31 200 VI
Vaststelling van de begrotingsstaten van het ministerie van Justitie (VI) voor het jaar 2008

nr. 132
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE

Den Haag, 18 april 2008

Naar aanleiding van uw verzoek tijdens het Algemeen Overleg van de vaste commissie voor Justitie van 5 juni 2007 informeer ik u als volgt. Ik heb u toegezegd een jaarlijks overzicht toe te sturen van zaken die het KLPD in het jaar daarvoor in behandeling neemt en afdoet.1 U treft bij dezen het overzicht aan van de in het jaar 2007 in behandeling genomen zaken.

Overzicht en toelichting

Tussen januari en december 2007 waren er in totaal 32 zaken bij het Team Internationale Misdrijven van de Nationale Recherche in behandeling. Van deze zaken zijn er 11 waarvan het onderzoek als afgerond beschouwd kan worden:

• 6 zaken waarin het haalbaarheidsonderzoek tot een negatieve conclusie heeft geleid;

• 3 zaken die in hoger beroep zijn afgedaan (maar nog niet onherroepelijk);

• 1 zaak waarin het onderzoek in Nederland stil ligt (de verdachte zit in overleveringsdetentie voor het Rwandatribunaal);

• 1 zaak waarin de verdachte overleden is.

Daarnaast zijn er nog 21 zaken waarvan het onderzoek nog niet afgerond is:

• 10 zaken waarvan het haalbaarheidsonderzoek nog loopt;

• 4 zaken waarvan tactisch onderzoek nog niet gestart kan worden;

• 7 zaken waarin tactisch onderzoek wordt/werd verricht.

In de meeste zaken die het Team Internationale Misdrijven in behandeling neemt, wordt eerst door de Nationale Recherche een haalbaarheidsonderzoek verricht. Een positieve beslissing op het haalbaarheidsonderzoek wil echter nog niet zeggen dat direct wordt gestart met een onderzoek. Te denken valt aan gevallen waarin onderzoek verricht moet worden in landen waar de situatie (feitelijk, juridisch, politiek) dit niet toelaat. In dergelijke gevallen maakt een zaak deel uit van de werkvoorraad van het Team Internationale Misdrijven.

Afdoening in eerste aanleg wil ook niet zeggen dat de rol van het Team Internationale Misdrijven is uitgespeeld. In vrijwel alle onderzoeken die tot een vervolging hebben geleid, is hoger beroep ingesteld. Het Team Internationale Misdrijven verleent ook bijstand in dergelijke gevallen. Daarnaast kan het voorkomen dat een onderzoek heropend wordt na een terugverwijzing door de Hoge Raad.

De opsporing en vervolging van deze zaken stelt aan alle betrokkenen bijzondere eisen en derhalve blijft een voortdurende inspanning op alle fronten noodzakelijk. De recente uitspraak van het Gerechtshof Den Haag in de zaak K. is in zekere zin een illustratie van de complexiteit van dit type zaken, die niet kunnen worden behandeld als doorsnee strafzaken. Het betreft zaken waarin de feiten dikwijls lang geleden in verre landen zijn gepleegd waarmee Nederland vaak weinig rechtshulpervaring heeft of waar de toepassing van het instrument van de wederzijdse rechtshulp stuit op mensenrechtelijke complicaties. Daarnaast kunnen er aanzienlijke bewijstechnische complicaties zijn, bijvoorbeeld doordat de landen waarin het bewijsmateriaal zich bevindt niet de technische knowhow of de middelen hebben om met het materiaal om te gaan.1 Desondanks is er de laatste jaren veel ervaring opgedaan en zijn er ook concrete resultaten geboekt. Mede met het oog op de beantwoording van de recent door de leden Teeven en Van Velzen gestelde schriftelijke vragen2 over het arrest in de zaak K., laat ik een analyse uitvoeren om te onderzoeken op welke wijze de opsporing en vervolging van deze zaken mogelijk nog verder verbeterd en geïntensiveerd kan worden. Ik zal u over de uitkomst hiervan per brief nader informeren. In deze brief zullen ook bovengenoemde kamervragen worden beantwoord. Deze beantwoording is immers niet los te zien van de te verrichten analyse.

Zoals u reeds bekend is, vindt daarnaast op dit moment een uitgebreide analyse van de toepassing van artikel 1F Vluchtelingenverdrag plaats, waarin eveneens de opsporing en vervolging van deze zaken aan de orde komt. Deze analyse verkeert in een vergevorderd stadium. De uitkomst zal in een separate brief aan uw Kamer worden verzonden.

De minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin


XNoot
1

TK 2006/07, 30 800 VI, nr. 116.

XNoot
1

Deze moeilijkheden zijn eerder beschreven in de evaluatie van het Plan Aanpak Oorlogsmisdrijven (zie Evaluatie Plan van Aanpak opsporing en vervolging oorlogsmisdrijven (TK 30 300 VI, nr. 119))

XNoot
2

Vragen van 12 maart 2008 van de leden van Velzen en Teeven (Aanhangsel Handelingen II, vergaderjaar 2007–2008, nr. 1915).

Naar boven