31 066 Belastingdienst

Nr. 602 BRIEF VAN DE MINISTER EN STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 27 februari 2020

In de brief van 20 september 2019 heeft de toenmalige Staatssecretaris van Financiën uw Kamer meegedeeld dat de Auditdienst Rijk (ADR) de uitvoering van toezichtprocessen van de schenk- en erfbelasting meer diepgaand zal onderzoeken (Kamerstuk 31 066, nr. 525). In het AO Belastingdienst van 25 september jl. heeft het lid Omtzigt in aanvulling hierop verzocht de ADR nader onderzoek te laten doen naar de erf- en schenkbelasting, inclusief een assurancerapport. Tijdens het AO is door de heer Omtzigt specifiek gevraagd om inzichtelijk te maken wat het verschil verklaart tussen de nadere uitwerking van de raming en een tijdspad voor de belastingopbrengsten.

De ADR zal volgtijdelijk twee onderzoeken uitvoeren:

  • Onderzoek A: ontwikkeling raming en realisatie van schenk- en erfbelasting. Dit betreft een onderzoek met een rapport van bevindingen naar de ontwikkeling in raming en realisatie van Erfbelasting over de periode 2016 tot en met 2018. Mocht daar aanleiding toe zijn dan kan de onderzoeksperiode uitgebreid worden.

  • Onderzoek B: Naleving procedures bij de schenk- en erfbelasting. Dit betreft een onderzoek met een rapport van bevindingen naar de naleving van de voorgeschreven procedures voor de aanslagregeling en het afhandelen van bezwaren in de periode 2017 en 2018. In het rapport van bevindingen kan de ADR, daar waar mogelijk handelingsperspectief geven. De resultaten uit onderzoek A zal richting geven aan het uit te voeren onderzoek B.

Wij streven ernaar voor het zomerreces de resultaten van het onderzoek A met uw Kamer te delen. Gezien de complexiteit kan het zijn dat er meer tijd nodig is. Daarover wordt u in dat geval tezijnertijd geïnformeerd.

De vaste commissie voor Financiën heeft tijdens de procedurevergadering van 5 december tevens aangegeven dat een viertal vragen openstaan:

  • Hoe komt het dat de raming en de realisatie van elkaar afwijken?

  • Hoeveel aanslagen zijn er opgelegd?

  • Hoeveel geen-aangifte-brieven zijn er verstuurd?

  • Hoe matchen de geen-aangifte-brieven met de aangiften die gedaan zijn?

Deze vragen worden meegenomen in de beantwoording van onderzoek A.

De Minister van Financiën, W.B. Hoekstra

De Staatssecretaris van Financiën, J.A. Vijlbrief

Naar boven