31 145 Wijziging van de Telecommunicatiewet en de Wet op de economische delicten in verband met de implementatie van Richtlijn 2006/24/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie betreffende de bewaring van gegevens die zijn verwerkt in verband met het aanbieden van openbare elektronische communicatiediensten en tot wijziging van Richtlijn 2002/58/EG (Wet bewaarplicht telecommunicatiegegevens)

V BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 juli 2011

Hierbij bied ik u aan «Antiterrorismemaatregelen1 in Nederland in het eerste decennium van de 21e eeuw». Het betreft een evaluatie uitgevoerd in eigen verantwoordelijkheid door het kabinet, ter uitvoering van de aanbevelingen van de commissie-Suyver.

1. Aanleiding evaluatie

In de door de Tweede Kamer aangenomen motie van de heer Pechtold van 15 november 2007 (Kamerstuk II 2007/08, 31 200 VI, nr. 79) is de regering verzocht te bezien op welke wijze een onderzoek naar het Nederlandse antiterrorismebeleid het beste kan worden vormgegeven.

Bij brief van 11 juli 2008 (Kamerstuk II 2007/08, 31 200 VI, nr. 132) is in reactie op de motie van de Tweede Kamer bericht dat een tijdelijke commissie bestaande uit externe deskundigen, onder voorzitterschap van de heer dr. J.J.H. Suyver, is gevraagd het kabinet hierover te adviseren.

Bij brief van 9 juli 2009 (Kamerstuk II 2008/09, 29 754, nr. 164) hebben de toenmalige Minister van Justitie en de toenmalige Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de Tweede Kamer bericht de aanbevelingen in het rapport van de commissie-Suyver over te nemen.

Tijdens het Algemeen Overleg van 29 oktober 2009 hebben beide ministers, mede op verzoek van meerdere kamerfracties, aan de Tweede Kamer gemeld direct aan de slag te gaan om in eigen verantwoordelijkheid uitvoering te geven aan de aanbevelingen van de commissie-Suyver en zodoende vanuit een praktische invalshoek invulling te willen geven aan de evaluatie van het antiterrorismebeleid. De Minister van Justitie en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties hebben u daartoe in januari 2010 een werkplan toegezonden. Bij brief van 23 november 2010 (Kamerstuk II 2010/11, 29 754, nr. 195) heb ik u bericht uiterlijk vóór 1 maart het werkplan te hebben uitgevoerd en u te berichten over de bevindingen.

2. Welke conclusies trekt het kabinet op basis van de evaluatie?

  • 1. Het Nederlandse antiterrorismebeleid is degelijk en deugdelijk, en niet in beton gegoten. De aanpak van terrorisme in Nederland past zich aan op basis van de ontwikkeling van het fenomeen, lessen uit de praktijk, rechterlijke toetsing en kritieken uit de maatschappij.

  • 2. Het pakket aan antiterrorismemaatregelen is in balans en toereikend. Het fenomeen terrorisme ontwikkelt zich echter voortdurend en de vraag of het pakket antiterrorismemaatregelen ook voor de toekomst toereikend is, is afhankelijk van de aard en omvang van de dreiging alsmede het gewenste niveau van veiligheid(sgevoel). Indien nodig zal het kabinet aanvullende maatregelen nemen. Van belang is wel dat steeds helder is en blijft waarom een maatregel noodzakelijk is. Daarvoor kan gelden dat sprake is van een nieuwe dreiging, een behoefte in de praktijk of een internationale afspraak. Uitkomst van dit onderzoek is dat voor de maatregelen die het afgelopen decennium zijn genomen – afgezien van het wetsvoorstel bestuurlijke maatregelen nationale veiligheid – deze noodzaak is gebleken.

  • 3. Door uitbreiding van de bevoegdheden van de bij terrorismebestrijding betrokken partijen in Nederland is de aanpak van terrorisme meer een gezamenlijk vraagstuk geworden. Dit is gezien de aard van het onderwerp noodzakelijk. Dat maakt de praktijk weliswaar complex, maar geconstateerd is dat de hiervoor nodige samenwerking tussen deze partijen goed is.

  • 4. Alhoewel de door de Radboud Universiteit onderzochte maatregelen tot nu toe om uiteenlopende redenen nauwelijks of niet door de Nederlandse of Europese rechter aan fundamentele rechten zijn getoetst, blijkt uit de analyse van Radboud dat geen van de behandelde antiterrorismemaatregelen als zodanig in strijd is met het EVRM.

3. Wat gaat het kabinet naar aanleiding van de evaluatie doen?

Zoals ik de Tweede Kamer eerder heb bericht zal het kabinet niet nalaten verbeteringen door te voeren daar waar dit mede naar aanleiding van deze evaluatie nodig blijkt. Het kabinet onderneemt de volgende acties:

  • Er zal een nationale contraterrorismestrategie worden opgesteld waarmee een samenhangende aanpak van terrorisme verder wordt bevorderd.

  • Het lerend vermogen wordt geborgd door in ieder geval vijfjaarlijks een dergelijke evaluatie uit te voeren.

  • Bevorderd zal worden dat het wetsvoorstel bestuurlijke maatregelen nationale veiligheid wordt ingetrokken.

  • Ten slotte zullen geleerde lessen worden opgenomen in de oefen- en opleidingsprogramma’s voor professionals die dagelijks bezig zijn met de bestrijding van terrorisme.

Ik vertrouw erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.

De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,

F. Teeven


X Noot
1

Ter inzage gelegd op de afdeling Inhoudelijke ondersteuning onder griffie nr. 148988.

Naar boven