomsten door de levering van energie tegenover. Het resultaat hiervan verschilt per project. Een uitgangspunt van de SDE++ en zijn voorgangers is dat de basisprijs van een project vaststaat over de looptijd van een project, waarbij met een beperkte stijging van de biomassaprijs rekening is gehouden. Het is niet goed mogelijk en ook niet wenselijk om hier achteraf aanpassingen op te doen. Ik heb onderzocht of het wenselijk is om in de toekomst deze mogelijkheid te creëren. Het grootste nadeel hiervan is het risico op een verder prijsopdrijvend effect van schaarse biomassa. Daarnaast is de hele biomassamarkt erg divers en ontbreekt transparante prijsdata. Het voegt verder veel complexiteit toe aan een al complexe regeling. Op dit moment wegen voor mij de nadelen niet op tegen de voordelen. Daarnaast wordt voor groen gas gewerkt aan een bijmengverplichting als vervanger van de SDE++ waarmee beter kan worden omgegaan met variaties in de biomassaprijs.

Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

16. De leden van de SP-fractie vinden de besteding van 7,1 miljard euro aan Carbon Capture and Storageprojecten (CCS) geen doelmatige besteding van belastinggeld. Zij vinden dat dit niet bijdraagt aan een rechtvaardige toegang tot de energietransitie en geen structurele oplossing biedt voor de hoge energierekening van huishoudens, terwijl zij wel over hun verbruik via de Opslag Duurzame Energie (ODE) de grootste bijdrage leveren aan de SDE++ gelden. Dit raakt vooral de huishoudens met de laagste inkomens die wonen in de slechtst geïsoleerde huizen en geen vrijheid hebben om te verduurzamen, maar dus wel voor de kosten opdraaien. Zij vragen de Minister om inhoudelijk en beargumenteerd te reageren of de 7,1 miljard euro aan CCS-projecten een doelmatige en verantwoorde besteding van belastinggeld is, en of hij vindt dat dit bijdraagt aan een rechtvaardige energietransitie, of dat andere maatregelen niet een groter effect hebben.

Antwoord

Er ligt een flinke opgave voor Nederland als het gaat om CO2-emissiereductie. We willen CO2-emissies in 2030 met minimaal 55% reduceren. Om dit doel te halen richt het kabinet zijn beleid op 60% reductie. Om dit doel te bereiken is de inzet van CCS onmisbaar. Een dergelijke reductie van CO2-emissies is niet te behalen met enkel de uitrol van hernieuwbare energie en kernenergie. Voor sommige sectoren zijn die alternatieven ook veel minder geschikt, met name in de industrie. Ook richting 2050 blijft de inzet van CCS belangrijk om de klimaatdoelen te halen, zoals onder meer blijkt uit de Kamerbrief Contouren Nationaal plan energiesysteem (Kamerstukken 32 813 en 31 239, nr. 1053).

De subsidiëring van CCS-projecten heeft een hoge doelmatigheid. De hoeveelheid subsidie die nodig is voor de reductie van één ton CO2 is in vergelijking met andere SDE++-categorieën beperkt. De geschatte CO2-emissiereductie voor het project van € 7,1 miljard is naar schatting 3,13 Mton per jaar en het project heeft een subsidie-intensiteit van € 135 per ton gereduceerde CO2. Voor projecten anders dan CCS is in 2022 € 6,2 miljard geclaimd. De totale geschatte emissiereductie van deze projecten bedraagt 2,24 Mton per jaar. CCS is daarmee gemiddeld ruim 22% effectiever in het reduceren van CO2dan andere categorieën in 2022.

Daarnaast is in 2022, om voldoende ruimte te bieden aan andere technieken in de SDE++, het openstellingsbudget flink verhoogd naar € 13 miljard. Met dit openstellingsbudget is de ruimte geboden om aan een zeer groot deel van alle aanvragen budget toe te kennen. Gelijktijdig met het toesturen van deze antwoorden stuur ik uw Kamer een brief met daarin informatie over de resultaten van de SDE++-ronde van 2022.

17. De leden van de SP-fractie vragen de Minister om naar oplossingen te kijken om te voorkomen dat projecten hoge winsten maken en tegelijkertijd subsidie ontvangen uit de SDE++ en de Kamer te informeren over deze oplossingen.

Antwoord

Zoals ik heb gemeld in Kamerbrief «Verloop openstelling SDE++ 2022» (Kamerstuk 31 239, nr. 368) onderzoek ik momenteel of het mogelijk is om de SDE++ aan te passen om overwinsten te voorkomen. Daarbij denk ik in ieder geval aan een systeem waarbij pas subsidie wordt uitgekeerd nadat rekening is gehouden met eventuele eerdere overwinsten. Daarnaast wordt zoals hierboven beschreven nader onderzoek gedaan naar andere mogelijkheden, zoals contracts for difference. Ik verwacht het resultaat van dit onderzoek in september. Ik zal deze kort daarna met de Kamer delen.

18. De leden van de SP-fractie vragen de Minister om samen met de RVO haast te maken met het opstellen van een plan om de te veel betaalde voorschotten (1,2 miljard euro) terug te halen en de kamer hierover zo snel mogelijk te informeren. Deze leden vinden het onwenselijk dat 1,2 miljard euro bij winstgevende projecten blijft liggen, terwijl deze voorschotten onterecht zijn uitgekeerd, omdat hierdoor andere projecten misschien geen doorgang vinden.

Antwoord

Gelijktijdig met het verzenden van deze antwoorden stuur ik uw Kamer een brief met daarin ook de laatste stand van zaken aangaande de terugbetaling van voorschotten. Ik werk momenteel in nauw contact met RVO uit hoe om te gaan met te veel betaalde voorschotten. Hierbij is enerzijds van belang dat tijdige terugbetaling is verzekerd. Anderzijds wil ik voorkomen dat projecten eventuele betalingsproblemen ervaren en daardoor in problemen komen. Het is overigens niet zo dat andere projecten nu geen doorgang vinden.

19. De leden van de SP-fractie vragen de Minister om te voorkomen dat grote coöperatieve projecten buiten de SDE++ gaan vallen omdat zij meer tijd kwijt zijn aan het creëren van voldoende draagvlak. Deze leden vinden draagvlak een essentieel onderdeel van de energietransitie en vinden dat dit ook bij commerciële projecten een belangrijke rol moet spelen. Zij vragen de Minister om het creëren van draagvlak ook een onderdeel te laten zijn van de SDE++ zodat er geen onnodig verschil ontstaat in de toegang tot subsidie tussen een privaat initiatief en een coöperatief initiatief.

Antwoord

Ik heb in mijn brief van 21 november jl. (Kamerstuk 31 239, nr. 367) n.a.v. de motie van het lid Kröger (Kamerstuk 31 239, nr. 352) een quickscan uitgevoerd van de realisatiegraad van coöperatieve projecten en commerciële projecten in de SDE++. Hieruit komt geen significant verschil in realisatiegraad naar voren. De vereisten in de subsidieregeling zijn ook niet anders naargelang het type project (coöperatief of commercieel). Dit onderscheid kan ik binnen de systematiek van de SDE++ ook niet maken. RVO behandelt alle aanvragers binnen dezelfde categorie gelijkwaardig. De SDE++ stelt geen aanvullende eisen op het gebied van het zoeken naar draagvlak onder stakeholders, maar ik moedig dit uiteraard wel aan. Ook helpt dit draagvlak voor een project om snel te kunnen realiseren. In de SCE zijn de subsidietarieven doorgaans hoger dan in de SDE++, juist om (de extra kosten te vergoeden en) draagvlak en participatie te stimuleren. Naar mate een project een grotere schaal kent, kan ook meer verwacht worden dat (participatie)kosten gedekt worden uit schaalvoordelen.

20. De leden van de SP-fractie vragen de Minister welk gedeelte van de SDE++ terecht komt bij de grote coöperatieve projecten en hoe dit bedrag zich verhoudt tot de 150 miljoen euro die beschikbaar is voor de SCE.

Antwoord

Ik heb zoals gezegd in mijn brief van 21 november jl. (Kamerstuk 31 239, nr. 367) n.a.v. de motie van het lid Kröger (Kamerstuk 31 239, nr. 352) een quickscan uitgevoerd van de realisatiegraad van coöperatieve projecten en commerciële projecten in de SDE++. RVO geeft hierbij aan dat het aandeel coöperaties in de gehele SDE+(+)-dataset van duizenden zonprojecten heel erg laag is (omdat het aantal niet-coöperatieve zonprojecten heel erg hoog is). De SDE++ ondersteunt ook veel meer technieken dan de SCE, en aanvragers ook buiten de energiesector. Het is dus lastig om de vergelijking met het budget van de SCE te maken, te meer omdat het twee verschillende doelgroepen zijn. Immers kunnen bij grootschalige coöperatieve projecten schaalvoordelen verwacht worden, die niet in de SCE-doelgroep verwacht mogen worden. Coöperatieve projecten in de SDE++ zijn hoofdzakelijk zonprojecten (op dak). Qua realisatie ziet RVO geen verschil tussen coöperatieve en overige SDE++-zonprojecten.

21. De leden van de SP-fractie lezen dat de RVO constateert dat het aantal aanvragen fors achterblijft bij de verwachting en potentie in de markt en dat de Minister tegelijkertijd stelt dat er door de verhoging van het budget aan de voorziene vraag kan worden voldaan. Deze leden vragen de Minister op welke manier hij verwacht dat er meer aanvragen komen door een verhoging van het budget. Zij vragen de Minister in te gaan op de hoeveelheid inschrijvingen in voorgaande jaren.

Antwoord

De SCE kent in 2023 zijn derde openstelling. In 2021 was het openstellingsbudget vastgesteld op 92 mln. euro. Dit budget is toen fors overtekend (Kamerstuk 31 239, nr. 341). Er waren in 2021 in totaal 857 subsidieaanvragen gedaan voor in totaal € 120,3 miljoen, € 28,3 mln. boven het openstellingsbudget van € 92 miljoen. Zoals ik destijds heb aangegeven, is in deze overtekening een inhaaleffect te verwachten geweest van de overgang van de fiscale Postcoderoosregeling (Regeling Verlaagd Tarief) naar de SCE.

In 2022 was het openstellingsbudget 150 mln. euro. De sector heeft vorig jaar aangegeven dat de vastgestelde subsidietarieven niet toereikend waren voor een groot deel van de projecten. Coöperaties en VvE’s konden de businesscase niet rondkrijgen en hebben dus vorig jaar geen aanvraag ingediend. Hierdoor is het openstellingsbudget van de ronde niet uitgeput. Gelijktijdig met het versturen van deze antwoorden stuur ik uw Kamer een brief toe met daarin informatie over de resultaten van de SCE in 2022.

2022 was een bijzonder jaar met de Russische inval in Oekraïne en de daaruit volgende crisis op de energiemarkt en hard gestegen materiaalprijzen en inflatie. Dit heeft ertoe geleid dat de subsidietarieven niet goed aansloten op de behoefte van het overgrote deel van de projecten.

Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) heeft vanwege deze uitzonderlijke marktomstandigheden voor 2023 nieuwe subsidietarieven voor de SCE geadviseerd, waarin rekening gehouden is met de meest recente marktomstandigheden. In de marktconsultatie is daar specifiek naar gekeken. Ik heb uw Kamer op 21 november jl. over de vastgestelde subsidietarieven geïnformeerd. Deze liggen (fors) boven het niveau van de tarieven van 2022, bijvoorbeeld vanwege de gestegen inflatie, rente en materiaalkosten. Omdat een (fors) deel van de potentiële projecten in 2022 geen aanvraag heeft gedaan, is in 2023 een inhaaleffect te verwachten in het aantal aanvragen. Zoals ik uw Kamer reeds heb geïnformeerd, heb ik de openstellingsronde van de SCE-2023 vervroegd en het openstellingsbudget in 2023 hoger vastgesteld op 150 miljoen euro. Dit is aanzienlijk hoger dan de oorspronkelijk voorziene 37 miljoen euro. Daarnaast heb ik enkele verbeteringen in de regeling doorgevoerd (Kamerstuk 31 239, nr. 367).

Ik vertrouw erop dat dit budget afdoende is om in de vraag vanuit de energiecoöperatieve beweging in 2023 te voorzien.

22. De leden van de SP-fractie zien in dat de ongeschiktheid van het dak een probleem kan vormen bij het realiseren van zoninstallaties op dak. Zij lezen dat de Minister daarom voornemens is om aanvragers een verklaring van een eerste schouw van de geschiktheid van de dakconstructie in te dienen. Zij vragen de Minister wie deze schouw gaat uitvoeren, en of er voldoende geschikt personeel is om deze schouw uit te voeren om te voorkomen dat er een onnodige vertraging in het aanvraagproces ontstaat.

Antwoord

Een geschikt dak is essentieel voor het realiseren van zon-PV, en nu ook vereist om aanspraak te doen om aanspraak te doen op de SCE-subsidie. Voor de verklaring geschiktheid dak of gevel in de SCE is een eerste schouw op het dak of de gevel voldoende. Dit kan gedaan worden door een expert uit de coöperatie zelf, een van de vele experts van bijvoorbeeld de koepelorganisatie of anderszins door een kundig persoon. Hierdoor is de verklaring in de SCE in veel mindere mate een drempel voor aanvragen. Dat neemt niet weg dat de verklaring wel zorgt voor bewustwording vóór het moment van aanvraag, zodat niet later blijkt dat het project niet door kan gaan vanwege een onvoldoende geschikt dat of een onvoldoende geschikte gevel. Ook op het moment dat het dak of de gevel bij aanvraag nog niet helemaal geschikt is, kan SCE aangevraagd worden. Dan dient de aanvrager wel aan RVO aan de tonen hoe het dak of de gevel tijdig geschikt gemaakt wordt voor de realisatie van de productie-installatie. Doordat voor de verklaring geschiktheid dak of gevel in de SCE geen erkend constructeur verplicht hoeft te ondertekenen, verwacht ik dat een eventuele krapte op de arbeidsmarkt geen rol speelt bij deze eis. Op deze manier wil ik zoveel mogelijk zon-PV daadwerkelijk realiseren.

23. De leden van de SP-fractie lezen dat de Minister voornemens is om binnen de SCE-zonprojecten op een grootverbruiksaansluiting op 50% van het piekvermogen aan te sluiten op het elektriciteitsnet. Zij vragen de Minister hoe deze verlaging naar 50% zich verhoudt tot zonprojecten die geen aanspraak doen op de SCE. En of hier met dezelfde standaard wordt gewerkt.

Antwoord:

Standaard worden zonprojecten aangesloten op 70% van het piekvermogen, naar aanleiding van het in 2020 getekende convenant «Meer ruimte voor zonnestroom op het net». Hierin heeft de sector zelf aangegeven de limiet van 70% te hanteren. Per project kan de optimale aansluitwaarde verschillen. Projecten mogen deze zelf bepalen binnen de afspraken in het convenant. Ook een lagere aansluitwaarde van 70% kan optimaal zijn voor het project. De eis voor een aansluitwaarde van 50% voor projecten op grootverbruikaansluitingen in de SCE, zoals ook in de SDE++ is vereist, zorgt voor minder netbelasting, waardoor er fors meer hernieuwbare elektriciteit op het net kan worden ingevoed. Omdat de grootste pieken in de productie wordt afgetopt, gaat een relatief zeer klein deel van de opbrengsten verloren. Hiervoor wordt gecompenseerd in de subsidiebedragen. Aan projecten in de markt die geen subsidie aanvragen kan de 50%-eis ook niet opgelegd worden. Projecten kiezen zelf een percentage dat voor hun project optimaal is en aan projecten die geen subsidiebeschikking hebben kunnen via de SCE geen aanvullende eisen worden gesteld.

24. De leden van de SP-fractie lezen dat de Minister de ambitie uit het Klimaatakkoord voor 50% lokaal eigendom in zon- en windprojecten uit het Klimaatakkoord realiteit wil maken. Zij vragen de Minister om in te gaan wat de knelpunten zijn om dit te realiseren, welke knelpunten energiecoöperaties ervaren, en welke problemen lokale en provinciale besturen ervaren om deze ambitie te realiseren, en hoe de Minister van plan is dit op te lossen.

Antwoord:

Ik heb in mijn brief van 21 november jl. (Kamerstuk 31 239, nr. 367) n.a.v. de motie van het lid Kröger (Kamerstuk 31 239, nr. 352) een quickscan uitgevoerd van de realisatiegraad van coöperatieve projecten en commerciële projecten in de SDE++. Hierbij heb ik ook een analyse gemaakt van de meest voorkomende knelpunten voor coöperatieve projecten. De Monitor Zon-PV van 2022 geeft als voornaamste redenen voor non-realisatie van zonprojecten: ontoereikende dakconstructie, netcongestie en verzekerbaarheid van de zonnepanelen. De Lokale Energie Monitor 2020 geeft als hoofdredenen waarom specifiek coöperatieve projecten in 2020 niet of later realiseerden: vertraging bij planologische procedures, netcongestie, problemen met de dakeigenaar, complexe financiering en tegenvallende ledenwerving.

Op verschillende van deze punten heb ik in 2022 of eerder al actie ondernomen. Met de in de SCE 2023 doorgevoerde verbeteringen adresseer ik nog meer van deze knelpunten. Voor het complete overzicht van verbeteringen in de SCE 2023 verwijs ik u naar de genoemde Kamerbrief van 21 november jl. Hiernaast blijf ik op het gebied van participatie en draagvlak goed in gesprek met medeoverheden en zal ik mijn inspanningen hier voorzetten. Voorbeeld van een doorlopende inspanning op dit gebied is de Monitor Participatie Hernieuwbare Energie op Land (Kamerstuk 32 813, nr. 1087). Gelijktijdig met het versturen van deze antwoorden stuur ik uw Kamer een brief toe met daarin informatie over de resultaten van de SCE in 2022.

Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks- en PvdA-fractie

25. De leden van de GroenLinks- en PvdA-fractie schatten in dat dankzij de hoge energieprijzen de begrotingsreserve flink gevuld zal worden. Klopt het dat dit zal uitkomen op 4,8 miljard euro? Deze leden zijn gefrustreerd over het feit dat middelen uit de begrotingsreserve meerdere keren zijn uitgegeven aan andere zaken dan de energietransitie, temeer deze middelen zijn opgebracht via de ODE, en willen voorkomen dat dit nog vaker gebeurt. Kan de Minister een overzicht geven van de uiteindelijke uitgaven van het begrotingsreserve uit het verleden? Zijn er al plannen voor de extra middelen uit de begrotingsreserve? Kan de Minister de garantie geven dat dit niet weer naar de algemene middelen gaat?

Antwoord

In het verleden zijn verschillende onttrekkingen uit de SDE-reserve gedaan en ook de komende jaren staan er nog onttrekkingen gepland. Dit betreft de ophoging van de ISDE-regeling, de financiering van het Urgenda 2.0-pakket, voor het Regeerakkoord Rutte IV ter dekking van de verwachte kosten van kolenmaatregelen in 2022 en de financiering van de SCE op verzoek van de Tweede Kamer. Zie onderstaand de ontwikkeling van de begrotingsreserve duurzame energie.

Op basis van de hogere ramingen van de energie- en CO2-prijzen kan met de beschikbare kasmiddelen meer budget worden opengesteld. Daarom wordt het openstellingsbudget voor de SDE++ in 2023 verhoogd naar € 8 miljard. De onderuitputting in de SDE++ wordt daarmee ingezet voor het stimuleren van projecten voor hernieuwbare energie en reductie van CO2 binnen de SDE++.

26. De leden van de GroenLinks- en PvdA-fractie maken zich zorgen over de hoeveelheid beschikkingen die worden uitgegeven aan CCS. In hoeverre is de verwachting dat deze beschikkingen daadwerkelijk worden uitgegeven, gezien de ETS-prijzen?

Antwoord

De SDE++ richt zich op grootschalige uitrol van technieken die hernieuwbare energie produceren en andere technieken die de uitstoot van CO2 verminderen. Voor het opslaan en gebruik van CO2 is de kostprijs hoger dan de (mogelijke) opbrengsten. Er is dus sprake van een onrendabele top. De SDE++ is belangrijk om het project te financieren zodat de onrendabele top is afgedekt.

Gelijktijdig met het toesturen van deze antwoorden stuur ik uw Kamer een brief met daarin informatie over de resultaten van de SDE++-ronde van 2022.

27. Hoe staan deze beschikkingen in verhouding tot de originele afspraken uit het Klimaatakkoord? Is er een risico dat er nu onnodig andere SDE++-projecten niet doorgang vinden omdat ze in eerste instantie niet worden gehonoreerd aangezien het openstellingsbudget is overschreden?

Antwoord

Er ligt een flinke opgave voor Nederland als het gaat om CO2-emissiereductie. We willen CO2-emissies in 2030 met minimaal 55% reduceren en het kabinet richt het beleid op 60% om dit doel te halen. Dit is een aanzienlijke ophoging van de doelstelling (voor de industrie) ten opzichte van het Klimaatakkoord. Indien alle aangevraagde beschikkingen worden gehonoreerd blijf ik onder het plafond voor CCS uit het klimaatakkoord. Een dergelijke reductie van CO2-emissies is niet te behalen met enkel de uitrol van hernieuwbare energie en kernenergie. Ook richting 2050 blijft de inzet van CCS belangrijk om de klimaatdoelen te halen, zoals onder meer blijkt uit de Kamerbrief Contouren Nationaal plan energiesysteem (Kamerstukken 32 813 en 31 239, nr. 1053).

Om voldoende ruimte te bieden aan andere technieken in de SDE++ is in 2022 het openstellingsbudget flink verhoogd naar € 13 miljard. Met dit openstellingsbudget is de ruimte geboden om aan een zeer groot deel van alle aanvragen budget toe te kennen. In 2023 zal, zoals aangekondigd, het plafond voor CCS vervallen, omdat op andere wijze geborgd is (via de hekjes) dat andere technieken voldoende aan bod komen.

28. Deze leden vragen ook hoeveel projecten er door het plafond van 35 TWh geen doorgang hebben gevonden.

Antwoord

Het plafond van 35 TWh heeft er niet in geresulteerd dat projecten geen doorgang hebben gevonden. In de SDE++-openstellingsronde van 2022 was het plafond vastgesteld op 33,5 TWh en dit was niet beperkend, omdat er voor minder dan dit plafond aan aanvragen is ingediend. Voor de SDE++-ronde van 2023 vervalt het plafond.

29. De leden van de GroenLinks- en PvdA-fractie maken zich zorgen over de tarieven uit de SCE. Van betrokken partijen horen deze leden dat de tarieven niet toereikend zijn. Deze leden achten energiecoöperaties cruciaal voor het slagen van de energietransitie en zouden het dan ook een gemiste kans vinden wanneer de tarieven niet voldoende zijn om energiecoöperaties te stimuleren, zeker nu het budget is verhoogd. Betrokken partijen wijzen op de verhoogde prijzen van producten door onder andere hoge grondstofprijzen. Is de Minister hiermee bekend? Is de Minister in ieder geval bereid om wanneer er sprake is van onderuitputting van de SCE de tarieven te herzien?

Antwoord:

Nee. De subsidietarieven in de SCE stel ik jaarlijks vast op basis van onafhankelijk advies van PBL. De subsidietarieven kunnen niet meer wijzigen op het moment dat een subsidieronde geopend is. De SCE-ronde 2023 heb ik daarom vervroegd opengesteld om de eerder geschetste onderuitputting van de SCE-ronde 2022 op te vangen. Zo is de vertraging die projecten die een aanvraag willen doen hebben ervaren minimaal gebleven. Per openstelling van de SCE stel ik nieuwe subsidietarieven vast op basis van onafhankelijk advies van PBL en bezie ik welk openstellingsbudget toepasselijk is. PBL neemt in ieder advies voor de SCE de meest recente marktomstandigheden mee.

30. De leden van de GroenLinks- en PvdA-fractie zien graag meer ruimte binnen de SDE++ komt voor multifunctioneel ruimtegebruik. Er worden, terecht, steeds meer eisen gesteld rondom multifunctioneel ruimtegebruik. Hier moeten wel meerkosten voor worden gemaakt, daardoor dreigen projecten onrendabel te worden. Kan multifunctionaliteit binnen de SDE++ worden verwerkt? Ziet de Minister hier mogelijkheden voor? Eind november zou hier een rapport over komen. Wat zijn hier de conclusies van?

Antwoord

Ik onderschrijf het belang van multifunctioneel ruimtegebruik en wil deze ontwikkeling waar mogelijk ondersteunen. Multifunctioneel gebruik is echter een breed begrip en kan op vele manieren plaatsvinden. Vanwege de grote hoeveelheid van mogelijkheden voor multifunctioneel ruimtegebruik en grote verschillen in kosten van elk van die mogelijkheden is het niet haalbaar gebleken om een of meer categorieën voor multifunctioneel voor in de SDE++ te berekenen door PBL. Als het gaat om natuurinclusiviteit zie ik die mogelijkheden wel. Zo wordt in de SDE++-openstellingsronde van 2023 een opslag in het basisbedrag opgenomen voor de bescherming van vogels en vleermuizen en ter vermindering van lichtoverlast bij windprojecten. Daarnaast zorg ik ervoor dat, samen met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en het Interprovinciaal Overleg (IPO), in de SDE++-openstellingsronde van 2024 natuurinclusieve eisen in vergunningen op te nemen voor zon-PV.

31. Wat is de status van het kwaliteitsbudget?

Antwoord

Voor de aankomende openstellingsronde van de SDE++ heeft het PBL kosten voor natuurinclusiviteit en ecologie meegenomen in de berekening van de basisbedragen, omdat is vastgesteld dat het lokaal bevoegd gezag hier eisen aan stelt voor projecten. Door deze lokale eisen en het meerekenen van de kosten in de SDE++ subsidie wordt natuurinclusiviteit en ecologie lokaal beter geborgd en via de SDE++ vergoed. Daarnaast zorg ik er samen met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en het Interprovinciaal Overleg (IPO) voor dat vóór de SDE++-openstellingsronde van 2024, ook natuurinclusieve eisen in de lokale vergunningen op worden genomen voor zon-PV. Wanneer deze eisen zijn opgenomen zal het PBL ook de kosten hiervoor in de berekeningen meenemen als kosten die gemaakt moeten worden ter realisatie van een zonnepark, en zullen deze kosten dus in de SDE++ vergoed worden. Tevens heb ik samen met de andere opdrachtgevers het NP RES gevraagd om een vervolgonderzoek te laten uitvoeren en hierin ook multifunctioneel ruimtegebruik als een aspect van kwaliteit mee te nemen. NP RES maakt daarmee inzichtelijk hoe ruimtelijke en financiële instrumenten concreet en gericht kunnen worden ingezet. Ook verzamelt NP RES praktijkvoorbeelden om te kijken of additionele middelen nodig zijn.

Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie

32. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen allereerst hoe de Minister uitvoering gaat geven aan de motie van het lid Grinwis c.s. over één of twee jaar extra realisatietijd voor bestaande hernieuwbare-energieprojecten (Kamerstuk 29 023, nr. 380). De nood is hoog en zeker ten aanzien van de hoog opgelopen proceduretijd bij de Raad van State ligt de vertraging buiten de invloedssfeer van de initiatiefnemers. Wanneer hoort de Kamer en horen de initiatiefnemers op welk moment de één of twee jaar extra realisatietijd doorgevoerd gaat worden?

Antwoord

Gelijktijdig met het verzenden van deze antwoorden stuur ik uw Kamer een brief toe waarin ik uitgebreid in ga op hoe ik de motie van het lid Grinwis c.s. (Kamerstuk 29 023, nr. 380) uitvoer. Kort gezegd heb ik ervoor gekozen om projecten (zon, wind en geothermie) met vertraging via de mogelijkheid tot herindiening te ondersteunen. Dit betekent dat een project zijn subsidiebeschikking inlevert en in de komende SDE++-ronde opnieuw een beschikking kan aanvragen tegen de actuele voorwaarden. Het is mijn beeld dat deze projecten met deze mogelijkheid goed uit de voeten moeten kunnen.

33. De leden van de ChristenUnie-fractie maken zich zorgen over onderuitputting van de SDE++, aangezien de huidige marktomstandigheden voor een zeer kleine of een vaak niet bestaande onrendabele top zorgen bij projecten. De begrotingsreserve is inmiddels opgelopen naar 4,8 miljard in totaal. Tegelijkertijd vertraagt de energietransitie en dreigt het kabinet de klimaatdoelen niet te halen. Hoe gaat de Minister ervoor zorgen dat deze middelen alsnog op korte termijn ten goede komen aan de energietransitie?

Antwoord:

Op basis van de hogere ramingen van de energie- en CO2-prijzen kan met de beschikbare kasmiddelen meer budget worden opengesteld. Daarom wordt het openstellingsbudget voor de SDE++ in 2023 verhoogd naar € 8 miljard. De onderuitputting in de SDE++ wordt daarmee ingezet voor het stimuleren van projecten voor hernieuwbare energie en reductie van CO2 binnen de SDE++.

34. De leden van de ChristenUnie-fractie lezen tevens dat de Minister constateert dat er dit jaar minder zonneprojecten zijn ingediend ten opzichte van 2021, en zij horen van de sector terug dat met name bij projecten voor zon-op-dak kansen worden gemist. Dit is ongewenst gezien de plek van zon in de energietransitie en zeker zon-op-dak is in het kader van landschappelijke en ruimtelijke inpassing een heel belangrijke vorm van zonne-energie. De sector zelf geeft aan dat de eis om te bewijzen dat de dakconstructie sterk genoeg is tot extra kosten leidt, vooral ook omdat de regeling voor een dakversterkingssubsidie er nog niet is, terwijl deze wel is aangekondigd in de zonnebrief. Gaat de Minister deze regeling op zo kort mogelijke termijn uitvoeren, in ieder geval vóór de SDE-ronde in 2023?

Antwoord:

Ik heb aan het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) advies gevraagd over eventuele subsidiëring van dakversterking in combinatie met zon-PV en/of lichtgewicht zonnepanelen als (aparte) categorie in de SDE++. Realistisch gezien kan in dat geval bij positief advies een dergelijke categorie pas in 2024 meegenomen worden. Er zijn overigens meerdere factoren die bijdragen aan de stimulering van aanvragen van zonprojecten. Het wegnemen van de barrière «constructief ongeschikt dak» is daar één van.

35. Daarnaast zijn de hoge materiaalkosten, zoals ook aangegeven in de hierboven genoemde motie, een reden voor het mislukken van projecten voor zon-op-dak. Zo’n 1,2 TWh aan projecten gaat niet door, omdat de subsidiebedragen van afgelopen jaren niet meer kloppen.

Antwoord

Materiaalkosten maken onderdeel uit van de kosten die PBL standaard meeneemt in zijn advisering over de basisbedragen voor de SDE++. PBL heeft in zijn advies voor de basisbedragen 2023 een stijging van de materiaalkosten meegenomen. Een stijging in de materiaalkosten voor zonnepanelen wordt meegenomen in het vaststellen van de basisbedragen voor 2023.

36. Tot slot op dit punt wordt multifunctioneel ruimtegebruik de norm. Een gewenste ontwikkeling, wat de leden van de ChristenUnie betreft. De kostenstijging die dat met zich meebrengt zou wel in het basisbedrag van de SDE++ moeten komen, zoals ook bij andere kosten gebeurt. Is de Minister daartoe bereid?

Antwoord

Ik onderschrijf het belang van multifunctioneel ruimtegebruik en wil deze ontwikkeling waar mogelijk ondersteunen. Multifunctioneel gebruik is echter een breed begrip en kan op vele manieren plaatsvinden. Vanwege de grote hoeveelheid van mogelijkheden voor multifunctioneel ruimtegebruik en grote verschillen in kosten van elk van die mogelijkheden is het niet haalbaar gebleken om een of meer categorieën voor multifunctioneel voor in de SDE++ te berekenen door PBL. Als het gaat om natuurinclusiviteit zie ik die mogelijkheden wel. Zo wordt in de SDE++-openstellingsronde van 2023 een opslag in het basisbedrag opgenomen voor de bescherming van vogels en vleermuizen en ter vermindering van lichtoverlast bij windprojecten. Daarnaast zorg ik er samen met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en het Interprovinciaal Overleg (IPO) voor dat in de SDE++-openstellingsronde van 2024 natuurinclusieve eisen in vergunningen op worden genomen voor zon-PV.

37. De leden van de ChristenUnie-fractie staan open voor een onderzoek naar een contracts for difference-model voor de SDE++. Zij hebben vaker het voorstel hiervoor gedaan in debatten over dit onderwerp. Op welke termijn kunnen zij de resultaten van dit onderzoek verwachten van de Minister?

Antwoord

Op dit moment wordt een extern onderzoek uitgezet naar de mogelijkheden voor stimulering van zon- en windprojecten op land ter vervanging van de huidige SDE++. In dit onderzoek zal ook de mogelijkheid van een contract for difference worden onderzocht. Naar aanleiding van dit onderzoek zal ik bekijken in hoeverre de voorgestelde mogelijkheden in de toekomst eventueel kunnen worden ingezet voor andere SDE++-categorieën, naast zon en wind op land. Ik verwacht het resultaat van dit onderzoek in september. Ik zal deze kort daarna met de Kamer delen.

38. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen tot slot hoe het staat met de uitvoering van de aangenomen motie van de leden Grinwis en Erkens over een tijdelijke correctieregeling duurzame warmte (Kamerstuk 29 023, nr. 322). De hoge gasprijzen houden nog wel even aan, maar de duurzame warmtetransitie in de glastuinbouw kan niet langer op zich laten wachten. Doordat de SDE-referentie volledig is gebaseerd op de aardgasprijs en het voor glastuinbouwers het rendabeler is om terug te schakelen van duurzame warmte op Warmte-krachtkoppelingen (wkk’s). Zij zijn op de hoogte van het afgesloten convenant energietransitie glastuinbouw 2022–2030, maar daar is de uitvoering van deze motie niet bij betrokken. Bovendien is het risico op ongeoorloofde staatssteun heel klein, de tijdelijke correctieregeling zou niet alleen betrekking hebben op glastuinbouw, maar op duurzame warmte op als hele categorie en alle projecten die daarop inzetten. Er vinden immers al correcties plaats binnen de SDE++. Zij willen de Minister dan ook vragen voortvarend werk te maken van deze motie. Daarbij willen zij de Minister ook vragen om indien nodig buiten de SDE te kijken naar mogelijkheden om de vastgelopen projecten weer op te starten en daarbij te kijken naar de mogelijkheden van het Europese Temporary Crisis framework, aangezien de glastuinbouwsector ook een energie-intensief bedrijfssector is.

Antwoord

Gelijktijdig met het versturen van deze antwoorden stuur ik uw Kamer een brief toe waarin ik uitgebreid in ga op die manier waarop ik de motie van de leden Grinwis en Erkens (Kamerstuk 29 023, nr. 322) uitvoer. Kort gezegd ben ik het in zoverre met de motie eens dat de huidige situatie voor duurzame warmte projecten soms schrijnend is, omdat projecten onder andere door extreme marktomstandigheden hun duurzame warmte niet volledig en rendabel afgezet krijgen. Als tegemoetkoming voor de gevolgen van deze extreme marktomstandigheden is 60 miljoen euro gereserveerd voor een regeling, waarbij wordt gedacht aan een regeling op basis van het tijdelijke crisiskader Oekraïne. Hierbij geldt dat voor deze regeling goedkeuring van de Europese Commissie nodig is in het kader van staatssteun. Ik informeer uw Kamer als de regeling verder is uitgewerkt.

Naar boven