31 089 Urgentieprogramma Randstad

Nr. 124 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 26 juni 2017

De vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Infrastructuur en Milieu over de brief van 10 april 2017 over de eindevaluatie Groot Project RRAAM (Kamerstuk 31 089, nr. 123).

De vragen en opmerkingen zijn op 6 juni 2017 aan de Minister van Infrastructuur en Milieu voorgelegd. Bij brief van 23 juni 2017 zijn de vragen beantwoord.

De fungerend voorzitter van de commissie, Van Veldhoven

Adjunct-griffier van de commissie, Jansma

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Inleiding

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de eindevaluatie voor het Groot Project Rijk-Regioprogramma Amsterdam – Almere – Markermeer (RRAAM). Zij hebben nog enkele vragen.

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de eindevaluatie.

Algemeen

De leden van de CDA-fractie menen dat de eindevaluatie niet voldoet aan de vereisten uit de Regeling Grote Projecten. Zij vragen daarom of de eindvaluatie zo aangevuld kan worden dat daaraan wel voldaan wordt.

De leden van de CDA-fractie constateren dat de eindevaluatie beknopt is en dat verantwoording over eindresultaten niet goed mogelijk is. Zij vragen daarom of aanvullend inzicht geboden kan worden in de huidige stand van zaken, de bereikte doelen tot nu toe en de wijze waarop en mate waarin het budget is besteed. Deze leden zien graag nader gespecificeerd welk gedeelte van het Investeringsbudget van het Fonds Verstedelijking Almere (FVA) voor welk deel van de projecten gebruikt is en wat het effect is geweest van deze investeringen.

De leden van de CDA-fractie zie ook graag nader toegelicht in hoeverre het project heeft bijgedragen aan de versterking van de internationale concurrentiepositie van de Noordvleugel van de Randstad als geheel. Kan daarbij concreet worden geduid wat de bijdragen zijn geweest van de onderdelen van het project?

De leden van de CDA-fractie menen dat de verschillende (decentrale) overheden (gemeenten en provincies) in het project slecht samen werkten. Is er voldoende commitment aan het project dat dit zonder de bemoeienis van de Kamer goed gaat? Zo, ja, waar blijkt dat uit?

De leden van de CDA-fractie missen een schets van de stand van zaken ten aanzien van IJburg 2 bij Amsterdam, gelet op de voorwaarde van de bouw daarvan voor een beslissing voor een eventueel vervolg op de MIRT-verkenning. Tevens zien zij graag een meer integrale beschrijving van de woningbouwopgave voor de gehele Noordvleugel, dus zowel voor Almere, Amsterdam als Utrecht.

De leden van de CDA-fractie vragen wat de heroverweging van het project Hoornse Hop precies inhoudt. Wordt in verband daarmee het doel van een Toekomst Bestendig Ecologisch Systeem (TBES) nog wel gehaald? Tevens vernemen deze leden graag welk deel van het Investeringsbudget nog beschikbaar is en welk deel reeds voor welk doel is gebruikt.

De leden van de SP-fractie zijn ervan overtuigd dat de status van RRAAM als Groot Project beëindigd kan worden. Immers, RRAAM werd eerder ook al niet geschaard onder een «klassiek» Groot Project. Veel van de afspraken zijn geregeld via vastgelegde uitvoeringsafspraken (tussen Rijk en medeoverheden) en de informatievoorziening aan de Kamer is voorzien via diverse monitorings- en evaluatie-instrumenten. In deze uitvoeringsfase zijn geen grote risicovolle financiële besluiten aan de orde. Ook het feit dat de Kamer via het Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT) geïnformeerd blijft zorgt naar mening van deze leden dat de regio Amsterdam-Almere- Markermeer niet uit beeld verdwijnt.

II Reactie van de bewindspersoon

Inleiding

Na het Algemeen Overleg RRAAM op 26 januari 2017 is op 8 februari 2017 door uw Kamer besloten de procedure tot beëindiging van de Groot Projectstatus van RRAAM in gang te zetten. Onderdeel van deze procedure is de Eindevaluatie van het Groot Project RRAAM. Op 6 juni jl. heb ik van uw Kamer vragen ontvangen naar aanleiding van een schriftelijk overleg over deze Eindevaluatie. Bijgaand treft u de beantwoording.

Vraag

De leden van de CDA-fractie menen dat de eindevaluatie niet voldoet aan de vereisten uit de Regeling Grote Projecten. Zij vragen daarom of de eindevaluatie zo aangevuld kan worden dat daaraan wel voldaan wordt.

Antwoord

Uw Kamer heeft na het gereedkomen van de Rijksstructuurvisie RRAAM aangeven ook voor de «vervolgfase» van RRAAM de status van Groot Project te willen handhaven. In maart 2014 is daarover de Eerste Herziene Uitgangspuntennotitie uitgebracht. Naast het beperken van de rapportagefrequentie tot één maal per jaar, was de insteek om – gezien de uitvoeringsfase van RRAAM – te komen tot maatwerkafspraken over de informatievoorziening. Dat heeft in maart 2015 geleid tot de Tweede Herziene Uitgangspuntennotitie (Kamerstuk 31 089, nr. 116). Kern daarvan is het verzoek van uw Kamer om een integrale informatievoorziening over RRAAM met een minder zware proces- en beheersverantwoording dan gebruikelijk is volgens de Regeling Grote Projecten. Een (nieuwe) Basisrapportage wordt niet gemaakt en in 2015 en 2016 worden integrale, maar beknopte, Voortgangsrapportages RRAAM aan uw Kamer gestuurd.

Rekening houdend met de uitvoeringsfase van RRAAM en de maatwerkafspraken over informatievoorziening, ben ik van mening dat de eindevaluatie voldoet aan de aanwijzingen uit de Regeling Grote Projecten (artikel 16). Zo kent RRAAM bijvoorbeeld een adaptieve ontwikkeling. Er is geen vaststaand eindbeeld of vaste einddatum, waardoor de vragen «in welke mate de oorspronkelijke doelstellingen van het project zijn verwezenlijkt» en «in hoeverre de oorspronkelijke projectraming en projectplanning zijn gerealiseerd» slechts ten dele kunnen worden beantwoord. En wordt bijvoorbeeld de vraag «welke activiteiten daarvoor zijn verricht», gezien de maatwerkafspraken over informatievoorziening, enkel op hoofdlijnen beantwoord. In bijlage 1 van de eindevaluatie wordt een korte toelichting gegeven op welke wijze de aanwijzingen uit de Regeling Grote Projecten invulling hebben gekregen.

Vraag

De leden van de CDA-fractie constateren dat de eindevaluatie zeer beknopt is en dat verantwoording over de eindresultaten niet goed mogelijk is. Zij vragen daarom of aanvullend inzicht geboden kan worden in de huidige stand van zaken, de bereikte doelen tot nu toe en de wijze waarop en de mate waarin het budget is besteed.

Antwoord

RRAAM zit nog volop in de fase van ontwikkeling en uitvoering, gericht op het voldoen aan de voorwaarden die een vervolg van de afgesloten verkenning binnen bereik brengen. Een volgende fase, het vervolg op de MIRT-verkenning naar verdere infrastructuurmaatregelen, is pas aan de orde wanneer er voldoende stedelijke druk is opgebouwd. RRAAM kent hierbij een adaptieve ontwikkeling, waarbij een vaststaand eindbeeld of vaste einddatum ontbreekt. RRAAM kan niet geschaard worden onder de «klassieke» Grote Projecten. Er zijn in deze uitvoerende fase geen grote financiële besluiten of risico’s aan de orde. Realisatie verloopt volgens vastgelegde uitvoeringsafspraken tussen rijksoverheid en medeoverheden. Tot slot zijn er maatwerkafspraken met uw Kamer over de informatievoorziening.

In 2015 en 2016 zijn integrale, maar beknopte, Voortgangsrapportages RRAAM aan uw Kamer gestuurd. De rapportages gaan over de voortgang in de ontwikkeling van de drievoudige ambitie uit de Rijksstructuurvisie en RRAAM in de context van de Noordvleugel. De voortgang en de huidige stand van zaken in de drie ambities wordt in de eindevaluatie, gezien de maatwerkafspraken over informatievoorziening, op hoofdlijnen geschetst. In de eindevaluatie wordt om die reden slechts een beknopt financieel overzicht gegeven van relevante uitvoeringsprojecten, ook omdat die deels eigen verantwoordingslijnen kennen. Middels de begroting en MIRT overzichten van het Ministerie van IenM wordt in meer detail gerapporteerd over de voortgang van de Rijksprojecten.

Vraag

De leden zien graag nader gespecificeerd welk gedeelte van het investeringsbudget is besteed. Deze leden zien graag gespecificeerd welk gedeelte van het Investeringsbudget van het Fonds Verstedelijking Almere (FVA) voor welk deel van de projecten gebruikt is en wat het effect is geweest van deze investeringen.

Antwoord

De informatievoorziening met betrekking tot RRAAM wordt breed, integraal en op hoofdlijnen ingestoken conform de met uw Kamer afgesproken light-invulling. Het nader specificeren van gerealiseerde bedragen past niet bij deze maatwerkafspraken, omdat er sprake is van verschillende financieringstromen (Rijk, provincie, gemeente) met ieder hun eigen besluitvormings- en verantwoordingslijnen. Met betrekking tot het Fonds Verstedelijking Almere wordt door de gemeente Almere een afzonderlijk jaarverslag opgesteld, waarin gerapporteerd wordt over de voortgang van een aantal kwantitatieve doelen en de gebiedsontwikkelingen die vallen onder Almere 2.0. Ook wordt er een financieel totaaloverzicht gepresenteerd.

Vraag

De leden van de CDA-fractie zien ook graag nader toegelicht in hoeverre het project heeft bijgedragen aan de versterking van de internationale concurrentiepositie van de Noordvleugel van de Randstad als geheel. Kan daarbij concreet worden geduid wat de bijdragen zijn geweest van de onderdelen van het project?

Antwoord

RRAAM is, naast projecten als Zuidas, Stationsgebied Utrecht-Leidsche Rijn en het Noordzeekanaalgebied, één van de projecten die bijdragen aan de realisatie van de versterking van de internationale concurrentiepositie van de Noordvleugel. In RRAAM wordt middels een organische ontwikkeling toegewerkt naar het toekomstperspectief zoals beschreven in de Rijksstructuurvisie RRAAM. Met de realisatie van de langetermijn ambities van RRAAM is nog maar net begonnen en het is dus nog te vroeg om zinvolle uitspraken te doen over de mate waarin RRAAM heeft bijgedragen aan de versterking van de internationale concurrentiepositie van de Noordvleugel. Doordat de economie zich herstelt en er hard gewerkt wordt aan de uitvoering van RRAAM, mag verwacht worden dat de woningbouw en de werkgelegenheid in Almere een verdere positieve impuls zullen krijgen.

Vraag

De leden van de CDA-fractie menen dat verschillende (decentrale) overheden (gemeenten en provincies) in het project slecht samenwerken. Is er voldoende commitment aan het project dat dit zonder bemoeienis van de Kamer goed gaat? Zo ja, waar blijkt dat uit?

Antwoord

Ik ben samen met de regio verantwoordelijk voor RRAAM. De realisatie verloopt volgens vastgelegde uitvoeringsafspraken (Bestuursovereenkomst RRAAM, Uitvoeringsovereenkomst Almere 2.0) en samen streven we naar het behoud en de versterking van de internationale concurrentiepositie van de Noordvleugel. Wij werken daarvoor in RRAAM samen in diverse projecten om dit concreet «handen en voeten te geven». Afhankelijk van de inhoud en aan de orde zijnde besluiten in die projecten ligt het trekkerschap ervan in een aantal gevallen bij het Rijk en in andere gevallen bij de regio. Bij RRAAM is de rol van het Rijk in deze fase van het vervolg – ten opzichte van de vorige fase – veranderd in een meer faciliterende, bijdragende en kaderstellende rol. Van een slechte samenwerking tussen de overheden is mij niets bekend. Voor een goede afstemming tussen de drie ambities van RRAAM en andere majeure ontwikkelingen in de Noordvleugel is RRAAM reeds aangesloten op de al bestaande overlegstructuren rond het MIRT en de daaraan gekoppelde Gebiedsagenda Noord-Holland, Utrecht en Flevoland. Bij het beëindigen van de Groot Project status voor RRAAM zullen de ontwikkelingen binnen RRAAM worden meegenomen in de reguliere MIRT-overleggen en de informatievoorziening hierover aan de Tweede Kamer.

Vraag

De leden van het CDA missen een schets van de stand van zaken ten aanzien van IJburg 2 bij Amsterdam, gelet op de voorwaarde van de bouw daarvan voor een beslissing voor een eventueel vervolg op de MIRT-verkenning.

Antwoord

In het toekomstperspectief is de stad Almere, inclusief de nieuwe woningbouw-locaties, goed bereikbaar. Het toekomstige Almere wordt verdergaand verankerd in het stedelijk regionaal netwerk. Een IJmeerverbinding is hierbij de stip op de horizon, waarbij een vervolgonderzoek naar verdere infrastructuurmaatregelen plaats zal vinden zodra er 25.000 nieuwe woningen in Almere t.o.v. 2010 zijn gerealiseerd en er zicht is op afronding van IJburg II in Amsterdam. Tot nu toe ligt de focus hierbij op de woningbouwrealisatie in Almere.

Afronding van IJburg II is nog niet in zicht. De tweede fase van IJburg is gestart in 2014 met de aanleg van Centrumeiland. De planvorming van Centrumeiland is in 2015 opgestart en heeft geleid tot een Stedenbouwkundig Plan dat samen met het Investeringsbesluit in juli 2016 in de gemeenteraad is vastgesteld. De eerste paal is gepland voor 2018 waarna het Centrumeiland in tranches verder wordt ontwikkeld. In maart 2017 heeft de gemeente Amsterdam ingestemd met de ontwikkeling van het zogeheten Middeneiland. De eerste paal op Middeneiland staat gepland voor 2021.

Vraag

Tevens zien zij graag een meer integrale beschrijving van de woningbouwopgave voor de gehele Noordvleugel, dus zowel voor Almere, Amsterdam als Utrecht.

Antwoord

De ruimtelijk-economische ambities en opgaven in de Noordvleugel zijn vastgelegd in de Gebiedsagenda Noord-Holland, Utrecht en Flevoland. Op vele manieren en door vele partijen wordt samengewerkt aan de uitvoering, met als doel een sterke en duurzame regio, die internationaal concurrerend is en waar het goed werken en wonen is. RRAAM is, naast projecten als Zuidas, Stationsgebied Utrecht-Leidsche Rijn en het Noordzeekanaalgebied, één van de projecten die bijdragen aan de realisatie van de ambities. Die verschillende projecten vormen samen de uitdaging voor de Noordvleugel.

Vraag

De leden van de CDA-fractie vragen wat de heroverweging van het project Hoornse Hop precies inhoudt. Wordt in verband daarmee het doel van een Toekomstbestendig Ecologisch Systeem (TBES) nog wel gehaald?

Antwoord

Om bestuurders een handvat te bieden voor het verkrijgen van inzicht in de toestand van het Markermeer-IJmeer is het instrument Natuurthermometer Markermeer-IJmeer ontwikkeld (zie voortgangsrapportage RRAAM 2015). De natuurthermometer voor het Markermeer-IJmeer (stand 2014) laat zien dat er nog substantiële natuurmaatregelen uitgevoerd moeten worden om de gewenste ecologische systeemcondities te bereiken. De «Luwtemaatregel Hoornse Hop» was een van de maatregelen om een bijdrage te leveren aan de realisatie van een robuust Toekomstbestendig Ecologisch Systeem (TBES) in het Markermeer-IJmeer.

U bent via de brief van 14 oktober 2016 (Kamerstuk 34 550 A, nr. 9), bijlage afsprakenlijst, door mij geïnformeerd over hetgeen besproken is over het project «Luwtemaatregelen Hoornse Hop» in het bestuurlijke overleg MIRT-Noordwest Nederland. Aangezien het project niet de verwachte effecten zou opleveren, is de planuitwerking gestopt en is een nieuwe verkenning gestart naar een alternatieve maatregel om een doelmatige bijdrage te leveren aan TBES. Deze «Verkenning ecologische maatregel Markermeer» wordt eind 2017 afgerond en uw Kamer wordt hierover, via het MIRT, uiteraard geïnformeerd.

Vraag

Tevens vernemen deze leden graag welk deel van het Investeringsbudget nog beschikbaar is en welk deel reeds voor welk doel is gebruikt.

Antwoord

Na het besluit om de planuitwerking van het project «Luwtemaatregelen Hoornse Hop» te stoppen, is afgesproken dat de financierende partijen (het Rijk en de provincies Flevoland en Noord-Holland) de budgetten voorlopig gereserveerd houden voor alternatieve ecologische maatregelen in het Markermeer. Ook de voorwaarden voor inzet van deze budgetten zijn onveranderd. Het realisatie-budget voor de «Ecologische Maatregel Markermeer» bedraagt € 9 miljoen.

Gelet op synergiekansen tussen TBES en kaderrichtlijnwater (KRW) doelen, is bij aanvang van de planuitwerking circa € 6 miljoen aan KRW-middelen gekoppeld aan het budget van de Luwtemaatregel Hoornse Hop. Het streven was om deze koppeling in stand te houden bij de start van de verkenning ecologische maatregelen markermeer, maar het bleek dat mogelijke alternatieve maatregelen qua bereik en planning niet aansluiten bij de Europese verplichtingen (lopende 2e tranche van het KRW programma, realisatie voor eind 2021). Het KRW-budget wordt daarom ingezet nabij de versterking Houtribdijk voor het realiseren van luw en ondiep water. Daarmee zijn zowel KRW als TBES doelen gediend.

Naar boven