31 066 Belastingdienst

Nr. 743 BRIEF VAN DE MINISTER EN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 1 december 2020

Hierbij bieden wij uw Kamer het ADR-rapport aan met de bevindingen van het onderzoek naar de ontwikkeling in raming en realisatie van de schenk- en erfbelasting over de periode 2016 tot en met 20191. Op 27 februari 2020 is uw Kamer geïnformeerd over dit onderzoek van de ADR.2

In deze brief informeren wij uw Kamer ook over andere ontwikkelingen binnen de schenk- en erfbelasting waaronder de belastingrente voor de erfbelasting.

Bevindingen ADR-rapport

Het onderzoek van de ADR ziet op de ontwikkeling van de raming en realisatie van de schenk- en erfbelasting. Uit het onderzoek komt naar voren dat een combinatie van kasverschuivingen en het ontbreken van uitvoeringsinformatie heeft geleid tot verschillen in de (initiële) raming en gerealiseerde opbrengsten. Oftewel, het later opleggen van aanslagen heeft ervoor gezorgd dat de belastingopbrengsten ook later zijn ontvangen. Er heeft een verschuiving plaatsgevonden van het jaar 2017 naar de jaren 2018 en 2019. Een belangrijke bevinding over het verschil tussen de ramingen en de realisatie was het ontbreken van uitvoeringsinformatie die van belang was voor de hoogte van de ramingen.

Het rapport geeft duidelijke punten van verbetering. In de managementreactie worden de bevindingen en adviezen uit het onderzoek onderschreven. Het belang is onderkend om informatie die de ramingen kan raken in een zo vroeg mogelijk stadium te signaleren. De adviezen zullen worden overgenomen.

Voor dit onderzoek is tevens gevraagd om een assurancerapport. Voor een assurance-opdracht is, in tegenstelling tot een onderzoeksopdracht, een vooraf door de opdrachtgever opgesteld normenkader noodzakelijk. Vanwege de aannames en schattingen die per definitie ten grondslag liggen aan de raming en eventueel gederfde belastingontvangsten, is dit niet goed mogelijk. Een assurance-opdracht werd door de ADR daarom niet haalbaar geacht. Om die reden heeft deze geen assurancerapport uitgebracht. Dit doet echter niet af aan de kwaliteit en de uitkomsten van het onderzoek.

Wij danken de ADR voor het gedegen onderzoek dat is verricht en verwijzen u graag naar de managementreactie van de secretaris-generaal voor de beoogde opvolging van de aanbevelingen die uit dit rapport naar voren zijn gekomen.

Belastingrente voor de erfbelasting

In maart 2018 is vanwege automatiseringsproblemen een beleidsbesluit3 in werking getreden, waarin is voorzien dat in de erfbelasting voor overlijdens vanaf 1 januari 2017 zolang als nodig is geen belastingrente in rekening wordt gebracht bij belastingaanslagen erfbelasting.

Inmiddels wordt aan de randvoorwaarden, om de belastingrente voor de erfbelasting aan te zetten, voldaan. Het automatiseringssysteem voor de erfbelasting is op orde waardoor benodigde functionaliteiten tijdig kunnen worden geïmplementeerd door de Belastingdienst. Daarnaast is het normale verwerkingsritme van de aangiften erfbelasting bereikt. Dit houdt in dat gemiddeld 70% van de aangiften binnen drie maanden na ontvangst door de Belastingdienst en gemiddeld 90% binnen zes maanden na ontvangst zijn behandeld. Dit betekent dat de aanslagoplegging op orde is en de burger snel bericht krijgt van de Belastingdienst. Ook is de samenstelling van de voorraad aangiften erfbelasting jong.

Op grond van bovenstaande wordt de belastingrente voor de aangiften erfbelasting voor overlijdens vanaf 1 januari 2021 aangezet. Wij achten het niet wenselijk dat aangiften erfbelasting voor overlijdens die hebben plaatsgevonden in de periode dat de belastingrente «uit» stond alsnog met belastingrente worden geconfronteerd. De belastingrente wordt daarom alleen aangezet voor overlijdens vanaf 1 januari 2021. Voor overlijdens in de periode van 1 januari 2017 tot en met 31 december 2020 geldt dus eerbiedigende werking, dat wil zeggen dat de belastingrente «uit» blijft. Er wordt bij het vaststellen van de aanslag erfbelasting overigens alleen belastingrente in rekening gebracht als de aangifte erfbelasting te laat wordt ingediend (dat wil zeggen na acht maanden na het overlijden) of als bij de definitieve aanslagregeling wordt afgeweken van de aangifte. Belastingrente kan ook worden voorkomen door tijdig een verzoek te doen om een voorlopige aanslag. De termijn van acht maanden brengt met zich mee dat de belastingrente op zijn vroegst pas weer vanaf 1 september 2021 in rekening kan worden gebracht.

Interactie met nabestaanden

De Belastingdienst stuurt binnen drie tot vier weken na ontvangst van het bericht van overlijden van een belastingplichtige een condoleancebrief naar het laatst bekende adres van de overledene. Bij deze brief zit een formulier waarin gevraagd wordt om de naam en het adres van een contactpersoon voor het afhandelen van lopende zaken van de overledene.

Hierna volgt een beoordeling of de nabestaande een aangifte moet indienen wat kan leiden tot een uitnodiging tot het doen van aangifte of een brief «geen aangifte». De nabestaande wordt hierover binnen vier maanden na het overlijden van de erflater geïnformeerd. In deze brief staat ook hoe de aangifte erfbelasting moet worden ingediend en binnen welke termijn de aangifte moet worden ontvangen door de Belastingdienst. De nabestaande kan om uitstel verzoeken. Het verzoek voor uitstel moet voor de uiterlijke aangiftedatum worden ingediend. Nabestaanden kunnen ook een verzoek indienen voor een voorlopige aanslag als zij nog niet over alle voor de aangifte relevante gegevens beschikken. Na ontvangst van de aangifte door de Belastingdienst volgt in circa 90% van de gevallen binnen drie tot zes maanden een definitieve aanslag.

Nabestaanden kunnen informatie hierover via de website van de Belastingdienst raadplegen. Op de website is er ook een checklist voor de nabestaanden opgenomen om te controleren of alle noodzakelijke stappen en formulieren gevolgd zijn. Bovendien kunnen de nabestaanden via een gratis telefoonnummer contact opnemen met de belastingtelefoon.

Beleidsbesluit

Het aanzetten van de belastingrente voor overlijdens vanaf 1 januari 2021 en de eerbiedigende werking voor overlijdens in de periode 1 januari 2017 tot en met 31 december 2020 wordt geregeld via een beleidsbesluit dat nog dit jaar zal worden gepubliceerd in de Staatscourant.

De Minister van Financiën, W.B. Hoekstra

De Staatssecretaris van Financiën, J.A. Vijlbrief


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
2

Kamerstuk 31 066, nr. 602.

Naar boven